ONDERWIJSRAAD. N. 589...A. Bericht op schrijven van...1.7 Jun i. '21 n.6^.02*af d L. 0. A. Betreffehde:...9." M. XP.....Al g,maa t v.-best. *? ; doof s to jmen-e.n...blind en on d erwi j s 'S-GRAVENHAGE, 2.9- Juli... 1924. Men gelieve bij het antwoord dagteekening en nummer van dit schrijven te vermelden. Door Uwe Excellentie werd in handen gesteld van den Onderwijsraad (Afdeeling voor het algemeen vormend lager onderwijs en het bewaarschoolonderwijs) om advies een door den Inspecteur van het Buitengewoon Lager Onderwijs ontworpen maatregel van bestuur met betrekking tot de scholen voor doofstommen en blinden«de Afdeeling, gaarne aan den wensch van Uwe Excellentie voldoende, stelt voorop, dat zij haar groote waardeering wenscht uit te spreken voor den inhoud van het ontwerp. Zij kan zich over het algemeen zeer goed vereenigen met de voorgestelde bepalingen, die instrekking meerendeels overeenstemmen met de wensehen, welke de Onderwijsraad in zijn advies van 6 November I920 No, 1563 ter kennis van Uwe Excellentie heeft gebracht. Op de navolgende punten echter acht de Afdeeling een wijziging of aanvulling gewenscht: l.k»sten van instandhouding der scholen en huisvesting der leerlingen. De Afdeellng deelt de opvl ttin van den & Inspecteur(Toelicht ing blz.2. alinea 2) dat de kosten voor huisvesting gescheiden moeten blijven van die voor het onderwijs. Echter meent de Afdeeling, dat de Inspecteur niet -volledig- AAN Zijne Excellent ie, den Minister van On'derwï jai, Kuis t en & Wet ens chapp en te, S.-G...B...A...y...JI...JS H...A G E.
2. volledig aanvaard heeft de consequenties van artikel 192 van de Grondwet en van de artikelen 127 en 128 der lager onderwijswet. Artikel 192 van de grondwet heeft de financieele gelijkstelling gebracht, welke niet alleen geldt voor het gewoon lager onderwijs, doch evenzeer dient te worden in acht genomen bij het buitengewoon lager onderwijs. Als uitvloei sel daarvan eischt dan ook art,127 der lager onderwijswet e dat de kosten voor vestiging en uitbreiding van een buitengewone bijzondere school uit de openbare kassen worden vergoed onder nader te bepalen voorwaarden; terwijl evenzoo art, 128 der lager onderwijswet voorschrijft, dat de kosten van instandhouding van deze soort scholen uit de openbare kassen worden vergoed onder de voorwaarde^ en volgens de regelen bij algemeenen maatregel van bestuur te stellen* De Inspecteur stelt voor de kosten voor den bouw te doen vergoeden door het Rijk, zoowel voor de scholen, uitgaande van vereenigingen, als voor de scholen, gebouwd '-door gemeenten^ voor de wijze van vergoeding is gekozen het stelsel, zooals dit in de wet is aangegeven voor de bijzondere kweekscholen. Tot zoover kan de Afdeel ing met het voorstel van den Inspecteur accoord gaan. Wanneer de Inspecteur echter verder in de Toelichting(blz 0 2,5e alinea) schrijft :"Hierbij is rekening gehouden met het feit, dat de bestaande scholen in hoofdzaak uit vrijwillige bijdragen zijn gesticht, zoodat er alle aanleiding bestaat de vergoeding slechts te verleenen voor hetgeen na de in werking treding van den maatregel van bestuur tot stand wordt gebracht" dan wordt(naar het oordeel van den Afdeeling) de goede weg, aangewezen door het Grondwetsartikel 192 en de wetsartikelen 127 en 128 verlaten* Weliswaar ontbreekt een overgangsbepaling in de wet in den zin van artikel 205» doch eenmaal aanvaard hebbend het stelsel voor de bijzondere kweekscholen, dient men ook den v/eg te volgen, die artikel 162 lid 1a en art*214 lid 2 aanwijzen* -De-
De Afdeeling meent voorts te moeten ontraden, dat de schoolgelden betaald zouden moeten worden door de Gemeenten, welke op haar beurt deze bedragen geheel of gedeeltelijk op de ouders of voogden der leerlingen kunnen verhalen; wanneer toch het Rijk een verplicht schoolgeld van de gemeenten vordert, bestaat de kans,zoolang voor het buitengewoon onderwijs geen leerplicht bestaat, dat de Gemeenten de kinderen niet naar deze scholen zullen zenden, % Evenmin kan de Afdeeling er zich meejff vereenigen, dat de kosten voor instandhouding gedeeltelijk voor rekening blijven van de vereenigingen of de gemeenten, die scholen exploiteeren. Artikel 128 der wet spreekt niet van"tegemoetkoming"in de kosten doch van"vergoed ing"van de kosten* Op grond hiervan komt het de Afdeeling voor, dat in dit opzicht de voorstellen van den Inspecteur geen steun vinden in de wet, 2.Vergoeding salarissen over het iaar 1920, Doordien overeenkomstig artikel I96 der lager onderwijswet de nieuwe salarisregeling voor de onderwijzers bij het Lager Onderwijs is toegepast vanaf 1 Jan,1920, komt het aan de Afdeeling alleszins billijk voor, dat' de salarisregeling voor de leerkrachten aan de scholen voor. doofstommen en blinden op denzelfden datum worden geacht ingegaan te zijn* Dienovereenkomstig behoort artikel 41 te worden aangevuld. 