Oordeel Datum: 4 november 2014 Dossiernummer: Oordeel in de zaak van. [...] wonende te [...], verzoekster.

Vergelijkbare documenten
Oordelen. Volledig oordeel. Oordeelnummer Ras Sociale Bescherming. Datum: Grond: Terrein: Oordeel Datum: 5 juli 2016

Stichting Mooiland discrimineert woonwagenbewoners door vrijkomende standplaatsen op hun woonwagenlocatie niet meer te verhuren.

Oordelen. Volledig oordeel. Oordeelnummer Ras Sociale Bescherming. Datum: Grond: Terrein: Oordeel Datum: 5 juli 2016

Oordelen. Volledig oordeel. Oordeelnummer Ras Sociale Bescherming. Datum: Grond: Terrein: Oordeel Datum: 5 juli 2016

Oordelen. Volledig oordeel. Oordeelnummer

Oordeel Datum: 3 augustus Dossiernummer: Oordeel in de zaak van [... ] wonende te [... ], verzoekster.

Oordelen. Volledig oordeel. Oordeelnummer Ras Leveren van en toegang tot goederen en diensten - Wonen. Datum: Grond: Terrein:

Kinderombudsman: Zwarte Piet vraagt om aanpassing

Oordelen. Volledig oordeel. Oordeelnummer Ras Leveren van en toegang tot goederen en diensten - Wonen. Datum: Grond: Terrein:

Oordelen. Volledig oordeel. Oordeelnummer Ras Sociale Bescherming. Datum: Grond: Terrein: Oordeel Datum: 7 juli 2016

Klacht over onveilige schoolomgeving. School heeft onvoldoende gedaan om herhaling van geweld jegens leerling te voorkomen.

ADVIES. mevrouw A te B, ouder van C, voormalig leerling van obs D te B, klaagster

De Commissie is niet bevoegd om een oordeel te geven over een besluit van het samenwerkingsverband over toelating tot een Talentklas.

ADVIES. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, verzoeker, C, gevestigd te B, het bevoegd gezag van basisschool D te B, verweerder

de heer [verweerder], waarnemend directeur van openbare basisschool [de school] (hierna: de school) te [vestigingsplaats], verweerder

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Samenvatting. Interpretatiegeschil PO artikel 11 onder j WMS (beleid m.b.t. toelating van leerlingen)

ADVIES. 1. Verzoekster is de moeder van F. F heeft vanaf zijn vierde jaar tot en met groep 5 onderwijs gevolgd op basisschool J, te K.

UITSPRAAK. de deelraad van [school], gevestigd te [vestigingsplaats], verzoeker, hierna te noemen de DR gemachtigde: de heer mr. M.H.

geschil over toelating leerling. Het conflictueuze verleden met de moeder is nu geen grond om de leerling niet toe te laten tot de school.

Het medezeggenschapsreglement mag het aantal aaneengesloten zittingsperiodes in de MR niet beperken. UITSPRAAK

ADVIES. in het geding tussen: mevrouw [verzoekster], wonende te [woonplaats], gemachtigde: mevrouw mr. A. Post

ADVIES. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, het bevoegd gezag van D, verweerder

ECLI:NL:RBNHO:2014:5324

Geschil over verwijdering leerling. De veiligheidssituatie van de leerling is van invloed op het vinden van een andere passende school.

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] mevrouw [naam klaagster], hierna te noemen klaagster,

tegen College van Burgemeester en Wethouders van gemeente Deventer gevestigd te Deventer, verweerder 1 Verzoek

ADVIES. mevrouw A te B, moeder van C en D, voormalige leerlingen van de E te F, klaagster

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van de regionale scholengemeenschap A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

SAMENVATTING Klacht over onzorgvuldig handelen directie en MR bij invoering continue rooster; PO

Klacht over te zwaar en dubbel straffen van een leerling en over niet nakomen van afspraken. ADVIES

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder b WMS (beleid grondslag van de school)

