Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.)

Vergelijkbare documenten
Voedingsgewoonten. Sabine Drieskens

Leefstijl en preventie

LEVENSSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN VOEDINGSGEWOONTEN. Gezondheidsenquête 2018 SABINE DRIESKENS

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Samenvatting resultaten voedselconsumptiepeiling 2014

BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN. AUTEUR Sarah BEL

MAALTIJDPATROON. AUTEUR Sarah BEL

VOEDSELCONSUMPTIEPEILING

Houdingen ten aanzien van het levenseinde

LEVENSSTIJL SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN

Het gebruik van tabak

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Voedselconsumptie Vergeleken met de Richtlijnen goede voeding Belangrijkste bevindingen

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Voedselconsumptiepeiling : De consumptie van voedingsmiddelen

Mondgezondheid. Johan Van der Heyden

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden).

Het gebruik van alcohol

De voedingsdriehoek. Wat en hoe?

De voedingsmiddelendriehoek.

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997

2.1 WATER EN NIET-GESUIKERDE DRANKEN. AUTEUR Thérésa LEBACQ

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Voedingsgewoonten Gezondheidsenquête, België, 1997

Vaccinatie. Jean Tafforeau

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Gezondheid en samenleving

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Diensten voor thuiszorg en sociale en preventieve diensten

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Resultaten voor Brussels Gewest Voedingsgewoonten Gezondheidsenquête, België, 1997

Onderzoek voedingspatroon kleuters

Voedselconsumptie Vergelijking met de Richtlijnen goede voeding Belangrijkste bevindingen

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

De Belgische Voedselconsumptiepeiling

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Screening van suikerziekte

LEVENSSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN LICHAAMSBEWEGING. Gezondheidsenquête 2018 SABINE DRIESKENS

DE ACTIEVE VOEDINGSDRIEHOEK: OM DAGELIJKS EVENWICHTIG TE ETEN EN VOLDOENDE TE BEWEGEN.

HOUDING VAN DE BELG TEGENOVER HAAR/ZIJN GEWICHT. AUTEUR Cloë OST

Kankerscreening. Jean Tafforeau

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Eet smakelijk René de Groot

Dagelijkse kost op peuterleeftijd: Kencijfers over voedingspatroon uit de JOnG!-studie

Doelstelling 1

De actieve voedingsdriehoek. VIGeZ 2012

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Monitoring dranken en tussendoortjes op school 2018 Samenvatting resultaten

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

VOEDINGSDRIEHOEK: Gezond en duurzaam eten met de voedingsdriehoek

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Wat is goede voeding? Aanbevelingen & tips voor kinderen 9 t/m 18 jaar

Resultaten vragenlijst leerlingen

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Consumptie van koolhydraten in Nederland

VOEDING EN FAMILIALE LEEFOMGEVING. AUTEUR Thérésa LEBACQ

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

De nieuwe voedingsdriehoek: ook op de werkvloer. Rosa Luyten, stafmedewerker gezonde voeding

Gezonde Voeding Tips.

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

2. Schijf van Vijf samengevat

Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.)

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Traumata. Sabine Drieskens

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gebruik van Geneesmiddelen Gezondheidsenquête, België, 1997

Infofiche 2. De actieve voedingsdriehoek. Doelstellingen

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

1 gram verteerbare koolhydraten levert 4 kcal (afkorting verteerbare koolhydraten =

Belangrijkste bevindingen

Workshop: Voedingsgewoontes van jongeren

Gezond eten moet dat?

Resultaten voor Brussels Gewest Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Contacten met beoefenaars van niet-conventionele geneeswijzen

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

PATIËNTEN INFORMATIE. Ondervoeding. in het ziekenhuis Afdeling Diëtetiek

Ambulante contacten met de specialist

Voeding na transplantatie Universitair Ziekenhuis Gent

Resultaten voor België Contacten met de tandarts Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

De actieve voedingsdriehoek. Doelstellingen. De kinderen kunnen reflecteren over hun eigen eetgewoonten.

De nieuwe voedingsdriehoek: kompas voor een gezond leven. Nina Van Den Broecke 30/09/2018

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Passief roken. Edith Hesse

Voedingsadvies bij zwangerschapsdiabetes. diabetes gravidarum

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Ondervoeding: een miskend probleem

Voedingsadviezen bij verhoogde bloedglucose in de zwangerschap

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

De richtlijnen zijn bedoeld voor de ogenschijnlijk gezonde bevolking

Transcriptie:

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 Rapport 2: Gezondheidsgedrag en leefstijl

Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat 14 B-1050 Brussel +32 2 642 50 25 E-mail: lydia.gisle@wiv-isp.be Depotnummer: D/2014/2505/69 Intern referentienummer PHS Report 2014-47

8. Voedingsgewoonten Auteur Sabine DRIESKENS

Gelieve bij het verwijzen naar resultaten van dit hoofdstuk de volgende referentie te gebruiken: Drieskens S. Voedingsgewoonten. In: Gisle L, Demarest S (ed.). Gezondheidsenquête 2013. Rapport 2: Gezondheidsgedrag en leefstijl. WIV-ISP, Brussel, 2014

Inhoudstafel Samenvatting...489 1. Inleiding...491 2. Vragen...493 3. Indicatoren...495 4. Resultaten...497 4.1. Dagelijkse consumptie van fruit...497 4.2. Consumptie van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit...501 4.3. Dagelijkse consumptie van groenten...505 4.4. Consumptie van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten...510 4.5 Dagelijkse consumptie van 100% puur fruit- of groentesap...514 4.6. Consumptie van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit en groenten...520 4.7 Dagelijkse consumptie van gesuikerde frisdranken...524 4.8 Dagelijkse consumptie van zoete of zoute versnaperingen...528 4.9 Dagelijkse consumptie van melkproducten of calciumverrijkte plantaardige producten...532 4.10 Consumptie van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid water...536 4.11. Dagelijkse consumptie van een ontbijt...540 5. Bespreking...547 6. Bibliografie...551 7. Tabellen................................................................................. 553 Bijlagen... 637 Voedingsgewoonten Inhoudstafel 487

