REGISTRATIE 2013 DRUGHULPVERLENING VLAANDEREN VVBV

Vergelijkbare documenten
Jaarverslag De Spiegel 2014

FACTSHEET HULPVERLENING VLAANDEREN

De Spiegel Registratie Patiëntkenmerken Jaarverslag vzw DE SPIEGEL Jaarverslag. 2. Patiëntkenmerken. a. Geslacht en leeftijd

Jaarverslag De Spiegel 2013

Treatment Demand Indicator (TDI) Addibru Formulier Versie 2.0 >> << 1. ALGEMENE INFORMATIE

Inhoudsopgave. Jaarverslag DE SPIEGEL 2016

TDI Formulier Belgische register van de indicator van de behandelingsaanvragen betreffende drugs en alcohol (Ziekenhuis versie 3.0.

Inhoud. Lijst met afkortingen 13. Voorwoord 15. Inleiding 17

Inhoud. Dinsdag 31 Mei 2016

Monitor. alcohol en middelen

Statistische gegevens Kompas Crisis aantal opnames per jaar aantal nieuwe cliënten per jaar 110

GHB hulpvraag in Nederland

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks

Pagina 1 AMBULANTE DRUGZORG KOMPAS

De TDI-registratie in de RIZIVrevalidatiecentra

De TDI-registratie in de RIZIVrevalidatiecentra

Monitor. alcohol en middelen

Kerncijfers Brijder 2012 Noord- en Zuid-Holland. Parnassia Addiction Research Centre (PARC) Brijder Parnassia Groep

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Alcoholhulpvraag in Nederland

Kerncijfers Brijder 2013 Noord- en Zuid-Holland. Parnassia Addiction Research Centre (PARC) Brijder Parnassia Groep

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner

Registratie arbeidszorg

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2009

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Het Centraal AanmeldPunt voor druggebruikers in de gevangenis

Alcohol en ouderen in de verslavingszorg in Nederland ( )

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Man-vrouw verschillen bij genotmiddelengebruik

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

FACTSHEET CANNABIS augustus 2011

8% MEER ÉN DIVERSERE VRAGEN VOOR DE DRUGLIJN IN 2016

Belangrijkste ontwikkelingen van de hulpvraag voor cannabisproblematiek in de verslavingszorg

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Monitor daklozen en harddrugsverslaafden. Apeldoorn M. van Zwieten. S. Biesma. B. Bieleman. metingen

KERNCIJFERS VERSLAVINGSZORG 2009

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Samenvatting. Per middel beschouwd zien we de volgende ontwikkelingen:

Sterke stijging aantal drugdoden fors overdreven

De TDI-registratie in de RIZIVrevalidatiecentra

ASSESSMENT MIDDELENGEBRUIK. Achternaam. Cliëntnummer. Naam interviewer

Ontwikkelingen in hulpvraag voor alcohol bij ouderen in Nederland ( )

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2008

FACTSHEET COCAÏNE. Gebruik. december 2014

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Kerncijfers Brijder Jeugd 2016

Netwerk. Verschillende oriëntatie- en behandelcentra : Ambulant Dagcentra Sociale werkplaatsen

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË PATIËNTEN IN MEDISCHE OPVOLGING

KOMPAS vzw. JUBILEUM 25j WERKING. PERSTEKST.

FACTSHEET CANNABIS april 2013

De TDI-registratie in de RIZIVrevalidatiecentra

BIJLAGE 2: Oorspronkelijke vragenlijst

KERNCIJFERS VERSLAVINGSZORG 2014

THEMA I.3. Daghospitalisatieverblijven

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie. van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016

Consulten bij de huisarts en de POH-GGZ in verband met psychosociale problematiek. Een analyse van NIVEL Zorgregistraties gegevens van

Gedwongen opname. Dr. A. Minderhout Woensdag 7 mei 2008

Inhoudstafel. Lijst figuren 13. Lijst tabellen 17. Rechtbank onder invloed 25

plage-lestijden onderwijzer

Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS)

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Epidemiologische gegevens

Met de zesde staatshervorming is de bevoegdheid voor de moeder-kindeenheden naar Vlaanderen overgeheveld.

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

De CVO s (centra voor volwassenenonderwijs) organiseren opleidingen voor volwassenen.

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2006

Hoog ziekteverzuim in Limburg

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Deel 5: DIVAM Dienst Ieper en Veurne Alternatieve Maatregelen

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Preventie en hulpverlening in een evoluerend drugsbeleid. Frieda Matthys, MD, PhD

Nationale Drug Monitor Jaarbericht Samenvatting

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

HULPVERLENING CAD LIMBURG JAARVERSLAG 2014

Vlaams Indicatoren Project VIP² GGZ: Vlaamse Patiënten Peiling psychiatrische afdeling

De vastgoedactiviteit volgt de evolutie van het aantal vastgoed-gerelateerde dossiers op die maandelijks binnekomen in de notariskantoren.

FACT IDRIS. Idris is een onderdeel van de Amarant Groep

4. SLOTBESCHOUWING. 4.1 Omvang

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Een terugblik op vijf decennia

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

WHO - ASSIST V3.1 NL. Naam Interviewer: INLEIDING (LEES VOOR AAN DE CLIËNT. U KAN DE FORMULERING AANPASSEN OP MAAT VAN DE CLIËNT.)

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Monitor daklozen en harddrugsverslaafden. Apeldoorn M. van Zwieten. S. Biesma. B. Bieleman. metingen

Tabel 1: Plek waar de dak- en thuislozen onderdak vinden Onderdak Breda N=40 (%) Bergen op Zoom Totaal (N=81)

AARD, OMVANG EN MOBILITEIT VAN PROBLEMATISCHE HARDDRUGSGEBRUIKERS IN ROTTERDAM. Harddrugsgebruikers geregistreerd. S. Biesma. J. Snippe. B.

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de Huisarts Gezondheidsenquête, België, 1997

Spuiten en slikken op de werkvloer: reflecties vanuit de verslavingszorg

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

NOTARISBAROMETER VASTGOED AAN DE KUST OVERZICHT

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

Hieronder vindt u een overzicht van de verschillende werksoorten binnen de alcohol- en drughulpverlening.

HULPVERLENING CAD LIMBURG JAARVERSLAG 2013

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Transcriptie:

REGISTRATIE 2013 DRUGHULPVERLENING VLAANDEREN VVBV Paul VAN DEUN VVBV Kortrijkse Steenweg 185 9000 Gent 09 245 38 98 www.verslaafdenzorg.be

