Burgers over thema s voor het werkprogramma 2015-2016 van het Rathenau Instituut



Vergelijkbare documenten
Goede zorg van groot belang. Nederlanders staan open voor private investeringen

RAPPORTAGE WACHTKAMERINTERVIEWS

Eén panellid, werkzaam in de juridische dienstverlening, geeft juist aan dat zijn omzet is toegenomen door de kredietcrisis.

Mede mogelijk gemaakt door de Iona Stichting en Vos/Abb

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Inhoud. 1 Wil je wel leren? 2 Kun je wel leren? 3 Gebruik je hersenen! 4 Maak een plan! 5 Gebruik trucjes! 6 Maak fouten en stel vragen!

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Meten van mediawijsheid. Bijlage 6. Interview. terug naar meten van mediawijsheid

DONATEUR KIEST GOEDE DOEL VANWEGE ONDERWERP EN STOPT MET STEUN VANWEGE ONTEVREDENHEID OVER GOEDE DOEL

Vaccinaties in Nederland, een vanzelfsprekende zaak.

Netwerk Ouderenzorg Regio Noord

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

Hoe gaat het in z n werk daar? Wat is er anders dan een gewone poli?

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

Onderzoek behoefte gemeentelijke informatie

Voorwoord. Uitkomsten enquête

Verslag onderzoek Wat Werkt - deel 3

Nederlanders van 12 jaar en ouder veldwerkperiode / reminder verstuurd op:

18 december van 10. Op vakantie na een niertransplantatie; NP online enquête

4.1 Omcirkel het juiste antwoord.

Afsluitende les. Leerlingenhandleiding. Proefdieren, overbodig of hoognodig?

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

6.1 De Net Promoter Score voor de Publieke Sector

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 5-6. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

Brochure Een igene Paspoort: iets voor mij? Leer meer over jouw eigen genen

Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd

Project Alcohol 2014

Kinderfolder ALS JE EEN GELEIDEHOND TEGENKOMT

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

zorgwijzer Zorg of advies nodig? CZ wijst u de weg 2012/2013 Weet u waar u de beste zorg kunt krijgen? Uw verzekering snel en digitaal regelen

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

Duurzaamheidk. Denken en doen over groente Duurzaamheidkompas meting #12 Mei 2014

Rondetafelgesprek Mantelzorg 22 november 2012

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg

Persona s zorgtechnologie ouderenzorg Tangenborgh najaar 2015

Relaties. HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website:

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 7-8. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

Duurzaamheidk. Duurzaamheid wordt de norm voor consumenten. Duurzaamheidkompas meting #15 oktober 2015

Resultaten & conclusies onderzoek:

Duurzaamheid - enquête Bo-Ex Panel

Prevention. It s everywhere!

Docentenvel opdracht 19 (campagne voor een duurzame wereld en een samenwerkend Europa)

Onderzoek Je wordt 18 jaar en dan? De gevolgen voor je geldzaken

De ultieme droom van de professor is. om planten resistent te maken tegen ziekten.

Vragenlijst met scores in procenten

Duurzaamheidk. Duurzaamheidkompas meting #17 beleid ten aanzien van voedsel januari 2017

Ik heb een vraag over: Voorwoord. Ik voel me thuis niet prettig, kan ik met iemand praten?

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Presentatie focusgroepen EPD door het Rathenau Instituut

Delier. Informatie voor familie en betrokkenen

Medischwetenschappelijk. onderzoek. Algemene informatie voor de proefpersoon

6.2.1 Dealen met afleiding onderweg

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

OCAI. veelgestelde vragen

Copyright Marlou en Anja Alle rechten voorbehouden Opeenrijtje.com 3.0 [2]

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Rapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg

21 augustus Onderzoek: Een naaste met dementie

Dagboek Nederland onder water?! Komt Nederland onder water te staan? En wat kunnen jij en de politiek doen om dit te voorkomen?

De Budget Ster: omgaan met je schulden

Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige.

Voormeting kandidaat

OP ZOEK NAAR DE VERBINDING TUSSEN PRAKTIJK, ONDERZOEK EN ONDERWIJS

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Het verkoop-adviesgesprek. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Verkopen

2: vergaderen VASTE VOORZITTER EN NOTULIST

Informatie over de deelnemers

Medisch-wetenschappelijk onderzoek Algemene informatie voor de proefpersoon

Reality Reeks Verwerkingsopdrachten. Mooi meisje Verliefd op een loverboy

Klanttevredenheid. Vereenzaming Ouderen Soest VOS

Flitspeiling begeleid wonen

Ambient Intelligence in de zorg Matthijs Oosterbos Gezondheidszorg Technologie

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van jaar

Onderzoek Alcohol en Zwangerschap

Keuzedeel mbo. Zorg en technologie. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0137

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

INTRO LOES THIERRY MARK

Kinderen zonder papieren

FOTOREGELS. Uitleg en regels rondom het gebruik van foto s. Het auteursrecht. Als ik een foto koop, krijg ik dan ook de rechten op de foto?

Zonnepanelen in Nederland

Een land waar. mensen goed geïnformeerd zijn over handicaps

In 7 stappen naar een opgeruimd huis Hoe je op een makkelijke manier je opruimachterstanden inloopt

Belbin Teamrollen Vragenlijst

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld:

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Elke middag loopt Fogg van zijn huis naar de Club. Om een spelletje kaart te spelen. Er wordt altijd om geld gespeeld. En als Fogg wint, geeft hij

Wat is realiteit? (interactie: vraagstelling wie er niet gelooft en wie wel)

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

Contacten die het verschil maken

Gescheiden gft inzameling Nesselande

Uiteindelijk gaat het om het openbreken van macht

WHITEPAPER IN 5 MINUTEN. 14. Een app voor medewerkers

WAAROM DIT BOEKJE? VERBODEN

Factsheet persbericht

Achmea Personenschade: aangenaam!

BINNENSUIS Jehudi van Dijk

Transcriptie:

Grote Bickersstraat 76 1013 KS Amsterdam Postbus 1903 1000 BX Amsterdam tel 020 522 59 99 e-mail info@veldkamp.net www.veldkamp.net Burgers over thema s voor het werkprogramma 2015-2016 van het Rathenau Instituut De resultaten van een kwalitatief onderzoek Yolanda Schothorst oktober 2014 Projectnummer: P6228

1. Inhoud 1 Inleiding 2 2 Onderzoeksverantwoording 3 2.1 Opzet en uitvoering van het onderzoek 3 2.2 Interpretatie rapportage 4 3 De resultaten 5 3.1 Schets van de deelnemers 5 3.2 Het Rathenau Instituut 5 3.3 Technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen 6 3.4 Omgeven door technologie (besproken op 26 augustus in Amsterdam) 10 3.5 Universiteit en maatschappij (besproken op 26 augustus in Amsterdam) 12 3.6 Duurzaamheid (besproken op 28 augustus in Amersfoort) 14 3.7 Bruikbare wetenschap (besproken op 28 augustus in Amersfoort) 16 3.8 Innovatie: regionale ontwikkeling (besproken op 2 september in Amersfoort) 18 3.9 Medische zorg voor de toekomst (besproken op 2 september in Amersfoort) 20 3.10 Andere onderwerpen 23 4 Samenvatting 24 Bijlage 1 Respondentenoverzicht Bijlage 2 Checklist versie 26 augustus 2014 Bijlage 3 Checklist versie 28 augustus 2014 Bijlage 4 Checklist 2 september 2014