Samenvatting In de Gezondheidsenquête van 2013 wordt door middel van een korte voedselfrequentievragenlijst de frequentie van het gebruik van bepaalde aanbevolen of afgeraden voedingsmiddelen nagegaan: fruit, groenten, fruit- en groentesap, gesuikerde frisdranken, zoete of zoute versnaperingen en melkproducten of calciumverrijkte plantaardige producten. De dagelijkse consumptie van water is een nieuw onderwerp en de frequentie van het eten van een ontbijt is opnieuw opgenomen in deze Gezondheidsenquête. Daar het merendeel van de vragen nieuw of aangepast is, kan er vaak geen vergelijking worden gemaakt met voorgaande enquêtejaren. In de Nationale Voedselconsumptiepeiling van 2014 worden de voedingsgewoonten van de bevolking uitgebreider bestudeerd. In België eet 56% van de bevolking dagelijks fruit. Vrouwen (61%) komen hier beter uit dan mannen (51%), alsook kinderen van 0-14 jaar (64%) en personen van 75 jaar en ouder (66%). Amper 39% van de jongvolwassen (15-24 jaar) eet dagelijks fruit. De dagelijkse consumptie van fruit is nauw gerelateerd met het opleidingsniveau: de frequentie ervan ligt hoger bij de hoogst opgeleiden (60%). Stedelingen (57%) geven relatief meer aan dagelijks fruit te eten. Het Brussels Gewest (62%) komt het best naar voor wat de dagelijkse consumptie van fruit betreft. Vanaf de leeftijd van 6 jaar worden dagelijks minstens 2 porties fruit aanbevolen. Bijna één op drie (30%) personen van 6 jaar en ouder eet de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit. Ook hier doen vrouwen (34%) het beter dan mannen (25%). Slechts 21% van de jongvolwassen (in het Vlaams Gewest is dit amper 17%) eet minstens 2 porties fruit per dag, op oudere leeftijd is deze eetgewoonte veel beter (35-38% voor de leeftijdsgroep van 55-74 jaar). Zoals dit ook het geval was voor wat de dagelijkse consumptie van fruit betreft, zijn het ook de hoogst opgeleiden (34%), de stedelingen (32%) en de inwoners van het Brussels Gewest (37%) die het vaakst aangeven dagelijks minstens 2 porties fruit te eten. Er wordt in België dagelijks meer groenten (78%) dan fruit gegeten. Dit percentage is echter in vergelijking met 2008 (85%) afgenomen. Ook wat de dagelijkse consumptie van groenten betreft is het percentage hoger voor vrouwen (81%) dan voor mannen (75%). Het zijn ook weer de jongvolwassen van 15-24 jaar (70%) die het minst vaak dagelijks groenten eten, in de leeftijdsgroepen van 55-64 jaar (84%) en 65-74 jaar (86%) ligt dit percentage dan weer hoger. Ook eten de hoogst opgeleiden (82%) vaker dagelijks groenten. Er zijn geen verschillen op niveau van de urbanisatie en het gewest. Zoals voor fruit, worden vanaf de leeftijd van 6 jaar dagelijks minstens 2 porties groenten aanbevolen, wat overeenkomt met ongeveer 300g. Van de bevolking van 6 jaar en ouder eet 39% de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten, waarbij meer vrouwen (41%). Kinderen van 6-14 jaar (27%) eten het minst vaak dagelijks 2 porties groenten, op latere leeftijd neemt dit percentage toe om te pieken in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar (45%). Zo ook is het percentage van de consumptie van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten het hoogst bij de hoogst opgeleiden (44%), in landelijke gebieden (43%) en in het Brussels Gewest (46%, zelfs 51% bij de 35-44 jarigen). Voedingsgewoonten Samenvatting 489 Dagelijks drinkt 16% van de bevolking puur fruitsap. Het percentage voor de consumptie van puur groentesap ligt een stuk lager, nl. 3%. Wat het gebruik van respectievelijk puur fruitsap en puur groentesap betreft, kunnen geen verschillen tussen mannen en vrouwen worden vastgesteld. Kinderen van 0-14 jaar (22%) blijken het vaakst puur fruitsap te drinken. Stedelingen (20%) en de inwoners van het Brussels Gewest (28%) drinken relatief meer dagelijks puur fruitsap. Puur groentesap wordt dan weer relatief minder dagelijks gedronken in landelijke gebieden (2%) en in het Vlaams Gewest (1%). In totaal zou men minstens 5 porties fruit en groenten per dag moeten eten (de dagelijkse consumptie van puur fruit- of groentesap komt in aanmerking voor één portie). Dit komt overeen met minstens 400g fruit en groenten per dag wat door de Wereldgezondheidsorganisatie wordt aanbevolen. Slecht 12% van de Belgen van 6 jaar en ouder haalt deze aanbeveling. Zoals te verwachten uit de vorige resultaten doen vrouwen (14%) het op dit gebied beter dan mannen (10%). De consumptie van minstens 5 porties per dag is het laagst bij kinderen van 6-14 jaar en de jongvolwassenen van 15-24 jaar (beiden 8%) en het