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

ADVIES. Stichting B, gevestigd te Houten, het bevoegd gezag van C, verweerder gemachtigde: de heer mr. S.G. van der Galiën

ADVIES. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, verzoekster, gemachtigde: de heer mr. H.J. Stuyt

2.1 Verzoekster is een stichting. Blijkens artikel 2, eerste lid van haar statuten heeft zij als doel:

School moet de ouder erop wijzen dat voor het vinden van een andere passende school haar medewerking nodig is. ADVIES

Klacht over toegangsverbod voor een ouder. Het opleggen van een toegangsverbod moet zorgvuldig gebeuren. ADVIES

UITSPRAAK. de deelmedezeggenschapsraad van het A te B, verzoeker, hierna te noemen de DMR gemachtigde: mevrouw mr. J.M.M. Janssen

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad vana te B, verzoeker, hierna te noemen de PMR

Bezwarencommissie CAO-VO SAMENVATTING

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/ FA RK ; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

Klacht over discriminatie leerling. Er zijn geen feiten aangevoerd die discriminatie doen vermoeden. ADVIES

SAMENVATTING. het bestuur van de Stichting A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: de heer mr.

9 oktober Onderzoek: Zwarte Piet

SAMENVATTING Instemmingsgeschil PO - artikel 10 onder h WMS (overdracht van de school)

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder k WMS (beleid t.a.v. uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders)

Landelijke Klachtencommissie Onderwijs De school heeft adequaat opgetreden tegen het pesten van een leerling. ADVIES

De heer M.E. W., wonende te A, hierna te noemen: klager tegen De besloten vennootschap M MAKELAARDIJ B.V., gevestigd te B, NVM-lid,

ADVIES. het D, gevestigd te B, vertegenwoordigd door de heer E, directeur, verweerder

ECLI:NL:RVS:2006:AX0760

Klacht over onveilige schoolomgeving ongegrond. ADVIES. inzake de klacht van: de heer en mevrouw A te B, ouders van C en D, klagers.

Hof van beroep G. (...) Arrest. Arrestnummer. Datum van uitspraak. Notitie-nummer griffie. Notitienummer parfcet-generaal.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

SAMENVATTING /106161/ Klachten over pedagogisch handelen leerkracht en interne klachtafhandeling; PO

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

Uitspraaknr

ECLI:NL:GHAMS:2016:3792 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: mevrouw mr. N.R.H.

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van [de school], te [vestigingsplaats], verzoeker, hierna te noemen de MR

ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS. Klachtnummer 2017/100

ECLI:NL:RBOBR:2015:3690

ADVIES. Het oordeel van de Commissie is reeds bij brieven van 10 oktober 2018 aan partijen meegedeeld.

SAMENVATTING ADVIES Klacht over informatieverstrekking en klachtbehandeling; PO

Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast.

Adviesgeschil over het ontslag van een schoolleider, na mediation. UITSPRAAK

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

hebben klagers op grond van de geldende klachtenregeling een klacht tegen verweerster ingediend met de volgende inhoud:

Beste schoolbestuurders, directieleden, onderwijsteams, ouderraden, medezeggenschapsraden en ouders,

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

SAMENVATTING Klacht over onprofessioneel handelen van directeur en intern begeleider en onpedagogisch handelen van leerkracht; PO

in het geschil tussen: de medezeggenschapsraad van het A College te B, verzoeker, hierna te noemen de MR gemachtigde: mr. E.J.M.

Kinderombudsman, neem stelling tegen Zwarte Piet.

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters )

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Geschil over verwijdering. Het geschil over terugplaatsing naar 3 havo is ontvankelijk omdat dit in feite neerkomt op verwijdering.

ADVIES. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, het bevoegd gezag van D te B, verweerder

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A, wonende te B, vader van C, klager. tegen. D College, locatie E, te B, verweerster

Ontwijken zorgplicht door proefplaatsing af te spreken, zonder de leerling aan te laten melden, is in strijd met Wet passend onderwijs.