2. 1 Inleiding Het Rathenau Instituut stelt tweejaarlijks een werkprogramma op. Om de inhoud van dit werkprogramma vast te stellen, zijn in het verleden stakeholders uit het eigen werkveld bevraagd. Op verzoek van het bestuur van het Rathenau Instituut worden in de voorbereiding van het werkprogramma 2015 2016 ook burgers betrokken. Door middel van een interne consultatie is een groslijst opgesteld met voor het Rathenau Instituut relevante thema s. Vervolgens zijn burgers geconsulteerd over een aantal van deze thema s. De onderzoeksvragen daarbij zijn: Na uitleg van het werkveld van het Rathenau Instituut: wat vinden burgers belangrijke onderwerpen voor het instituut? Na introductie van de thema s: houden burgers zich met deze thema s bezig? Hoe beïnvloeden ze hun leven? Welke verwachtingen hebben ze ervan en welke zorgen maken ze zich erover? Welke accenten en aandachtspunten onderscheiden burgers binnen de thema s? Zijn er nog andere thema s waar het Rathenau Instituut aandacht aan zou moeten besteden? Om deze vragen te beantwoorden heeft Bureau Veldkamp op 26 augustus, 28 augustus en 2 september 2014 zes groepsgesprekken met burgers gevoerd. In hoofdstuk 2 geven we een verantwoording van de opzet en uitvoering van het onderzoek. In hoofdstuk 3 laten we de resultaten uit de gesprekken aan bod komen. In hoofdstuk 4 presenteren we onze conclusies.

3. 2 Onderzoeksverantwoording 2.1 Opzet en uitvoering van het onderzoek In overleg met de opdrachtgever is besloten om de gevraagde inzichten via kwalitatief onderzoek te verwerven. Gezien het inventariserende karakter van het onderzoek is gekozen voor groepsgesprekken. Om een goed en zinvol gesprek mogelijk te maken zijn de groepsgesprekken met burgers ingedeeld naar opleiding: drie gesprekken met lageropgeleiden (tot en met MBO); drie gesprekken met hogeropgeleiden (HBO en hoger). Binnen elk gesprek is gezorgd voor een spreiding naar geslacht, leeftijd, bezigheden. De deelnemers zijn geworven door een professioneel selectiebureau. In totaal hebben 48 personen deelgenomen aan de gesprekken. Zie voor het overzicht van de respondenten bijlage 1. Alle deelnemers hebben een passende beloning ontvangen. Op basis van de onderzoeksvragen is in overleg met de opdrachtgever een algemene opzet van de gesprekspuntenlijst ontwikkeld. Uitgangspunt was een gesprek van twee uur. Per gesprek zijn twee thema s uit het voorlopige werkprogramma behandeld. De per thema aan de deelnemers voorgelegde informatie is door medewerkers van het Rathenau Instituut opgesteld. Zie voor deze gesprekspuntenlijsten bijlage 2, 3 en 4. De gesprekken zijn geleid door twee kwalitatieve onderzoekers. De deelnemers hebben alle informatieteksten op papier gekregen; alle teksten zijn voorgelezen door de onderzoeker. Twee gesprekken vonden plaats in Amsterdam, vier gesprekken in Amersfoort. Achtereenvolgens stonden de volgende thema s op de agenda: datum locatie thema s dinsdag 26 augustus 2014 Amsterdam omgeven door technologie universiteit en maatschappij donderdag 28 augustus 2014 Amersfoort duurzaamheid bruikbare wetenschap dinsdag 2 september 2014 Amersfoort innovatie: regionale ontwikkeling medische zorg voor de toekomst

4. 2.2 Interpretatie rapportage Kwalitatief onderzoek stelt ons in staat inzicht te verkrijgen in opvattingen en reacties van mensen en de achterliggende motivaties daarvoor. Deze vorm van onderzoek is open en verkennend en gaat uit van wat de deelnemers zelf ter sprake brengen. Bij kwalitatief onderzoek gaat het om het beschrijven van de diversiteit aan opvattingen en niet om de frequentie waarmee bepaalde uitspraken worden gedaan. Opgenomen citaten dienen ter illustratie; citaten van deelnemers zijn cursief en door dubbele aanhalingstekens aangegeven. Tussen haakjes is waar relevant aangegeven of de opmerking door een hogeropgeleide deelnemer (H) of een lageropgeleide deelnemer (L) is gemaakt.

5. 3 De resultaten 3.1 Schets van de deelnemers De deelnemers hebben op voorhand geen informatie gehad over de opdrachtgever en de inhoud van het gesprek, ze konden zich er dus niet op voorbereiden. Tijdens de gesprekken bleek dat mensen het redelijk interessant vonden om stil te staan bij de impact van technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen op de samenleving. Het is geen onderwerp dat bij mensen spontaan hoog op de agenda staat, maar men herkent in het praten er over dat iedereen er mee te maken heeft en dat de invloed van een aantal ontwikkelingen groot is. De manier waarop de deelnemers er over praten en de interesse die ze in de voorgelegde thema s hebben, hangen deels samen met de opleiding. Over het algemeen gesproken kijken hogeropgeleiden op een wat meer abstract niveau tegen de ontwikkelingen aan, ze nemen een wat meer kritische houding in en plaatsen wat meer kanttekeningen dan lageropgeleiden. Lageropgeleiden gaan meer uit van de eigen ervaringen met bepaalde ontwikkelingen en reageren spontaan vanuit die ervaring. Lageropgeleiden zijn ook soms wat minder terughoudend in hun reacties dan hogeropgeleiden. Maar binnen elk opleidingssegment blijken de verschillen soms ook nog groot te zijn. Het opleidingsniveau van de deelnemers is niet altijd gelijk aan hun intellectuele niveau en ook de interesses lopen uiteen. 3.2 Het Rathenau Instituut De deelnemers is allereerst gevraagd of ze wel eens van het Rathenau Instituut hebben gehoord. Slechts een enkele deelnemer heeft wel eens van het instituut gehoord. Een deelnemer kent de naam omdat een familielid daar werkt, enkele anderen vinden de naam best wel bekend klinken. Duits? Het heet raad nou? Iets juridisch? Ik denk aan Raet, daar krijg ik de loonstrookjes van. Wat het Rathenau Instituut precies doet, is voor iedereen een vraag. Dat is heel mysterieus. Er is op dit punt ook geen verschil in kennis tussen hoger- en lageropgeleiden. Vervolgens hebben de deelnemers de volgende korte uitleg gekregen over het Rathenau Instituut: Het Rathenau instituut is een onafhankelijke organisatie die zich bezighoudt met de invloed van wetenschap en technologie op de maatschappij en hoe we daar als maatschappij mee om kunnen of moeten gaan. Het Rathenau Instituut doet onderzoek en informeert daarover de politiek, het beleid en de samenleving.