hoogst in de leeftijdsgroep van 55-74 jaar (16%). Ook hier scoren de hoogst opgeleiden (15%), de stedelingen (13%) en de inwoners van het Brussels Gewest (18%) het best. Meer dan een kwart (26%) van de Belgen drinkt dagelijks gesuikerde frisdranken. Het zijn vooral mannen (30%) die deze ongezonde gewoonte hebben. Van de jongvolwassenen (15-24 jaar) drinkt 44% dit dagelijks. Voor mannen in deze leeftijdsgroep is dit zelfs bijna één op twee. De hoogst opgeleiden (19%) consumeren beduidend minder gesuikerde frisdranken dan de lager opgeleiden (23% à 32%). In het Waals Gewest (30%) wordt er vaker dagelijks frisdrank gedronken. Het dagelijks gebruik van gesuikerde frisdranken is sinds de vorige enquête van 2008 op nationaal niveau niet veranderd, in het Brussels Gewest daarentegen is deze prevalentie gedaald van 27% in 2008 tot 22% in 2013. Zoete of zoute versnaperingen worden in België door 42% van de bevolking dagelijks geconsumeerd, vrouwen evenveel als mannen. Het is vooral in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar (55%) dat deze versnaperingen dagelijks worden gegeten. Ook al komen de hoger opgeleiden er beter uit wat de consumptie van fruit en groenten betreft, het zijn ook zij (42% à 44%) die dagelijks vaker grijpen naar een zoete of zoute versnapering. Ook voor deze eetgewoonte komen de inwoners van het Brussels Gewest (35%) er het best uit. Bovendien zijn het de hoogst opgeleiden (32%) in het Brussels Gewest met de laagste prevalentie. Voedingsgewoonten Samenvatting 490 Twee derde (65%) van de Belgen consumeert dagelijks melkproducten of calciumverrijkte plantaardige producten, ook weer meer vrouwen (67%) dan mannen (62%) (geen geslachtsverschillen in het Waals Gewest). Kinderen van 0-14 jaar (78%) consumeren het vaakst dagelijks deze producten. Ook is dit percentage hoger voor de hoger opgeleiden (64% à 68%) en stedelingen (68%). In het Vlaams Gewest (64%) wordt er dagelijks het minst melkproducten of calciumverrijkte plantaardige producten geconsumeerd. Bijna de helft (48%) van de Belgen van 6 jaar en ouder drinkt de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid water, nl. minstens 1 liter, waarbij evenveel vrouwen als mannen. Dit percentage is het laagst bij kinderen van 6-14 jaar (29%) en personen van 75 jaar en ouder (33%), en het hoogst in de leeftijdsgroep van 25-34 jaar (63%). De prevalentie is lager bij personen met een diploma lager secundair (39%) of een diploma hoger secundair (48%) dan bij personen met een diploma hoger onderwijs (52%). Inwoners van halfstedelijke gebieden (42%) geven minder vaak aan dagelijks minstens 1 liter water te drinken. Het Brussels Gewest (61%) komt er weer het best uit wat het behalen van deze norm betreft, het Vlaams Gewest het slechtst (43%). Bijna 4 op 5 (78%) Belgen heeft de goede gewoonte om dagelijks te ontbijten. Vrouwen (80%) ontbijten vaker dan mannen (76%) (geen geslachtsverschillen in het Waals Gewest). Dagelijks ontbijten is bij kinderen van 0-14 jaar eerder de norm (87%), maar in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar ontbijt nog slechts twee op drie (65%) van de jongvolwassenen, daarna neemt de prevalentie wel terug toe en ontbijt 95% van de 75-plussers dagelijks. Ook voor deze gewoonte komen de hoogst opgeleiden (81%) er als beste uit. Stedelingen (76%) geven minder vaak aan dagelijks te ontbijten. Inwoners van het Vlaams Gewest (81%) ontbijten dan weer vaker. Op nationaal niveau is de prevalentie onveranderd gebleven ten opzichte van vorige enquêtejaren (79% zowel in 2001 als in 2004), maar in het Brussels Gewest is de prevalentie tussen 2001 (74%) en 2004 (78%) gestegen om daarna terug te dalen tot 75% in 2013, en tot slot in het Waals Gewest is de prevalentie lineair gedaald sinds 2001 (78% tot 76% in 2013).

1. Inleiding De laatste decennia zijn de schadelijke gevolgen van welvarende voedingsgewoonten gekenmerkt door een overconsumptie van energierijke voeding (rijk aan vetten, vooral verzadigde vetten, en vrije suikers) en een onderconsumptie van complexe koolhydraten (de belangrijkste bron van vezels) voor de gezondheid op lange termijn duidelijk geworden. Een nauw verband werd aangetoond tussen dergelijke voedingsgewoonten en een aantal belangrijke chronische aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, verschillende kankers, diabetes mellitus, tandcariës, gastro-intestinale aandoeningen en bot- en gewrichtsaandoeningen. De typische leeftijd waarop voedingsgerelateerde aandoeningen voorkomen is op middelbare en oudere leeftijd (1). Dergelijke aandoeningen kunnen in principe voorkomen worden door de voeding en de voedingsgewoonten aan te passen, wat een sterk effect op de gezondheid zal hebben (1;2). De samenhang tussen voedingsgewoonten en gezondheid is duidelijk. Het is dan ook vanzelfsprekend dat een voedingsmodule in de Gezondheidsenquête werd opgenomen. Zo kunnen ook gegevens over voedingsgewoonten gerelateerd worden met andere gezondheidsinformatie. Sinds 2004 zijn de vragen over voedingsgewoonten in de Gezondheidsenquête 2004 echter beperkt, daar in 2004 een Nationale Voedselconsumptiepeiling in België werd georganiseerd. Tien jaar later, dus in 2014, wordt een dergelijke enquête opnieuw uitgevoerd. Deze voedselconsumptiepeiling brengt op een zeer gedetailleerde wijze de voedingsgewoonten in kaart. In de Gezondheidsenquête van 2013 wordt door middel van een beperkte voedselfrequentievragenlijst de frequentie van een aantal aanbevolen of afgeraden voedingsmiddelen nagegaan: fruit, groenten, fruit- en groentesap, gesuikerde frisdranken, zoete of zoute versnaperingen en melkproducten of calciumverrijkte plantaardige producten. De gunstige gevolgen van een frequent of in bepaalde gevallen niet consumeren van deze voedingsmiddelen is alom gekend. Zo hangt een hoge consumptie van groenten en fruit samen met een reductie van het risico op cardiovasculaire aandoeningen (3) en op sommige vormen van kanker (4). Bovendien bevatten groenten en fruit vezels, die ook een gunstig effect op de gezondheid hebben (5;6). De hoeveel groenten en fruit die dagelijks gegeten wordt, is een belangrijke gezondheidsfactor. Vanaf de leeftijd van 6 jaar worden 300 gram groenten en 2 à 3 stukken fruit per dag aangeraden (7). Melkproducten, of calciumverrijkte plantaardige producten, zijn dan weer de belangrijkste bron van calcium waardoor osteoporose kan worden voorkomen. Deze producten maken deel uit van een evenwichtige voeding en moeten vanaf de kinderjaren al worden aangemoedigd (8). Volgens de Nationale Voedselconsumptiepeiling 2004 haalt slechts 3,4% van de bevolking de voedingsaanbevelingen van 3 à 4 melkproducten per dag. Daarnaast is het vanuit gezondheidsstandpunt wenselijk om het gebruik van frisdranken te beperken, daar het gaat om gesuikerde koolzuurhoudende dranken met een zeer lage voedingswaarde. De consumptie van gesuikerde frisdranken is duidelijk geassocieerd met overgewicht/obesitas en met een toenemend risico op gezondheidsproblemen, bv. diabetes (9), maar ook met tandproblemen (cariës en erosie) 1. Dit geldt ook voor zoete of zoute versnaperingen. Hydratie (dagelijkse consumptie van water) is een nieuw onderwerp in de Gezondheidsenquête. Water kan uit verschillende bronnen geconsumeerd worden: drinkwater (van de kraan of in flessen), andere dranken, vocht uit voeding en water geproduceerd bij het oxidatieproces in het lichaam. Waterinname uit drank en voeding wordt gedefinieerd als de totale waterinname, terwijl de som van de totale waterinname en oxidatiewater het totale beschikbare water vormt. Water is essentieel voor bijna alle lichaamsfuncties en is vooral belangrijk voor thermoregulatie. Waterinname dat het vochtverlies terug in evenwicht brengt en daardoor een adequate hydratatie van lichaamsweefsels verzekert, is essentieel voor de gezondheid. De hoeveelheid water in het lichaam en de verdeling van lichaamswater over de intra- en extracellulaire lichaamsdelen verandert met de leeftijd. De hoeveelheid water nodig varieert van persoon tot persoon en volgens omgevingsomstandigheden. De Europese Autoriteit voor de Voedselveiligheid (EFSA) preciseert, refererend naar de totale waterinname, de volgende referentiewaarden voor een volwassene: 2,0 liter voor vrouwen en 2,5 liter voor mannen (voor kinderen liggen deze waarde iets lager) (10). Uit vaste voeding halen we al 1 liter, de resterende 1,5 liter moeten we uit dranken van de watergroep (energiearme dranken zoals water, koffie, thee en light frisdranken die maximaal 5 kcal per 100 ml Voedingsgewoonten 1. Inleiding 491 1 http://www.emedexpert.com/tips/soft-drinks.shtml

