Autoject 2. Vaste naald voor intracaverneuze injecties AFB 1 AFB 2 AFB 3 AFB 4 BEHUIZING VAN DE INJECTIESPUIT ZUIGER VENSTER HOOFDDEEL INJECTOR

Transcriptie

1 Autoject 2 Vaste naald voor intracaverneuze injecties BEHUIZING VAN DE INJECTIESPUIT ZUIGER VENSTER HOOFDDEEL INJECTOR GELE INDICATOR RODE INDICATOR INJECTIEKNOP BEHUIZING VAN DE INJECTIESPUIT KORTE DIEPTEREGELAAR BLAUWE SCHAAL ZWARTE SCHAAL GELE PRIMER EN DIEPTEMETER NAALDDOP INJECTIESPUIT MET VASTE NAALD AFB 1 AFB 2 AFB 3 AFB 4

2 ZUIGER AFB 5 AFB 6 AFB 7 AFB 8 AFB 9 AFB 10

3 VENSTER AFB 11/a GELE INDICATOR AFB 12/a GEBRUIKSINSTRUCTIES De Autoject 2 met vaste naald is een automatisch injectiehulpmiddel en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met injectiespuiten met vaste naald (voor eenmalig gebruik) van 1,0 ml. Inhoud: Hoofddeel injector Behuizing van de injectiespuit Lange diepteregelaar Korte diepteregelaar Gele primer VEILIGHEIDSMAATREGELEN Uitsluitend voor gebruik bij één patiënt of individueel gebruik. Gebruik de Autoject 2 niet zonder injectiespuit of met een lege injectiespuit, aangezien dit het hulpmiddel en/of de injectiespuit kan beschadigen. Richt de Autoject 2 niet op uzelf OF ANDEREN tenzij u een injectie gaat toedienen. Gebruik de Autoject 2 niet met glazen injectiespuiten. Zorg altijd dat de volledige dosis uit de injectiespuit is toegediend. Als de volledige dosis niet is toegediend of als er helemaal geen dosis is toegediend, neem dan contact op met uw zorgverlener. Uitsluitend geschikt voor intracaverneuze injecties.

4 TABEL 1: COMPATIBELE INJECTIESPUITEN De Autoject 2 kan worden gebruikt met de volgende injectiespuiten voor intracaverneuze injecties: MERK INJECTIESPUIT MAAT LENGTE NAALD DIEPTEREGELAAR 12 mm/½ inch SCHAALMARKERING B.Braun 1,0 ml (1 cc) 12 mm (1 2 inch) Lang (blauwe b BD 1,0 ml (1 cc) 12,7 mm (1 2 inch) Kort (zwarte p Microfine/Ultrafine Precision Sure- Dose/Terumo 1,0 ml (1 cc) 12 mm (1 2 inch) Kort (zwarte o DIEPTEREGELING De diepte moet afgesteld zijn voordat de Autoject 2 wordt geladen en gebruikt. Ga bij uw zorgverlener na wat de juiste injectiediepte van de naald voor uw injectie is voordat u de Autoject 2 gaat gebruiken. 1. Schroef de diepteregelaar op de behuizing van de injectiespuit (Afb. 1). 2. Zie tabel 1: let op de schaalmarkering voor die diepteregeling voor uw injectiespuit en draai de diepteregelaar naar binnen of (naar buiten) totdat de schaalmarkering in lijn is met het uiteinde van de behuizing van de injectiespuit (Afb. 2). Op deze manier wordt de injectiediepte ingesteld op 12 mm. 3. Om de naald dieper in te brengen draait u de diepteregelaar verder naar binnen. Om de naald minder diep in te brengen draait u de diepteregelaar verder naar buiten. Iedere markering op de schaal staat gelijk aan 2 mm injectiediepte. Let op: de schaalmarkeringen zijn uitsluitend bedoeld als richtlijn. Vanwege het verschil in naaldlengtes, moet de injectiediepte worden gemeten en moet de diepteregelaar, telkens wanneer er een nieuwe injectiespuit wordt gebruikt, opnieuw worden afgesteld. Dit zorgt ervoor dat de dosis altijd op de juiste diepte wordt geïnjecteerd. Om de injectiediepte van de naald van uw injectiespuit te meten, stelt u de diepteregelaar af op de juiste injectiediepte. Plaats een lege injectiespuit zonder naalddop in de behuizing van de injectiespuit en druk deze stevig in de behuizing totdat deze niet verder kan en de naald uit de diepteregelaar steekt. Controleer of de lengte van de uitstekende naald klopt, door hem te meten met de schaal op de gele primer en dieptemeter (Afb. 3). Als de naald niet de juiste lengte heeft, draait u de diepteregelaar naar binnen of naar buiten om hem respectievelijk langer of korter te maken, totdat de juiste injectiediepte is ingesteld. 4. Noteer de instelling, zodat u deze later kunt opzoeken. DE AUTOJECT 2 LADEN 1. Bij het instellen van de Autoject 2 plaatst u de gele primer in de diepteregelaar (Afb. 4) en plaatst u deze haaks op de zuiger in het hoofddeel van de injector. Duw hem stevig in het hoofddeel van de injector, totdat deze niet verdergaat (Afb. 5). Haal de injectienaaldbehuizing van het hoofddeel van de injector af en haal de gele primer van de diepteregelaar af. 2. Mix de voorgeschreven dosis en trek deze op in de injectiespuit, maar plaats de dop niet terug op de injectiespuit. 3. Plaats de gevulde injectiespuit in de behuizing (Afb. 6). 4. Schroef de behuizing van de injectiespuit en het hoofddeel van de injector aan elkaar. Let erop dat u de injectieknop niet aanraakt (Afb. 7). Controleer nogmaals of de diepteregelaar in de juiste stand staat. INJECTIEPLEK KIEZEN EN AUTOJECT 2 GEBRUIKEN 1. De penis bevat drie lichamen of cilinders die onder de huid liggen (Afb. 8);