Geschil over toelating leerling. De school heeft onvoldoende invulling gegeven aan haar onderzoeksplicht. ADVIES

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

Wat u over een procedure bij het College voor de Rechten van de Mens moet weten

Klacht over keuzevrijheid tweede moderne taal. De school mocht de keuze beperken tot Frans en Duits. ADVIES

SAMENVATTING ADVIES. inzake de klacht van:

ECLI:NL:RVS:2017:1318

Klacht over informatieverstrekking gescheiden ouder zonder ouderlijk gezag, en over weigering rechtstreeks met hem te communiceren.

ADVIES. de heer B, bestuurder van schoolbestuur C, organisatie voor openbaar en algemeen toegankelijk onderwijs (verder: C) te D, verweerder,

ADVIES. [verzoekster], wonende te [woonplaats], moeder van [de leerling], verzoekster, gemachtigde: [naam gemachtigde]

Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG

De verwijdering is redelijk is omdat de school niet meer kan voorzien in de ondersteuningsbehoefte van de leerling ADVIES

SAMENVATTING Adviesgeschil PO - artikel 11 onder f WMS ( vaststelling of wijziging beleid m.b.t. organisatie van de school)

Oordelen. de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Omgevingsvergunning eerste fase mag niet buiten behandeling worden gelaten vanwege mer-beoordelingsplicht tweede fase

1.2 Op 24 oktober 2014 is het verweerschrift ontvangen.

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

Transcriptie:

Oordeel 2014-131 Datum: 4 november 2014 Dossiernummer: 2014-0203 Oordeel in de zaak van [....] wonende te [....], verzoekster tegen Stichting Openbaar Primair Onderwijs Utrecht gevestigd te Utrecht, verweerster

Vervolgvel: 1 1 Procesverloop 1.1 Bij verzoekschrift van 2 juni 2014, dat op 3 juni 2014 is ontvangen, heeft verzoekster, als wettelijk vertegenwoordiger van haar twee minderjarige kinderen, het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College) gevraagd te onderzoeken of verweerster jegens haar kinderen verboden onderscheid maakt op grond van ras door Zwarte Piet onderdeel te laten uitmaken van de Sinterklaasviering op school. 1.2 Daarna zijn de volgende stukken gewisseld: - brief van verzoekster, ontvangen op 16 juli 2014; - brief van verzoekster, ontvangen op 17 juli 2014; - verweerschrift van 10 september 2014; - brief van verzoekster van 16 september 2014; - brief van verzoekster van 22 september 2014; - brief van verzoekster van 2 oktober 2014; - brief van verweerster van 9 oktober 2014. 1.3 Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 oktober 2014, waar partijen zijn verschenen. Verzoekster werd vergezeld door [....], een vriendin. Verweerster werd vertegenwoordigd door mr. R.D. Harteman, advocaat te Breda, die werd vergezeld door [....], voorzitter van het College van Bestuur, [....], plaatsvervangend directeur van de Prof. dr. Ph.A. Kohnstammschool, en [....}, voorzitter medezeggenschapsraad van de Prof. dr. Ph.A. Kohnstammschool. 2 Feiten 2.1 Verzoekster is de moeder van twee kinderen op de hieronder genoemde school van verweerster. 2.2 Verweerster is het bevoegd gezag van meerdere basisscholen in het openbaar onderwijs in Utrecht en omstreken. Eén van deze scholen is de Prof. dr. Ph.A. Kohnstammschool (hierna: de school). 2.3 Op 30 januari 2014 woont verzoekster een vergadering van de medezeggenschapsraad van de school bij. Zij geeft daar een toelichting op haar visie op Zwarte Piet. 2.4 Op 20 maart 2014 stuurt de medezeggenschapsraad een e-mail naar verzoekster. Daarin staat, voor zover hier van belang, dat in de vergadering is besloten te onderzoeken wat het draagvlak is onder alle ouders van de kinderen die op de school zitten, voor het niet meer toelaten van 'de Zwarte Piet bij het sinterklaasfeest. 2.5 Verzoekster schrijft de medezeggenschapsraad op 24 maart 2014 dat zij teleurgesteld is over de reactie en dat haar klacht over racisme niet voldoende serieus genomen wordt.