bevatten) halen en dit in normale omstandigheden. Van deze groep is water is de topfavoriet, waarvan minstens 1 liter gedronken moet worden. Water is dus een essentieel bestanddeel in een evenwichtige voeding (7). Tot slot is in de Gezondheidsenquête van 2013 de vraag m.b.t. de frequentie van het eten van een ontbijt terug toegevoegd (deze vraag was niet opgenomen in de enquêtejaren 1997 en 2008). Het belang van een dagelijks ontbijt als leverancier van energie nodig voor het meest drukke moment van de dag is al lang bekend (11). Het ontbijt is een zeer belangrijke maaltijd. Bij het ontwaken zijn er 8 tot 12 uren verstreken na de laatste maaltijd. Het ontbijt vult de energievoorraad weer aan (25% van de nodige dagenergie ). Dit is noodzakelijk om gedurende de voormiddag een maximaal prestatievermogen te garanderen, zowel op intellectueel als op lichamelijk vlak. Door het weglaten van het ontbijt ontstaat er dikwijls een appelflauwte in de voormiddag, waardoor vaak wordt gekozen voor energierijke (vet- en/ of suikerrijke) tussendoortjes (7). Uit een Zweedse studie blijkt dat tieners die geen (goed) ontbijt eten, meer kans hebben op obesitas en een verhoogde bloedsuikerspiegel, risicofactoren voor hartziekten en diabetes op middelbare leeftijd dan zij die wel goed ontbijten. Mogelijk helpt goed ontbijten dus bij het hebben van gezondere eetgewoonten gedurende de rest van de dag (12). De analyse van de regelmaat in de consumptie van een ontbijt laat dan ook toe (on)gezonde voedingsgewoonten in kaart te brengen. Voedingsgewoonten 1. Inleiding 492