Inhoudsopgave Voorwoord... 2 VVBV registratie rapport 2013... 4 1 Situering... 4 2 Aantallen... 5 3 Socio-economische en demografische kenmerken... 6 3.1 Leeftijd... 6 3.2 Geslacht... 7 3.3 Leefsituatie... 8 3.4 Onderwijs en Opleiding... 9 3.5 Economische situatie... 10 4 Drugsproblematiek... 11 4.1 Probleemproducten... 11 4.2 Gebruik van meerdere producten... 12 4.3 Evolutie... 14 4.4 Leeftijd... 15 4.5 Wijze van gebruik... 16 4.6 Behandelantecedenten... 17 4.7 Gebruiksduur... 19 5 Verwijzers... 21 6 Bijlagen... 23 6.1 Bijlage 1: Aard en spreiding van de registrerende behandelingscentra... 23 6.2 Bijlage 2: Gegevens Tabellen.... 25 Figuur 1: Behandelepisodes per behandelvorm... 5 Figuur 2: Behandelleeftijd per product... 6 Figuur 3: Evolutie vrouwen in behandeling... 7 Figuur 4: Vorm van samenleven... 8 Figuur 5: Opleidingsniveau... 9 Figuur 6: Onderwijsniveau Mannen Figuur 7: Onderwijsniveau Vrouwen... 9 Figuur 8: Werksituatie Mannen Figuur 9: Werksituatie Vrouwen... 10 Figuur 10: Voornaamste product... 11 Figuur 11: 2e product bij Opiaatgebruikers Figuur 12: 2e product bij cocaïnegebruikers... 12 Figuur 13: 2e product bij amfetaminegebruikers Figuur 14: 2e product bij hypnotica-sedativa gebruikers...13 Figuur 15: 2e product bij cannabisgebruikers... 13 Figuur 16: Evolutie voornaamste product mannen Figuur 17: Evolutie voornaamste product vrouwen... 14 Figuur 18: Leeftijden en producten mannen Figuur 19: Leeftijden en producten vrouwen... 15 Figuur 20: Injecteergedrag vrouwen Figuur 21:Injecteergedrag mannen... 16 Figuur 22: Evolutie % eerste behandeling mannen... 17 Figuur 23: Evolutie % eerste behandeling vrouwen... 18 Figuur 24: Gebruiksduur instromers opiaten... 19 Figuur 25: Gebruiksduur instromers cocaïne... 19 Figuur 26: Gebruiksduur instromers amfetamine... 20 Figuur 27: Gebruiksduur instromers cannabis... 20 Figuur 28: Verwijzers per product... 21 Figuur 29: Verwijzingen politie-justitie.... 22 TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 1

Voorwoord In dit rapport presenteren de leden van de Vlaamse Vereniging van Behandelingscentra Verslaafdenzorg (VVBV) hun cijfergegevens over 2013. De VVBV verzamelt deze gegevens al sinds 1988. De VVBV groepeert alle centra in Vlaanderen die een revalidatieovereenkomst met het RIZIV hebben. Het gaat hier zowel om laagdrempelige ambulante hulp als crisiscentra en langdurige residentiële behandelcentra. Al deze centra zijn gevat in de zesde staatshervorming en vallen nu onder Vlaamse bevoegdheid. De Vlaamse overheid heeft echter aan het RIZIV gevraagd om de centra nog verder op te volgen tot eind 2017. Tegen dan moet de Vlaamse regelgeving die ook deze revalidatiecentra omvat operationeel zijn. De cliëntgegevens worden onder andere verzameld om te voldoen aan het Treatment Demand Indicator protocol. De TDI is een minimale Europese standaard waartoe de verschillende Europese lidstaten zich geëngageerd hebben gegevens aan te leveren aan het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA). Voor het eerst (vanaf 2011) worden de gegevens nu geanonimiseerd aangeleverd aan het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid. (WIV). Niet alleen de gegevens van de revalidatiecentra voor drugverslaafden, maar ook de gegevens van de ambulante centra voor Geestelijke Gezondheidszorg en klinieken met een afdeling voor de behandeling van drugverslaafden worden nu bij het WIV verzameld. In de rapporten van het EMCDDA is België eindelijk geen blinde vlek meer als het op het aanleveren van cijfers met betrekking tot druggebruik aankomt. Wat wordt bijeengebracht zijn anonieme cliëntkenmerken van druggebruikers: gemiddelde leeftijd, voornaamste product, wijze van gebruik, enzovoort. Door het verzamelen van deze gegevens krijgen we informatie over de drugverslaafden die hulp zoeken in de centra van de VVBV. Zijn er evoluties vast te stellen? Andere drugs? Verandert de leeftijd eerste gebruik? De rapporten met de gegevens van de voorbije jaren zijn te vinden op de website van de VVBV : www.verslaafdenzorg.be. In naam van de VVBV dank ik hierbij iedereen die zich de voorbije 26 jaar heeft ingezet voor de realisatie van dit registratieproject en vooral Paul Van Deun die al die jaren de gegevens verwerkt in overzichtelijke rapporten. Dirk Vandevelde Voorzitter VVBV TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 2

TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 3

VVBV registratie rapport 2013 1 Situering Dit rapport toont de registratiegegevens van cliënten die een behandelperiode gestart zijn in 2013 binnen de Vlaamse met het RIZIV geconventioneerde centra gespecialiseerd in drugshulpverlening. Het betreft het registreren van een overeengekomen dataset zoals voorgesteld door het European Monitoring Center on Drugs and Drugs Abuse, de zogenaamde TDI- gegevens: Treatment Demand Indicator*. De inclusiecriteria en betekenis van de gebruikte codes zijn duidelijk omschreven. Het gaat over mensen met een middelen gerelateerde stoornis zoals wordt gedefinieerd in de 'conventie' of overeenkomst die deze centra hebben met het RIZIV. De centra verzamelen elk jaar dezelfde gegevens bij gelijkaardige patiënten zodat vergelijking met vorige jaren mogelijk wordt een trends kunnen worden onderscheiden.. Sinds 2011 vraagt het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid (WIV) deze gegevens op bij de centra**. Hierbij wordt een unieke identificatie variabele versleuteld waardoor er een geanonimiseerde dataset beschikbaar wordt. Alle centra in Vlaanderen die met het RIZIV een conventie hebben zijn lid van de VVBV (de Vlaamse Vereniging van Behandelingscentra Verslaafdenzorg***) en werken aan deze gegevens verzameling mee. De dekkingsgraad is zeer hoog wat wil zeggen dat de meeste patiënten die voor registratie in aanmerking komen ook worden geregistreerd. De specifieke opdracht van deze centra is om patiënten te behandelen met een verslaving aan illegale drugs of aan medicatie; alcoholisten mogen bij wijze van uitzondering ook worden behandeld. Het aantal alcoholafhankelijken, als primaire drug, is bijgevolg beperkt in dit jaaroverzicht. De RIZIV geconventioneerde centra zijn niet de enige in ons land die middelen gerelateerde problematieken behandelen, behandelen van drugsproblematiek is wel hun hoofd opdracht. Ook huisartsen, centra geestelijke gezondheidszorg, psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen en psychiatrische ziekenhuizen ontvangen en behandelen drugsverslaafden. Al deze instellingen (op huisartsen na) bezorgen of zullen in de toekomst het WIV registratiegegevens bezorgen, dit rapport slaat enkel op gegevens van gespecialiseerde Riziv- geconventioneerde centra. Deze gegevens worden vergeleken met gegevens uit dezelfde centra van vorige jaren. In bijlage 1 worden deze centra en hun werkwijze, hun geografische spreiding en behandelcapaciteit beschreven: Residentiële en ambulante initiatieven, kort- of langdurend, laagdrempelig of intensief. Bijlage 2 bevat de tabellen waarop deze analyses zijn gebeurd. *Zie EMCDD http://www.emcdda.europa.eu/themes/key-indicators **Antoine Jérôme, 2014, De TDI-registratie in de RIZIV-revalidatiecentra voor verslaafden, jaarlijks rapport van de registratie 2013 (Vlaamse en Franstalige centra). WIV-J.Wytsmanstraat 14-1050 Brussel. http://workspaces.wiv-isp.be/tdi/default.aspx *** Voor meer informatie en vorige rapporten zie: www.verslaafdenzorg.be TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 4