6. Het kennis nemen van deze korte uitleg leidt niet tot een goed begrip van de aard van het instituut. Men vindt de uitleg vaag en nietszeggend, men kan er niet uit opmaken wat het Rathenau Instituut doet. Sommige deelnemers nemen aan dat er meer van dit soort instituten zijn, waar je ook weinig van hoort. Sommigen (vooral de wat hogeropgeleiden) gaan speculeren over de mogelijke taken van het instituut ( invloed van de modernisering op de samenleving, toepassingen van ontwikkelingen in de maatschappij ). De term onafhankelijk roept vragen op over de financiering van het instituut. Zijn de adviezen gevraagd of ongevraagd? En wordt er daadwerkelijk wat met de resultaten gedaan? Een aantal deelnemers vindt het wel passend dat er onderzoek wordt gedaan naar de invloed van technologie en wetenschap op de samenleving. Een aantal letterlijke reacties: Dat onafhankelijke intrigeert me. Er moet toch een financier zijn? Dat geeft frictie. Iemand moet er belang bij hebben om iets te laten onderzoeken. Hoe onafhankelijk is dat? (H) Het is heel belangrijk dat je een ethische discussie voert. (H) Wie financiert, die stelt de vraag? (H) Het zal wel nut hebben. (L) Ze houden zich bezig met invloed? Maar voor de rest doen ze niks? (L) Maar waarom kennen wij het niet als ze de maatschappij informeren? (L) Wat is het beleid informeren, hoe doe je dat? (H) Waar zitten ze dan? In Wageningen? (H) Er zijn zo veel clubjes die zeggen dat ze onafhankelijk zijn. (H) Ik vind dat heel nuttig want sinds de intrede van mobiele telefoons wordt er veel minder gezegd tegen elkaar. We sluiten elkaar uit. (L) Het is een beetje vaag, invloed van wetenschap. Technologie kun je je nog wel iets bij voorstellen. (H) 3.3 Technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen Op welke manier hebben technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen invloed ons leven? We hebben de deelnemers gevraagd om aan te geven waar ze dan aan denken en of ze voorbeelden kunnen noemen van dit soort ontwikkelingen. De reacties zijn geïnventariseerd op een flipover. De deelnemers denken vooral aan de ontwikkeling van nieuwe producten of behandelingen waar ze in het eigen leven mee te maken hebben. Bijvoorbeeld op het terrein van communicatie en IT (telefoon, laptop, i-pad, internet, social media, dvd, tv, blue ray, camera s), vervoer en energie (OV-chipkaart, elektrische auto, elektrische fiets, materiaalgebruik, zonnepanelen, windenergie) en zorg (medicijnen, hulpmiddelen, behandelingen, vaccinaties, laparoscoop, klonen). Een enkeling noemt ontwikkelingen op wat meer afstand zoals robottechnologie, genetische manipulatie van voedsel, DNA onderzoek, ruimte/luchtvaart, 3D printer, drones. Daarnaast denkt men aan de verbetering van bestaande

7. producten of behandelingen. En verbetering kan verschillende dingen inhouden: een betere werking, hogere kwaliteit, goedkoper, milieubewuster, sneller etc. Een overzicht van alle spontane associaties over wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen: 1 spontante associaties 26 augustus 2014 lageropgeleiden technologie internet ICT social media instrumenten veiligheid camera/scanner pinpas controle ziekenhuizen elektrische auto s zonnepanelen windmolens energie terugverkopen plasma schermen i-pads/tablets nieuwe medicijnen ziekte beter behandelen beter onderzoek naar ziekten luchtvaart, ruimtevaart geschiedenis, archeologie Einstein, Watt Glasvezel AVL inentingen dierproeven hogeropgeleiden licht materiaal 3D internet manipulatie voedselketen onderwijs privacy medisch nanotech militair, drones sociale wetenschap alpha wetenschap ontwikkelingen in de zorg klonen zwanger worden zonder man 2 spontane associaties 28 augustus 2014 lageropgeleiden infrastructuur medische ontwikkelingen: medicijnen, methode, communicatie pc i-pad dvd cd led digitale fotografie kostenbesparingen eten en drinken manipuleren materialen, stoffen, worteldoek DNA ouder worden alles blijft bestaan op internet hogeropgeleiden levensmiddelentechnologie ethische vraagstukken medische wereld IT omgang met elkaar privacy big data wenselijk, nuttig? haalbaar kosten/baten robots internet medische dossiers tijd en kosten besparen mobiele telefoon, communicatie energie mobiliteit vaccinatie screening techniek operaties milieu materialen

8. 3 spontane associaties 2 september lageropgeleiden ziektes nieuwe medicijnen telefoon laptop nieuwe producten verbeteren van producten ALS/onderzoek naar ziekten elektrische auto s elektrische fiets sneller beter goedkoper milieubewust zonnepanelen energie besparende producten betaling via internet internet donor farmaceutische industrie zorg social media hogeropgeleiden GSM verschuiving werkgelegenheid, verdwijnen van ambachten social media privacy wmo medische kennis: langer leven en de gevolgen daarvan elektrische fiets elektrische auto ebola Volgens de deelnemers heeft iedereen te maken met de gevolgen van dit soort ontwikkelingen, want iedereen maakt er op de een of andere manier gebruik van (uit vrije wil of gedwongen) of komt er mee in contact. De gevolgen voor het individu en de samenleving verschillen per soort ontwikkeling. Als positieve gevolgen ziet men bijvoorbeeld een grotere bereikbaarheid, beter geïnformeerd zijn, meer gebruiksgemak, betere gezondheid, langer en beter leven, meer keuzevrijheid, langer thuis kunnen wonen. Maar gesteld wordt dat bijna alle ontwikkelingen ook negatieve gevolgen kunnen hebben. Zoals minder persoonlijke aandacht voor elkaar ( praten met je wijsvinger ), aantasting privacy, te lang doorbehandelen, bijwerkingen, te hoge consumptie, meer keuzestress, meer afval, winkelsluitingen, meer onrust, minder werkgelegenheid, dierproeven, nieuwe ziektes. De aarde gaat er aan. (L) Een aantal deelnemers stelt dat nieuwe ontwikkelingen niet voor iedereen financieel zijn weggelegd en dat kan leiden tot een tweedeling in de samenleving. Want alle nieuwe ontwikkelingen maken wel hebberig. Uit de verhalen klinkt soms onzekerheid over de gevolgen van dit soort ontwikkelingen op de langere termijn. Want niet alles valt te overzien, soms wordt er te weinig nagedacht bij de introductie van nieuwe producten. Sommige lageropgeleiden hebben angst voor bepaalde ontwikkelingen; zij zijn bijvoorbeeld bang voor de gevolgen van de straling van mobieltjes. Waar de een erop vertrouwt dat de Nederlandse overheid voldoende toezicht houdt, vindt een ander dat het raar is dat er zoveel verschil is tussen wat in Nederland is toegestaan en wat er in het buitenland is toegestaan. Je komt er ook niet achter wat er gecontroleerd wordt. (L) Een aantal voorbeelden van de reacties van de deelnemers: Ik denk dat we niet beseffen hoe groot de gevolgen zijn. Er komt zoveel techniek bij kijken, hoe je huis gebouwd is bijvoorbeeld. (H) De artsen denken dat ze alles weten. Maar iets helpt bij iemand hoe zit het dan bij andere mensen? (H) Het gevoel dat je gedwongen wordt om mee te doen. (H)

