Gezondheidsprofiel Nijmegen 2007



Vergelijkbare documenten
Op weg naar de speerpuntennotitie lokaal gezondheidsbeleid Boxmeer : Speerpunten voor Boxmeer?? Esther Hendriks 24 september 2009

Regionale VTV Levensverwachting en sterftecijfers. Referent: Drs. M.J.J.C. Poos, R.I.V.M.

Samenvatting Twente. 2 van 6 Kernboodschappen Twente. Versie 2, oktober 2013

Ouderenmonitor Gezondheidsonderzoek 65-plussers regio Nijmegen. Gezondheidsonderzoek kinderen 0-12 jaar regio Nijmegen

Kernboodschappen Gezondheid Enschede

Kernboodschappen Gezondheid Almelo

Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten

Kernboodschappen Gezondheid Losser

Kernboodschappen Gezondheid Borne

Kernboodschappen Gezondheid Dinkelland & Tubbergen

Kernboodschappen Gezondheid Oldenzaal

Samenvatting Losser. 2 van 5 Twentse Gezondheids Verkenning Losser. Versie 1, oktober 2013

Kernboodschappen Gezondheid Wierden

INFOKAART OUDEREN EN ROKEN

Kernboodschappen Gezondheid Haaksbergen

Samenvatting Jong; dus gezond!?

Kernboodschappen Gezondheid Twenterand

Toekomstbestendige zorg in Noord-Brabant: Voorlopige resultaten. Dung Ngo MSc 15 december 2010

Samenvatting Noaberkracht Dinkelland Tubbergen

Regionale VTV Ziekten in de toekomst. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Ziekten in de toekomst

Lokaal gezondheidsbeleid Workshop 18 februari 2016

Nota Lokaal Gezondheidsbeleid

Wijkgericht werken: doel of middel?

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Borgele en Platvoet Deventer

Bouwstenen nota volksgezondheid Renate Martens en Ivanka van der Veeken. Gemeente Drimmelen GGD West-Brabant:

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald

Depressie in Zeeland

Gezond meedoen in Sittard-Geleen. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

OInleiding1c Psychische ongezondheid Psychische problemen Ervaren gezondheid Eenzaamheid

Geestelijke gezondheid

Gezond meedoen in Stein. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezond meedoen in Kerkrade. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Noord gezond en wel?

Subregio Nederland t.o.v Sociaal economische status (SES) % / aantal subregio / regio

Zorg voor geest kost nog steeds het meest

deelrapport Levensverwachting en sterfte

3 De WMO in zicht in de regio Gelre-IJssel

Bestrijding ongezonde leefstijl hard nodig om forse stijging diabetes, hart- en vaatziekten en nierfalen te voorkomen.

Sterfte aan hart- vaatziekten in dertig jaar gehalveerd Minder sterfte vooral door betere diagnostiek en behandeling

Twenterand. Colofon. Maakt deel uit van de Twentse Gezondheidsverkenning. Samenstelling. Uitgave. Copyright. Pagina Pagina 1

Zuidoost gezond en wel?

Factsheet Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012

Bijlage 3 Jaarprogramma gemeente Meerssen 2008 (inclusief Jeugdgezondheidszorg)

Kernboodschappen Gezondheid Hengelo

Gezond meedoen in Gulpen-Wittem. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Centrum gezond en wel?

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Regio Gelderland Midden

Het project in fasen. Waarom dit project? Gebiedsgerichte Zorg. Resultaten fase 1 en 2. Dit Zorgbelang Fryslân project wil:

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Strategische Agenda Een gezond en veilig bestaan voor onze inwoners in Zaanstreek-Waterland

CBS: Steeds minder mensen overlijden aan een acuut hartinfarct

Conclusies en aanbevelingen

Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen 2016 Samenvatting gemeente Haarlemmermeer

Raadsvergadering, 29 januari Voorstel aan de Raad

Raadsvoorstel (gewijzigd)

Gezond meedoen in Nuth. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Regionale VTV Bevolking. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Bevolking

Gezond meedoen in Vaals. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Regionale VTV Roken. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Roken

Gezondheidsmonitoren jongeren en ouderen. Meta Moerman Cie Welzijn gemeente Neerijnen 19 juni 2012

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Voorstad Deventer

2e Themasessie Gezondheid. September 2014

Gezond meedoen in Landgraaf. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezond meedoen in Simpelveld. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Raads informatiebrief

Gezond meedoen in Heerlen. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Factsheet Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012

E-MOVO Hoe gezond zijn jongeren in de regio Nijmegen?

Regionale VTV WPG / Ouderen. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport WPG / Ouderen

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Factsheet Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012

cijfers en feiten Hart- en vaatziekten bij vrouwen en mannen Uitgave van de Nederlandse Hartstichting februari 2011

Lokale Verkenning Gemeente Amersfoort 2011

Nieuw-West gezond en wel?

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Renkum

Gezond meedoen in Maastricht. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Onderwerp: Verlengen nota Lokaal gezondheidsbeleid Wijk bij Duurstede

V O LW A S S E N E N

Omgevingsanalyse Urk

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe

matige alcohol consumptie gezondheid

Gezondheid in beeld:

5 Ouderen in de regio Gelre-IJssel

Lesbische en biseksuele vrouwen & homoseksuele mannen in Amsterdam: gezond en wel?

PROGRAMMABEGROTING

Lichamelijke gezondheid

Sterfte in Drenthe. Sterfte over de periode

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Rozendaal

Gezond meedoen in Eijsden-Margraten. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezond meedoen in Valkenburg aan de Geul. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezond meedoen in Schinnen. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Auteurs Caroline Timmerman, epidemioloog Petra Boluijt, epidemioloog

Armoede en gezondheid Dike van de Mheen

Ouderenonderzoek Kennemerland

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Wageningen

PROGRAMMABEGROTING

LANDELIJKE EN REGIONALE SCENARIO S VOOR TOEKOMST VAN ZORG EN GEZONDHEID

Dorpsprofielen gemeente Bunnik. Carolien Plevier 29 september 2017

Welzijn en (gezondheids)zorg

Transcriptie:

Gezondheidsprofiel Nijmegen 2007 - lokale, regionale en landelijke cijfers ter onderbouwing van het lokaal gezondheidsbeleid- colofon auteur(s) M. van der Star, S. Soeterboek met bijdragen van vele andere GGD-medewerkers uitgave GGD Regio Nijmegen datum april 2007/jan 2008 afdeling BEGI

Voorwoord Gezondheid is een boeiend en veelzijdig onderwerp. Dat blijkt wel bij het bekijken van dit gezondheidsprofiel van de gemeente Nijmegen. De informatie varieert van sterfte aan hart- en vaatziekten tot overmatig alcoholgebruik bij jongeren, van noodzaak van opvoedingsondersteuning tot milieurisico's, van sociaal economische gezondheidsverschillen tot verkeersveiligheid, van overgewicht bij jongeren tot mobiliteit van ouderen, van knelpunten bij de zorg voor dak- en thuislozen tot veilig vrijen.. en dan nog veel meer. Het materiaal is in dit gezondheidsprofiel bijeen gebracht om u als gemeente een basis te bieden voor het opstellen van de gemeentelijke nota lokaal gezondheidsbeleid. Zo veel als mogelijk zijn de cijfers tot op gemeenteniveau uitgesplitst. Daar waar geen lokale cijfers beschikbaar zijn, is gebruik gemaakt van regionale of landelijke cijfers. Vier jaar geleden heeft de GGD een vergelijkbare exercitie uitgevoerd. Wel zijn er enkele aanpassingen ten opzichte van vorig keer. Enerzijds zijn er meer lokale, regionale en landelijke gegevens beschikbaar. Anderzijds is het geheel dit keer voorzien van een samenvatting (hoofdstuk 1), specifieke aandachtspunten (hoofdstuk 10) en aanbevelingen (hoofdstuk 11). Hiermee beschouwen we dit gezondheidsprofiel een verbetering ten opzichte van vier jaar geleden. We hebben nu al de verwachting dat we u in de toekomst nog verdere verbeteringen kunnen bieden. Zo is het ons streven om het gezondheidsprofiel beter digitaal beschikbaar te maken. Dat maakt het systeem dan flexibeler om tussentijds gegevens te kunnen vernieuwen of aan te vullen. Maar, zover zijn we nog niet. Voor dit moment spreek ik mijn wens uit dat we u met deze informatie van dienst zijn, ter onderbouwing van de keuzes die u zult moeten maken in het lokaal gezondheidsbeleid. Als GGD blijven we graag met u in gesprek over de bijdrage die wij kunnen leveren bij het nader invullen en mede uitvoeren van het gemeentelijk gezondheidsbeleid. Wim Keijzer, directeur GGD april 2007 pagina 2 van 88