2. Vragen De vragen met betrekking tot de voedingsgewoonten waren onderdeel van de mondelinge vragenlijst en waren voor iedereen (dus van jong tot oud) van toepassing. De volgende voedselfrequentievragenlijst werd aan de respondenten gesteld: Hoe vaak eet u fruit, uitgezonderd sap? (NH01) Hoe vaak drinkt u 100% puur fruitsap? (NH03) Hoe vaak eet u groenten of salade, uitgezonderd sap en aardappelen? (NH04) Hoe vaak drinkt u 100% puur groentesap? (NH06) Hoe vaak drinkt u gesuikerde frisdranken? (NH07) Hoe vaak eet u zoete of zoute versnaperingen zoals snoep, chocolade, gebak, koekjes, roomijs, chips,? (NH08) Hoe vaak eet of drinkt u melkproducten zoals melk, yoghurt, karnemelk of kaas, of calciumverrijkte plantaardige producten zoals sojamelk? (NH09) Met de volgende antwoordcategorieën: 1 of meer dag / 4 tot 6 / 1 tot 3 / Minder dan 1 / Nooit Indien voor de vragen met betrekking tot de consumptie van fruit (NH01) en groenten (NH04) de antwoordcategorie 1 of meer dag wordt aangegeven, dan wordt er ook gepolst naar de hoeveelheid die geconsumeerd wordt: Hoeveel porties fruit, eender welk, eet u dan elke dag? (NH02) Hoeveel porties groenten of salade, uitgezonderd sap en aardappelen, eet u dan elke dag? (NH05) Bij deze twee vragen wordt er telkens gebruik gemaakt van een antwoordkaart die aan de respondent wordt voorgelegd en waarop verschillende voorbeelden staan (met foto) die aangeven waarmee één portie fruit of groente overeenkomt (zie bijlagen Kaart N 18 en Kaart N 19 ). Dit met de bedoeling om het inschatten van de hoeveel fruit of groenten door de respondent te vergemakkelijken. Ten slotte wordt er ook gepeild naar de hoeveel water dat dagelijks geconsumeerd wordt en de frequentie waarmee een ontbijt genuttigd wordt: Hoeveel glazen water (150 ml) drinkt u per dag? (NH10) Voedingsgewoonten 2. Vragen Hoe vaak eet u een ontbijt? (NH11) 493 De vier vragen m.b.t. de consumptie van groenten en fruit (frequentie en hoeveelheid) zijn vragen aanbevolen door Eurostat in het kader van EHIS. De andere voedselfrequentievragen, alsook de vraag m.b.t. de waterconsumptie, werden toegevoegd op vraag van de opdrachtgevers die deze informatie zullen gebruiken om hun gezondheidsdoelstellingen te evalueren. Het merendeel van deze vragen is nieuw of aangepast (NH01, NH02, NH03, NH05, NH06, NH08, NH09 en NH10), waardoor er geen vergelijking met vorige enquêtejaren kan worden gemaakt. De resultaten van deze vragen zullen dus alleen besproken worden voor het enquêtejaar 2013. Twee vragen (NH04 en NH07) zijn identiek als deze gebruikt in de Gezondheidsenquête 2008, en één vraag (NH11) is identiek als in de Gezondheidsenquête 2001 en 2004. De antwoorden op deze vragen kunnen dus met vorige enquêtejaren worden vergeleken. Deze aanpak is minder flexibel dan in het rapport van 2008. In het rapport van 2008 waren de vragen, die voor verschillende enquêtejaren met elkaar vergeleken werden, niet steeds op dezelfde manier gesteld. In het rapport van 2013 is er gekozen voor meer consistentie, dus werden alleen de resultaten voor identieke vragen vergeleken.

3. Indicatoren Aan de hand van volgende indicatoren wordt aangegeven welk percentage van de bevolking de aanbevolen frequentie van een bepaald voedingsmiddel en maaltijd haalt. Ze zijn steeds van toepassing op de totale bevolking. Per voedingsmiddel worden twee indicatoren berekend, met name één die de verdeling van de frequentie van het gebruik van een voedingsmiddel (5 categorieën, 6 in geval van ontbijt) weergeeft en een tweede die het percentage van de bevolking dat het dagelijks gebruik van het voedingsmiddel (een gedichotomiseerde versie van het eerste type) weergeeft. Per voedingsmiddel zal alleen de tweede indicator worden besproken. De eerste indicator wordt, als bijkomende informatie, alleen in tabelvorm opgenomen: NH01_1 Verdeling van de bevolking volgens de frequentie van het eten van fruit NH01_2 Percentage van de bevolking dat dagelijks fruit eet NH03_1 Verdeling van de bevolking volgens de frequentie van het drinken van 100% puur fruitsap NH03_2 Percentage van de bevolking dat dagelijks 100% puur fruitsap drinkt NH04_1 Verdeling van de bevolking volgens de frequentie van het eten van groenten NH04_2 Percentage van de bevolking dat dagelijks groenten eet NH06_1 Verdeling van de bevolking volgens de frequentie van het drinken van 100% puur groentesap NH06_2 Percentage van de bevolking dat dagelijks 100% puur groentesap drinkt NH07_1 Verdeling van de bevolking volgens de frequentie van het drinken van gesuikerde frisdranken (geen light ) NH07_2 Percentage van de bevolking dat dagelijks gesuikerde frisdranken (geen light ) drinkt NH08_1 Verdeling van de bevolking volgens de frequentie van het eten van zoete of zoute versnaperingen NH08_2 Percentage van de bevolking dat dagelijks zoete of zoute versnaperingen eet NH09_1 Verdeling van de bevolking volgens de frequentie van het consumeren van melkproducten of calciumverrijkte plantaardige producten NH09_2 Percentage van de bevolking dat melkproducten of calciumverrijkte plantaardige producten eet/drinkt Voedingsgewoonten 3. Indicatoren 495 NH11_1 Verdeling van de bevolking volgens de frequentie van het eten van een ontbijt NH11_2 Percentage van de bevolking dat dagelijks een ontbijt eet In het kader van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) is het ook belangrijk te weten hoeveel fruit en groenten per dag geconsumeerd worden. De actieve voedingsdriehoek geeft weer wat dagelijks gegeten moet worden om voldoende voedingsstoffen in te nemen: een dagelijks inname van 2 à 3 stukken fruit en 300g groenten. Aangezien we in de vorige Gezondheidsenquête van 2008 hebben ondervonden dat de respondenten het moeilijk vonden om de hoeveelheid groenten in grammen in te schatten, hebben we er in de Gezondheidsenquête van 2013 voor geopteerd deze hoeveel in porties te laten uitdrukken, en dit met behulp van een antwoordkaart. Ook is in deze voedingsdriehoek de ADH

voor water opgenomen, nl. 1 liter. Al deze aanbevelingen zijn opgesteld voor iedereen vanaf 6 jaar en ouder. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen vrouwen en mannen, jong en oud (7). NH_1 NH_2 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit (minstens 2 porties) eet Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten (minstens 2 porties) eet NH10_1 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid water (1 liter) drinkt De slogan 5 a day betekent dat men in totaal minstens 5 porties fruit en groenten per dag moet eten. Variatie is hierbij belangrijk. Met 5 porties komt men in totaal aan minstens 400g fruit en groenten per dag, de aanbevelingen van de WGO 2. Deze indicator is een combinatie van het aantal porties fruit en groenten. De dagelijkse consumptie van 100% puur fruit- of groentesap komt ook in aanmerking voor één portie. Voedingsgewoonten 3. Indicatoren NH_3 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit en groenten (minstens 5 porties) eet 496 2 http://www.nice-info.be/nl/nieuws?articleid=240