9. Je hoeft niet meer eerst naar de bibliotheek. (L) Handig, een robot die je huis komt opruimen. (L) Fijn dat zo n manier van opereren minder belastend is. (L) Amerika is een prachtig voorbeeld, die weten alles van iedereen. (L) Mensen willen continu het nieuwste van het nieuwste hebben en dat levert een hoop zooi op. (L) Bijvoorbeeld die loombandjes, en nou beginnen ze allemaal te zeuren dat het slecht is voor het milieu. (L) Ze zijn heel onduidelijk. Met die röntgenstralen ook. Daar mag je ook niet te veel van hebben. (L) De grootste zorgen lijken te zitten in de impact van de nieuwe communicatiemiddelen op de samenleving. Men ziet dat als verschraling van het contact en worstelt met de manier waarop we daar als samenleving mee om moeten gaan. Daarnaast maken veel mensen zich zorgen over het gebrek aan privacy, de grotere controlemogelijkheden, de stress die het gebruik oplevert, de informatie-overload, keuzestress die weer leidt tot tijdsverlies, het niet kunnen beoordelen van de aard van de informatie. Het kan zo massaal worden dat het gevaarlijk voor de samenleving wordt. (H) Mensen worden er ook lui van. (L) Die film met Sandra Bullock, ineens ben je gewist. (L) Gesteld wordt ook dat je je niet meer kunt onttrekken aan de ontwikkelingen: Ik ben er geen voorstander van. Maar het is zo alomtegenwoordig, ja, ik moet ook een OV kaart, ik moet ook internet bankieren. (H) Maar deze zorgen hebben maar beperkte gevolgen voor het eigen gedrag, de voordelen van de nieuwe communicatiemiddelen wegen over het algemeen tegen de nadelen op. Mijn schoonmoeder zit alleen thuis en door de sociale media is ze op de hoogte. (L) De wereld wordt steeds kleiner, iets kopen in China kan ook gewoon. (L) En ook op andere terreinen vindt men de voordelen groter dan de nadelen en maakt men dankbaar gebruik van de nieuwe ontwikkelingen. Voor mensen die snel buiten adem zijn is zo n fiets ideaal. (L) Vroeger werd je na je 80 e niet meer geopereerd, en nu krijg je op je 90 e nog een nieuwe heup of een hartoperatie. (H) Men lijkt zich er niet aan te willen of te kunnen onttrekken. Echt zorgen maken de meeste deelnemers zich over technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen niet. Ik loop er niet dagelijks aan te denken hoor. (L). Dat komt mede omdat men zich niet altijd realiseert hoeveel technologie en wetenschap is verwerkt in de producten en diensten die wij dagelijks gebruiken, zo stelt een hogeropgeleide deelnemer. Hogeropgeleiden kijken wat genuanceerder naar dit soort ontwikkelingen dan lageropgeleiden. Zij vinden bijvoorbeeld dat er ethische dilemma s kunnen ontstaan ( wel of niet doorbehandelen, moet je alles ontwikkelen wat mogelijk is, is een bepaald onderzoek wel zinvol of wenselijk ) of ze brengen gevolgen voor de (nationale en internationale) samenleving naar voren ( verschuiving van werkgelegenheid, kennis is macht ). Het ontbreekt volgens sommige deelnemers ook aan kennis over de gevolgen van bepaalde nieuwe ontwikkelingen. Gesteld wordt dat we soms te ondoordacht een nieuwe ontwikkeling in gebruik nemen en pas later met de gevolgen worden geconfronteerd. Het kan ook tot gevolg hebben dat mensen te veel gewend raken aan het gebruik van technologische oplossingen, en dan ben je opeens heel afhankelijk, mensen worden razend als ze

10. geen internet hebben. Lageropgeleiden kijken vooral naar de voordelen en nadelen die nieuwe toepassingen mogelijk voor henzelf hebben. What s in it for me? Over de gevolgen voor de samenleving als geheel denkt men minder na. 3.4 Omgeven door technologie (besproken op 26 augustus in Amsterdam) We hebben de deelnemers de volgende tekst over de invloed van ICT in de samenleving voorgelegd: ICT heeft een steeds grotere invloed op onze samenleving. Via onze smartphone, Facebook en internet staan we voortdurend met anderen in verbinding. Niet alleen met onze vrienden en familie, maar steeds meer ook met overheden en bedrijven. We laten voortdurend een wolk aan digitale sporen achter, waar andere partijen gebruik van kunnen maken, vaak zonder dat we dat zelf in de gaten hebben. Zo ontwikkelen bedrijven slimme producten, die met internet in verbinding staan, waarmee ze meer te weten kunnen komen over het gedrag van hun klanten. Met die informatie kunnen bedrijven hun diensten verbeteren of klanten op de persoon gerichte aanbiedingen doen. De voorgelegde tekst sluit naadloos aan bij wat de deelnemers in antwoord op de vorige vraag naar voren hebben gebracht. De discussie in beide groepen gaat direct richting de sporen die men achterlaat op internet ( bonuskaart van AH, reclame als je bepaalde artikelen hebt gezocht of sites heb bezocht ) en de overlast die men daarvan heeft. Men vindt het niet altijd prettig om op het eigen gedrag te worden aangesproken. Het geeft mensen het idee dat ze niets meer ongezien kunnen doen, dat alle activiteiten worden vastgelegd en gezien kunnen worden door anderen ( HR manager zoekt je op als je gaat solliciteren ) en dat daarmee ook het eigen gedrag wordt gestuurd. Sommige deelnemers schrikken van de verhalen aan tafel, zij hadden zich niet gerealiseerd dat dit zo ver gaat. Het geeft sommige mensen het gevoel dat je niets meer ongezien kunt doen, big brother is watching you. Het aanbieden van op maat gesneden informatie vindt men deels een onwelkome beperking van de eigen keuzemogelijkheden. Het gaat ook meer om het commerciële belang van bedrijven dan om het belang van de klanten. Een aantal lageropgeleiden vreest dat bedrijven hier ook misbruik van maken, en dat vooral ouderen daar de dupe van worden. De hogeropgeleiden hebben moeite met de algoritmes die door bedrijven op internet worden ingezet. Zij lijken moeite te hebben met het gebrek aan controle dat je kunt uitoefenen op de sporen die je op internet achterlaat. Een aantal lageropgeleiden geeft aan dat het echter ook voordeel kan opleveren (bijvoorbeeld bij hotelboekingen) en daar maakt men dan toch ook graag gebruik van. En ook bepalen mensen zelf wat ze wel en niet op bijvoorbeeld Facebook plaatsen. Want internet biedt ook veel gemak en opent een wereld van informatie voor de gebruikers. Een leven zonder internet, mobiele telefoon en social media kunnen de meeste deelnemers zich niet meer voorstellen. Wel vindt men dat er nieuwe normen en waarden ontwikkeld moeten worden voor de omgang met deze relatief nieuwe communicatiemiddelen. De overheid zou het voortouw kunnen nemen in de opvoeding en burgers meer bewust moeten maken van de gevaren die er aan het gebruik van internet, mobiele telefoon

