INSTRUCTIES VOOR HET BEREIDEN EN TOEDIENEN VAN DE SOMAVERT INJECTIE Inleiding In de volgende instructies wordt uitgelegd hoe SOMAVERT moet worden bereid en geïnjecteerd. Lees deze instructies aandachtig en volg ze stap voor stap. Uw arts of verpleegkundige zal u de techniek van zelfinjectie aanleren. Probeer zelfinjectie niet voordat u volledig begrijpt hoe de injectie bereid en toegediend moet worden. Het poeder moet vóór gebruik opgelost worden in het oplosmiddel. De injectie mag niet gemengd worden in dezelfde spuit of injectieflacon met een ander geneesmiddel. STAP 1. HET KIEZEN VAN DE BEREIDINGSMETHODE VOOR DE SOMAVERT OPLOSSING Er zijn 2 methoden om de SOMAVERT oplossing te bereiden. Overleg met uw arts of verpleegkundige welke methode de beste voor u is: a) de Flaconadapter Methode (Mixject) - niet in alle landen op de markt b) de Niet-Flaconadapter Methode. a) FLACONADAPTER METHODE (Mixject) OM TE BEGINNEN Was uw handen zorgvuldig. Verzamel: 1 injectieflacon met poeder (SOMAVERT), 1 injectieflacon met oplosmiddel (water voor injecties), 1 injectiespuit van 1 ml met luer-lock verbinding (voor zowel het bereiden van de Somavert oplossing als het toedienen van de injectie) wordt aangeraden. Spuiten van andere maten en types kunnen echter ook gebruikt worden voor het bereiden en injecteren van SOMAVERT. Raadpleeg uw zorgverlener voor meer informatie. 2 Mixject flaconadapters 1 afneembare naald (25 tot 30 gauge), antiseptische of alcoholdoekjes en een geschikte afvalcontainer voor gebruikte naalden en injectiespuiten. Controleer de vervaldata op zowel de injectieflacon als de spuit. Deze mogen niet gebruikt worden na de vermelde maand en jaar. Na reconstitutie met 1 ml oplosmiddel bevat 1 ml van de heldere oplossing hetzij 10 mg, hetzij 15 mg hetzij 20 mg, hetzij 25 mg, hetzij 30 mg pegvisomant. BEREIDEN VAN DE SOMAVERT DOSIS VOOR INJECTIE Figuur 1 1. Verwijder de plastic beschermkapjes van de bovenkant van zowel de injectieflacon met oplosmiddel als de injectieflacon met SOMAVERT (Fig. 1). Let erop dat u de rubberen afsluitstopjes van de injectieflacons niet aanraakt. Op dit moment zijn de rubberen stopjes schoon.
Als de stopjes worden aangeraakt of op een andere manier worden verontreinigd, moet u ze schoonmaken met een antiseptisch of alcoholdoekje voordat de flaconadapter door het stopje wordt gestoken. 2. Open slechts één van de flaconadapters door de beschermlaag te verwijderen. Laat de adapter in de plastic verpakking zitten en raak de punt van de adapter niet aan. Figuur 2 3. Terwijl u de plastic verpakking van de adapter vasthoudt, maak de flaconadapter vast aan de injectieflacon met oplosmiddel door vertikaal omlaag te duwen tegen het platte oppervlak totdat het op zijn plek klikt en de punt door de rubberen stop van het oplosmiddel naar binnen is gegaan. (Fig. 2). Verwijder de plastic verpakking van de flaconadapter en gooi deze weg. Figuur 3 4. Haal de spuit uit de beschermende verpakking. Trek de zuiger van de spuit omlaag tot het 1 ml streepje. Houd met één hand de op een vlak oppervlak geplaatste injectieflacon met oplosmiddel vast en verbind het uiteinde van de spuit met de flaconadapter door de spuit met de klok mee op de flaconadapter te draaien (Fig. 3). Duw voorzichtig de zuiger in totdat de lucht is geïnjecteerd in de injectieflacon. BIJVOEGEN VAN OPLOSMIDDEL Figuur 4 5. Houd de aan elkaar bevestigde injectieflacon met oplosmiddel, adapter en spuit stevig vast. Draai voorzichtig de combinatie van injectieflacon, adapter en spuit ondersteboven. Houd op ooghoogte (Fig. 4).