4. Resultaten 4.1. Dagelijkse consumptie van fruit 4.1.1. België Analyse volgens geslacht en leeftijd Van de totale bevolking geeft 56% aan dagelijks fruit te eten. Het percentage vrouwen (61%) dat dagelijks fruit eet, is hoger dan het percentage mannen (51%), een verschil dat ook na correctie voor leeftijd significant blijft. De leeftijdsverdeling van het dagelijks fruit eten volgt een U-curve, d.w.z. dat de prevalentie bij kinderen (0 tot 14 jaar) bijna het hoogst is (64%), om daarna bij de jongvolwassen (15-24 jaar) sterk te dalen (39%), vanaf de leeftijdsgroep van 25-34 jaar neemt de prevalentie van mensen die dagelijks fruit eten geleidelijk aan toe naarmate men ouder wordt, zodat de hoogste prevalentie (65%) in de oudste leeftijdsgroep (ouder dan 75 jaar) wordt waargenomen. Na correctie voor geslacht liggen de prevalenties in de leeftijdsgroepen tussen 15 en 54 jaar significant lager dan in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar. In alle leeftijdsgroepen geven vrouwen relatief meer dan mannen aan dagelijks fruit te eten (Figuur 1). Figuur 1 Percentage van de bevolking dat dagelijks fruit eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Voedingsgewoonten 4. Resultaten 497 Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Er kan een duidelijke samenhang vastgesteld worden tussen het opleidingsniveau en de dagelijkse consumptie van fruit. Van de mensen met een diploma hoger onderwijs geeft 60% aan dagelijks fruit te eten. Dit percentage ligt hoger dan bij de mensen met een lager opleidingsniveau (52% à 53%), en dit verschil is significant na correctie voor leeftijd en geslacht. De prevalentie van het dagelijks consumeren van fruit ligt hoger in stedelijke gebieden (57%) dan in halfstedelijke gebieden (54%), en dit verschil is significant na correctie voor leeftijd en geslacht.

4.1.2. Gewesten In het Brussels Gewest geeft 62% van de bevolking aan dagelijks fruit te eten. Dit percentage is hoger dan in het Vlaams en het Waals Gewest (respectievelijk 55% en 54%). Het verschil tussen de resultaten voor het Brussels Gewest en beide overige gewesten is significant na correctie voor leeftijd en geslacht (Figuur 2). Figuur 2 Percentage van de bevolking dat dagelijks fruit eet, volgens gewest, Gezondheidsenquête, België, 2013 Voedingsgewoonten 4. Resultaten 498 Vlaams Gewest Vrouwen (61%) eten relatief meer dan mannen (50%) dagelijks fruit. Na correctie voor leeftijd blijft dit verschil significant. De leeftijdsverdeling volgt bijna dezelfde U-curve als voor het ganse land, nl. bijna de hoogste prevalentie (65%) in de jongste leeftijdsgroep (0-14 jaar), gevolgd door een sterke daling (tot 34%) in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar, gevolgd door een geleidelijke toename naarmate de leeftijd stijgt, met de hoogste prevalentie (67%) in de leeftijdsgroep van 65-74 jaar. Ook hier liggen de prevalenties in de leeftijdsgroepen tussen 15 en 54 jaar significant lager dan in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar en dit na correctie voor geslacht (Figuur 3).

Figuur 3 Percentage van de bevolking dat dagelijks fruit eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest Zoals voor het ganse land, geven mensen met een opleiding hoger onderwijs (60%) vaker aan dagelijks fruit te eten. De verschillen met de lagere opleidingsniveaus (gaande van 50% tot 56%) zijn, na correctie voor leeftijd en geslacht, significant. In tegenstelling tot het ganse land, worden er in het Vlaams Gewest geen significante verschillen vastgesteld voor wat de urbanisatiegraad betreft. Brussels Gewest Vrouwen (66%) geven meer dan mannen (59%) aan dagelijks fruit te eten. Na correctie voor leeftijd blijft dit verschil significant. In vergelijk met gans het land zijn de verschillen volgens leeftijd minder uitgesproken. Wel is de prevalentie nog steeds het hoogst in de jongste leeftijdsgroep (68%) en in de twee oudste leeftijdsgroepen (70% à 73%). De dagelijkse consumptie van fruit ligt lager in de leeftijdsgroepen van 15-24 jaar en 25-34 jaar (respectievelijk 57% en 52%) in vergelijking met de jongste leeftijdsgroep (0-14 jaar), en deze verschillen zijn significant na correctie voor geslacht (Figuur 4). Voedingsgewoonten 4. Resultaten 499

Figuur 4 Percentage van de bevolking dat dagelijks fruit eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest Voedingsgewoonten 4. Resultaten Zoals voor gans het land, is het relatief aantal mensen dat dagelijks fruit eet hoger bij mensen met een diploma hoger onderwijs (68%) dan bij de lager opgeleiden (gaande van 48% tot 62%), en deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Waals Gewest Ook in het Waals Gewest eten meer vrouwen (59%) dan mannen (49%) dagelijks fruit. Na correctie voor leeftijd blijft dit verschil significant. De prevalentie is bij de hoogste in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar (61%), om in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar te dalen tot 40%, om daarna weer te stijgen en al te pieken in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar (64%), om in de twee oudste leeftijdsgroepen van 65-74 jaar en ouder dan 75 jaar terug af te nemen (tot respectievelijk 56% en 63%) (Figuur 5). 500