11. en social media kleven. Ook moet gewaakt worden dat er niet een groep achterblijft in het gebruik van deze media. Een aantal uitspraken: Ja, als ik bevestigd word om wat ik al weet, ja, ik leef dan in mijn eigen propaganda, waardoor ik steeds vernauwender de dingen beoordeel. (H) Hoe kun je mensen tools in handen geven om hun eigen privacy te bewaken? Dat is heel relevant. (H) En Facebook, ja dat doen mensen zelf hoor. (L) Als je van vakantie terugkomt en dan zit je mailbox vol met *** mailtjes, dat vind ik niet grappig. (L) De deelnemers is gevraagd op een tweetal voorbeelden van toepassing van ICT te reageren. Het eerste betreft de komst van een nieuw soort autoverzekering: Een verzekeraar komt binnenkort met een nieuw soort autoverzekering. Via een kastje in de auto verzamelt de verzekeraar informatie over het rijgedrag van de automobilist. Mensen die netjes rijden en daardoor minder ongelukken maken en minder schade hebben, krijgen korting op hun verzekeringspremie. Automobilisten die zich aan de snelheidslimiet houden en niet te hard optrekken, door de bocht gaan of afremmen, worden daarvoor beloond. De verzekeraar gaat er vanuit dat mensen door deze verzekering ook bewuster gaan rijden en minder schade veroorzaken. Een gebruiker kan via een app of de website zien wanneer hij of zij niet netjes heeft gereden. Dit voorbeeld van deze nieuwe autoverzekering wordt met gelach ontvangen. Het heeft geen enkele meerwaarde ten opzichte van de huidige wijze van verzekeren. Belachelijk. Mensen die zonder schade rijden worden nu al beloond met een hogere korting. Het gebruik van dergelijke apparatuur roept vragen op over de wijze van meten, de criteria die worden gebruikt om tot de conclusie te kunnen komen dat men wel of niet netjes heeft gereden. Gaat het om rijden zonder schade of om netjes rijden? En leidt netjes rijden inderdaad tot minder ongelukken? Wat netjes rijden is, dat wil men graag zelf kunnen bepalen. Deze toepassing roept het gevoel op dat al je bewegingen worden gevolgd. Niet iedereen hoeft te weten waar ik ben geweest. (H) En men maakt zich zorgen over de data opslag. De nadelen van een dergelijk systeem zijn groter dan de voordelen. Stel er is een noodgeval en je moet snel naar het ziekenhuis. Ga je dan meer betalen? (H) Een dergelijk systeem legt ook te veel macht in de handen van de verzekeraar. En verzekeraars willen vooral geld verdienen. Door sommige lageropgeleiden wordt een verbinding gelegd met de toegenomen macht van de zorgverzekeraars waar men absoluut niet blij mee is. Het tweede voorbeeld heeft te maken met automatische gezichtsherkenning:

12. Ook op andere manieren komt technologie steeds dichterbij. Computers kunnen steeds beter gezichten herkennen. Facebook maakt er op grote schaal gebruik van: het koppelt gezichten op foto s aan personen. Dat gaat niet altijd goed, maar lukt steeds beter. Gezichtsherkenning kan ook worden gekoppeld aan toezichtcamera s op straat, wat handig kan zijn voor de politie. Er wordt daarnaast hard gewerkt aan automatische emotieherkenning. Reclamemakers maken daar (op kleine schaal) gebruik van. Ze kunnen daarmee de emotionele reactie van mensen op reclamefilmpjes meten. Er worden inmiddels ook speciale apps ontwikkeld voor gezichts- en emotieherkenning voor de (computerbril) Google Glass. Automatische gezichtsherkenning is alleen acceptabel als het gaat om het terugdringen van criminaliteit. En ook dat kan volgens de hogeropgeleiden voor problemen zorgen; zij verwijzen naar voorbeelden uit de literatuur en filmwereld: 1984, Minority Report, the Matrix. En een lageropgeleide vertelt: Er was een film en daar zei iemand damn en toen kwam er op eens een boete uit de muur. Daar gaan we heen en dat benauwt me. Het belang van het individu wordt met dergelijke technieken ondergeschikt gemaakt aan dat van de samenleving en daar zet men veel vraagtekens bij. Andere toepassingen ziet men niet. Het gebruik door reclamemakers stuit op veel weerstand. Want die kunnen je op deze manier nog beter overhalen om hun producten te kopen, zonder dat je daar behoefte aan hebt. Men vindt het bij dit soort toepassingen ongewenst dat de eigen (keuze)vrijheid lijkt te worden aangetast, dat je er zelf geen zeggenschap over hebt en dat je niet weet wat er met de gegevens gebeurt. Ze leggen je dingen op zonder dat je het wil. (L) 3.5 Universiteit en maatschappij (besproken op 26 augustus in Amsterdam) Aan de deelnemers is de volgende tekst rond het thema universiteit en maatschappij voorgelegd: Er zijn in Nederland 13 grote universiteiten. Universiteiten hebben drie taken: het verzorgen van onderwijs aan studenten het doen van wetenschappelijk onderzoek kennisoverdracht aan de maatschappij. De overheid betaalt jaarlijks ongeveer 6 miljard euro aan de universiteiten. De universiteiten krijgen daarnaast nog 1,5 miljard euro aan extra inkomsten binnen. Dat geld komt van onderzoeksbeurzen, gezondheidsfondsen, innovatieve bedrijven en speciale opdrachten van de overheid. Er volgen op dit moment 250.000 studenten een studie. De Nederlandse universiteiten staan internationaal in hoog aanzien. De in deze tekst genoemde taken en verantwoordelijkheden van de universiteiten staan ver van de meeste deelnemers af. Ze hebben er over het algemeen weinig mee te maken, of het is lang geleden dat men een opleiding heeft gevolgd. De lageropgeleiden komen bijvoorbeeld ook niet via hun kinderen met deze wereld in aanraking. De geschetste taken en de wijze van financiering worden dan ook zonder commentaar ontvangen. Onderwijs lijkt men als meest belangrijke taak te zien. Men kan niet beoordelen hoe de taken worden ingevuld, enkele hogeropgeleiden vragen zich af welke maatstaven je daarvoor moet gebruiken. Het zal wel goed zijn, ik heb er niets mee. (L) Een enkeling brengt

13. naar voren dat het onderwijs de laatste jaren alleen maar slechter is geworden, maar vooral de lageropgeleiden lijken daarbij soms ook te denken aan het basisonderwijs en middelbaar onderwijs. Een enkele lageropgeleide maakt opmerkingen over de hoeveelheid geld die er omgaat, terwijl de studenten toch allemaal arm zijn. Een hogeropgeleide reageert positief op de zinsnede dat de universiteiten in Nederland hoog aangeschreven staan en een ander vult hierop aan dat het een goede investering is. De vraag wat de investeringen in de universiteiten moeten opleveren, kan men niet goed beantwoorden. Een hogeropgeleide stelt dat kennis de motor is van de Nederlandse economie, en dat universiteiten daarom vooral kennis moeten opleveren. Een andere hogeropgeleide vindt dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek maatschappelijke relevantie moeten hebben, universiteiten moet niet uit hobbyisme werken. Lageropgeleiden nemen aan dat er aan de universiteiten goede dingen worden gedaan, die voor de toekomst van ons land nodig zijn. Maar hoe het er echt aan toegaat, daar heeft men geen zicht op, het is de ver van mijn bed show, als hun er maar verstand van hebben. Vervolgens heeft men de volgende tekst gelezen: Ongeveer een derde van het universitaire onderzoek is medisch en gebeurt in academische ziekenhuizen als VU medisch centrum, AMC en UMC Utrecht. In de afgelopen maand was er nieuws over de ontdekking van een nieuw borstkankergen, over een experimenteel medicijn voor Ebola en over het voorkomen van hamstringblessures bij amateurvoetballers. Veel mensen betalen mee aan wetenschappelijk onderzoek via collectebusfondsen zoals KWF Kankerbestrijding, de Nederlandse Hartstichting en het Longfonds. Of ze doen mee aan sponsoracties als de Alpe d HuZes, of doneren aan initiatieven als de icebucket challenge voor de ziekte ALS. Kranten, tijdschriften en televisie (De Wereld Draait Door) besteden aandacht aan veelbelovend onderzoek en wetenschappelijke doorbraken op het gebied van gezondheid. Wat moet medisch onderzoek volgens de deelnemers opleveren? Medisch onderzoek kan verschillende dingen opleveren: een langer leven, een beter leven, meer kwaliteit van leven, genezing, betere artsen. De hogeropgeleiden vinden dat je op dit punt een ethische discussie moet voeren over wat wel en wat niet onderzocht moet worden. Bijvoorbeeld onderzoek naar zeldzame ziekten? Of onderzoek naar veel voorkomende ziekten? Lageropgeleiden kunnen zich geen dilemma s voorstellen. Zij denken aan de eigen ervaringen die ze in de medische sector hebben en stellen dat ze weinig of geen invloed hebben op de gang van zaken. Een lageropgeleide gaat er van uit dat er toezicht zal zijn op de onderzoeken die worden opgezet en dat daarbij ook naar het nut voor de samenleving zal worden gekeken. Maar je komt niet alles te weten. Degenen met wat meer kennis over de wereld van medisch onderzoek, stellen dat er veel vooruitgang is geboekt maar dat gewaakt moet worden voor een te grote invloed van financiële overwegingen bij het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Want de wetenschapper moet bepalen wat er wordt onderzocht, niet de farmaceutische industrie of de burger.