2 Aantallen In al de Riziv geconventioneerde centra samen werden in 2013 5026 behandel periodes opgestart. Eenzelfde persoon kan in twee of meer voorzieningen in hetzelfde jaar een behandeling starten. Dat kan geïndiceerd zijn door de evolutie van de problematiek waarin hij zich bevindt. Een ambulante begeleiding kan soms niet volstaan en bij escalatie is een opname nodig. Na een residentiële behandeling is een ambulante nazorg noodzakelijk. Deze patiënten worden dan 'dubbel' geteld, behalve wanneer er verwezen werd binnen dezelfde organisatie dan werden de kenmerken van de eerste behandelperiode genomen. Er zijn 344 behandelingen meer opgestart dan in 2012, een stijging met 7%, toen was er een lichte daling met 36 periodes. Deze stijging is een stijging van de vraag want het behandelaanbod is gelijk gebleven. Figuur 1: Behandelepisodes per behandelvorm In de residentiële centra is het aantal nieuwe behandelingen redelijk stabiel. Als er geen bedden bijkomen blijft de opnamecapaciteit gelijk tenzij de behandelduur vermindert, wat de kwaliteit van de behandelingen niet ten goede zou komen. De ambulante centra kenden wel een stijging ondanks hetzelfde behandelaanbod. Bij de Medisch Sociale Opvangcentra was de groei gestaag, bij de Sessiecentra gaat dit met sprongen op en af. Omdat behandelingen vaak langer duren dan een jaar, behandelde men in 2013 ook mensen die in de vorige jaren een behandeling zijn gestart. Naar schatting bestaat de caseload in alle centra uit de helft 'oude' patiënten en de helft 'nieuwe', behalve in de residentiële crisiscentra waar de behandelduur erg kort is. Er werden dus in 2013 naar schatting ongeveer 10.000 behandelingen uitgevoerd in de Vlaamse RIZIV centra. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 5

3 Socio-economische en demografische kenmerken 3.1 Leeftijd De gemiddelde leeftijd bij aanvang van de behandeling lag op 29 jaar. Dat is ongeveer gelijk aan de gemiddelde leeftijd in 2012. Voordien steeg die gemiddelde leeftijd met 4 maanden per jaar. Dat stagneert nu blijkbaar. Er is wel een opvallend verschil als we het gender aspect er bij betrekken. De leeftijd van vrouwen ligt voor het eerst boven die van mannen. In 2013 waren de vrouwen gemiddeld 29,27 jaar oud en de mannen 28,98 jaar. De leeftijd van mannen is iets gezakt tegenover het vorige jaar. De gemiddelde leeftijd van vrouwen is op één jaar tijd met een jaar gestegen! Gemiddelde leeftijd per behandelvorm 2011 2012 2013 Sessie-centra 27,11 26,98 28,51 MSOC's 30,61 30,99 30,63 Residentiële crisiscentra 26,71 28,62 29,34 Residentiële behandelcentra 25,10 23,44 27,09 Totaal 27,92 28,32 29,27 Tabel 1: Gemiddelde leeftijd per behandelvorm We zien bij vrouwen dat de leeftijd stijging zich in alle behandelvormen voordoet behalve in de MSOC's waar die leeftijd al hoog lag. Bij mannen zakt de leeftijd lichtjes in de residentiële centra, en blijft hij ongeveer dezelfde in de ambulante centra. De gemiddelde leeftijd verschilt naargelang het voornaamste product. Figuur 2: Behandelleeftijd per product De leeftijd van de opiaatgebruikers blijft stijgen, vooral de vrouwelijke opiaatgebruiksters. Stimulantia, amfetamine en cocaïne vertonen geen stijging in leeftijd, behalve de vrouwelijke amfetaminegebruiksters die gemiddeld bijna 3 jaar ouder zijn dan het vorige jaar. De cannabisgebruikers zijn 4 tot 9 jaar jonger dan de rest. Hun aangroei in 2013 is het grootst, zeker bij de mannen, waardoor ze de gelijk gebleven totale gemiddelde leeftijd mee kleuren, ondanks de leeftijd stijging bij opiaatgebruikers. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 6

3.2 Geslacht De verhouding tussen de geslachten volgt enigszins deze verhouding in de samenleving. Er zijn meer mannen dan vrouwen die drugs gebruiken. De verhouding man vrouw is in de hulpverlening meer ongelijk dan in de samenleving, er zijn in verhouding minder vrouwen die hulpverlening krijgen. Van wie in 2013 een behandeling is gestart is 82,5% man en 17,5% vrouw. De toename in aantal ten opzichte van 2012 liet zich meer voelen bij het aantal vrouwen +10% dan bij het aantal mannen +7%. Geslacht 2011 2012 2013 % Man 3892 3881 4148 82,5 Vrouw 824 798 876 17,5 Totaal 4716 4679 5024 100% Tabel 2: Geslachtsverdeling 3 laatste jaren De toename van het aantal vrouwen doet zich enkel voor in ambulante centra, en dan vooral bij de MSOC's waar er 50 vrouwen meer in behandeling werden genomen dan het jaar voordien. In de residentiële centra is er een lichte vermindering of een stagnatie van het aantal vrouwen. Figuur 3: Evolutie vrouwen in behandeling TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 7

3.3 Leefsituatie In 2013 leefde 26,3% alleen, bij de ouders 35,7% en met een partner 22,6%. 2,1% was alleen met kinderen en 10,2% had een partner en kinderen waar hij of zij bij leefde. Dat blijft zo over de jaren. Het is wel zo dat de gemiddelde leeftijd van wie bij zijn ouders leeft 5 jaar lager ligt dan de algemene leeftijd: 23,8 versus 29 jaar. Daarvan blijkt 55% cannabis gebruiker te zijn. De overige 45% van wie met ouders onder één dak leeft is opiaat- cocaïne- of amfetamine- verslaafd. Het zijn overwegend prille twintigers. Figuur 4: Vorm van samenleven Het samenlevings patroon van vrouwen in behandeling wijkt af van dit door het hoge aantal mannen vertekend algemeen beeld: Slechts 25,5% vrouwen woont bij de ouders tegenover 37,9% mannen, er zijn dubbel zoveel vrouwen dan mannen die met een partner wonen, 20,6%, en 10 keer meer vouwen dan mannen wonen alleen met een kind en 50% meer vrouwen wonen samen met een partner én één of meerdere kinderen. 6% minder vrouwen woont alleen. Dit zijn belangrijke omgevingsfactoren waar rekening mee moet worden gehouden. Het samenleven met een partner, of de verantwoordelijkheid dragen voor een kind zijn hindernissen voor een behandeling waardoor een residentiële behandeling bemoeilijkt wordt. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 8