Figuur 5 Percentage van de bevolking dat dagelijks fruit eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest Zoals voor gans het land, geven mensen met een opleiding hoger onderwijs (58%) vaker aan dagelijks fruit te eten, een percentage dat, na correctie voor leeftijd en geslacht, significant hoger ligt dan voor de lagere opleidingsniveaus (gaande van 50% tot 52%). Ook zijn er verschillen wat de urbanisatiegraad betreft, maar deze zijn anders dan voor het ganse land: in de landelijke gebieden (57%) eten mensen relatief meer dagelijks fruit dan in de stedelijke (51%) en de halfstedelijke gebieden (53%) en deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. 4.2. Consumptie van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit 4.2.1. België Analyse volgens geslacht en leeftijd Slechts 30% van de bevolking van 6 jaar en ouder beantwoordt aan de aanbeveling minstens 2 porties fruit per dag te eten, een percentage dat iets gunstiger is voor vrouwen (34%) dan voor mannen (25%), een verschil dat significant is na correctie voor leeftijd. Iets meer dan één op vier (26%) kinderen van 6 tot 14 jaar eet dagelijks minstens twee porties fruit. Alleen in de leeftijdsgroepen van 55-64 jaar en 65-74 jaar is dit percentage, na correctie voor geslacht, significant hoger (respectievelijk 35% en 38%) dan in de leeftijdsgroep van 6-14 jaar (Figuur 6). Voedingsgewoonten 4. Resultaten 501

Figuur 6 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit (minstens 2 porties) eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Voedingsgewoonten 4. Resultaten Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Er is een verband tussen het opleidingsniveau en de consumptie van de aanbevolen dagelijkse hoeveel fruit. Mensen met een diploma hoger onderwijs (34%) geven vaker aan dagelijks 2 porties fruit te eten dan mensen met een lager opleidingsniveau (gaande van 26% tot 28%) en deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Ook is er een verband met de urbanisatiegraad. Het percentage mensen dat aangeeft dagelijks 2 porties fruit te eten, ligt hoger in de stedelijke gebieden (32%) dan in de halfstedelijke gebieden (27%), en dit verschil is significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Er kan geen significant verschil met de landelijke gebieden (30%) worden vastgesteld. 4.2.2. Gewesten In het Brussels Gewest eet 37% van de bevolking van 6 jaar en ouder dagelijks 2 porties fruit. Dit percentage is hoger dan in het Vlaams en het Waals Gewest (respectievelijk 29% en 28%). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht (Figuur 7). 502

Figuur 7 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit (minstens 2 porties) eet, volgens gewest, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest Meer vrouwen (34%) dan mannen (24%) eten de dagelijks aanbevolen hoeveelheid fruit. Na correctie voor leeftijd blijft dit verschil significant. Slecht 17% van de jongvolwassenen (15-24 jaar) eet dagelijks 2 porties fruit. De hoogste percentages kunnen worden waargenomen in de leeftijdsgroepen van 55-64 jaar en 65-74 jaar (respectievelijk 34% en 42%). Hiermee verschillen ze significant na correctie voor geslacht met het percentage jongeren dat dagelijks de aanbevolen hoeveelheid fruit eet (25% in de leeftijdsgroep van 6-14 jaar) (Figuur 8). Figuur 8 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit (minstens 2 porties) eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest Voedingsgewoonten 4. Resultaten 503

Zoals voor het ganse land, is het percentage mensen van 6 jaar en ouder dat minstens 2 porties fruit per dag eet hoger bij de hoogst opgeleiden (33%) in vergelijking met de lager opgeleiden (gaande van 23% tot 31%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. In tegenstelling tot het ganse land, worden er in het Vlaams Gewest geen significante verschillen vastgesteld voor wat de urbanisatiegraad betreft. Brussels Gewest Meer vrouwen (39%) dan mannen (34%) eten de dagelijks aanbevolen hoeveelheid fruit. Na correctie voor leeftijd blijft dit verschil significant. In tegenstelling tot het ganse land, zijn er hier geen significante verschillen tussen de leeftijdsgroepen (Figuur 9). Figuur 9 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit (minstens 2 porties) eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest Voedingsgewoonten 4. Resultaten 504 Het percentage mensen van 6 jaar en ouder dat minstens 2 porties fruit per dag eet is hoger bij de mensen met een diploma hoger onderwijs (41%) in vergelijking met de mensen met een diploma hoger secundair (34%) en met een diploma lager onderwijs of geen diploma (25%), maar niet met de mensen met een diploma lager secundair (38%), en de verschillen blijven significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Waals Gewest Relatief meer vrouwen (31%) dan mannen (24%) eten de dagelijks aanbevolen hoeveelheid fruit. Na correctie voor leeftijd blijft dit verschil significant. Er worden bijna geen significante verschillen tussen de leeftijdsgroepen waargenomen, behalve in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar (36%), waar de prevalentie hoger ligt dan in de leeftijdsgroep van 6-14 jaar (25%), een significant verschil na correctie voor geslacht (Figuur 10).

Figuur 10 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid fruit (minstens 2 porties) eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest Het percentage mensen van 6 jaar en ouder dat minstens 2 porties fruit per dag eet is hoger bij de mensen met een diploma hoger onderwijs (31%) in vergelijking met de mensen met een diploma hoger secundair (25%) en met een diploma lager onderwijs of geen diploma (26%), maar niet met de mensen met een diploma lager secundair (28%), en de verschillen blijven significant na correctie voor leeftijd en geslacht. In tegenstelling tot het ganse land, worden er in het Waals Gewest geen significante verschillen vastgesteld voor wat de urbanisatiegraad betreft. 4.3. Dagelijkse consumptie van groenten 4.3.1. België Analyse volgens geslacht en leeftijd Het percentage van de bevolking dat dagelijks groenten eet (78%) ligt hoger dan het dagelijks eten van fruit (56%). Vrouwen (81%) geven relatief meer dan mannen (75%) aan dagelijks groenten te eten, een verschil dat ook na correctie voor leeftijd significant blijft. In de leeftijdsgroep van 15-24 jaar (70%) is de prevalentie van de dagelijkse consumptie van groenten het laagst, daarna neemt deze prevalentie geleidelijk terug toe, om de hoogste prevalentie te bereiken in de leeftijdsgroepen van 55-64 jaar (84%) en 65-74 jaar (86%), na correctie voor geslacht zijn deze verschillen significant t.o.v. de jongste leeftijdsgroep van 0-14 jaar (77%) (Figuur 11). Voedingsgewoonten 4. Resultaten 505