14. Tot slot is nagegaan hoe men tegen publicatiedruk aankijkt. We hebben de volgende tekst voorgelezen: Onderzoekers worden binnen de universiteiten en academische ziekenhuizen vooral gewaardeerd voor de wetenschappelijke artikelen die ze schrijven. Onderzoekers richten zich daarom vooral op het schrijven van publicaties; voor het toepassen van de onderzoeksresultaten naar de behandelpraktijk is vaak geen tijd. Dat publicatiedruk kan leiden tot het niet of te weinig implementeren van onderzoekresultaten, wordt door een enkeling als probleem herkend. De meeste deelnemers kunnen deze relatie niet leggen en lijken het probleem ook niet te zien. Men gaat er vanuit dat er binnen het eigen vakgebied wel kennis wordt genomen van alle relevante publicaties, maar dat de gewone burger daar inderdaad weinig van meekrijgt. Dat is ook niet nodig, maar als dit inderdaad leidt tot het ontbreken van een vertaalslag naar de behandelpraktijk toe, dan vindt men dat ongewenst. De lageropgeleiden gebruiken daarvoor termen als slordig, slecht, verschrikkelijk, schandalig. Een van hen zegt: Dan kun je het beter aan ons geven. 3.6 Duurzaamheid (besproken op 28 augustus in Amersfoort) Over het thema duurzaamheid hebben we de volgende tekst voorgelegd: Onze huidige manier van leven leidt tot milieuvervuiling, uitputting van grondstoffen en een dreigende klimaatverandering (als gevolg van een hoge uitstoot van CO2). De overheid, maar ook veel bedrijven en maatschappelijke organisaties pleiten dan ook voor een meer duurzame wijze van productie en consumptie. In reactie op de vraag waaraan men denkt bij duurzame producten, horen we dat men denkt aan producten die langer meegaan, minder afval opleveren, beter te recyclen zijn, beter voor het milieu zijn (zoals groene energie) of beter voor mens en dier zijn (zoals biologisch eten). En het heeft niet alleen met de levensduur te maken, maar ook met de materialen die bij de fabricage zijn gebruikt. Aandacht voor duurzaamheid wordt belangrijk gevonden met het oog op de toekomst. De meeste deelnemers willen voor zichzelf maar vooral ook voor hun kinderen en kleinkinderen een leefbare wereld. En een leefbare wereld is schoon en gezond. Bij duurzaamheid denkt men al snel aan het beperken van de hoeveelheid afval die de samenleving produceert. Men ergert zich aan de toename van (onnodig) verpakkingsmateriaal die men in het dagelijks leven ervaart. Vooral omdat de door de gemeente voorgeschreven wijze van afvalscheiding soms voor overlast, onbegrip of ergernis zorgt. Bij sommige deelnemers leeft het gevoel dat er met twee maten wordt gemeten: de burger moet steeds meer moeite doen om duurzaam te leven, maar bedrijven veroorzaken veel meer afval en schade. Je gaat plastic inzamelen en plastic tasje wordt opeens verboden en dat je op kleine schaal allemaal dingen moet aanpassen terwijl er op grote schaal allemaal dingen niet gebeuren. In de oceaan liggen bergen plastic van grootgebruikers.

15. (H) Met andere woorden: wat is de bijdrage van de burger aan een duurzame samenleving? Ook klaagt men over de gevolgen van bepaalde duurzame keuzes (bijvoorbeeld: verlichting op de snelweg uit leidt tot meer ongelukken en een onveilig gevoel). De meeste deelnemers hebben het gevoel dat ze niet veel invloed kunnen uitoefenen op de duurzaamheid van de samenleving, men kijkt meer richting overheid. Van de overheid verwacht men, naast regelgeving gericht op het bedrijfsleven, goede voorlichting en informatie zodat de burgers betere keuzen kunnen maken. Bedrijven hebben vooral financiële motieven, en alhoewel die samen kunnen vallen met het streven naar duurzaamheid verwacht men niet dat bedrijven hier een lead in zullen nemen. De producent zal dit nooit doen als ze geen subsidie meer krijgen. (H) Gesteld wordt dat het bedrijfsleven vooral transparant moet zijn over de manier van produceren, dan kunnen de goed geïnformeerde burgers zelf een keuze maken. Door regelgeving aan te passen, kunnen bedrijven gedwongen worden om anders te produceren. Waarom kun je niet voor elke telefoon dezelfde oplader gebruiken? Repareren is duurder dan een nieuwe kopen. Waarom? (L) Niet altijd heeft men echter vertrouwen in het bedrijfsleven. Men refereert daarbij ook aan de recente schandalen in de financiële sector en de voedingsindustrie. Over de rol van de burger wordt verschillend gedacht. Burgers kunnen veel doen, maar duurzaam leven is niet voor iedereen weggelegd; duurzame voeding is bijvoorbeeld veel duurder en niet iedereen kan/wil dat betalen. Er is een reden dat er nog steeds plofkip is. (H) Lageropgeleiden hebben weinig fiducie in de rol van maatschappelijke organisaties op dit terrein. Ze pikken tegengestelde signalen op en dat draagt niet bij aan het vertrouwen. Dan gaan ze bomen kappen om papier te maken om te gebruiken bij het protesteren. (L) Er worden bepaalde diersoorten beschermd. Maar dat is geld afpakken van de visser. Bijvoorbeeld door de aalscholver is er bijna geen vis meer te vinden in het IJsselmeer. (L) Hele bossen oerwoud worden platgegooid om rietsuiker te maken en daar rijden auto s op. (L) In de groep hogeropgeleiden ontstaat een kleine discussie over wie nu precies de aanjager van duurzame consumptie moet zijn: de burger of de overheid? We hebben vervolgens de deelnemers een lijst met zeven onderwerpen voorgelegd met het verzoek aan te geven aan welke twee onderwerpen binnen het thema duurzaamheid vooral aandacht moet worden geschonken. De zeven onderwerpen zijn: 1. energie opwekken met windmolens en zonnecellen 2. gebruikmaken van duurzame transportmiddelen (elektrische auto, openbaar vervoer, fiets) 3. wonen en werken in energiezuinige huizen en gebouwen 4. minder vlees eten 5. minder afval produceren en afval dat we produceren zoveel mogelijk hergebruiken 6. meer belasting op het gebruik van fossiele brandstoffen (steenkool, gas, benzine, kerosine) 7. andere mogelijkheid, namelijk