3.4 Onderwijs en Opleiding Binnen een populatie van drugsverslaafden kan het afmaken van de schoolse opleiding een probleem vormen. Het begin van het drugsgebruik situeert zich vaak op de leeftijd van het middelbaar onderwijs en problematisch drugsgebruik kan nefast zijn voor de leerprestaties. Als we kijken naar het opleidings niveau van patiënten die in 2013 een behandeling gestart zijn dan zien we dat 55% één of andere vorm van middelbaar onderwijs met diploma of getuigschrift heeft afgerond. Het opleidingsniveau van vrouwen ligt hier iets hoger dan gemiddeld: 58%. Bij vrouwen heeft 5,5% een diploma van hoger onderwijs, tegenover 4% van de mannen. 40% mannen hebben alleen lager onderwijs met goed gevolg afgerond, bij vrouwen is dat 35%. Figuur 5: Opleidingsniveau De gevolgde opleiding verschilt ook naar voornaamste product. Zo zien we dat zowel mannen als vrouwen die zich met een cocaïneprobleem melden het hoogst geschoold zijn: ofwel middelbaar onderwijs afgemaakt, 65 à 70%, of een hoger diploma, 8 à 10%. Van de vrouwen met een opiaatprobleem is nog 7% hoger geschoold. Figuur 6: Onderwijsniveau Mannen Figuur 7: Onderwijsniveau Vrouwen Geen middelbaar onderwijs diploma stelt op de arbeidsmarkt een probleem. Maar misschien is er hier een leeftijdsbias. Sommige patiënten in behandeling zijn nog te jong om een middelbaar diploma te hebben, laat staan een diploma van hoger onderwijs. Dat zou het geval kunnen zijn bij de gebruikers van cannabis die gemiddeld jonger zijn. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 9

Als we een onderscheid maken op de leeftijd van 25 jaar, leeftijd waarop men zelfs met tweede kans onderwijs zijn humaniora kan hebben behaald, dan zien de cijfers er lichtjes anders uit: Dan heeft 60% van onze populatie een middelbaar diploma en 6% een hoger. Nog 32% heeft geen diploma. Vrouwen boven de 25 die een behandeling starten hebben voor 10% een diploma hoger onderwijs. 3.5 Economische situatie In hoeverre is men nog economisch actief wanneer men een behandeling start? Men kan een reguliere tewerkstelling hebben of (tijdelijk) werkloos zijn. Is men door ziekte geveld, gepensioneerd of huis- man-vrouw, dan is men 'niet-actief'. Men kan ook student zijn of 'anders' en dat laatste kan ook een minder legale activiteit vertegenwoordigen. deze laatste categorie, klein in aantal, is niet verwerkt in de grafiek. Ook hier maken we een onderscheid tussen min- en plus 25 jarigen. Bij de min 25 jarigen is immers 40 à 44% student, allicht ten laste van de ouders. Boven de 25 zijn dat nog kleine percentages. Boven 25 jaar is bij de mannen 34% aan het werk en is 27% werkloos, bij vrouwen is dat respectievelijk 24% en 30%. In tegenstelling tot wat je zou verwachten vanuit het iets hogere opleidingsprofiel zijn vrouwen die drugshulpverlening volgen minder economisch actief dan mannen. Figuur 9: Werksituatie Vrouwen Figuur 8: Werksituatie Mannen Als we naar de probleemproducten kijken dan zien we zowel bij mannen als bij vrouwen boven 25 dat cannabisgebruikers nog het meest in het arbeidsproces betrokken zijn (respectievelijk slechts 21% en 27% economisch niet actief) tegenover opiaatgebruikers (32% en 34% niet actief). Bij vrouwen is het hoogste percentage economisch niet actieven boven 25 jaar de stimulantiagebruiksters. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 10

4 Drugsproblematiek 4.1 Probleemproducten Doorgaans hebben onze patiënten problemen met het gebruik van meerdere producten. Toch vragen we naar het voornaamste product dat hen last bezorgt. In 2013 was de grootste groep 37% die groep met cannabis als voornaamste probleem of 1852 patiënten. De tweede grootste groep zijn de opiaatgebruikers met 26% of 1286 patiënten. Eigenlijk worden de opiaatgebruikers van de tweede plaats verdrongen door de stimulantiagebruikers wanneer we amfetamine en cocaïne samen nemen (30% of 1522 patiënten). Er zijn nog een paar kleinere groepjes: de alcoholgebruikers 4% of 198 patiënten, de 'andere' 1% waarin ook gebruikers van hallucinogene middelen 13 personen, of snuifmiddelen 8 personen, te kleine groepen om apart in een grafiek te vermelden. Tenslotte is er de 'hypnotica-sedativa' groep waarin slaapmiddelen, vaak benzodiazepines en het in opmars zijnde GHB samen zit, goed voor 2% of 94 patiënten. Dat het aantal gebruikers van alcohol als voornaamste product zo laag ligt is te wijten aan het selectiecriterium dat het RIZIV de centra oplegt, zij moeten in de eerste plaats druggebruikers in behandeling nemen. Figuur 10: Voornaamste product TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 11

4.2 Gebruik van meerdere producten Bij intake wordt niet alleen gevraagd naar het voornaamste product, maar ook naar andere producten waarmee men het moeilijk heeft. Dat kan een tweede of een derde product opleveren. Bij 70% is er minstens een tweede product. Er bestaan geen duidelijke criteria om een product problematisch te noemen of waarom het in de rangschikking als voornaamste wordt genoemd. Het is vooral de patiënt die dit aangeeft. Er waren in 2013 geen duidelijke verschillen tussen het beeld van mannen en dat van vrouwen. Het 2e product bij gebruikers van opiaten is cocaïne. Een kwart van de opiaatgebruikers heeft problemen met het gebruik van cocaïne. Eén op vijf heeft geen ander probleemproduct en één op zes heeft problemen met cannabis en of met een ander opiaat bv. methadon. Figuur 11: 2e product bij Opiaatgebruikers 4 op 5 Cocaïnegebruikers hebben voor problemen met andere producten, en dan voornamelijk met cannabis (29%) of met alcohol (23%). Figuur 12:2e product bij cocaïnegebruikers Eenzelfde beeld zien we bij de amfetaminegebruikers. Zij hebben iets vaker géén tweede probleemproduct (27%) of ook vaker een probleem met cannabis (26%). Alcohol is iets minder een probleem maar wel een ander stimulerend middel zoals cocaïne of een ander amfetamine (XTC). Merk op dat hypnoticasedativa hier bijna 10% vertegenwoordigen. Het betreft hier benzodiazepines en GHB. Figuur 13: 2e product bij amfetaminegebruikers TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 12

Bij de hypnotica-sedativa gebruikers zien we dat bij een derde amfetamines als problematisch bijgebruikt wordt en alcohol op de tweede plaats komt (19%). De meerderheid van deze groep is probleemgebruiker van meerdere producten. Figuur 14: 2e product bij hypnotica-sedativa Figuur 15: 2e product bij cannabisgebruikers De cannabisgebruikers als voornaamste product geven een ander beeld. Een grote groep (43%) houdt het bij één product. Maar 27% vermeldt ook problemen met alcohol en 24% met een stimulerend middel zoals cocaïne of amfetamines. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 13

4.3 Evolutie Er is een duidelijk verschil in evolutie van het gebruik tussen beide geslachten. Omdat de groep mannen in behandeling 4 maal groter is dan de groep vrouwen kleurt het mannelijk beeld de perceptie van de evolutie van de drugsgebruikers in Vlaanderen. Daarom maken we hier onderscheid tussen de geslachten. Bij mannen is sinds 2010 cannabis als voornaamste product de opiaten voorbij gegaan. Ook de stimulantia (amfetamines en cocaïne samen) hebben sinds 2012 de opiaten bijgebeend en voorbijgestoken. Er is een gestage afname van het aantal opiaatgebruikers dat een behandeling start. In 2008 waren de nieuwe aanvragen voor een behandeling voor opiaatafhankelijkheid op hun hoogtepunt. Sinds 2009 is er een sterke groei van het aantal cannabisgebruikers in behandeling. Figuur 16: Evolutie voornaamste product mannen Kijken we naar de evoluties de laatste 3 jaar bij vrouwen dan zien we een ander beeld. De grootste groep vormen de aanvragen van stimulantiagebruiksters (amfetamine en cocaïne opgeteld). Deze groep vertoont de grootste stijging de laatste 3 jaren. Cannabisgebruik neemt lichtjes toe en opiaatgebruik stagneert maar vormt toch nog de tweede grootste instroomgroep op jaarbasis of zelfs de grootste groep als men de stimulantia terug splitst. Figuur 17: Evolutie voornaamste product vrouwen TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 14