Inhoudsopgave 1 Samenvatting 5 2 Inleiding 10 2.1 Doel en doelgroep 10 2.2 Bronnen 10 2.3 Toekomstplannen 10 3 Hoe staat het met onze gezondheid? 11 3.1 Hoe gezond zijn we? 11 3.1.1 Sterfte en levensverwachting 11 3.1.2 Ervaren gezondheid 12 3.2 Sociaal economische gezondheidsverschillen 13 3.3 Preventie 14 4 Wat zijn de belangrijkste ziekten en wat weten we ervan? 16 4.1 Wat zijn de belangrijkste ziekten of aandoeningen? 16 4.2 Hart - en vaatziekten 17 4.3 Kanker 19 4.4 Psychische stoornissen / psychosociale problemen 23 4.5 Luchtwegaandoeningen 26 4.6 Aandoeningen van het bewegingsstelsel 28 4.7 Ongevallen 29 4.8 Diabetes Mellitus 31 4.9 Infectieziekten 33 5 Hoe staat het met onze leefstijl? 36 5.1 Bewegen 36 5.2 Voeding 40 5.3 Overgewicht 42 5.4 Roken 44 5.5 Alcohol 46 5.6 Drugs 49 5.7 Veilig vrijen 51 6 Hoe staat het met de omgevingsfactoren? 53 6.1 Verkeersveiligheid 53 6.2 Fysieke omgeving / milieu 54 6.2.1 Buitenmilieu/luchtverontreiniging 54 6.2.2 Binnenmilieu 56 6.3 Sociale omgeving 57 6.3.1 Sociale relaties /eenzaamheid 57 6.3.2 Leefbaarheid woonbuurt 58 7 Zorg 59 7.1 Openbare geestelijke gezondheidszorg 59 7.2 Mantelzorg 60 7.3 Thuiszorg 60 7.4 Verzorging en verpleging 61 7.5 Huisartsenzorg en tandartsbezoek 61 7.6 Geestelijke gezondheidszorg 61 7.7 Geneesmiddelengebruik 62 7.8 Hulpmiddelengebruik 63 8 Demografie 64 8.1 Bevolkingsopbouw 2005 64 8.2 Bevolkingsprognoses 64 8.3 Sociaal-maatschappelijke indicatoren 65 8.4 Sociaal economische status per postcodegebied 67 9 Specifieke risicogroepen 68 9.1 Jeugd 68 9.2 Ouderen 68 9.3 Kwetsbare groepen 68 9.3.1 Dak- en thuislozen 69 9.3.2 Alcoholisten 69 9.3.3 Drugsverslaafden 70 9.3.4 (Ex) psychiatrische patiënten 70 pagina 3 van 88

9.3.5 Straatprostituees 71 9.3.6 Verkommerden/huisvervuilers 71 9.3.7 Zorgmijders 72 9.3.8 Multiproblem gezinnen 72 9.3.9 Illegalen 73 9.3.10 Mensen met een lage sociaal -economische status 73 9.3.11 Allochtonen 74 9.3.12 Mensen met een handicap 74 9.3.13 Slachtoffers van huiselijk geweld 75 10 Aandachtspunten vanuit de gezondheidsprofielen 77 10.1 Wat zijn de landelijke aandachtspunten? 77 10.2 Wat zijn regionale aandachtspunten? 77 10.3 Wat zijn de specifieke aandachtspunten voor Nijmegen? 79 11 Aanbevelingen 80 Begrippen- en afkortingenlijst 84 Bijlage 1: berekening sterfte- en incidentiecijfers 85 Bijlage 2: Uitsplitsingen naar stadsdeel 86 pagina 4 van 88

1 Samenvatting Dit gezondheidsprofiel is opgesteld om u als gemeente te voorzien van een zo compleet mogelijk beeld van de gezondheid van de bevolking. Daartoe is alle beschikbare en relevante informatie over de gezondheid en factoren die da armee samenhangen verzameld 1 en overzichtelijk gerapporteerd. De meest gebruikte bronnen zijn: eigen GGD -onderzoeken en -registraties. Maar daarnaast is ook gebruik gemaakt van informatie van anderen zoals het RIVM, CBS, IKO, ROVG, IrisZorg, SCP en anderen. Daar waar geen informatie op gemeentelijk niveau beschikbaar is, zijn regionale gegevens weergegeven. De informatie uit het profiel kan de gemeente gebruiken ter onderbouwing/actualisering van het lokaal gezondheidsbeleid, hetgeen onder andere tot uitdrukking komt via de nota Lokaal Gezondheidsbeleid, welke in 2007 weer moeten worden opgesteld. Hoe staat het met onze gezondheid? (Gezonde) levensverwachting De levensverwachting voor kinderen die in 2003 in de regio Nijmegen geboren zijn, is 78,4 jaar (mannen 75,9 en vrouwen 80,8). Dat is iets lager dan het gemiddelde van heel Nederland (78,8 jaar). Dat komt ook overeen met de sterfte, welke in de regio Nijmegen iets hoger is dan landelijk. De levensjaren worden niet allemaal in gezondheid doorgebracht. De levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is voor inwoners uit de regio Nijmegen 67,6 jaar (NL: 68,7 jaar) en de levensverwachting in goede geestelijke gezondheid is 66,0 jaar (NL: 68,1 jaar). Op deze onderdelen is de situatie in de regio Nijmegen dus ongunstiger dan gemiddeld in Nederland. Overigens zijn dit uitkomsten die in grote lijnen overeenkomen met de gezondheidsprofielen van 2003. Ook toen bleek dat onze regio op de diverse maten van levensverwachting onder het landelijk gemiddelde uitkwam. Sociaal economische gezondheidsverschillen De sociaal economische status (SES) van mensen is ongelijk verdeeld. De SES van de inwoners van de regio Nijmegen scoort relatief laag, vergeleken met het landelijk gemiddelde. Ook de stad Nijmegen scoort (net als de meeste steden) onder het landelijk gemiddelde. Maar uiteraard bestaan ook binnen Nijmegen grote verschillen in de SES van de inwoners. De gezondheid van mensen blijkt duidelijk samen te hangen met deze sociaal economische verschillen. Op basis van landelijk onderzoek blijkt dat mensen met een lage opleiding gemiddeld bijna vier jaar korter leven en dat de levensverwachting in goede gezondheid (zonder lichamelijke beperkingen) bijna tien jaar korter is dan bij mensen met een hoge opleiding. Ook in Nijmegen spelen dergelijke sociaal economische gezondheidsverschillen een rol. De oorzaak van dergelijke verschillen is complex. Moeilijkere leefomstandigheden, ongezondere leefgewoonten en slechtere woon- en werksituatie spelen een elkaar versterkende rol. Preventie De collectieve preventie draagt, naast de zorg, een aanzienlijke bijdrage aan de volksgezondheid in Nederland. Landelijk wordt gesteld dat er momenteel vooral veel gezondheidswinst te behalen is met gezondheidsbevordering. Het bevorderen van een gezonde leefstijl is dan ook het landelijke hoofdthema voor preventiebeleid (preventienota 'Kiezen voor gezond leven'). Ongezonde leefgewoonten vormen een groot risico voor bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, kanker, chronische luchtwegaandoeningen en diabetes (type 2). Ongezond gedrag staat niet op zichzelf, maar hangt sterk samen met de sociale en fysieke omgeving waarin mensen opgroeien, naar school gaan, wonen, werken en recreëren. Wat zijn de belangrijkste ziekten? De 'ziekten' waaraan de meeste levensjaren verloren gaan 2, zijn: coronaire hartziekten, longkanker, beroerte, borstkanker, COPD 3, darmkanker en suïcide. Dit zijn, met uitzondering van suïcide, ziekten die voor een groot deel dezelfde risicofactoren kennen: roken, overgewicht, ongezonde voeding, te weinig bewegen en overmatig alcoholgebruik. Voor de regio en de stad Nijmegen geldt dat de sterfte aan hart- 1 Veelal betreft het reeds eerder gepubliceerd materiaal. 2 Verloren levensjaren: bij dit criterium telt een overlijden van iemand die jong is, zwaarder mee dan een overlijden van iemand die oud is. 3 COPD = Chronic Obstructive Pulmonary Diseases, hieronder vallen de chronische longaandoeningen: longemfyseem en chronische bronchitis. Vroeger werd met name de term CARA gebruikt hieronder valt naast de COPD-ziekten ook astma. pagina 5 van 88