Vervolgvel: 2 2.6 Op 29 april 2014 schrijft de medezeggenschapsraad aan verzoekster dat hij niet diegene is die beleid maakt of aanpast, maar dat dit aan de directie van de school is. 2.7 Verzoekster stuurt het College van Bestuur van verweerster op 23 mei 2014 een e-mail waarin zij verzoekt om discriminatoire elementen in het schoolcurriculum te verbieden waarbij zij aangeeft al jaren ongelukkig te zijn met het beeldgebruik van Zwarte Piet op school. 2.8 Bij e-mails van 28 mei en 2 juni 2014 antwoordt verweerster, voor zover hier van belang: Binnen onze stichting is de maatschappelijke discussie die zich rondom Zwarte Piet voltrekt ook onderwerp van gesprek. Deze discussie zullen we in het komende jaar ook met elkaar verder voeren. Daarbij worden directies, medewerkers en ouders betrokken, onder andere via de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Ook de uitkomsten van de maatschappelijke discussie in ons land en van de werkgroep van de Verenigde Naties zullen we hierbij betrekken, evenals uw onderstaande oproep. En: Op dit moment is de invulling van het sinterklaasfeest geen onderdeel van het curriculum (in het schoolplan staat niet omschreven of en hoe scholen het sinterklaasfeest vormgeven). Vanwege de maatschappelijke ontwikkelingen gaan we in het schooljaar 2014-2015 met elkaar in gesprek over de wijze van viering van het sinterklaasfeest en de rol van Zwarte Piet en sinterklaas daarbij. Wij hechten er aan dat ouders en leraren hierbij betrokken zijn. 3 Beoordeling van het verzoek 3.1 Ter beoordeling ligt de vraag voor of verweerster jegens de kinderen van verzoekster (verboden) onderscheid maakt op grond van ras bij het aanbieden van onderwijs door Zwarte Piet onderdeel te laten zijn van de Sinterklaasviering op school. Juridisch kader 3.2 Op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), in samenhang met artikel 1 AWGB, is het onderwijsinstellingen verboden om onderscheid te maken op grond van onder meer ras bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake. 3.3 Het verbod om onderscheid te maken in de zin van artikel 7 AWGB houdt voor een school niet alleen de (negatieve) verplichting in dat zij zelf geen onderscheid mag maken. Het verbod houdt ook de (positieve) verplichting in om te zorgen voor een discriminatievrije onderwijsomgeving voor leerlingen. Het bevoegd gezag van de school is daarom gehouden om passende maatregelen te treffen ter voorkoming van discriminatie (vergelijk College voor de Rechten van de Mens, 8 augustus 2014, 2014-94, overweging 3.5; 20 oktober 2011, 2011-152, overweging 3.3). Hieruit vloeit voort dat verweerster moet zorgen voor een discriminatievrije onderwijsomgeving voor de kinderen van verzoekster, waaronder het beschermen van haar kinderen tegen ongelijke behandeling op grond van ras.