6. Schuif voorzichtig een hand langs de injectieflacon met oplosmiddel naar beneden zodat u met uw duim en wijsvinger stevig de hals van de injectieflacon vast kunt houden en met uw andere vingers het bovenste gedeelte van de spuit. Trek met de andere hand langzaam de zuiger van de spuit omlaag tot net voorbij het 1 ml streepje. Controleer het oplosmiddel in de spuit op luchtbellen. Indien deze aanwezig zijn, tik dan op het vulgedeelte van de spuit totdat de bellen naar de bovenkant van de spuit zijn gestegen. Druk voorzichtig de zuiger omhoog zodat alleen de luchtbellen terug in de injectieflacon worden gespoten. Controleer opnieuw dat er 1 ml oplosmiddel in de spuit achterblijft. Draai voorzichtig de combinatie van injectieflacon met oplosmiddel, adapter en spuit om en plaats deze rechtop op een schoon oppervlak. Haal de spuit nog niet uit de adapter. Figuur 5 7. Open nu de tweede flaconadapter door de beschermlaag te verwijderen, zoals beschreven voor de eerste flaconadapter. Raak de flaconadapter niet aan. Terwijl u de plastic verpakking van de adapter vasthoudt, maak de flaconadapter vast aan de injectieflacon met SOMAVERT door vertikaal omlaag te duwen tegen het platte oppervlak totdat het op zijn plek klikt en de punt door de rubberen stop van de injectieflacon naar binnen is gegaan (Fig. 5). Verwijder de plastic verpakking van de flaconadapter en gooi deze weg. Figuur 6 8. Haal de spuit uit de flaconadapter voor het oplosmiddel (door tegen de klok in te draaien), en bevestig deze aan de flaconadapter op de SOMAVERT injectieflacon (door met de klok mee te draaien). Kantel de combinatie van SOMAVERT injectieflacon, adapter en spuit zijwaarts en injecteer voorzichtig het oplosmiddel langs de binnenkant van de SOMAVERT injectieflacon (Fig. 6). Gooi de oplosmiddelflacon weg op de wijze die u door uw zorgverlener is geadviseerd.
Figuur 7 9. Houd de SOMAVERT injectieflacon met adapter en spuit rechtop tussen uw handen en rol deze voorzichtig heen en weer om het poeder op te lossen (Fig. 7). SCHUD DE INJECTIEFLACON NIET. Nadat het poeder is opgelost moet de oplossing helder zijn. Injecteer de oplossing niet als deze troebel of wazig is. Informeer in dat geval uw apotheker en vraag hem om een nieuwe injectieflacon. Gooi de injectieflacon niet weg, want de apotheker kan u vragen deze terug te brengen. KLAARMAKEN VAN DE INJECTIE 10. Houd de combinatie van injectieflacon met bereide SOMAVERT oplossing, flaconadapter en spuit stevig vast. Draai de combinatie van injectieflacon, adapter en spuit voorzichtig ondersteboven. Houd op ooghoogte. Figuur 8 11. Schuif, zoals u al eerder hebt gedaan, één hand voorzichtig langs de injectieflacon naar beneden, zodat u met uw duim en wijsvinger stevig de hals van de injectieflacon vast kunt houden en met uw andere vingers het bovenste gedeelte van de spuit. Trek met de andere hand langzaam de zuiger van de spuit omlaag zodat u de complete inhoud van de injectieflacon (1 ml) opzuigt (Fig. 8). Controleer de spuit visueel op luchtbellen. Indien deze aanwezig zijn, tik dan op het vulgedeelte van de spuit totdat de bellen naar de bovenkant van de spuit zijn gestegen. Druk voorzichtig de zuiger omhoog zodat alleen de luchtbellen terug in de injectieflacon worden gespoten. Controleer opnieuw dat er 1 ml oplossing achterblijft in de spuit. Draai de combinatie van injectieflacon met bereide SOMAVERT oplossing, adapter en spuit voorzichtig om en plaats deze rechtop op een schoon oppervlak. Haal de spuit nog niet uit de adapter.