/vaatziekten, longkanker, COPD en darmkanker hoger is dan gemiddeld in Nederland. De sterftekans is echter niet het enige relevante criterium. Ook een niet-dodelijke aandoening kan de kwaliteit van leven ernstig aantasten, evenals een ziekte die men wel overleeft, maar waaraan men duidelijke restverschijnselen overhoudt. De ziekten die de kwaliteit van leven het meest aantasten, zijn: angststoornissen, coronaire hartziekten, depressie, beroerte en artrose. In dit lijstje valt op dat hier de psychische stoornissen een duidelijke plaats innemen. De psychische gezondheid is in de regio Nijmegen iets ongunstiger dan gemiddeld in Nederland. Voor de meeste psychische stoornissen geldt dat een vroegtijdige signalering, gevolgd door een juiste behandeling kan helpen om de ernst van de aandoening onder controle te houden en daarmee de maatschappelijke participatie en de kwaliteit van leven te bevorderen. Bij depressie bestaan er ook mogelijkheden voor preventie. Naast de medisch gedefinieerde psychische stoornissen, bestaan er ook psychosociale problemen. Dit zijn minder vast omschreven problemen met ook een sociale component. Hieronder wordt gerekend: gedragsproblemen, opvoedings problemen en problemen met betrekking tot sociaal contact. Infectieziekten zijn in Nederland niet terug te vinden in bovengenoemde overzichten. Dat was honderd jaar geleden wel anders. Door een actieve inzet door middel van vaccinaties, beschermingsmaatregelen, actieve opsporing en snel handelen bij een uitbraak wordt getracht de huidige gunstige situatie te handhaven, met tot nu toe een positief resultaat. Hoe staat het met onze leefstijl? Een ongezonde leefstijl is een risico voor veel van bovengenoemde ziekten. Tot een ongezonde leefstijl wordt onder andere gerekend: roken, ongezonde voeding, weinig bewegen en overmatig alcoholgebruik en het gebruik van drugs. Ook veilig vrijen valt onder leefstijl. Dat is in belang ter voorkoming van seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA). Overgewicht is een risicofactor voor onder andere hart- /vaatziekten en diabetes (type 2). Overgewicht is op zichzelf geen leefstijlfactor, maar het hangt wel sterk samen met de leefstijlfactoren voeding en bewegen. De leefstijl in de regio Nijmegen lijkt niet veel af te wijken van het Nederlands gemiddelde. Dat is echter geenszins een geruststelling aangezien dat Nederlands gemiddelde voor diverse factoren beslist ongunstig is. De consumptie van groente en fruit daalt. Van de jongeren in Nijmegen eet maar 43% dagelijks groente en 32% eet dagelijks fruit en de helft beweegt te weinig. Eén op de zeven kinderen heeft overgewicht, bij volwassenen is dit twee op de vijf. Alcoholgebruik laat met name bij jongeren een trend zien dat steeds jonger steeds meer gedronken wordt: bijna een kwart van de jongeren van 13-16 jaar geeft aan in de voorgaande maand dronken of aangeschoten te zijn geweest. Het roken laat een licht dalende trend zien, maar toch wordt nog d oor 32% van de volwassenen gerookt. Daarmee blijft roken nog steeds de leefstijlfactor die de grootste bijdrage levert aan de ziektelast. Het veilig vrijen lag in de jaren negentig erg hoog, vanwege de angst voor HIV/Aids. De laatste jaren neemt het veilig vrijen weer af en daarmee gepaard gaand, neemt het aantal SOA toe. Bij seksueel actieve jongeren in de leeftijd tot 17 jaar in Nijmegen ligt het condoomgebruik lager dan gemiddeld in Oost Nederland. Er wordt door de gemeenten/ggd en andere instellingen via diverse kanalen al veel gedaan aan het bevorderen van een gezonde leefstijl. Toch valt er op dit vlak nog veel winst te boeken. In hoofdstuk 5 worden hier nog veel suggesties voor gegeven. Hoe staat het met de omgevingsfactoren? De verkeersveiligheid is in de periode 2001-2005 toegenomen. Het aantal verkeersslachtoffers (ziekenhuisopname of overlijden) is in die jaren in de regio Nijmegen gedaald van 214 (in 2001) naar 151 (in 2005). De meeste slachtoffers zijn tussen de 18-44 jaar. In het buitenmilieu speelt vooral luchtverontreiniging (o.a. NOx, fijnstof, ozon) een grote rol. Dit wordt veroorzaakt door uitstoot van verkeer en industrie. Deels komt die uitstoot van binnen de regio maar een deel komt simpelweg de regio binnenwaaien. Omdat mensen zo'n 70-80% van hun tijd binnenshuis doorbrengen is het binnenmilieu ook van groot belang voor de gezondheid. De laatste jaren is het duidelijk geworden, dat energiebesparende maatregelen zoals isolatie en tochtwering een keerzijde kennen. De noodzakelijke ventilatie is daardoor verminderd. Om die reden is het binnenmilieu vaak sterker vervuild dan het buitenmilieu. Vervuilende facto - ren in het binnenmilieu zijn: CO 2 (zeker in ruimte waar veel mensen bijeen zijn zoals scholen), tabaks - rook, radon (een radioactief gas dat van nature vrijkomt uit de (klei)bodem en uit bouwmaterialen) en vocht (met risico's op schimmel en huisstofmijt hetgeen allergische klachten kan veroorzaken). Verbetering van het binnenmilieu kan bereikt worden door aandacht hiervoor bij (ver)bouw en ventilatiegedrag. pagina 6 van 88

Sociale omgeving Wat betreft sociale relaties zit het bij de jeugd wel goed. De meeste jongeren vinden dat ze voldoende vrienden hebben en ook thuis hebben de meeste jongeren het goed naar hun zin. Bij ouderen, met name boven d e 75 jaar is dit beeld anders. Het sociale netwerk verkleint door verlies aan partner en andere generatiegenoten (familie, vrienden, kennissen). Een teruglopende mobiliteit vermindert dan ook nog de mogelijkheid om zelfstandig naar buiten te gaan. Zestien procent van de Nijmeegse ouderen geeft aan dat ze matig tot ontevreden zijn over hun sociale contacten en 11% is (zeer) ernstig eenzaam. Zorg De vergrijzing maakt dat er in de toekomst meer en andere zorg nodig is. Doordat het aantal ouderen toeneemt, maar ook door de huidige leefstijl en het overgewicht, zal in de komende 20 jaar de ziektelast van chronische ziekten van de oude dag met soms 40% of meer toenemen. Dit vraagt om meer zorg, maar ook om andere zorg, onder andere een verdere verschuiving van genezing naar verzorging. Dertien procent van de ouderen in Nijmegen geeft aan dat ze mantelzorg ontvangen, vooral door de kinderen en de partner. In de praktijk kan dit hoger zijn, omdat veel ouderen de hulp van kinderen of partner als vanzelfsprekend beschouwen. De druk op mantelzorgers zal toenemen. Dit wordt niet alleen veroorzaakt door vergrijzing, maar ook door de WMO, die als uitgangspunt heeft dat iedereen in eerste instantie voor zichzelf en de familie zorgt. Daarnaast kan het potentieel aan mantelzorgers, maar overigens ook aan professionele zorg, afnemen door ontgroening. Ondersteuning van de mantelzorgers wordt daardoor steeds belangrijker. Ook de behoefte aan thuiszorg zal sterk toenemen. Hier dient in de toekomst rekening mee gehouden te worden, ondanks dat het aantal contacten van ouderen met de thuiszorg in de regio iets lager ligt dan in de rest van Oost Nederland. Naast degenen (23%) die contact hebben gehad met de thuiszorg, heeft ook bijna een kwart van de ouderen behoefte aan (nog extra) huishoudelijke hulp. Verder is er ook nog de geestelijke gezondheidszorg. De RIAGG wordt in de regio Nijmegen ongeveer even vaak bezocht als in Nederland. De verslavingszorg daarentegen laat een gunstiger beeld zien voor de maatschappelijke opvang/verslavingszorg-regio Nijmegen. De afgelopen jaren is het aantal cliënten in de regio iets gedaald terwijl landelijk het aantal cliënten is gestegen. Alleen het aantal cocaïne cliënten stijgt, zowel regionaal als landelijk. Deze aantallen geven een indruk en k omen niet overeen met het werkelijk aantal verslaafden. Het aantal ingeschreven cliënten wordt sterk bepaald door het aantal verslaafden dat zich meldt bij een ambulante instelling en aan het beleid van de ambulante instelling. Het geneesmiddelengebruik in de regio is over het algemeen lager (geneesmiddelen op recept) of vergelijkbaar (niet voorgeschreven geneesmiddelen) met Nederland. Toch heeft een kwart van de ouderen in Nijmegen het voorgaande jaar slaap- en/of kalmeringsmiddelen gebruikt. Antidepressiva worden in de regio Nijmegen wel wat vaker gebruikt dan landelijk. Dit laatste bevestigt het beeld dat de regio niet gunstig scoort op het gebied van psychische problematiek. Ten slotte is het hulpmiddelengebruik onder ouderen in de regio Nijmegen hoger dan in de rest van Oost Nederland. Dit geldt zowel voor hulpmiddelen bij het lopen als voor hulpmiddelen bij het vervoer als voor hulpmiddelen bij dagelijkse activiteiten. Met de vergrijzing van de bevolking wordt de vraag hiernaar groter. Demografie De leeftijdsopbouw van Nijmegen wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een grote studentenpopulatie. Daarnaast heeft de stad in vergelijking met Nederland wat minder ouderen. Mede daardoor zal de vergrijzing in Nijmegen wat minder sterk spelen dan in veel andere gemeenten in de regio. Voor het overige wordt Nijmegen gekenmerkt door een relatief lage sociaal economische status. Specifieke risicogroepen Jeugd Kinderen en jongeren hebben in het algemeen nog weinig te maken met lichamelijke ziekten en aandoeningen. Er kunnen echter in deze levensfase al wel ongezonde leefgewoonten inslijten (weinig bewegen, ongezonde voeding, overmatig alcoholgebruik, roken) die later in het leven, als de gevolgen ervan wel gaan tellen, moeilijk meer te wijzigen zijn. De leve nsstart is echter niet alleen van belang voor de lichamelijk gezondheid. Minstens zo belangrijk is de aandacht voor de psychosociale ontwikkeling pagina 7 van 88