Vervolgvel: 3 3.4 Het College legt het begrip ras, overeenkomstig het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie, ruim uit. Het begrip ras omvat tevens huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming (Kamerstukken II 1990/91, 22 014, nr. 3, p. 13). 3.5 Verzoekster stelt dat haar kinderen door de figuur Zwarte Piet op school nadeel van discriminatie ondervinden, ook al is de discriminatie niet direct tegen hen persoonlijk gericht. Daarmee rijst de vraag of verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek. In artikel 10, tweede lid, onderdeel a, van de Wet College voor de rechten van de mens (WCRM) is bepaald dat degene, die meent dat in zijn nadeel een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in onder meer de AWGB, een verzoek om een oordeel kan indienen. Het College heeft eerder geoordeeld dat voor de ontvankelijkheid van een verzoeker niet vereist is dat het onderscheid waarover wordt geklaagd gericht is op de verzoeker zelf. Van belang is dat de verzoeker, in dit geval de kinderen van verzoekster, nadeel ondervindt van het onderscheid. Het recht op een discriminatievrije onderwijsomgeving strekt zich uit tot alle leerlingen van de school, nu zij allen er belang bij hebben om niet te worden blootgesteld aan discriminerende uitingen (vergelijk College voor de Rechten van de Mens 15 juni 2010, oordeel 2010-89, overweging 3.6; 23 december 2003, 2003-163, overweging 5.2 en 7 november 2000, 2000-73, overweging 4.6). Daarom oordeelt het College dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek. De figuur Zwarte Piet en de discriminatievrije onderwijsomgeving 3.6 Verzoekster stelt dat verweerster haar kinderen geen discriminatievrije onderwijsomgeving biedt door de Zwarte Piet-figuur op school toe te staan. Door de figuur van Zwarte Piet worden haar kinderen blootgesteld aan een racistische karikatuur. De kinderen van verzoekster hebben een donkerdere huidskleur dan de meeste kinderen op school. Maar volgens verzoekster is het ook niet goed voor witte kinderen om geconfronteerd te worden met de karikatuur die Zwarte Piet is. Verweerster gebruikt het Sinterklaasjournaal als leidraad voor haar Sinterklaasviering. De makers van het Sinterklaasjournaal leveren ook lespakketten die verweerster op de school gebruikt. Zwarte Piet-racisme maakt deel uit van dit lespakket. De kinderen van verzoekster krijgen taken op school, zoals het knutselen van een Zwarte Piet. Voor het knutselen wordt een karikatuur van de zwarte mens als voorbeeld gegeven. Verder is er 'Zwarte-Pietengym'. Daarmee wordt de boodschap gegeven: Zwarte Piet is weliswaar dom, maar fysiek sterk en laten wij gymmen als de Pieten. Jaarlijks worden verzoeksters kinderen in de aanloop naar 5 december bij binnenkomst in het klaslokaal geconfronteerd met een grote puinhoop. De kinderen gaan dan de troep opruimen die de Zwarte Pieten hebben gemaakt. Daarop gaan de kinderen, ook aangespoord door de leerkracht, mompelen en giechelen over "die domme Pieten". In het hoofd van verzoeksters kinderen wordt het beeld opgeroepen dat Zwarte Pieten - lees zwarte mensen - dom, raar, slordig en meer in het algemeen anders zijn. Haar kinderen voelen zich hier niet prettig bij en vinden het moeilijk om erover te praten. Hierdoor voelen zij zich eenzaam en onbegrepen op school.