Conclusie is dat er een verschil is in de evolutie van het probleem druggebruik tussen mannen en vrouwen. Bij mannen neemt opiaatgebruik af, bij vrouwen stagneert het. Bij mannen nam het problematisch cannabisgebruik toe in veel grotere mate dan bij vrouwen. Bij vrouwen is het stimulantiagebruik en daarbij vooral de amfetamines die een gestage opmars bezig zijn. Bij vrouwen in de hulpverlening blijven opiaten hoger scoren dan cannabis. 4.4 Leeftijd Als we de leeftijdscategorie inbrengen in de grafische vergelijking van de voornaamste producten en onderscheid maken tussen mannen en vrouwen dan vinden we ook daar enkele belangrijke verschillen. Om de grafiek enigszins te vereenvoudigen hebben we extreme categorieën weggelaten zowel wat betreft de leeftijden (-15 en + 54) en ook de product categorieën hypnotica, snuifmiddelen en hallucinogeen. Deze cellen waren in aantal zo klein dat ze moeilijk kunnen worden gerepresenteerd. Figuur 18: Leeftijden en producten mannen Figuur 19: Leeftijden en producten vrouwen Cannabis als voornaamste product vinden we in 2013 vooral terug bij de nieuwe behandelingen in de jongste leeftijds categorieën. Bij de groepen 15 tot 19 en 20 tot 24 jarigen vormen ze de grootste groep. Mij mannen geldt dat ook voor de 25-29 jarigen. De opiaatverslaafden vormen de grootste groep bij de mannen en vrouwen boven de 30. Opiaten spreken in verhouding nog meer jonge vrouwen dan jonge mannen aan. Wat de stimulantia betreft zien we dat mannen meer voor cocaïne kiezen eenmaal boven de 20, terwijl vrouwen een lichte voorkeur hebben voor amfetamines. Beschouwen we de stimulerende middelen als één groep dan is het stimulantiagebruik bij vrouwen duidelijk meer aanwezig dan bij mannen. Behalve in de leeftijdscategorie 30-34 waar de opiaatgebruiksters de meerderheid vormen, zijn stimulantia dé probleemproducten voor vrouwen waardoor ze een behandeling te starten. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 15

4.5 Wijze van gebruik Je kan op verschillende wijze drugs gebruiken. Cannabis wordt meestal gerookt. Opiaten kan met slikken (pilletjes), roken (verhitten op zilverpapier en de dampen inhaleren, zgn. chinezen) en men kan opiaten rechtstreeks in de bloedbaan brengen via intraveneus inspuiten. Begrijpelijker wijze is aan het inspuiten het meeste risico verbonden. Het inspuiten komt voor in bepaalde gebruikersculturen, vandaar dat het regionaal verschillend is. Het komt ook vaker voor als de kwaliteit van de heroïne slecht is men dan directere wegen zoekt om de heroïne met de hersenen in contact te brengen. Amfetamines worden vooral in pil vorm geslikt ook al kan men ze in poedervorm snuiven als cocaïne. Cocaïne kan men ook injecteren en ook roken. Dat laatste heet base coke (crack) waarbij men de dampen van bewerkte cocaïne inhaleert wat een sneller en krachtiger maar kortdurender effect heeft. Wat de wijze van gebruik betreft interesseren we ons vooral voor het intraveneus gebruik, omdat dat het meeste risico inhoudt. Hoe vaak komt dat voor en hoe evolueert dat? Figuur 21:Injecteergedrag mannen Figuur 20: Injecteergedrag vrouwen Bovenstaande grafieken geven aan dat driekwart niet injecteert en dat dit aantal langzaam stijgt wat een positieve evolutie is (categorie nooit geïnjecteerd). Ofwel komen injecteerders minder in behandeling of zijn de nieuwkomers in de drugsproblematiek minder geneigd om te injecteren, omdat ze bv. cannabis gebruiken en geen heroïne, wat de trend is. Wat het recent injecteren betreft, wat gedefinieerd wordt als: "het laatste jaar", dat blijft vrijwel onveranderd op 10% van alle gebruikers. Met andere woorden, er zijn langzaam aan minder gebruikers die ooit hebben geïnjecteerd, maar actueel blijft het percentage injecteerders dat in behandeling komt gelijk. De actuele situatie verbetert niet. Wanneer we onderscheid maken tussen mannen en vrouwen dan blijkt dat er meer vrouwen in behandeling actueel of historisch injectie ervaring hebben. Zij namen dus meer risico. De redenen zijn niet meteen duidelijk. Wel is het zo dat zij gebruikster zijn van meer klassieke drugs zoals heroïne of stimulantia waarbij injecteren niet geheel afwezig is. Bij mannen is de aangroei van de behandelpopulatie meer te wijten aan cannabisgebruikers. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 16

4.6 Behandelantecedenten Niet iedereen die in 2013 een behandeling startte in één van de Riziv geconventioneerde centra volgde voor het eerst een behandeling voor zijn of haar drugsgebruik. Iets minder dan de helft is nieuw in het behandelcircuit of 42%, de overige 58% is al eerder behandeld in een gelijkaardig centrum of elders. De definitie van deze variabele is weinig scherp, wat is behandeld? Een paar keer bij de huisarts, een intake voor behandeling zonder vervolg, een kliniekopname en dan doorverwezen? Als we proberen een trend te trekken over de afgelopen 3 jaar dan gaan we er van uit dat elk jaar dezelfde interpretaties werden gemaakt zodat een trend zichtbaar wordt. Figuur 22: Evolutie % eerste behandeling mannen De grafiek geeft het percentage nieuw in behandeling weer, of nooit eerder behandeld voor middelen gerelateerde problematiek, de instromers. Wat opvalt is dat opiaatgebruikers, als ze zich melden meestal al eerder in behandeling zijn geweest. Het is de meest chronische van de productafhankelijkheden. Er zijn iets minder instromers met een opiaatprobleem dan het vorige jaar. Bij mannen daalt het percentage voor het eerst in behandeling voor cannabisproblemen, al is nog steeds 60% van de cannabisgebruikers nieuw in behandeling. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 17

Figuur 23: Evolutie % eerste behandeling vrouwen Er zijn in verhouding meer vrouwen voor wie de geregistreerde behandeling een eerste behandeling voor drugs blijkt te zijn. Bij vrouwen valt op dat er in 2011 nog een hoog percentage nieuwkomers was met een opiaatprobleem. Dat is de jaren nadien snel afgenomen. Ook hier geldt dat de interpretatie van de variabele, 'wat is een eerste behandeling', voor onduidelijkheden kan zorgen wat deze conclusies een beperkte geldigheid kan geven. Het percentage nieuwkomers met voornamelijk een cannabisprobleem ligt iets lager dan bij mannen maar hier stijgt het nog. Zoals bij mannen maar meer uitgesproken, stijgt het percentage nieuwe behandelingen voor cocaïne en daalt het voor amfetamine. Als het zo is dat de percentages 'eerste behandelingen' de trend in de samenleving beter voorspellen dan alle behandelingen die gestart worden, dan kunnen we verwachten dat het aantal behandelingsvragen voor een opiaat probleem zachtjes achteruit zal gaan, dat de vraag voor cocaïnebehandelingen zal stijgen zeker voor vrouwen. De vraag naar cannabis behandelingen zal lichtjes dalen maar daar vormen de nieuwe patiënten nog de meerderheid. Bij vrouwen zit er nog een behoorlijke groep cannabisgebruikers met problemen aan te komen. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 18