van een kind. Opvoedingsproblemen, gezinsproblemen, (huiselijk) geweld, gebrek aan aandacht en liefde werken door in de rest van het leven. Een multidisciplinaire aanpak biedt hiertoe de beste mogelijkheden. Vanuit het landelijk beleid worden er nieuwe initiatieven ontwikkeld, zoals de Centra voor Jeugd en Gezin. Het is van belang om hier regionaal en lokaal goed invulling aan te geven, aansluitend bij de bestaande situatie en bestaande netwerken. Ouderen Ondanks soms forse beperkingen zijn veel ouderen tevreden met hun leven. Zij zijn soms nog actief op diverse terreinen. Het behoud van de maatschappelijke parti cipatie en zelfredzaamheid is bij deze mensen van groot belang. Hulpmiddelen, woningaanpassingen en passende vervoersmogelijkheden zijn hierbij van groot belang. Naast lichamelijk zijn zeker ook psychosociale problemen van belang bij ouderen. Door verlies van dierbaren en het afhankelijk worden van zorg, kunnen ouderen zich depres - sief of eenzaam gaan voelen. Door de vergrijzing zal het beroep op de zorg sterk toenemen. Een speciaal punt van gemeentelijke aandacht is de mantelzorg. Het is de vraag of de beoogde mantelzorgers het groeiend beroep dat op hen gedaan zal (moeten) worden, aan zal kunnen. Kwetsbare groepen Hieronder verstaan we diegenen die om uiteenlopende oorzaken in onze maatschappij extra kwetsbaar zijn op het vlak van lichamelijke, geestelijke en/of sociale problemen. Een groot deel van de kwetsbare groepen valt onder het werkterrein van de OGGZ. Het gaat dan om dak - en thuislozen, alcoholisten, drugsverslaafden, (ex)-psychiatrische patiënten, straatprostituees, verkommerden/ huisvervuilers, zorgmijders, vereenzaamde ouderen, multi-problem gezinnen en illegalen. Maar ook buiten de directe OGGZ-doelgroep zijn er groepen die extra kwetsbaar zijn: mensen met een lage sociaal-economische status (SES), allochtonen, mensen met een handicap en slachtoffers van huiselijk geweld. Een kenmerk van de kwetsbare groepen is dat de diverse probleemgebieden elkaar kunnen overlappen. Zo hebben bijvoorbeeld veel dak- en thuislozen ook te maken met psychiatrische problematiek, verslaving of zorgmijding. Juist deze overlap blijkt in de praktijk voor problemen te zorgen bij de hulpverlening. Veel van deze kwetsbare groepen zijn in absolute aantallen gezien, relatief klein. Ze verdienen echter de aandacht vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de gemeente. De omvang van de lage SES-groep is een stuk groter. Dat geldt ook voor de slachtoffers van huiselijk geweld, alhoewel die problematiek (nog) voor een groot deel 'onzichtbaar' is. Aandachtspunten voor de gemeente Nijmegen (uitgebreide versie in hoofdstuk 10) Op basis van de informatie uit dit profiel zijn dertien punten gekozen waarvoor we, om verschillende redenen, extra aandacht van de gemeente vragen bij het opstellen van het gemeentelijk gezondheidsbeleid. De redenen zijn: dat het punt veel bijdraagt aan de (preventie van) belangrijkste ziekten/aandoeningen, dat de tendens zich ontwikkelt in een ongunstige richting, dat het gebaseerd is op wettelijke taken en/of dat de gemeente hierop een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft. De aandachtspunten voor de gemeente Nijmegen zijn (in willekeurige volgorde): Voldoende bewegen op alle leeftijden Gezonde voeding bij kinderen en volwassenen Overgewicht bij kinderen Alcoholgebruik bij jongeren Roken Veilig vrijen Psychisch welzijn Sociaal Economische Gezondheidsverschillen Vergrijzing Mobiliteit van ouderen Milieu en gezondheid Infectieziektenbestrijding Gezondheidsproblemen bij kwetsbare groepen pagina 8 van 88

Aanbevelingen (uitgebreide versie in hoofdstuk 11) 1. Preventie van gezondheidsproblemen integraal aanpakken met de gemeente als initiator en regisseur. 2. Verminder de sociaal economische gezondheidsverschillen door multidisciplinaire aanpak binnen sociaal zwakkere wijken. 3. Weeg bij alle keuzes en beslissingen met betrekking tot gezondheid en gezondheidsbeleid expliciet af of de maatregel of interventie in voldoende mate bijdraagt aan het verkleinen van de sociaal economische gezondheidsverschillen. 4. Pak preventie van gezondheidsproblematiek, waar dat mogelijk is, samen met andere gemeenten, op regionaal niveau aan. 5. Bevorder de gezonde leefstijl van de bevolking en in het bijzonder die van kinderen en jongeren. Vooral op het gebied van: bewegen en voeding (beide samenhangend met overgewicht), roken, overmatig alcoholgebruik en veilig vrijen. Aan de gemeente(n) de aanbeveling om hierop lokaal of regionaal regie te voeren, overeenkomstig de bovenstaande aanbevelingen. 6. Start op korte termijn met het ontwikkelen van een lokale visie op de vormgeving van het Centrum voor Jeugd en Gezin, waarbij rekening gehouden wordt met de lokale (infra)structuur. 7. Bevorder de vroegtijdige signalering van psychische en psychosociale problemen, zowel onder jongeren als onder ouderen (depressie) 8. Bevorder de maatschappelijke participatie van ouderen 9. Wees voorbereid op de gemeentelijke taak bij een (grootschalige) uitbraak van besmettelijke ziekten (zoals een influenza-pandemie). 10. Bouw de medisch milieukundige zorg om van re -actief naar pro-actief. 11. Initieer en stimuleer de opzet van een OGGZ-monitor. 12. Verbreden of opzetten van wijknetwerken bestaande uit verschillende disciplines (zorg, welzijn en veiligheid) en gericht op diverse kwetsbare groepen. 13. Investeer in het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. 14. Investeer in outreachend werken bij zorgmijders. pagina 9 van 88

2 Inleiding 2.1 Doel en doelgroep Het primaire doel van het gezondheidsprofiel is om u als gemeente in de regio Nijmegen te voorzien van een zo compleet mogelijk beeld van de gezondheid (en samenhangende factoren) van de bevolking. Daar waar geen informatie op gemeentelijk niveau beschikbaar is, zijn regionale gegevens weergegeven. De informatie in dit profiel kan u als gemeente gebruiken ter onderbouwing/actualisering van het lokaal gezondheidsbeleid, hetgeen onder andere tot uitdrukking komt via de nota lokaal gezondheidsbeleid, welke in 2007 weer moet worden opgesteld. De informatie uit dit profiel kan echter ook gebruikt worden ter onderbouwing van beleid op aanverwante sectoren (onderwijs, jeugdbeleid, WMO, ouderenbeleid, sport en recreatie etc). Hoewel de gemeente de primaire doelgroep vormt is het overduidelijk dat de bijeengebrachte informatie in dit profiel ook voor de GGD zelf en voor andere partijen (zoals aanbieders op het gebied van zorg en welzijn) van belang is. De GGD stelt dit profiel mede op vanuit de wettelijke taak o m inzicht te geven in de gezondheid van de bevolking 4. 2.2 Bronnen De belangrijkste bronnen voor de lokale en regionale gegevens zijn de onderzoeken van de GGD van de afgelopen vier jaar. Dit betreft dan met name: de jongeren -enquête E-MOVO (2003/2004), het ouderenonderzoek (2005/2006), diverse thema-onderzoeken jeugd (mondgezondheid, overgewicht, beweging en voeding) en de quick scan kwetsbare groepen (2006). De jongeren- en ouderenenquête zijn uitgevoerd in een samenwerking tussen de zes GGD'en in Oost Nederland. Voor de volwassenen stond een vergelijkbaar onderzoek gepland voor 2006/2007, maar dat kon helaas niet doorgaan doordat een aantal van de GGD'en zich om organisatorische en personeelstechnische redenen terugtrok. De volwassenenmonitor is nu uitgesteld (waarschijnlijk) tot 2008/2009. Naast eigen onderzoek van de GGD zijn ook gegevens gebruikt van andere bronnen, met name het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Gelderland (ROVG) en enkele andere kleine bronnen. Specifiek voor de gemeente Nijmegen is ook gebruik gemaakt van de Nijmegen Biomedische Studie 5 van 2003. Voor de literatuurgegevens, de landelijke cijfers, regionale vergelijking en verdiepende analyses is dankbaar gebruik gemaakt van drie producten van het RIVM. Dit betreft twee websites: 'Nationaal Kompas Volksgezondheid' en de 'Nationale Atlas Volksgezondheid', en het rapport: Volks gezondheidstoekomstverkenningen (VTV) 2006. De VTV 2006 heeft de onderbouwing gegeven voor de rijkspreventienota: 'Kiezen voor Gezond Leven', welke in oktober 2006 is uitgekomen. 2.3 Toekomstplannen De gezondheidsprofielen in de huidige vorm komen één keer in de vier jaar uit, terwijl de monitoring van de gezondheid van de bevolking een min of meer continu proces is. Zo vindt in het najaar van 2007 weer een nieuwe ronde van de jongeren-enquête (E -MOVO) plaats. Deze gegevens zouden dan pas weer in 2011 in de nieuwe profielen terecht komen. Om dat nadeel weg te nemen gaat de GGD op zoek naar mogelijkheden om de profielinformatie in de toekomst via een website weer te geven. Dit geeft dan de mogelijkheid om steeds de meest actuele gegevens beschikbaar te stellen. De plannen hiertoe zijn nog niet concreet uitgewerkt. Bij enkele andere GGD'en zijn plannen in ontwikkeling voor een geavan - ceerde en interactieve systeem. In afwachting van de evaluatie en kosten/baten -afweging daarvan zal in onze regio vooralsnog gezocht worden naar een eenvoudige vorm. We streven ernaar om de uitkomsten van E-MOVO 2007/2008 al op die wijze te kunnen invoegen. Overigens zullen de uitkomsten van de E-MOVO -onderzoeken ook apart gerapporteerd worden op een vergelijkbare wijze als in 2003/2004. 4 WCPV, artikel 2 lid 2a: Ter verwezenlijking van het bepaalde in het eerste lid draagt de gemeenteraad in ieder geval zorg voor: het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking. Deze taak omvat in ieder geval het eenmaal per vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid, bedoeld in artikel 3b, op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens omtrent deze gezondheidssituatie. 5 Nijmegen Biomedische Studie is een onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen i.s.m. de GGD en de gemeente Nijmegen. pagina 10 van 88