16. Een tweetal onderwerpen springt dan in het oog: gebruikmaken van duurzame transportmiddelen en minder afval produceren/meer hergebruiken. Als derde onderwerp komt de omgang met energie naar voren. Desgevraagd geven de deelnemers aan dat ze voor deze onderwerpen kiezen omdat dit concreet uit te voeren activiteiten zijn. Aandacht voor deze onderwerpen sluit het beste aan bij zaken die ze als burger kunnen overzien, die in hun ogen ook daadwerkelijk iets bijdragen en waarin ze zelf een rol willen en kunnen spelen. Een energieneutraal huis, daar is veel te halen. (H). Het is concreet en op microniveau uit te voeren. (H) Al dat verpakkingsmateriaal, dat is toch eigenlijk van de zotte. (H) Meer belasting op het gebruik van fossiele brandstoffen vindt men een te negatieve stimulans; men lijkt ook niet bereid te zijn om meer te betalen voor het gebruik van de auto. Dat is een melkkoetje. (L) Ook ziet men weinig in het stimuleren van minder vlees eten. Al met al lijkt de burger vooral interesse te hebben in maatregelen die een ieder gemakkelijk kan (of: moet) nemen en die geen afbreuk doen aan de huidige kwaliteit van leven. 3.7 Bruikbare wetenschap (besproken op 28 augustus in Amersfoort) Het onderwerp bruikbare wetenschap is als volgt ingeleid: De overheid verwacht dat wetenschappers aan universiteiten een belangrijke bijdrage leveren aan de aanpak van maatschappelijke problemen. Denk aan onderwerpen als gezond ouder worden, klimaatverandering, voedselveiligheid of onderwijs. Resultaten van wetenschappelijk onderzoek zijn echter niet zomaar toe te passen op maatschappelijke problemen. Je kunt bij wetenschappelijk onderzoek namelijk een aantal vragen stellen: Is het onderzoek wel relevant voor het probleem? Zijn de resultaten van het onderzoek voldoende onderbouwd? Zijn de resultaten van het onderzoek getest in het echt of alleen in een laboratorium? Zijn er mensen betrokken bij het onderzoek die weten wat er speelt rond een probleem? Dat je vragen kunt stellen bij wetenschappelijk onderzoek, lijkt voor veel deelnemers te ver van de eigen werkelijkheid af te liggen. Het raakt je gewoon niet op deze manier. (H) De enkele deelnemer die (zelf of in de omgeving) ervaring heeft met het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, verbaast zich er niet over dat je bij wetenschappelijk onderzoek soms vragen kunt stellen. Maar de overige deelnemers staan daar eigenlijk niet bij stil. Vooral de lageropgeleiden lijken niet altijd onderscheid te maken tussen wetenschappelijk onderzoek en onderzoek naar andere zaken; men gooit alles waar de benaming onderzoek bij staat op een hoop. Je hoort zoveel over onderzoeken op internet en de radio. (L) Ze onderzoeken zoveel totdat ze iets gevonden hebben dat mis is. (L) Er is redelijk wat vertrouwen in het onderzoek dat in Nederland wordt gedaan. Men heeft niet de kennis om de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek te beoordelen, men neemt de berichtgeving over het algemeen voor waarheid aan. Hogeropgeleiden zijn wel wat kritischer dan lageropgeleiden, zij stellen wat meer vragen bij de berichten in de media. Lageropgeleiden brengen wat vaker naar voren dat ze zich afvragen of al het onderzoek wel nodig is. Men baseert dat soms op onderzoek rond recente gebeurtenissen,

17. zoals de ramp met de MH17. Ook vraagt men zich in deze groep af of onderzoek niet onterecht dubbel wordt gedaan omdat de onderzoekers van elkaar niet weten met welke onderwerpen ze bezig zijn of zelfs bewust informatie achterhouden. Opgemerkt wordt dat er veel wordt gewerkt met de zinsnede Uit onderzoek blijkt.., ook bij commerciële producten. Deze zin wordt in de Telegraaf wel tien keer gebruikt. (H) Dit kan de waarde van wetenschappelijk onderzoek in de ogen van de deelnemers onderuit halen. Jullie hebben ook een opdrachtgever, hoe onafhankelijk is dit onderzoek dan? (H) Hogeropgeleiden menen desgevraagd dat de vertaling van de resultaten van onderzoek naar de samenleving soms achterblijft. En deze vertaling verwachten ze eigenlijk wel gezien de grote geldstromen die er in wetenschappelijk onderzoek omgaan. Het moet niet alleen een speeltje van de autistische wetenschap zijn. (H) De hogeropgeleiden vinden het niet per se nodig dat onderzoekers zelf de vertaalslag maken, die taak kan ook door anderen worden opgepakt. De overtuiging is dat onderzoekers zich moeten bezighouden met dat waar ze goed in zijn en zich niet te veel moeten laten beperken door het eventuele nut van hun onderzoek; een brede blik kan leiden tot onverwachte resultaten. In de groep lageropgeleiden komt naar voren dat ze vooral niet begrijpen waarom het zo lang duurt voordat nieuwe medicijnen beschikbaar komen. Waar dat aan ligt, kunnen ze echter niet goed duiden. Hoe denken de deelnemers over samenwerking tussen wetenschap en andere partijen? We brachten de volgende tekst in het gesprek: Voor de aanpak van maatschappelijke problemen is het van groot belang dat onderzoekers kunnen samenwerken met de overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Samenwerking tussen wetenschap en andere partijen wordt als iets positiefs gezien. Het levert tijdswinst op, bespaart kosten en maakt dat wordt onderzocht waar behoefte aan is. Samen sta je sterk. (H) Minder verspilling van tijd en geld. (L) Geen onzinnige dingen. (H) Minder obstakels. (H) Een gevaar kan zijn dat samenwerking leidt tot vertraging van het proces omdat er meer overleg nodig is. Ook kan samenwerking tot manipulatie van de uitkomsten leiden. Voorwaarden voor een goede samenwerking zijn dat er goede afspraken vooraf worden gemaakt, dat iedereen hetzelfde doel voor ogen heeft, dat niet tijdens het onderzoekstraject van het doel wordt afgeweken, dat ze elkaars taal spreken, dat de wijze van onderzoek en het publiceren daarover transparant zijn. Ook moet duidelijk zijn wie wat betaalt bij het gezamenlijk uitvoeren van onderzoek. Er wordt wisselend gedacht over wie toezicht moet houden op een goede samenwerking. De overheid is weliswaar onafhankelijk, maar vooral lageropgeleiden ervaren dat politici hun verkiezingsbeloften niet na komen dus waarom zouden ze de overheid nog vertrouwen? Een oplossing kan zijn om daarvoor een onafhankelijk bedrijf in te zetten, en dat de overheid daar toezicht op houdt. Met de hogeropgeleiden is doorgepraat over de bevinding dat veel Nederlanders vinden dat samenwerking tussen een wetenschappelijk onderzoeker en een bedrijf kan leiden tot een verlies aan kritisch vermogen. We deden dat aan de hand van de volgende tekst:

18. Uit onderzoek onder burgers blijkt dat veel mensen huiverig zijn voor nauwe samenwerking tussen wetenschappers en gebruikers. Of het nu gaat om samenwerking van een wetenschapper met een bedrijf als Shell, een belangenorganisatie als Greenpeace of de overheid. Een van de grote gevaren is volgens hen dat wetenschappers hun kritische vermogen verliezen. De Melkunieprofessor die adviseert om melk te drinken staat meteen in kwaad daglicht, hoe wetenschappelijk juist zijn onderzoek ook is geweest. Natuurlijk adviseert hij dat! Deels kan men zich daar in vinden, je krijgt dan de halve informatie en als dit er uitkomt, krijgen we drie ton subsidie en anders ben je je baan kwijt, ik denk dat je dan meespeelt. Aan de andere kant vindt men het kortzichtig gedacht dat een wetenschapper dan minder kritisch zou zijn. Het gevaar bij een dergelijke samenwerking zit in hun ogen niet zozeer in de manier waarop het onderzoek wordt uitgevoerd, maar in de manier waarop er over de resultaten gecommuniceerd wordt. Je moet bijvoorbeeld een communicatie intermediair hebben. Je zou de ene wetenschapper kunnen gebruiken om te laten onderzoeken en een andere gebruiken voor de toepasbaarheid. 3.8 Innovatie: regionale ontwikkeling (besproken op 2 september in Amersfoort) Over het thema innovatie: regionale ontwikkeling is de volgende uitleg gegeven: Innovatie betekent dat nieuwe wetenschappelijke kennis en technologie worden omgezet in nieuwe producten en diensten. Innovatie draagt bij aan economische groei en werkgelegenheid, omdat het voor nieuwe bedrijvigheid zorgt. Vroeger was innovatie vooral gekoppeld aan individuele bedrijven. Denk aan Philips. Nu gaat het er steeds meer om dat een hele regio het innovatieproces steunt. Onderzoekers aan universiteiten, bedrijven en lokale overheden (gemeentes) moeten goed samenwerken, bijvoorbeeld om voorzieningen en opleidingen af te stemmen op nieuwe typen productie en banen. Omdat er vanuit de hele wereld veel concurrentie is, moet een regio wel opvallen om onderzoekers, ontwikkelaars en innovatieve bedrijven te trekken. Alleen in een sterke innovatieregio ontstaat groei en werkgelegenheid. Dit werkt het beste als er gekozen wordt voor een bepaald profiel, of type innovatie. Zo trekt de regio Eindhoven veel onderzoekers en bedrijven aan op het gebied van duurzame energie, mobiliteit en zorg. Inmiddels staat Eindhoven internationaal niet zozeer bekend om Philips, maar als de slimste gemeente van Nederland. De uitleg over het onderwerp regionale ontwikkeling wordt zonder veel emoties ontvangen. Het thema roept weinig vragen of discussie op. Het lijkt niet goed tot alle deelnemers door te dringen wat de strekking van de tekst is. Men vindt het desgevraagd belangrijk dat er nieuwe producten worden ontwikkeld en dat die ontwikkeling daar plaatsvindt waar kennis, mensen en middelen voorhanden zijn, is logisch. Als het een ingewikkeld idee is, dan ga je niet in Amersfoort zitten waar geen kennis is, maar in een regio waar wel die kennis is. (L) Maar als je bij Amersfoort allemaal fabrieken hebt staan, heb je een ander intelligentieniveau nodig. Als Philips weggaat naar Groningen, zullen de mensen die er voor gestudeerd hebben massaal naar Groningen gaan. (H) Concentratie is ook niet nieuw, men herkent de ontwikkeling en kan ook voorbeelden noemen (sluiting mijnen in Limburg, ontwikkeling Eindhoven). Men ziet regionale ontwikkeling als een lo-

19. gisch en vanzelfsprekend proces dat altijd al heeft plaatsgevonden (havens in Rotterdam, tuinbouw in het Westland, kennis bij universiteiten). De uitleg wordt als volgt vervolgd: Succesvolle regio s slagen er het beste in om bedrijven en toponderzoekers aan te trekken en worden zo nog sterker. Deze innovatie levert nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid op. Maar door specialisatie, en ook door de veranderingen die met alle innovatie gepaard gaan, zullen er andere eisen gesteld worden aan de bewoners van een regio. Misschien is er minder werk in productie en meer werk in dienstverlening. Niet iedereen zal in zulke veranderingen mee kunnen komen. Bovendien kunnen niet alle regio s een top-regio worden. Een land als Nederland kan er hooguit een paar hebben. Daarnaast zijn er ook zwakkere regio s. Zij zullen er veel minder in slagen om bedrijven naar zich toe te halen en werkgelegenheid te behouden. Na lezing van de tekst blijkt dat men over het algemeen begrijpt dat de concentratie van innovatie in een beperkt aantal regio s gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van andere regio s maar men neemt dat als gegeven aan. Ik heb zelf geen moeite met sterke en zwakke regio s. (H) Dat zal altijd blijven. (H) Maar als je niet in een dergelijke regio woont, dan is een dergelijke ontwikkeling voor de meeste mensen ook niet van belang. Een aantal lageropgeleiden lijkt niet goed te begrijpen wat de impact is van de regionale ontwikkeling en denkt dat dit als instrument door de overheid zal worden ingezet om de werkgelegenheid in bepaalde sectoren te stimuleren. En daar zijn ze het mee eens, als het in de ene regio werkt, dan zal het ergens anders ook wel werken. Dat er beleid nodig is dat aanstuurt op regionale ontwikkeling en de noodzaak daarvan, lijkt ook niet altijd goed door te dringen. Maar het is er al. (H) De rol die men de (landelijke of lokale) overheid toedicht, wordt niet echt duidelijk. De burger heeft eigenlijk geen rol in dit proces, het gaat om iets dat overheden, bedrijven en onderzoekers samen moeten uitmaken. Bemoeienis van Europa vinden de lageropgeleiden niet gewenst. De hogeropgeleiden grijpen dit aspect aan om hun verbazing uit te spreken over bepaalde ontwikkelingen waaruit blijkt dat er nog geen sprake is van Europese eenheid. Zoals het verschil in benzineprijzen. Kunnen de deelnemers zich vinden in de stelling dat samenwerking tussen verschillende partijen nodig is, maar soms op weerstand stuit? We gingen hier aan de hand van de volgende tekst op in: Om een sterke innovatieregio te worden is samenwerking tussen onderzoekers, bedrijven en overheden heel belangrijk. Uit onderzoek onder burgers blijkt echter dat veel mensen huiverig zijn voor zulke samenwerking. Een van de grote gevaren is volgens hen dat wetenschappers hun kritische vermogen verliezen. De Melkunie-professor die adviseert om melk te drinken staat meteen in kwaad daglicht, hoe wetenschappelijk juist zijn onderzoek ook is geweest. Natuurlijk adviseert hij dat! Over de benodigde samenwerking tussen overheden, bedrijven en onderzoekers maakt men zich weinig zorgen. Een enkeling vindt dat onderzoekers altijd volkomen onafhankelijk moeten zijn, maar het merendeel lijkt te accepteren dat samenwerking noodzakelijk is.