5 A = 2 samenliggende corpora cavernosa B = 1 corpus spongiosum (aan de onderkant van de penis). 2. Zorg dat u niet aan de onderkant van de penis injecteert, want hier zit het corpus spongiosum (hier bevindt zich de urethra, waar de urine doorheen komt). De medicatie moet in een van de corpora cavernosa worden geïnjecteerd. PLAATS DE NAALD OP 10 UUR OF OP 2 UUR (Afb. 9). 3. Kies een injectieplek aan de zijkant van de penis. Veeg met een alcoholdoekje over het gebied (Mediswab) (Afb. 10). 4. Pak het uiteinde van de penis vast tussen duim en wijsvinger. Ondersteun de onderkant om de penis vlak te maken en te stabiliseren. Plaats de Autoject 2 in een hoek van 90 tegen de injectieplek (Afb. 11). Pas lichte druk toe, zodat het hoofddeel van de injector richting de behuizing van de injectiespuit beweegt, totdat de rode indicator verdwijnt. Hierdoor wordt de veiligheidsvergrendeling ontgrendeld en kan de injectieknop worden ingedrukt (Afb. 11a). 5. Druk op de blauwe injectieknop. De naald wordt in de huid ingebracht en de inhoud van de injectiespuit wordt automatisch geïnjecteerd. Houd het hulpmiddel 5 seconden tegen de huid aan, zodat de injectie kan worden voltooid (Afb. 12). 6. Kijk naar het venster aan de voorzijde van het hoofddeel van de injector. De injectie is voltooid als de zwarte lijnen op de gele indicator stil zijn komen te staan (Afb. 12a). 7. Trek de Autoject 2 recht uit de injectieplek wanneer de injectie is voltooid. LET OP: ga voorzichtig te werk, omdat de naald onafgedekt is totdat deze uit het hulpmiddel wordt verwijderd. 8. Na gebruik schroeft u de behuizing van de injectiespuit los en verwijdert u de gebruikte injectiespuit uit de Autoject 2. Controleer altijd of de volledige dosis uit de injectiespuit is toegediend en werp de injectiespuit en naald op een veilige manier weg in een geschikte container voor scherpe voorwerpen. 9. Berg de Autoject 2 veilig op in zijn hoes. REINIGING AUTOJECT 2 De externe onderdelen van de Autoject 2 moeten worden gereinigd met een vochtige doek. GARANTIE Op dit product is een garantie van toepassing voor productiefouten tot twee jaar na de aankoopdatum. Mocht het hulpmiddelen onverhoopt niet goed werken, neem dan contact op met uw lokale Owen Mumford-kantoor. (Als u het product retourneert voor evaluatie blijven uw rechten onverminderd van kracht EU.) Octrooien: US 5,599,309, UK/FR , DE Autoject is een handelsmerk van Owen Mumford Ltd.