4.7 Gebruiksduur Als de tijd dat men heeft gebruikt rekenen we het verschil tussen de beginleeftijd waarop men het voornaamste product is beginnen gebruiken en de leeftijd waarop men de gerapporteerde behandeling is gestart. Hoe lang moet iemand gebruiken voor dat hij in behandeling gaat? Of hoelang gebruikt iemand een product waarvoor hij nog steeds in behandeling is? We maken onderscheid tussen de groep die al eerder een behandeling heeft gehad en de groep die voor het eerst wordt behandeld, de instromers. Uit onderstaande grafieken, waarbij we een onderscheid maken tussen de 4 hoofdproducten : Opiaten, Cocaïne,Amfetamine en Cannabis, blijkt hoelang mensen gemiddeld deze producten nog gebruiken alvorens ze een behandeling starten en hoe lang ze al bezig zijn als ze terug in behandeling komen. Het geeft de chroniciteit weer van de verslavingsproblematiek. Enkele extreem lange gebruikers zijn uit de grafieken geweerd voor de leesbaarheid. Figuur 24: Gebruiksduur instromers opiaten Er zijn duidelijk meer opiaatgebruikers die al eerder behandeld werden dan nieuwkomers in de behandeling. Na 15-16 jaar opiaatgebruik neemt de vraag naar behandeling af, enkelen gebruiken al meer dan 30 jaar. Mensen haken af en komen terug in behandeling ook in het begin van de gebruikerscarrière. Figuur 25: Gebruiksduur instromers cocaïne Naar gebruiksduur zijn er vergelijkbare aantallen cocaïnegebruikers in behandeling, mensen die al eerder werden behandeld als mensen die voor het eerst behandeling zoeken. Men kan dus gemakkelijk 10 jaar, soms TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 19

20 jaar cocaïnegebruiker zijn vooraleer men naar een behandelaar stapt. Er zijn meer instromers in behandeling met minder dan 4 jaar gebruik dan terugkomers. Figuur 26: Gebruiksduur instromers amfetamine Amfetaminegebruikers blijven ook na 20 jaar opnieuw om behandeling vragen en er zijn er die pas na 20 jaar gebruik voor het eerst een behandeling opstarten. Er zijn meer starters in de eerste jaren van het amfetaminegebruik. Figuur 27: Gebruiksduur instromers cannabis De cannabisgebruikers vertonen een ander beeld. Er zijn duidelijk meer cannabisgebruikers die na 1 tot 12 jaar gebruik voor het eerst een behandeling vragen dan terugkomers die al eerder behandeld werden. Nadien liggen de aantallen even hoog als bij cocaïnegebruikers. De conclusie is dat behandelingen zowel beschikbaar moeten zijn voor wie voor het eerst beroep wil doen op de gespecialiseerde drugshulpverlening als voor wie opnieuw daarop beroep wil doen. Het is niet voor niks dat verslaving als een chronische problematiek wordt omschreven waarbij recidive meer regel dan uitzondering is. Daarom past de vorm en intensiteit van de behandeling zich aan aan de behoefte van de ervaren én van de beginnende gebruiker. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 20

5 Verwijzers Hoe sterk is de drugshulpverlening ingebed in netwerken met andere maatschappelijke, sociale en medische voorzieningen? Dat kunnen afleiden uit het aantal verwijzingen die uit die kringen komen. Van de behandelingen die in 2013 zijn gestart vermeldt het hoogste percentage geen specifieke verwijzer, ze hebben op eigen houtje het behandelaanbod ontdekt: 33% of 1 op 3. Van wie wel via iemand de behandeling heeft gevonden zegt een kwart dat dit via politie of justitie (o.a. advocaat) is gebeurd. De overige bronnen van verwijzing scoren veel lager: welzijnsvoorzieningen 9%, medische voorzieningen 7% en huisartsen die worden maar voor 1% vermeld. Familie daarentegen is goed voor 12% en andere gespecialiseerde drugshulpverlening 11%. We kunnen hieruit besluiten dat de gespecialiseerde drugshulpverlening erg laagdrempelig is, mensen vinden zelf hun weg naar hulp. Ze vinden adressen op het internet of kennen de voorzieningen via medegebruikers. Mogelijk hebben familieleden, huisartsen, onderwijsmedewerkers, politiemensen of welzijnsvoorzieningen hen op de drughulpverlening gewezen maar hun continue betrokkenheid was niet van dien aard om als verwijzer te worden aangewezen. Deze laagdrempeligheid lijkt goed maar stelt problemen als mensen na hun behandeling voor verdere ondersteuning terug verwezen moeten worden naar de verwijzers voor opvolging. Zo zijn justitie en politie ook niet meteen uitgerust voor deze taak. De drugshulpverlening heeft weinig patiënten gemeen met welzijn en gezondheidsvoorzieningen. Het hoge percentage verwijzingen uit juridische hoek valt op. De drugsproblematiek wordt nog steeds door haar maatschappelijk overlast gekenmerkt: onwettigheid, onveiligheid en kleine criminaliteit. Een kwart wordt vanuit dergelijke achtergrond verwezen. Figuur 28: Verwijzers per product De vraag kan worden gesteld of politie en justitie gebruikers van alle drugs in even grote mate naar de drugshulpverlening verwijzen? Is elke drug even criminogeen of spelen er andere tendensen? TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 21

Vooral opiaatgebruikers vinden zelf de weg naar de centra. Bij cannabisgebruikers verwijzen vooral familie en vrienden. Medisch sociale voorzieningen spelen de grootste rol bij alcoholproblematiek, groter dan bij de illegale drugs. Huisartsen zijn quasi afwezig als verwijzer van middelen gerelateerde problematiek of worden niet als dusdanig gepercipieerd. Politie en justitie daarentegen spelen een grotere rol, vooral bij cannabisgebruik en amfetaminegebruik. Als verwijzer van opiaatgebruikers en cocaïnegebruikers is de rol van politie en justitie beperkter. Cannabisgebruik staat niet bekend voor zijn grote maatschappelijke overlast, het is op amfetamines na de goedkoopste drug waardoor betrokkenheid door criminele bendes ver van de gebruiker staat. Cocaïne is de duurste drug. Daar speelt politie en justitie de op één na kleinste rol in het verwijzen. Vermoedelijk is de aanwezigheid van politie en justitie als verwijzer bij cannabis en amfetaminegebruik meer een vertaling van de maatschappelijke bezorgdheid ten aanzien van de jongere gebruikers. De sociale achtergrond kan ook een rol spelen. Figuur 29: Verwijzingen politie-justitie. Politie en justitie zullen in verhouding vaker optreden bij cannabisgebruikers van minder dan 24j. De grootste groep vormen voor hen de 20-24 jarigen. Heroïnegebruikers worden het meest verwezen tussen 25 en 34 jaar. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 22