Vervolgvel: 4 3.7 Verweerster stelt zich primair op het standpunt dat door het toestaan van Zwarte Piet tijdens de Sinterklaasviering geen sprake is van ongelijke behandeling in de zin van de AWGB. Hiertoe voert zij twee argumenten aan. Het eerste houdt in dat de Sinterklaasvieringen voor alle leerlingen toegankelijk zijn en dat leerlingen dus niet op grond van hun afkomst verschillend worden behandeld. Verweerster stelt voorts dat zij de klacht van verzoekster zo opvat dat de zwarte kinderen op de school gekwetst worden door het negatieve beeld dat van zwarte mensen wordt neergezet door de figuur Zwarte Piet. Echter, om van discriminatie te kunnen spreken, moet sprake zijn van ongelijke behandeling als gevolg van een onderscheid dat is gemaakt naar, bijvoorbeeld, ras. Met het enkele gekwetst zijn, is geen sprake van ongelijke behandeling. Verweerster verwijst hierbij naar de uitspraak van de Amsterdamse bestuursrechter over de vergunningverlening voor de intocht van Sinterklaas in Amsterdam (Rb Amsterdam, 3 juli 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:3888). 3.8 Subsidiair stelt verweerster zich op het standpunt dat zij zorgdraagt voor een discriminatievrije onderwijsomgeving. Zij vindt het belangrijk dat kinderen onderwijs krijgen in een dergelijke schoolomgeving. Verzoekster legt in feite de vraag voor of een volkstraditie moet worden aangepast. Dit is een vraag voor de hele samenleving. Bovendien is deze vraag 'onder de rechter', waarbij de bestuursrechter thans heeft geoordeeld dat de aanwezigheid van Zwarte Piet niet tot discriminatie leidt. Voor verweerster is het een zwaarwegend belang om het Sinterklaasfeest op school te laten aansluiten bij het landelijke Sinterklaasfeest. Als verweerster haar viering laat afwijken van de landelijke viering, dan is dat voor kinderen verwarrend en zelfs onbegrijpelijk. De Zwarte Piet op de school heeft in ieder geval sinds vorig jaar geen grote oorringen en geen rode lippen meer. 3.9 Het College passeert het primaire verweer. De voorgelegde rechtsvraag is niet of leerlingen van een bepaalde afkomst al dan niet toegang tot het onderwijs of tot specifieke activiteiten op de school hebben. De rechtsvraag ziet op de manier waarop verweerster de figuur Zwarte Piet een rol laat spelen bij de Sinterklaasviering op de school. Evenzo is de uitspraak van de Amsterdamse bestuursrechter waaraan verweerster refereert, niet zonder meer toepasbaar op de voorliggende casus. Voornoemde uitspraak ziet immers op de vergunningverlening door een gemeente in het kader van een stedelijke Sinterklaasintocht. In het onderhavige geval gaat het om de private verhouding tussen de school en verzoekster waarbij de vraag centraal staat of verweerster voldoende zorg heeft gedragen voor een discriminatievrije onderwijsomgeving op de school van de kinderen van verzoekster. Hieronder zal het College onderzoeken in hoeverre verweerster voldoet aan haar verplichting om te voldoen aan een discriminatievrije onderwijsomgeving. 3.10 Het College stelt vast dat elk jaar vanaf de intocht van Sinterklaas medio november tot en met 5 december op de school vieringen en onderwijsactiviteiten worden georganiseerd in het kader van het Sinterklaasfeest. De kinderen van verzoekster zullen hierbij onvermijdelijk worden geconfronteerd met de figuur van Zwarte Piet.