Figuur 9 12. Open de verpakking van de naald alleen bij het uiteinde van de naald die met de spuit moet worden verbonden. De naald moet gedeeltelijk in haar beschermende verpakking blijven. Leg de naald met haar beschermende verpakking op de tafel. Haal de spuit uit de flaconadapter/aansluitstuk van de injectieflacon door tegen de klok in te draaien. Gooi de beschermende verpakking weg en bevestig de naald aan de spuit. Houd het plastic kapje op de naald terwijl u de injectieplaats klaarmaakt (Fig. 9). Na reconstitutie dient SOMAVERT onmiddellijk te worden gebruikt. Ga door naar STAP 2 TOEDIENEN VAN DE INJECTIE. b) NIET-FLACONADAPTER METHODE OM TE BEGINNEN Was uw handen zorgvuldig Verzamel één injectieflacon met poeder (SOMAVERT) en één injectieflacon met oplosmiddel (water voor injecties), een 3 ml spuit met een 21 gauge 1 inch afneembare naald, een standaard 1 ml insulinespuit, antiseptische of alcoholdoekjes en een afvalcontainer voor gebruikte naalden. Controleer de vervaldata op zowel de injectieflacon als de spuit. Deze mogen niet gebruikt worden na de vermelde maand en jaar. Na reconstitutie met 1 ml oplosmiddel bevat 1 ml van de heldere oplossing hetzij 10 mg, hetzij 15 mg, hetzij 20 mg, hetzij 25 mg, hetzij 30 mg pegvisomant. BEREIDEN VAN DE SOMAVERT DOSIS VOOR INJECTIE Verwijder de plastic beschermkapjes van de bovenkant van beide injectieflacons. Let erop dat u de rubberen afsluitstopjes van de injectieflacon niet aanraakt. Op dit moment zijn de rubberen stopjes schoon. Als de stopjes worden aangeraakt of op een andere manier worden verontreinigd, moet u ze schoonmaken met een antiseptisch of alcoholdoekje voordat de naald door het stopje wordt gestoken. Verwijder voorzichtig het beschermkapje van de naald van de grootste spuit (3 ml). Dit is de spuit voor het oplosmiddel.
Figuur 1 1. Trek de zuiger van de spuit voor het oplosmiddel omlaag tot het 1 ml streepje. Houd met één hand de injectieflacon met oplosmiddel stevig vast en duw met de andere hand de naald van de spuit voor het oplosmiddel recht door het midden van het rubberen stopje naar binnen tot diep in de injectieflacon. Duw voorzichtig de zuiger in totdat de lucht is geïnjecteerd in de injectieflacon (Fig. 1). BIJVOEGEN VAN HET OPLOSMIDDEL Figuur 2 2. Houd de combinatie van injectieflacon met oplosmiddel en spuit stevig vast, met de naald nog diep in de injectieflacon. Draai voorzichtig deze combinatie van injectieflacon en spuit ondersteboven. Houd op ooghoogte (Fig. 2). Figuur 3 3. Schuif voorzichtig een hand langs de injectieflacon met oplosmiddel naar beneden zodat u met uw duim en wijsvinger stevig de hals van de injectieflacon vast kunt houden en met uw andere vingers het bovenste gedeelte van de spuit. Trek met de andere hand langzaam de zuiger van de spuit omlaag tot net voorbij het 1 ml streepje. Controleer het oplosmiddel in de spuit op luchtbellen. Indien deze aanwezig zijn, tik dan op het vulgedeelte van de spuit totdat de bellen naar de bovenkant van de spuit zijn gestegen. Druk voorzichtig de zuiger omhoog zodat alleen de luchtbellen terug in de injectieflacon worden gespoten. Controleer opnieuw dat er 1 ml oplosmiddel in de spuit achterblijft en trek dan de naald uit de injectieflacon (Fig. 3).