6 Bijlagen 6.1 Bijlage 1: Aard en spreiding van de registrerende behandelingscentra De gegevens die in dit rapport worden gepresenteerd werden verzameld bij behandelingsinitiatieven die een gelijkaardige opdracht hebben en erkend zijn door de Belgische ziekteverzekering. Al deze initiatieven hebben een overeenkomst, een conventie voor psychosociale revalidatie, met het RIZIV. In dit rapport worden enkel de Vlaamse centra doorgelicht die zich gegroepeerd hebben in de Vlaamse Vereniging voor Behandeling van Verslaafden (VVBV). Het Riziv hanteert strikte criteria voor een gedegen en intensieve behandeling met een multidisciplinair team, psychiater, arts, psycholoog, maatschappelijk werker, verpleegkundige, enz. Er is ook plaats voor ervaringsdeskundigen. De toegang tot de behandeling vereist dat voldaan is aan de criteria voor middelen gerelateerde stoornissen (DSM-IV). De behandelvorm, ambulant of residentieel, laagdrempelig of hoogdrempelig intensief en de doelstellingen en werkvormen liggen vast in de overeenkomst met het RIZIV. De kosten van deze behandeling worden dan ook bijna volledig door het ziekenfonds van de betrokkene gedragen, op een persoonlijk aandeel na. Het Riziv legt vast wat het maximum aantal patiënten is dat tegelijk kan worden opgenomen en wat het jaarlijks aantal prestaties (ligdagen of gespreksuren ambulant) is die voor terugbetaling in aanmerking komt. De verblijfsduur wordt niet beperkt maar elke behandeling moet met anamnese, diagnose, behandelingsplan en prognose worden verantwoord ten aanzien van de adviserend geneesheer van het ziekenfonds, evenals elke jaarlijkse verlenging. Mensen die in deze registratie voorkomen voldoen bijgevolg aan deze vrij strenge criteria. Niemand laat zich opnemen, soms langdurig, of gaat in een regelmatige begeleiding ook vaak van lange duur, zonder dat de klachten ernstig zijn. In de overeenkomsten met het Riziv staan enkele beperkingen ten aanzien van de problematiek die mag worden behandeld. De dag of sessie centra mogen geen alcoholisten behandelen, in residentiële programma's moet het aantal alcoholisten beperkt worden gehouden. Men heeft deze regel al van in 1980 ingevoerd toen de eerste 'conventie' werd gesloten om voorrang te geven aan een voor die tijd nieuwe groep patiënten, de gebruikers van illegale drugs, veronderstellend dat er voldoende voorzieningen voor alcoholisten waren. In Brussel en Wallonië bestaat die regel niet. Gevolg is dat er in Vlaanderen weinig mensen met een primaire alcohol gerelateerde stoornis in het bestand zitten. Meer en meer alcoholisten gebruiken ook op problematische wijze illegale drugs. Alcohol en cocaïne komen vaak samen voor. Als er illegale drugs of medicatie bij betrokken zijn mag een behandeling wel. Tenslotte zijn de gedragsverslavingen niet opgenomen in de overeenkomsten met de centra, gokken en computergame verslavingen, sex verslaving. Ook deze verslavingen komen veelvuldig voor bij patiënten met middelengebruik waardoor ze ook wel behandeld worden. Ze zijn echter op zich niet voldoende om voor terugbetaling van de behandeling in deze centra in aanmerking te komen. Ze worden ook niet als dusdanig geregistreerd. Het behandelaanbod dat deze registratiegegevens jaarlijks genereert bestaat uit 4 behandelmodaliteiten en enkele speciale voorzieningen. Historisch zijn eerst de residentiële centra door het Riziv erkend geworden, de residentiële behandelingsprogramma s en ontwenningsprogramma's. De behandelingsprogramma's hebben een behandel duur van 6 tot 12 maanden, verlengingen zijn mogelijk, en soms is er een 'tussenhuisperiode' waarin de begeleiding minder strikt is. 5 behandelprogramma's werken met het model van de drugvrije therapeutische gemeenschap, 2 niet. De ontwenningsprogramma's die vaak voorafgaand de langere behandelings programma's worden aangeboden werken vanuit datzelfde perspectief. Een opname in een ontwenningsprogramma dat doorgaans 4 tot 6 weken duurt hoeft niet noodzakelijk gevolgd te worden door een opname in het residentiële vervolgprogramma, ambulante verwijzingen zijn legio. De ambulante programma's zijn deels hoogdrempelig met therapiesessie van een 1/2 uur tot 2 uur, de zogenaamde dag- of sessie centra, deels laagdrempelig met meerdere activiteiten per week, de Medisch Sociale Opvangcentra. TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 23

In Vlaanderen zijn er 11 organisaties die deze behandelingen aanbieden: we vermelden de inrichter, de werkvorm, de vestigingsplaats met eventueel antennes en het aantal behandelplaatsen of het jaarlijks aantal behandelweken bij MSOC's of jaarlijks aantal gesprekken van één uur in de dagcentra, om een idee te geven van de grootte van het aanbod. Inrichter Medisch Sociaal Opvang centrum Dag of sessiecentrum Ontwennings programma Adic Antwerpen 17 plaatsen Behandelings programma Antwerpen 10 plaatsen CAD Limburg Beringen-Genk-Hasselt- Heusden-Lanaken- Maasmechelen- Neerpelt- Tongeren-St Truiden-Herentals- Mol- Turnhout. 12462 De Kiem Ronse-Geraardsbergen 2417 Gavere 10 plaatsen Gavere 20 plaatsen De Sleutel Gent-Brugge-Mechelen- Antwerpen-Aalst- Veurne- Diksmuide- Blankenberge- Knokke. 22033 Wondelgem 22 plaatsen Gent 15 plaatsen Merelbeke 27 plaatsen Eeklo 12 plaatsen De Spiegel Asse 5808 Kessel-Lo 8 plaatsen Kessel-Lo 17 plaatsen Free Clinic Antwerpen 11681 Katarsis Genk 8 plaatsen Genk 19 plaatsen Kompas Kortrijk-Ieper-Menen- Waregem-Roeselare- Torhout 8769 Kortrijk 10 plaatsen Kortrijk 6 plaatsen MSOC Gent Gent-St-Niklaas- Lokeren-Zele 8539 MSOC Oostende Oostende-Kortrijk- Roeselare 5980 MSOC Vlaams Brabant Leuven-Diest-Vilvoorde- Tienen 6977 Tabel 3: Spreiding en grootte behandelaanbod Elk van deze inrichters heeft een conventie afgesloten met het Riziv over de wijze van behandelen, het aantal patiënten, ligdagen of gesprekken, personeel en werkingskosten en wat aan de mutualiteit van de betrokkenen kan worden gefactureerd. Elk centrum legt dus zijn eigen accenten en wordt er daarom verschillend voor vergoed. Sommige centra hebben een specifieke erkenning om verslaafde moeders of vaders met hun jonge kind op te nemen, andere centra hebben zogenaamde tussenhuizen waar ex- patiënten een grotere zelfstandigheid hebben, kunnen gaan werken en toch nog intensiever begeleid worden dan ambulant, enz. De meeste centra ontwikkelen buiten de Riziv opdracht diverse andere activiteiten voor de doelgroep. Soms met personeel binnen gemeentelijke preventiecontracten of bij gerechtelijke alternatieve maatregelen, soms in het kader van sociale werkplaatsen enz. De registraties van kenmerken van deelnemers aan deze activiteiten zijn niet meegenomen in deze registratie TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 24