Vervolgvel: 5 Op klassikaal niveau zullen de kinderen onder andere het Sinterklaasjournaal bekijken, een Zwarte Piet knutselen, krijgen zij Zwarte-Pietengym en moeten zij de rommel die de Zwarte Pieten in de klas hebben gemaakt opruimen. Verder zal de figuur van Zwarte Piet op beeltenissen in de school en in de klassen te zien zijn. De leidraad voor de viering en de onderwijsactiviteiten is het Sinterklaasjournaal met het lesprogramma van NTR. Verweerster geeft Zwarte Piet vorm in lijn met de landelijke Zwarte Piet. Die Zwarte Piet heeft een donkere huidskleur, heeft kroeshaar, is de knecht van een witte Sinterklaas en gedraagt zich soms dom. Deze combinatie draagt bij aan het beeld dat mensen met een donkere huidskleur ondergeschikt en dom zijn (vergelijk: Rechtbank Amsterdam, 3 juli 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:3888, overweging 15.11.2). Hieraan doet niet af dat Zwarte Piet op school geen rode lippen heeft en geen oorringen draagt. 3.11 Het College is van oordeel dat hiermee bij de viering van het Sinterklaasfeest op de school sprake is van een jaarlijks terugkerende negatieve stereotypering van mensen met een donkere huidskleur die van een zodanige zwaarte is dat gesproken kan worden van een fenomeen met discriminatoire aspecten. Aan dit oordeel doet niet af dat de figuur van Zwarte Piet zoals verweerster die hanteert niet discriminerend is bedoeld. Van belang is of het effect van de figuur discriminerend is en naar het oordeel van het College is dit het geval. Daarom is de conclusie dat op de school in dit opzicht geen sprake is van een discriminatievrije onderwijsomgeving. Zoals in 3.3 is overwogen rust op verweerster de plicht om zorg te dragen voor een discriminatievrije onderwijsomgeving. Hierna zal het College onderzoeken hoe verweerster aan deze plicht invulling geeft. Voldoet verweerster aan haar zorgplicht? 3.12 Verzoekster stelt dat verweerster weigert om veranderingen aan te brengen in het Sinterklaasfeest 2014. Daarmee ontkent verweerster de racistische aard van Zwarte Piet. Verzoekster weet dat het anders kan. Op een basisschool in Amsterdam wordt al jaren Sinterklaas gevierd zonder Zwarte Piet. De kinderen zingen liedjes, maar zonder een beledigende inhoud als "Al ben ik zwart als roet, toch meen ik het goed". Dit laat zien dat een Sinterklaasfeest zonder Zwarte Pieten ook gezellig kan zijn. Sterker nog, het Sinterklaasfeest kan pas gezellig worden zonder de figuur Zwarte Piet, omdat dan alle kinderen gelijkwaardig worden behandeld en niemand wordt geconfronteerd met de aanwezigheid van een racistische karikatuur. 3.13 Verweerster meent dat de AWGB niet de strekking heeft om haar te verplichten vooruit te lopen op een landelijk debat over Zwarte Piet. Dit klemt te meer nu tegenover de gevoelens van verzoekster tegengestelde opvattingen van anderen staan. Een verbod op Zwarte Piet van staatswege is niet de uitweg uit het conflict. Het is belangrijk om met elkaar te blijven praten. Zo ontstaan er mogelijkheden om Zwarte Piet te veranderen in een figuur die iedereen rechtdoet. Verweerster kan hooguit deze discussie binnen haar scholen in goede banen leiden. Hier is verweerster ook mee bezig. Verweerster is eind 2013 een discussie begonnen over de viering van alle feesten op school, waaronder het Sinterklaasfeest. Op 25 november 2014 komt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, waarin medewerkers en ouders zijn vertegenwoordigd, bij elkaar om hierover te spreken.