3 Hoe staat het met onze gezondheid? 3.1 Hoe gezond zijn we? De gezondheid in Nederland is, net als in de ons omringende landen, typerend voor een welvarend land. De kindersterfte is laag en infectieziekten zijn voor een groot deel onder controle. De sterfte is het hoogst aan zogeheten welvaartsziekten als hart-/vaatziekten en kanker. Gezondheid is echter meer dan lichamelijke gezondheid. Bij de oprichting van de World Health Organisation in 1946 is een definitie voor gezondheid vastgesteld, welke nog steeds internationaal het meest gehanteerd wordt: "Gezondheid is een toestand van compleet fysiek, mentaal en sociaal welbevinden en is niet alleen van toepassing op de afwezigheid van ziekte of een handicap." Zo'n breed begrip laat zich niet eenduidig in één maat passen. En het antwoord op de vraag 'Hoe gezond zijn we' is dan ook makkelijker te stellen dan te beantwoorden. Toch is er nationaal en internationaal in toenemende mate behoefte aan het meten, monitoren en vergelijken van gezondheid van de bevolking. In de VTV-2006 staan vele van dergelijke maten beschreven. In deze paragraaf zullen de meest relevante hiervan kort besproken worden. Sommige maten zijn alleen op landelijk niveau beschikbaar, andere maten ook regionaal of lokaal. 3.1.1 Sterfte en levensverwachting In de regio Nijmegen is de totale sterfte 5% hoger dan landelijk (significant). Uitgesplitst naar gemeente zijn er verschillen te zien. De sterfte in Ubbergen, Groesbeek en Nijmegen is hoger dan het landelijke gemiddelde. In Heumen en Mook en Middelaar is de sterfte lager dan landelijk. Doordat gestandaardiseerd is naar leeftijd spelen verschillen in leeftijds opbouw geen rol in de verklaring van de verschillen. Een factor die wel een rol kan spelen is de aanwezigheid in een gemeente van een verpleeghuis met een sterke regionale functie. Dit aspect kan een rol spelen bij de hogere sterfte in Ubbergen. Ook in de jaren 1995-1999 was de sterfte in Nijmegen (en Groesbeek en Ubbergen) boven het landelijk gemiddelde en in Heumen en Mook en Middelaar onder het gemiddelde. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de sterfte per ziekte, uitgesplitst naar gemeenten en vergeleken met landelijke cijfers. In bijlage 1 wordt de betekenis van SMR's nader beschreven. Tabel 1: Totale sterfte, SMR's 6 totaal afgerond op hele getallen (2001-2004) NL regio Beun Drut Groes Heum Mill. Mook Nijm Ubb WMW Wijch mannen 100% 105% 103% 95% 110% 73% 106% 77% 110% 107% 107% 102% vrouwen 100% 106% 107% 94% 118% 89% 98% 70% 108% 129% 102% 104% Sterfte totaal 100% 105% 105% 95% 114% 81% 102% 74% 109% 118% 104% 104% Bron: GGD Nederland, CBS doodsoorzakenstatistiek Vetgedrukt betekent: significant hoger dan in Nederland. Schuin- en vetgedrukt betekent: significant lager dan in Nederland. De levensverwachting voor kinderen die in 2003 in de regio Nijmegen geboren zijn, is 78,4 jaar (mannen 75,9 en vrouwen 80,8). Dat is iets lager dan het gemiddelde van heel Nederland (78,8 jaar). Deze jaren worden echter niet allemaal in gezondheid doorgebracht. Gemiddeld leeft men in de regio Nijmegen 61,6 jaar in goede ervaren gezondheid en men leeft gemiddeld 67,6 jaar zonder lichamelijke beperkingen. Een ander aspect is de geestelijke gezondheid. Inwoners van de regio Nijmegen leven gemiddeld 66 jaar in goede geestelijke gezondheid. Dit is twee jaar korter dan het Nederlands gemiddelde (zie figuur 1). Ook de levensverwachting zo nder lichamelijke beperkingen ligt in de regio lager dan het landelijk gemiddelde (zie tabel 2). 6 SMR (standardised mortality ratio): een naar leeftijd gestandaardiseerd sterftecijfer. Dit cijfer geeft aan in hoeverre in de betreffende gemeente/regio sterfte vaker (indien SMR groter dan 100) of minder vaak (indien SMR kleiner dan 100) voorkomt dan in Nederland. pagina 11 van 88

Tabel 2: Levensverwachting en gezonde levensverwachting (in jaren) regio Nijmegen heel Nederland totaal mannen vrouwen totaal mannen vrouwen levensverwachting 78,4 75,9 80,8 78,8 76,2 80,9 levensverwachting in goede ervaren gezondheid 61,1 62,1 60,9 62,0 62,2 61,7 levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen 67,6 67,7 67,6 68,7 69,0 68,3 levensverwachting in goede geestelijke gezondheid 66,0 68,0 64,2 68,1 68,9 67,1 Bron: Nationale Atlas Volksgezondheid, RIVM Figuur 1: levensverwachting in goede geestelijke gezondheid. 3.1.2 Ervaren gezondheid Ervaren gezondheid, ook wel subjectieve gezondheid of gezondheidsbeleving, weerspiegelt het oordeel over de eigen gezondheid. Ervaren gezondheid is een samenvattende gezondheidsmaat van alle gezondheidsaspecten die relevant zijn voor de persoon in kwestie. Deze onderliggende gezondheids - aspecten variëren per persoon, maar hebben vaak betrekking op zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid. Voorbeelden zijn ziekten, lichamelijke beperkingen, fitheid, vermoeidheid en depressieve gevoelens. Ook leefstijlfactoren, zoals voeding, roken en lichamelijke activiteit kunnen mede het oordeel over de eigen gezondheid bepalen. Hoe slechter iemand zijn eigen gezondheid ervaart, hoe hoger de kans op overlijden. Dit lijkt een open deur. Maar het is opmerkelijk te zien dat deze enkelvoudige subjectieve vraag een sterkere voorspeller is voor sterftekans dan vele objectievere maten. De jongeren beoordelen hun gezondheid in het algemeen heel positief. Slechts 1 op de 10 jongeren in de regio Nijmegen benoemt de gezondheid als matig (9%) of slecht (1%). In Nijmegen ligt dit iets hoger (samen 12%). Bij de ouderen is dit logi scherwijze hoger. Bijna eenderde van de ouderen beoordeelt de eigen gezondheid als matig of slecht. Tabel 3: per gemeente: oordeel over de eigen gezondheid matig of slecht Oost NL regio Beun Drut Groes Heum Mill. Mook Nijm Ubb WMW Wijch jongeren 8% 10% 9% 8% 9% 8% 14% 10% 12% 15% 12% 6% ouderen 30% 31% 31% 35% - 25% - - 31% - - 30% - betekent: geen representatief beeld voor de betreffende gemeente bron: jongeren: GGD regio Nijmegen, E-Movo 2003/2004, bij 13-17-jarigen ouderen: GGD regio Nijmegen, ouderenonderzoek 2005/2006 pagina 12 van 88

3.2 Sociaal economische gezondheidsverschillen Alvorens we spreken over sociaal economische gezondheidsverschillen, staan we even stil bij het begrip sociaal economische status (SES). Hieronder wordt verstaan de positie die iemand inneemt in de sociale hiërarchie. Dit wordt veelal gemeten aan de hand van opleiding, inkomen of beroepsstatus. Uit de VolksgezondheidstoekomstVerkenning 2006 van het RIVM blijkt dat de sociaal economische status van de regio Nijmegen als geheel relatief laag is (zie figuur 2a). Dit komt mede door de SES van de gemeente Nijmegen die (ondanks de aanwezigheid van de universiteit) relatief laag is 7. Figuur 2a: Sociaal economische status per GGD-regio. Uit landelijk onderzoek blijkt dat de gezondheid van mensen met een lage sociaal-economische status (SES) op bijna alle fronten slechter is dan die van de Nederlander met een hoge sociaal-economische status. Zij ervaren hun gezondheid vaak als minder goed en ze hebben vaker chronische aandoeningen en beperkingen. Concreet blijkt dat mensen met een lage sociaal -economische status gemiddeld bijna vier jaar korter leven en dat zij negen tot tien jaar korter doorbrengen in goede gezondheid (zonder lichamelijke beperking) dan mensen met een hoge sociaal-economische status (zie figuur 2). Figuur 2b: levensverwachting (in NL) uitgesplitst naar opleidingsniveau. 7 De SES in steden is vrijwel altijd lager dan gemiddeld. Omdat de stad Nijmegen een relatief groot aandeel heeft in de bevolking van de regio Nijmegen werkt het stadseffect, sterker dan bij vele grotere GGD'en, ook door in het regionale beeld. Overigens is ook de SES in Groesbeek en delen van andere gemeenten relatief laag. pagina 13 van 88