6.2 Bijlage 2: Gegevens Tabellen. Tabel 4:Aantallen per werkvorm Centra 2011 2012 2013 Totaal Sessie-centra 2622 2472 2638 7732 MSOC's 1194 1329 1494 4017 Residentiële crisiscentra 672 654 662 1988 Residentiële behandelcentra 228 224 230 682 Totaal 4716 4679 5024 14419 Tabel 5: Evolutie Voornaamste Product Voornaamste Mannen Vrouwen Product 2011 2012 2013 2011 2012 2013 Opiaten 1221 1110 1031 260 250 255 Cocaïne 541 634 669 126 96 125 Amfetamine 492 483 536 146 177 192 Hypnotica 86 79 69 28 28 25 Hallucinogenen 4 13 11 1 9 2 Snuifmiddelen 4 4 1 1 2 7 Cannabis 1306 1394 1616 213 204 236 Alcohol 122 129 174 26 25 24 Andere 21 35 41 1 7 10 Totaal 3892 3881 4148 824 798 876 Tabel 6: Evolutie Gemiddelde leeftijd per voornaamste product Gemiddelde Leeftijd Mannen Vrouwen Product 2011 2012 2013 2011 2012 2013 Opiaten 32,5 33,3 33,6 29,8 29,7 32,5 Cocaïne 30,6 31,6 31,1 28,4 29,5 29,4 Amfetamine 29,9 29,9 30,1 28,2 28,4 30,6 Hypnotica 28,8 29,4 29,9 29,9 29,6 32,8 Hallucinogenen 25,5 28,5 26,5 32,0 26,3 23,5 Snuifmiddelen 14,8 21,5 17,0 15,0 29,0 15,9 Cannabis 24,1 24,2 24,2 23,8 24,7 24,5 Alcohol 33,1 33,0 33,6 33,3 34,2 31,3 Andere 28,1 29,6 29,9 22,0 39,7 29,7 Totaal 28,9 29,2 29,0 27,9 28,3 29,3 TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 25

Tabel 7:Leefsituatie Leefsituatie 2013 Man Vrouw Totaal Alleen 1082 175 1257 Bij ouders 1495 211 1706 Alleen met kinderen 33 69 102 Met partner 423 170 593 Met partner en kinderen 380 109 489 Met vrienden 169 27 196 Anders 365 65 430 Totaal 3947 826 4773 Tabel 8: Opleidingsniveau Opleiding Mannen 2013 Opiaten Cocaïne Am fetamine Hyp notica Cannabis Alcohol Totaal geen 31 5 2 10 1 49 lager 307 150 170 20 728 41 1416 secundair 479 379 277 39 675 92 1941 hoger 25 44 17 3 45 11 145 Totaal 842 578 466 62 1458 145 3551 Opleiding Vrouwen geen 3 4 1 8 lager 68 19 67 7 93 8 262 secundair 128 79 90 13 107 15 432 hoger 15 11 6 2 8 42 Totaal 214 113 164 22 208 23 744 Tabel 9: Werksituatie Werksituatie Mannen 2013 Opiaten Cocaïne Am fetamine Hyp notica Cannabis Alcohol totaal Reguliere tewerkstelling 169 259 145 10 289 53 925 Student 1 3 19 1 24 Economisch niet actief 298 121 109 15 129 41 713 Werkloos 273 122 132 23 171 38 759 Andere 60 24 11 1 12 6 114 Onbekend 131 6 6 3 8 6 160 Werksituatie Vrouwen 932 535 403 52 628 145 2695 Reguliere tewerkstelling 35 32 33 1 39 1 141 Student 1 3 3 5 12 Economisch niet actief 73 26 54 5 27 9 194 Werkloos 71 28 40 14 24 8 185 Andere 12 3 3 3 1 22 Onbekend 23 2 3 3 31 Totaal 215 94 136 20 101 19 585 TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 26

Tabel 10: Evolutie Voornaamste Product Mannen Vrouwen Voornaamste Product 2011 2012 2013 2011 2012 2013 Opiaten 1221 1110 1031 260 250 255 Cocaïne 541 634 669 126 96 125 Amfetamine 492 483 536 146 177 192 Hypnotica 86 79 69 28 28 25 Hallucinogenen 4 13 11 1 9 2 Snuifmiddelen 4 4 1 1 2 7 Cannabis 1306 1394 1616 213 204 236 Alcohol 122 129 174 26 25 24 Andere 21 35 41 1 7 10 Totaal 3797 3881 4148 802 798 876 Tabel 11: Eerste en Tweede product Eerste Product Opiaten Cocaïne Am fetamine Tweede Product Hypnotica sedativa Cannabis Alcohol Geen 2e totaal Opiaten 200 324 74 122 211 73 279 1283 Cocaïne 40 24 83 60 230 179 168 784 Amfetamine 33 85 52 65 181 98 193 707 Hypnotica 6 14 31 5 9 18 11 94 Cannabis 26 192 244 56 29 501 776 1824 Alcohol 19 39 17 14 44 2 60 195 Totaal 324 678 501 322 704 871 1487 4887 Tabel 12: Instromers en Terugkomers Mannen Mannen 2011 2012 2013 eerste eerder eerste eerder eerste eerder 1 e product behandeling behandeld behandeling behandeld behandeling behandeld Opiaten 161 759 143 670 152 755 Cocaïne 168 242 214 299 266 379 Amfetamine 129 239 117 224 171 341 Hypnotica 20 53 16 43 13 50 Hallucinogenen 1 2 6 6 4 5 Snuifmiddelen 2 2 1 1 Cannabis 692 378 654 406 933 634 Alcohol 38 63 34 73 66 91 Andere 6 11 12 19 18 22 Totaal 1217 1747 1198 1741 1624 2277 TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 27

Tabel 13: Instromers en terugkomers Vrouwen Vrouwen 2011 2012 2013 eerste eerder eerste eerder eerste eerder 1 e Product behandeling behandeld behandeling behandeld behandeling behandeld Opiaten 55 135 32 149 36 178 Cocaïne 39 54 38 41 61 58 Amfetamine 63 47 55 71 70 104 Hypnotica 4 21 8 14 5 16 Hallucinogenen 1 4 3 1 Snuifmiddelen 1 2 5 2 Cannabis 94 74 91 61 142 90 Alcohol 5 14 9 8 7 13 Andere 1 2 3 7 3 Totaal 261 347 241 350 333 465 Tabel 14: Verwijzers vs Voornaamste Product Verwijzers Eigen Initiatief Familie vrienden Drug hulpverlening Huisarts Medische voorziening Welzijns voorziening Politie justitie Andere Onbekend Totaal Opiaten 643 98 195 8 84 73 137 14 34 1286 Cocaïne 278 93 113 12 73 42 143 6 34 794 Amfetamine 196 50 85 2 54 79 227 5 30 728 Hypnotica 29 8 19 1 12 6 16 1 2 94 Hallucinogenen 4 1 1 1 1 5 13 Snuifmiddelen 1 1 4 1 1 8 Cannabis 384 298 92 23 106 181 625 49 94 1852 Alcohol 54 19 23 1 23 23 41 2 12 198 Andere 12 2 5 2 8 18 2 2 51 Totaal 1600 570 534 47 355 417 1212 80 209 5024 TDI-registratie Vlaanderen 2013 Pagina 28