Vervolgvel: 6 Daar kan het advies uit komen om de figuur Zwarte Piet te veranderen. De scholen kunnen verweerster vragen om een kader te schetsen. Verweerster is niet van plan de scholen eenzijdig een standpunt op te leggen. 3.14 Het College stelt vast dat verweerster eind 2013 een discussie is gestart over al haar vieringen op school, waaronder het Sinterklaasfeest. Verweerster betrekt de klacht van verzoekster in deze discussie. Op dit moment heeft verweerster geen standpunt ingenomen over Zwarte Piet. Evenmin heeft zij maatregelen getroffen om het Sinterklaasfeest in 2014 anders te vieren dan zoals dat landelijk wordt gepresenteerd door de NTR. De eerstvolgende concrete stap wordt op 25 november 2014 gezet; dan wordt de figuur van Zwarte Piet besproken tijdens een bijeenkomst van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Het verloop erna, wat betreft tijdspanne en inhoud, is nu nog niet duidelijk. Verweerster verklaart dat zij bij de nadere invulling waarde hecht aan de landelijke ontwikkelingen. 3.15 Het College constateert dat verweerster zich in een spanningsveld bevindt. Zij is het schoolbestuur van meerdere scholen en heeft als zodanig te maken met de directies, leerkrachten en medezeggenschapsraden van de scholen. Daarnaast heeft zij te maken met de ouders van de leerlingen en, meer in het algemeen, met de maatschappelijke omgeving waarin de scholen actief zijn. Op landelijk niveau wordt, in diverse gradaties van heftigheid, de discussie gevoerd over het al dan niet aanpassen van een volkstraditie. In sommige gevallen leidt dit tot concrete aanpassingen van Zwarte Piet voor 2014. In het licht van dit spanningsveld, in combinatie met de landelijke discussie, is het naar het oordeel van het College verweerster niet aan te rekenen dat zij op dit moment de figuur van Zwarte Piet nog niet zodanig heeft gewijzigd dat de in 3.11 genoemde discriminatoire aspecten zijn verdwenen. Onbetwist is dat verweerster de discussie voert, in welk kader eind november een concrete stap wordt gezet. Van belang hierbij is dat pas sinds vrij kort breder in de Nederlandse samenleving het besef begint te ontstaan dat de figuur Zwarte Piet, zoals verweerster die hanteert, discriminatoire aspecten heeft. Gelet op het bovenstaande is het College van oordeel dat verweerster thans voldoende in gang heeft gezet om zorg te dragen voor een discriminatievrije schoolomgeving, ondanks dat de figuur Zwarte Piet met discriminatoire aspecten nog wel aanwezig zal zijn in 2014. Het College is dan ook van oordeel dat verweerster thans geen onderscheid maakt door de figuur Zwarte Piet in 2014 nog onderdeel te laten zijn van de Sinterklaasviering op de school. 3.16 Dit oordeel neemt niet weg dat verweerster haar verantwoordelijkheid als bevoegd gezag van de school zou miskennen als zij in de aanloop naar het Sinterklaasfeest 2015 niet actief en voortvarend verdere invulling geeft aan haar zorgplicht voor een discriminatievrije onderwijsomgeving. Het gaat er hierbij niet om, om de figuur Piet af te schaffen, maar wel om de figuur een dusdanige andere invulling te geven dat die niet leidt tot negatieve stereotyperingen van mensen met een donkere huidskleur. Verweerster heeft naar voren gebracht dat de kwestie Zwarte Piet een vraag is voor de hele samenleving. Het College benadrukt dat verweerster onderdeel is van die samenleving.

Vervolgvel: 7 Juist als schoolbestuur dient verweerster in de maatschappij haar in de AWGB verankerde verantwoordelijkheid te nemen. Het zou daarom naar het oordeel van het College niet in lijn met de zorgplicht van verweerster zijn om de dialoog en het nemen van verdere maatregelen op de lange baan te schuiven door te wachten op wat de maatschappij doet. 3.17 Het College wijst er hierbij op dat het actief en voortvarend aanpakken van negatieve stereotyperingen die verband houden met ras, strookt met de urgentie die spreekt uit het Internationaal Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind. In deze verdragen is vastgelegd dat onder andere op het gebied van onderwijs voortvarend maatregelen moeten worden genomen om stereotypen die tot rassendiscriminatie leiden te bestrijden. Hierbij moeten de belangen van het kind voorop staan: een kind heeft recht op onderwijs dat gericht is op respect voor de mensenrechten. 3.18 Voorts wijst het College er uitdrukkelijk op dat het oordeel dat verweerster thans geen onderscheid maakt, betrekking heeft op de Sinterklaasviering in 2014. Zoals overwogen in 3.16 zou een overeenkomstige beoordeling van het Sinterklaasfeest in 2015 tot een ander oordeel kunnen leiden, afhankelijk van de aard en de omvang van de inspanningen van verweerster om het discriminatievrij zijn van de school te waarborgen. 4 Oordeel Het College voor de Rechten van de Mens spreekt als zijn oordeel uit dat Stichting Openbaar Primair Onderwijs Utrecht jegens de kinderen van [....] geen onderscheid maakt op grond van ras door de figuur Zwarte Piet als onderdeel van de Sinterklaasviering op school in stand te houden. Aldus gegeven te Utrecht op 4 november 2014 door mr. E.J.M. Hofhuis, voorzitter, mr. C.A. Goudsmit en mr. H.J. Vilters, leden van het College voor de Rechten van de Mens, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Hester, secretaris. mr. E.J.M. Hofhuis namens deze, mr. C.A. Goudsmit mr. S.B. Hester