De minder goede gezondheid komt voor een deel door het verhoogd voorkomen van gezondheids - risico's. Landelijk onderzoek toont aan dat personen met een lage SES een minder gezonde leefstijl hebben: zij roken en drinken meer (en zijn ook minder succesvol in pogingen om te stoppen met roken), eten minder groenten en fruit en bewegen minder. Deze groepen verkeren bovendien vaak in moeilijker leefomstandigheden dan welgestelde Nederlanders, zoals minder controle over eigen leven en werk, meer dagelijkse beslommeringen, ongunstige verhouding tussen inspanningen en (materiële) beloning, een zekere sociale uitsluiting en meer ingrijpende levensgebeurtenissen (scheiding, verlies van dierbaren). Ook zijn woon- en werkomstandigheden vaak minder gunstig voor de gezondheid. Gezondheidsverschillen zijn echter ook voor een deel het gevolg van gezondheidsselectie. Juist een slechtere gezondheidstoestand kan ertoe hebben geleid dat iemand tot een lagere SES-groep behoort. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat men door gezondheidsproblemen niet (volledig) kan deelnemen aan het arbeidsproces. Tot slot blijft tot op heden een deel van de samenhang tussen SES en gezondheid onverkla ard. De sociaal economische gezondheidsverschillen concentreren zich vaak op het niveau van buurten. Een 'goedkope' buurt met een slechte kwaliteit van woningen, minder gunstige omgevingskenmerken en gebrekkige voorzieningen selecteert vooral kansarmen, t erwijl kansrijken er juist wegtrekken. Maar ook de slechte kwaliteit van woningen en de lokale omgeving zelf kunnen een ongunstige invloed op de gezondheid hebben, bijvoorbeeld vochtige woningen en hoge niveaus van luchtverontreiniging en lawaai. Bovendien kunnen heersende sociale normen ten aanzien van gezonde gedrag en maatschappelijk verkeer ongunstig uitpakken voor de gezondheid in de buurt. Gezondheidsachterstanden zijn kortom sterk verweven met achterstanden op tal van andere terreinen. De vrijheid om te kiezen voor gezond gedrag is daarom in de praktijk vaak beperkt, vooral voor mensen met een lage sociaal-economische status (VTV2006). Sociaal economische gezondheidsverschillen staan op zich los van verstedelijking. Maar in een stad, zoals Nijmegen, zijn de verschillen vaak, meer dan in kleine gemeenten, sterker zichtbaar door cumulatie in bepaalde wijken. Dit biedt de mogelijkheid voor een wijkgerichte aanpak. In bijlage 2 zijn zoveel mogelijk parameters uit deze profielen uitgesplitst naar stadsdel en. Zeker niet voor alle aspecten was uitsplitsing mogelijk, maar daar waar het wel mogelijk is, ondersteunt het beslist de aanname dat ook in Nijmegen de gezondheid hand in hand gaat met de sociaal economische positie. 3.3 Preventie De collectieve preventie draagt, naast de zorg, een aanzienlijke bijdrage aan de volksgezondheid in Nederland. Vooral bij infectieziekten en hart- en vaatziekten is de sterfte door medische zorg en collectieve preventie in de afgelopen decennia aanzienlijk gedaald. Bij kanker is die bijdrage kleiner geweest. De bijdrage van medische zorg aan de sterftedaling tussen 1970 en 1989 wordt geschat op 25% en die van collectieve preventie op 20%. De winst op de kwaliteit van leven komt hier nog bij. De gemeenten hebben een wettelijke taak in preventie. Ze dienen maatregelen te treffen ter 'bevordering van de volksgezondheid'. Deze maatregelen kunnen worden ingedeeld in: - gezondheidsbescherming (verkeersmaatregelen, bouwvoorschriften); - ziektepreventie (vaccineren en screenen); - gezondheidsbevordering (mensen stimuleren om niet te roken en gezond te eten). Preventiebeleid is erop gericht dat mensen langer in goede gezondheid leven en verschillen in gezondheid tussen sociaal economische milieus te verkleinen. Landelijk wordt gesteld dat er momenteel vooral veel gezondheidswinst te behalen is met gezondheidsbevordering. Het bevorderen van een gezonde leefstijl is dan ook het landelijke hoofdthema voor preventiebeleid (preventienota 'Kiezen voor gezond leven'). Ongezonde leefgewoonten vormen een groot risico voor bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, kanker, chronische luchtwegaandoeningen en diabetes (type 2). Ongezond gedrag staat niet op zichzelf, maar hangt sterk samen met de sociale en fysieke omgeving waarin mensen opgroeien, naar school gaan, wonen, werken en recreëren. Daarom is de vrijheid om te kiezen voor gezond gedrag voor veel groepen nog beperkt (zie ook 3.2). Bevorderen van gezond gedrag vergt een intensieve aanpak. Die aanpak is niet alleen gericht op het individu maar ook op de omgeving. Hierbij kunnen het beste verschillende interventiemethoden tegelijkertijd worden ingezet. Vaak wordt gekozen voor een aanpak waarbij voorlichting, omgevingsgerichte maatregelen, wet- en regelgeving en andere pagina 14 van 88

gezondheidsbeschermende maatregelen gelijktijdig worden ingezet. Vaak wordt in de praktijk bij een integrale aanpak niet ingezet op één specifiek gezondheidsprobleem maar op verschillende problemen of risicogedragingen tegelijk. Dat gebeurt in verschillende settings: de wijk, de werkplek, de school en de zorg. Deze settings spelen een cruciale rol bij de uitvoering van een effectieve aanpak. Voorwaarde voor een integrale aanpak van preventie is de ondersteuning vanuit het beleid, niet alleen vanuit de volksgezondheidsector zelf, maar ook vanuit andere sectoren, zoals ruimtelijke ordening, transportbeleid, sociaal beleid, jeugdbeleid en onderwijs. We spreken dan over integraal gezondheids - beleid. In de landelijke preventienota 'Kiezen voor gezond leven' wordt gekozen voor vijf speerpunten in preventie. Ten eerste drie leefstijlfactoren: het voorkomen en tegengaan van roken, schadelijk alcoholgebruik en overgewicht (via voeding en bewegen). Dit levert een grote bijdrage aan het beperken van de belangrijkste volksgezondheidsproblemen in Nederland. Daarnaast zijn ook twee ziekten tot speerpunt gekozen: diabetes en depressie. In de bijlage van de preventienota 'Kiezen voor gezond leven' van het ministerie van VWS worden deze speerpunten verder uitgewerkt. Er wordt daarbij nader ingegaan op de bijbehorende gezondheidsproblemen, het preventiebeleid en op de bijbehorende preventieactiviteiten. In de toekomst tenslotte, zullen door vergrijzing onder meer chronische ziekten sterk toenemen. Blijvende aandacht van de overheid voor gezondheidsbevordering kan in de komende jaren de toename in het vóórkomen van chronische ziekten, zoals diabetes, hart- en vaatziekten en longkanker, aanzienlijk verminderen. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste ziekten besproken, waarbij ook steeds wordt aangegeven w at de preventiemogelijkheden zijn. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de leefstijlfactoren en andere gezondheidsdeterminanten en die paragrafen worden afgesloten met een overzicht van wat er nu al aan preventie plaatsvindt en wat er nog meer nodig en w enselijk is. pagina 15 van 88