3.Verplichte vakken. Met instemming constateert de Afdeeling, dat de Inspecteur groot e waarde hecht aan het onderwijs in handenarbeid op de scholen voor doofstommen blinden* Dit blijkt uit het ontworpen artikel 34, waar voor beide soorten van scholen een afzonderlijk lokaal voor handenarbeid noodzakelijk wordt geacht, alsmede uit de opneming van den laftndenarbeid onder de verplichte vakken in het leerplan van de scholen voor blinden* De Afdeeling is van oordeel, dat vak r eveneens dient opgenomen te v,orden als verplicht vak in het leerplan van de scholen voor doofstommen. Zij acht het voor dit soort buitengewoon lqger onderwijs in -bijzonder- J he<t
I 4. geboden* De ontwikkeling van den technischen zin der doofstomme kinderan kan een zekere compensatie vormen voor hun tekort op ander gebied* De Afdeeling geeft daarom ernstig in overweging, in het leerplan van scholen voor doofstommen vak r verplichtend voorvte schrijven. Door invoering van den handenarbeid als verplicht vak bij die takken van het buitengewoon onderwijs, welke er zich toe leenen, wordt bovendien een ervaring en groot er volmaking der onderwijskundige methodes verkregen, die eventueel bij een latere verplichte invoering van dit vak op de gewone lagere school van buitengewoon voordeel zullen blijken. Indien de handenarbeid als verplicht vak voor de doofstomme kinderen mocht worden opgenomen behoeft artikel 15 lid 4 aanvulling in zooverre, dat ook voor de onderwijzers aan de scholen voor doofstommen het bezit van een diploma voor handenarbeid verplicht worde gesteld. 4.Leerplan. De Afdeeling zou het wenschelijk achten, indien als eisch werd gesteld, dat gedurende niet minder dan een bepaald aantal uren per maand en gedurende niet minder dan 40 schoolweken onderwijs moet worden gegeven,mits het klasseleerplan niet voor alle leerlingen eener klasse volledig verbindend behoeft te zijn. 5.Qnderwi.is aan kinderen van 4 fot 6.iaar. De Afdeeling ie met den Inspecteur, op de door hem ontwikkelde gronden, van oordeel, dat regeling van het onderwijs aan jonge doofstomme kinderen in den maatregel van bestuur voorloopig het meest urgent is, maar wenscht daarnaast.te stellen, dat de ervaring heeft geleerd, dat de fröbelonderwijzeressen ap, de.gewone bewaarschool met blinde kinderen nog minder kunnen aanvangen, dan met doofstomme kleinen; derhalve meent de Afdeeling, dat het gewenscht is, dat ook een aanvang worde gemaakt met de regeling van het bewaarschoolcnderwijs aan blinde kinderen, ^Vakonderwijs.
6.Vakonderwijs. 5. De Afdeeling deelt de opvatting van den Inspecteur, dat het vakonderwijs op de scholen voor buitengewoon onderwijs moet beschouwd worden als een belangrijk deel van de geheele vorming; het kan alzoo niet kunstmatig van het overige gedeelte van het onderwijs worden gescheiden. Daarom zou de Afdeeling aan eene regeling, waarbi-j de mogelijkheid wordt geopend door het verleenen van subsidie, het vakonderwijs tot grootere ontwikkeling te brengen de voorkeur geven boven de voorloopige regeling, die door den Inspecteur wordt aangeduid. 7.Medische Schooldienst. De Afdeeling mist in het ontwerp bepalingen omtrent een door haar hoogst gewenscht geachten medischen dienst op de bedoelde scholen. 8.Ten slotte veroorlooft de Afdeeling zich bij de volgende artikelen nog een ige opmerkingen: Art. 1 5( 10),11e t laatste gedeelte van dezen zin luide:... in opdracht van ÓQU gemeente Amsterdam of door de gemengde comraissde die dit doet voor de gemeente Rotterdam,'s-Gravenhage,Groningen en Arnhem, Artt,29 lid 4.De vraag* is gerezen, waarom alleen aan onderwijzers van de scholen, waaraan een internaat is verbonden de toestemming kan worden verleend, buiten de schooluren tegen eene "bezoldiging van het schoolbestuur, enkele lessen te geven; de Afdeeling meent te weten, dat ook dergelijk onderwijs wordt gegeven door onderwijzers, die niet aan een internaat zijn verbonden; de Afdeeling zou het daarom gewenscht achten, dat ook voor deze onderwijzers, behoudens de goedkeuring van den Inspecteur,een dergelijke bepaling werd opgenomen. Art.55*De wettelijke pensioenleeftijd worde van 65 op 60 jaar teruggebracht, aangezien het onderwijs buitengewone eischen stelt aan het personeel* Samens de Afdeeling voornoemd, ^V'»Voorzitter. A* m - fj %2/l /tâ^»v,secretaris.