Figuur 4 4. Steek de naald van de spuit met oplosmiddel door het stopje van de injectieflacon met het poeder (SOMAVERT). Kantel de spuit zijwaarts en injecteer voorzichtig het oplosmiddel langs de binnenkant van de SOMAVERT injectieflacon. Zodra de spuit met oplosmiddel leeg is, trekt u deze terug uit de flacon. Gooi de oplosmiddelflacon, de spuit en de naald weg op de wijze die u door uw zorgverlener is geadviseerd. (Fig. 4) Figuur 5 5. Houd de SOMAVERT injectieflacon rechtop tussen uw handen en rol deze voorzichtig heen en weer om het poeder op te lossen. SCHUD DE INJECTIEFLACON NIET. Nadat het poeder is opgelost moet de oplossing helder zijn. Injecteer de oplossing niet als deze troebel of wazig is. Informeer in dit geval uw apotheker en vraag hem om een nieuwe injectieflacon. Gooi de injectieflacon niet weg, want de apotheker kan u vragen deze terug te brengen. Injecteer SOMAVERT onmiddellijk (Fig. 5). KLAARMAKEN VAN DE INJECTIE Figuur 6 6. Reinig het rubberen stopje van de SOMAVERT injectieflacon met een antiseptisch of alcoholdoekje. Verwijder het beschermkapje van de naald van de 1 ml spuit. Trek de zuiger van de spuit naar beneden tot het 1 ml streepje. Houd met één hand de injectieflacon stevig vast. Steek met de andere hand de naald recht door het midden van het rubberen stopje naar binnen tot diep in de injectieflacon. Duw voorzichtig de zuiger in totdat de lucht is geïnjecteerd in de injectieflacon. Houd de combinatie van injectieflacon en spuit stevig vast met de naald
helemaal in de injectieflacon. Draai de combinatie van injectieflacon en spuit voorzichtig ondersteboven. Houd op ooghoogte (Fig. 6). Figuur 7 7. Schuif, zoals u al eerder hebt gedaan, één hand voorzichtig langs de injectieflacon naar beneden zodat u met uw duim en wijsvinger stevig de hals van de injectieflacon vast kunt houden en met uw andere vingers het bovenste gedeelte van de spuit. Trek met de andere hand langzaam de zuiger van de spuit omlaag zodat u de complete inhoud van de injectieflacon (1 ml) opzuigt. Om de naaldpunt in de vloeistof te houden kan het nodig zijn dat u de naald iets verder uit het stopje trekt terwijl u de vloeistof opzuigt. Controleer de spuit visueel op luchtbellen. Indien deze aanwezig zijn, tik dan op het vulgedeelte van de spuit totdat de bellen naar de bovenkant van de spuit zijn gestegen. Druk voorzichtig de zuiger omhoog zodat alleen de luchtbellen terug in de injectieflacon worden gespoten. Controleer opnieuw dat er 1 ml oplossing achterblijft in de spuit en trek de naald daarna uit de injectieflacon. (Fig.7) STAP 2. TOEDIENEN VAN DE INJECTIE Kies een injectieplaats op de bovenarm, bovenste gedeelte van de dij, de buik of de billen. Kies elke dag een andere injectieplaats. Het kan handig zijn om op papier bij te houden waar u uw dagelijkse dosis SOMAVERT hebt geïnjecteerd. Injecteer niet op een plaats waar u uitslag hebt, waar de huid beschadigd is, die gekneusd is of die bultjes vertoont. Maak de injectieplaats schoon met een antiseptisch of alcoholdoekje, laat deze dan drogen voordat u injecteert. Figuur A a. Knijp met één hand de huid voorzichtig omhoog op de injectieplaats. Houd met de andere hand de spuit vast en duw de naald met een enkele, vloeiende beweging helemaal recht omlaag in de huid (onder een hoek van 90 ) (Fig. A).
Figuur B b. Controleer of de naald helemaal in de huid zit en duw dan langzaam de zuiger van de spuit omlaag totdat de spuit leeg is. Laat de omhooggeknepen huid los en trek de naald er rechtop uit (Fig. B). Figuur C c. Wrijf niet over de injectieplaats. Het kan een klein beetje bloeden. Gebruik dan, als het nodig is, een schoon, droog watje op de injectieplaats en duw dit er voorzichtig tegenaan gedurende 1 tot 2 minuten of totdat het bloeden is gestopt (Fig. C). Weggooien van materiaal De naalden en spuiten mogen NOOIT hergebruikt worden. Gooi de naald en spuit weg, zoals u door uw arts, verpleegkundige of apotheker is geleerd en in overeenstemming met lokale wetgeving voor volksgezondheid en veiligheid. Alle vragen moeten beantwoord worden door een arts, verpleegkundige of apotheker die vertrouwd is met SOMAVERT.