4 Wat zijn de belangrijkste ziekten en wat weten we ervan? 4.1 Wat zijn de belangrijkste ziekten of aandoeningen? Het antwoord op de bovenstaande vraag hangt nauw samen met de interpretatie van het woord belang - rijk. Oftewel welk criterium kies j e voor het belang van een ziekte of aandoening. De verschillende criteria, geven verschillende uitkomsten: criterium Welke ziekten/aandoeningen komen het meest voor? de belangrijkste ziekten/aandoeningen nek-/rugklachten, eczeem, artrose, coronaire hartziekten, diabetes mellitus Met welke ziekten/aandoeningen komt men het meest bij de huisarts of andere zorgverlener? luchtweginfecties, nek-/rugklachten, sportongevallen, urineweginfecties, privé-ongevallen Wat zijn de belangrijkste doodsoorzaken? Aan welke 'ziekten' gaan de meeste levensjaren 9 verloren? Welke ziekten/aandoeningen tasten de kwaliteit van leven het meest aan? Welke ziekten/aandoeningen veroorzaken de grootste ziektelast 10? coronaire hartziekten, beroerte, longkanker, dementie, COPD 8 coronaire hartziekten, longkanker, beroerte, borstkanker, COPD, darmkanker, suïcide angststoornissen, coronaire hartziekten, depressie, beroerte, artrose coronaire hartziekten, angststoornissen, beroerte, depressie, COPD Welke ziekten/aandoeningen zijn het verstandelijke handicap, dementie, gebitsproblemen, duurst? beroerte, coronaire hartziekten (Bron: Nationaal Kompas Volksgezondheid, RIVM) In bovenstaand overzicht is te zien dat de criteria verschillende uitkomsten geven m.b.t. de belangrijk ste ziekten en aandoeningen, maar een aantal ziekten zien we regelmatig terug. Deze ziekten en aandoe - ning zijn hieronder ingedeeld in hoofdgroepen: hart- en vaatziekten: met name coronaire hartziekten, beroerte kanker: met name longkanker, borstkanker, darmkanker psychische problemen: met name angststoornissen, depressie en demen tie luchtwegaandoeningen: met name COPD aandoeningen van het bewegingstelsel: met name nek-/rugklachten en artrose ongevallen: met name privé-ongevallen en sportletsels diabetes m ellitus In de hiernavolgende paragrafen worden deze ziekten, de oorzaken en de preventiemogelijkheden nader besproken. Als laatste paragraaf worden de infectieziekten besproken. Deze zijn niet het belangrijkste uitgaande van de bovengenoemde criteria. Dat was honderd jaar geleden wel anders. In potentie kunnen de infectieziekten nog steeds de volksgezondheid bedreigen. Met name daarom is de infectieziektebestrijding middels een specifieke wettelijke taak (infectieziektenwet) bij gemeenten neergelegd. Deze taak wordt met name via de GGD uitgevoerd. 8 COPD = Chronic Obstructive Pulmonary Diseases, hieronder vallen de chronische longaandoeningen: longemfyseem en chronische bronchitis. Vroeger werd met name de term CARA gebruikt hieronder valt naast de COPD-ziekten ook astma. 9 Verloren levensjaren: bij dit criterium telt een overlijden van iemand die jong is, zwaarder mee dan een overlijden van iemand die oud is. 10 Bij dit criterium is er een weging van enerzijds de kwaliteit van leven en anderzijds het aantal jaren dat iemand ziek is. pagina 16 van 88

4.2 Hart- en vaatziekten Samengevat Hart - en vaatziekten zijn de belangrijkste oorzaak van sterfte, verloren levensjaren en ziektelast. Sterfte is de laatste decennia sterk gedaald, door verbeterde behandeling en daling roken. Sterfte aan hart-/vaatziekten (totaal) onder mannen is in de regio Nijmegen wat hoger dan landelijk. Risicofactoren zijn: voeding (te veel verzadigd vet, te weinig groente en fruit), overmatig alcoholgebruik, roken, weinig bewegen, overgewicht, hoge bloeddruk, hoog totaalcholesterolgehalte van het bloed, diabetes mellitus. Preventie met name via: leefstijl (roken, voeding, beweging) en vroege opsporing en behandeling van hoge bloeddruk, cholesterol en diabetes. Feiten over hart- en vaatziekten Hart- en vaatziekten zijn onder te verdelen in coronaire hartziekten, beroerte, hartfalen en overige harten vaatziekten. Coronaire hartziekten kenmerken zich door vernauwing in de kransslagaders, die de zuurstofvoorziening van het hart verzorgen: denk hierbij aan het acuut hartinfarct en angina pectoris. Bij beroerte gaat het om een stoornis van de hersenfunctie door onvoldoende doorbloeding. De meest voorkomende vormen hiervan zijn het herseninfarct en hersenbloeding. Een beroerte wordt ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd (bron: Hartstichting). Ondanks dat de sterfte de laatste 25 jaar in Nederland sterk gedaald is, staan de coronaire hartziekten en beroerte op plaats 1 en 2 van meest voorkomende doodsoorzaken en 1 en 3 van verloren levens jaren. Een aantal risicofactoren laten een gunstige landelijke trend zien, maar anderen een ongunstige: + daling hoog totaal cholesterol, daling rokers, daling transvetzuren in de voeding toename overgewicht, toename diabetes mellitus, daling groente -, fruit- en vezelconsumptie. Regionale en lokale cijfers Hart- en vaatziekten vormen een veel voorkomende chronische aandoening zoals ook blijkt uit de gegevens van het ouderenonderzoek. Bijna eenderde van de 65-plussers heeft een hoge bloeddruk (door arts vastgesteld). Tabel 4: per gemeente: vóórkomen van aandoeningen van het hart- en vaatstelsel bij ouderen Oost NL regio Beun Drut Groes Heum Mill. Mook Nijm Ubb WMW Wijch hartinfarct 5% 5% 6% 6% - 3% - - 5% - - 4% beroerte 6% 6% 4% 6% - 5% - - 6% - - 7% andere ernst. hartaand. 9% 9% 11% 13% - 6% - - 9% - - 9% hoge bloeddruk 32% 30% 31% 35% - 28% - - 29% - - 32% - betekent: geen representatief beeld voor de betreffende gemeente bron: GGD regio Nijmegen, ouderenonderzoek 2005/2006 (zelfrapportage, naar eigen zeggen door arts vastgestelde aandoening) De sterfte aan hart - en vaatziekten is in Nijmegen (net als in de regio als geheel) significant hoger dan landelijk (tabel 5). Dit komt in Nijmegen door een hogere sterfte onder mannen. In de periode 1995-1999 lag de sterfte aan hart- en vaatziekten in Nijmegen vrijwel gelijk aan het landelijk gemiddelde. In vergelijking met steden in de regio is de situatie in Nijmegen niet ongunstig. Steden als Arnhem, Oss, en Tilburg hebben een hogere sterfte aan hart-/vaatziekte. Eindhoven en Doetinchem hebben vergelijkbare cijfers als Nijmegen en 's -Hertogenbosch en Deventer scoren gunstiger. Tabel 5: Hart- en vaatziekten (HVZ), sterfte (2000-2004) in Nijmegen aantal SMR 11 SMR SMR SMR man vrouw man vrouw totaal regio Nijmegen Hart en vaatziekten algemeen 1105 1148 111% 99% 105% 104% Coronaire hartziekten 426 323 107% 99% 104% 101% Acuut hartinfarct 303 238 107% 99% 104% 101% Overige hartziekten 257 273 106% 84% 93% 94% Hersenvaatletsels (CVA) 225 354 112% 105% 108% 108% Bron: GGD Nederland, CBS doodsoorzakenstatistiek Vetgedruk t betekent: significant hoger dan in Nederland / Schuin- en vetgedrukt betekent: significant lager dan in Nederland. 11 SMR (standardised mortality ratio): een naar leeftijd gestandaardiseerd sterftecijfer. Dit cijfer geeft aan in hoeverre in de gemeente/regio sterfte vaker (SMR groter dan 100) of minder vaak (SMR kleiner dan 100) voorkomt dan in Nederland. pagina 17 van 88

Een vergelijking van de 10 gemeenten in de regio laat zien dat er een duidelijke fluctuatie is tussen de gemeenten. De sterfte aan HVZ is in Groesbeek en Nijmegen significant verhoogd. In Mook en Heumen is het significant verlaagd. Tabel 6: Hart- en vaatziekten (HVZ), SMR's mannen en vrouwen totaal afgerond op hele getallen (2000-2004) NL regio Beun Drut Groes Heum Mill. Mook Nijm Ubb WMW Wijch totaal HVZ 100% 104% 110% 95% 118% 79% 103% 71% 105% 106% 106% 104% Bron: GGD Nederland, CBS doodsoorzakenstatistiek Vetgedrukt betekent: significant hoger dan in Nederland. Schuin- en vetgedrukt betekent: significant lager dan in Nederland. Preventiemogelijkheden De preventiemogelijkheden richten zich op twee sporen: vroege opsporing van risicofactoren en bevordering gezonde leefstijl. Bij de opsporing en behandeling van risicofactoren gaat het met name om: hoge bloeddruk, diabetes en overgewicht. Hierin is vooral een rol weggelegd voor de (eerstelijns) gezondheidszorg. Diverse fondsen op het gebied van gezondheid (Hartstichting, Diabetesvereniging, Nierstichting) ondersteunen het opstellen van richtlijnen hiervoor. Bij het bevorderen van een gezonde leefstijl gaat het vooral om: niet roken, lage consumptie van verzadigd vet, hoge groente - en fruitconsumptie, geen overmatig alcoholgebruik, voldoende bewegen en voorkómen van overgewicht. In hoofdstuk 5, pagina 36, staat nader beschreven wat in de regio Nijmegen plaatsvindt aan preventieactiviteiten op deze leefstijlfactoren. pagina 18 van 88

4.3 Kanker Samengevat Kanker is de verzamelnaam voor verschillende ziekten met verschillende risicofa ctoren, overlevingskans en behandelmogelijkheden. Meest voorkomende vormen zijn borstkanker, dikkedarmkanker, longkanker en prostaatkanker. Trend (landelijk): alle kankervormen samen vertonen lichte stijging, dit wordt met name veroorzaakt door de vergrijzing. Borstkanker blijft vrij stabiel, dikkedarmkanker kent lichte stijging, longkanker stijgt bij vrouwen en daalt bij mannen. Dit laatste is een weerspiegeling van het rookgedrag in de jaren 1965-1990. Risicofactoren van longkanker zijn grotendeels bekend (met name roken en arbeidsblootstelling), van de overige kankervormen zijn de risicofactoren in (veel) mindere mate bekend. De sterfte aan kanker en de incidentie (aantal nieuwe gevallen) van alle soorten kanker samen, ligt in de regio Nijmegen (net als 4 jaar geleden) iets hoger dan het landelijk gemiddelde. De verhoogde sterfte in de regio betreft dikke darmkanker en longkanker, de verhoogde incidentie betreft luchtwegkanker en borstkanker. Preventiemogelijkheden: voor sommige vormen via vroege opsporing middels bevolkingsonderzoek: momenteel voor borstkanker en baarmoederhalskanker. Er zijn proefprojecten voor screening op dikkedarmkanker. Voor het overige met name via het bevorderen van gezonde leefstijl. Dat is echter een proces van lange adem omdat de periode tussen blootstelling aan risicofactoren en het ontstaan van de ziekte tientallen jaren kan beslaan. Feiten over kanker Kanker is een verzamelnaam voor een aantal verschillende ziektes. Deze ziekten hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat er sprake is van ongeremde celdeling, maar qua risicofactoren, behandeling, overlevingskans en preventiemogelijkheden zijn de aandoeningen verschillend. De kankervormen waar per jaar het hoogst aantal nieuwe gevallen van worden ontdekt (incidentie), zijn in afnemende volgorde: borstkanker, dikkedarmkanker (colon/rectum), longkanker, prostaatkanker, huidkanker, non Hodgkin lymfomen en slokdarmkanker. Aangezien de overlevingskans per kankersoort verschilt, laat de sterfte aan kanker een iets andere volgorde zien. De hoogste sterfte wordt veroorzaakt door longkanker, gevolgd door dikkedarmkanker, borstkanker, prostaatkanker en maagkanker. Trend De landelijke trend is verschillend voor de diverse kankervormen: bij borstkanker is het aantal nieuwe gevallen vrij stabiel en er is een lichte daling in sterfte (door betere behandelingsmogelijkheden). Dikkedarmkanker laat een lichte stijging zien. Bij longkanker is er een stijging bij de vrouwen, maar een lichte maar gestage daling bij de mannen. Deze tegengestelde trend weerspiegelt precies de ontwikkeling in het rookgedrag tussen mannen en vrouwen in de afgelopen decennia. Bij mannen is al langer een (lichte) afname van het percentage rokers gaande, bij vrouwen was er nog lange tijd sprake van een toename van het aantal rokende vrouwen. Risicofactoren Bij longkanker zijn de risicofactoren vrij duidelijk in beeld. Bij de andere vormen verklaren bekende risicofactoren maar een beperkt deel van het ontstaan van de ziekte (zie onderstaande tabel). Borst Risicofactoren Erfelijke factoren, kinderloosheid, eerste zwangerschap op latere leeftijd, eerste menstruatie op jonge leeftijd, late overgang, overgewicht na de overgang, overmatig alcoholgebruik, pilgebruik, hormoongebruik tijdens de overgang. Deze factoren verklaren samen minder dan de helft van alle borstkankergevallen. pagina 19 van 88 Beschermende factoren borstvoeding (?) lichamelijke aktivit. (?) (Dikke) darm Erfelijke factoren, overgewicht, voedingsfactoren: vlees (?), vleeswaren (?). Deze factoren verklaren maar een klein deel van de darmkankergevallen. lichamelijke activiteit, groente, fruit, vezel (?) Long Roken, meeroken, arbeidsblootstelling aan asbest, koolteer, arseen. Roken groente en fruit verklaart 90% van alle longkankergevallen. Prostaat Geen risicofactoren bekend. onbekend Huid Lichte huid, blond/rood haar, blootstelling aan zonlicht, meerdere keren heftig verbrand zijn (zonnebrand) op jonge leeftijd. Deze factoren verklaren maar een deel van de gevallen van huidkanker. onbekend Lymfklier/ beenmerg Risicofactoren grotendeels onbekend. Bekende factoren of vermoedens: radioactieve straling, chemicaliën (benzeen), virussen (Epstein-Barr?), verlaagde afweer, bestrijdingsmiddelen. onbekend Slokdarm Roken, overmatig alcoholgebruik groente en fruit

Na blootste lling aan risicofactoren kan het lange tijd duren voordat de ziekte zich openbaart. Vermindering in blootstelling (bijv. door gezondere leefstijl) zal daardoor pas na tientallen jaren het voorkomen van kanker beïnvloeden. Incidentie en sterfte Als indicatieve maten voor het bepalen hoe vaak kanker in de regio of gemeente voorkomt, gebruiken we twee verschillende begrippen: incidentie en sterfte. Incidentie is het aantal nieuwe gevallen van kanker dat in een bepaalde periode ontstaat. Hier hebben we 5 jaar als periode genomen (1999-2003) zodat we redelijke aantallen kregen. Hierdoor is de fluctuatie van het aantal nieuwe gevallen van kanker over de tijd enigszins ondervangen waardoor uitspraken 'stabieler' en daardoor betrouwbaarder worden. Het aantal nieuwe gevallen van kanker geeft niet weer hoeveel mensen er aan kanker overlijden. Gelukkig genezen er (steeds meer) mensen van kanker. Daarom is als tweede indicatieve maat voor kanker, de sterfte aan kanker meegenomen. Ook hier is telkens de sterfte in 5 jaar (2000-2004) samengenomen om grotere en stabielere cijfers te krijgen. Zowel de incidentie als de sterfte kan in de regio of een gemeente(niet noodzakelijkerwijs allebei) verhoogd, of verlaagd zijn ten opzichte van Nederland. Dit zijn we nagegaan door SIR 's en SMR's te berekenen. Een SIR (standardised incidence ratio) is een naar leeftijd gestandaardiseerd incidentiecijfer. Dit cijfer geeft aan in hoeverre in de gemeente/regio de ziekte vaker (SIR groter dan 100) of minder vaak (SIR kleiner dan 100) voorkomt dan in Nederland. Een SMR is hetzelfde maar dan voor sterfte. Hierbij zijn verschillen in leeftijdsopbouw tussen de gemeente/regio enerzijds en Nederland anderzijds verdisconteerd en spelen dus geen rol meer. Door het berekenen van SIR's en SMR's worden verschillen in incidentie en sterfte ten opzichte van het Nederlands gemiddelde inzichtelijk gemaakt. Afwijkingen van dit Nederlands gemiddelde zijn geen uitzondering. Een landelijke kaart met gemeentelijke kankersterftecijfers laat zien dat grote steden en gemeenten met een lage sociaal economische score in het algemeen wat ongunstigere uitkomsten geven. Maar ook daarnaast zijn er uitschieters naar boven en naar beneden zichtbaar welke niet logisch verklaarbaar zijn. Opmerkingen bij regionale en lokale cijfers Vergelijking sterfte en incidentie aan kanker Verderop in deze paragraaf wordt geregeld geconcludeerd dat de sterfte of incidentie verhoogd of verlaagd is. Soms is de incidentie en sterfte beide verhoogd, soms één van de twee. Wanneer de incidentie (het aantal nieuwe gevallen) verhoogd is, hoeft de sterfte niet noodzakelijkerwijs ook verhoogd te zijn. Hieronder wordt ingegaan op mogelijke verklaringen. Een verhoogde incidentie en een niet verhoogde sterfte Een verhoogde incidentie (aantal nieuw e gevallen) ten opzichte van Nederland hoeft niet automatisch gerelateerd te zijn aan een verhoogde sterfte ten opzichte van in Nederland op datzelfde moment. Tussen het krijgen van kanker en het eventueel overlijden aan kanker zit een bepaalde periode. Dus wanneer in een bepaalde periode tegelijkertijd zowel naar de incidentie als naar de sterfte aan kanker wordt gekeken, zal de op dat moment gevonden sterfte relateren aan de incidentie in het verleden. Een verhoogde incidentie op dat moment kan wel leiden tot een verhoogde sterfte in de toekomst. Vroege signalering door bijvoorbeeld nieuw ingevoerde screeningen of snellere verwijzing voor nader onderzoek kunnen leiden tot het opsporen van meer nieuwe gevallen van kanker die anders (nog) niet ontdekt zouden zijn. Indien een regio, ten opzichte van Nederland, voorloper is op dergelijke vormen van vroege signalering dan zal dit leiden tot een verhoogde incidentie. Het werkelijk aantal gevallen van kanker is dan niet verhoogd, maar wel het gevonden aantal gevallen. Evenzo kan een regionaal of lokaal hoge opkomst (hoger dan landelijk gemiddeld) bij kankerscreeningen zorgen dat er meer gevallen dan elders (vroegtijdig) worden ontdekt. Deze hogere incidentie komt dan doordat er minder onontdekte gevallen zijn. Een verhoogde sterfte en een niet verhoogde incidentie. Een verhoogde sterfte hoeft niet automatisch gerelateerd te zijn aan een verhoogde incidentie. Door bijvoorbeeld verbeterde leefstijlfactoren, kunnen er minder nieuwe kankergevallen ontstaan terwijl tegelijkertijd de sterfte verhoogd kan zijn als gevolg van bijvoorbeeld een slechtere leefstijl in het verleden. pagina 20 van 88