Figuur 11 Percentage van de bevolking dat dagelijks groenten eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Voedingsgewoonten 4. Resultaten Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Een duidelijke samenhang kan worden vastgesteld tussen het opleidingsniveau en de dagelijkse consumptie van groenten: personen met het hoogste opleidingsniveau (82%) geven relatief meer aan dagelijks groenten te eten dan personen met een lager opleidingsniveau (gaande van 71% voor personen met een lager of geen diploma tot 77% voor personen met een diploma hoger secundair). Na correctie voor leeftijd en geslacht blijven deze verschillen significant. Er worden geen significante verschillen vastgesteld in functie van de urbanisatiegraad Evolutie doorheen de tijd Het percentage personen dat aangeeft dagelijks groenten te eten is in 2013 (78%) beduidend lager dan in 2008 (85%), een daling die ook na correctie voor leeftijd en geslacht significant blijft (Figuur 12). 506

Figuur 12 Percentage van de bevolking dat dagelijks groenten eet, volgens gewest en jaar, Gezondheidsenquête, België, 2013 4.3.2. Gewesten In tegenstelling tot 2008, verschilt, na correctie voor leeftijd en geslacht, het percentage mensen dat dagelijks groenten eet niet significant volgens gewest: 79% in het Vlaams, 76% in het Brussels en 76% in het Waals Gewest. Dit komt ook duidelijk naar voor in Figuur 12. Vlaams Gewest Ook in het Vlaams Gewest eten relatief meer vrouwen (82%) dan mannen (76%) dagelijks groenten, een significant verschil dat ook na correctie voor leeftijd blijft bestaan. Aangaande de leeftijdsverdeling zien we dat er 2 uitschieters voor de dagelijkse consumptie van groenten zijn: in de leeftijdsgroep van 15-24 jaar is deze frequentie het laagst, namelijk 70%, en in de leeftijdsgroepen van 55-64 jaar en 65-74 jaar is deze frequentie het hoogst, respectievelijk 86% en 88%, deze verschillen zijn significant na correctie voor geslacht t.o.v. de jongste leeftijdsgroep (79%) (Figuur 13). Voedingsgewoonten 4. Resultaten 507

Figuur 13 Percentage van de bevolking dat dagelijks groenten eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest Voedingsgewoonten 4. Resultaten Zoals voor het ganse land, kan ook voor het Vlaams Gewest een duidelijke samenhang worden vastgesteld tussen het opleidingsniveau en het dagelijks eten van groenten: hogere percentages bij de hoogst opgeleiden (84%), lagere percentages bij de lager opgeleiden (gaande van 70% tot 78%). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Ook hier worden er geen significante verschillen vastgesteld voor wat de urbanisatiegraad betreft. Ook in het Vlaams Gewest is het percentage mensen dat dagelijks groenten eet sinds 2008 gedaald, nl. van 88% in 2008 tot 79% in 2013, een verschil dat significant blijft na correctie voor leeftijd en geslacht. Brussels Gewest Ook in het Brussels Gewest eten relatief meer vrouwen (79%) dan mannen (73%) dagelijks groenten, een verschil dat ook na correctie voor leeftijd significant blijft. In tegenstelling tot België, worden er hier geen significante verschillen volgens leeftijdsgroep waargenomen (Figuur 14). 508

Figuur 14 Percentage van de bevolking dat dagelijks groenten eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest Zoals voor het ganse land, kan ook voor het Brussels Gewest een duidelijke samenhang worden vastgesteld tussen het opleidingsniveau en het dagelijks eten van groenten: hogere percentages bij de hoogst opgeleiden (81%), lagere percentages bij de lager opgeleiden (gaande van 67% tot 73%). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. In het Brussels Gewest is het percentage mensen dat dagelijks groenten eet in 2013 (76%) niet veranderd t.o.v. 2008 (75%). Waals Gewest Ook in het Waals Gewest eten relatief meer vrouwen (80%) dan mannen (72%) dagelijks groenten, een verschil dat ook na correctie voor leeftijd significant blijft. Hier is er slechts één uitschieter wat de leeftijdsverdeling betreft: alleen in de leeftijdsgroep van 65-74 jaar (84%) ligt het percentage personen dat dagelijks groenten eet hoger dan in de leeftijdsgroep van 0-14 jaar (74%), een significant verschil na correctie voor geslacht (Figuur 15). Voedingsgewoonten 4. Resultaten 509

Figuur 15 Percentage van de bevolking dat dagelijks groenten eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest Voedingsgewoonten 4. Resultaten In het Waals Gewest zijn de verschillen voor wat de dagelijkse consumptie van groenten betreft volgens opleiding minder uitgesproken dan voor het ganse land: dit percentage is hoger bij diegenen met een diploma hoger onderwijs (78%) in vergelijking met diegenen met een diploma lager secundair (70%), een verschil dat na correctie voor leeftijd en geslacht significant blijft. In tegenstelling tot het ganse land, worden hier wel verschillen vastgesteld voor wat de urbanisatiegraad betreft: het percentage mensen dat dagelijks groenten eet is lager in de stedelijke gebieden (73%) dan in de halfstedelijke (80%) en de landelijke gebieden (79%), een verschil dat significant blijft na correctie voor leeftijd en geslacht. Ook in het Waals Gewest is het percentage mensen dat dagelijks groenten eet sinds 2008 gedaald, nl. van 83% in 2008 tot 76% in 2013, een verschil dat significant is na correctie voor leeftijd en geslacht. 4.4. Consumptie van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten 4.4.1. België 510 Analyse volgens geslacht en leeftijd Slechts 39% van de bevolking van 6 jaar en ouder eet minstens 2 porties groenten per dag, de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. Dit percentage ligt hoger bij vrouwen (41%) dan bij mannen (37%), een verschil dat ook na correctie voor leeftijd significant blijft. Iets meer dan één op vier (27%) kinderen van 6 tot 14 jaar eet dagelijks minstens twee porties groenten. Vanaf 25 jaar neemt dit percentage significant toe en piekt het in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar (45%). Vooral in de leeftijdsgroep van 45-54 jaar is het percentage vrouwen dat aangeeft de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten te eten, hoger dan het percentage mannen (Figuur 16).

Figuur 16 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten (minstens 2 porties) eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Er is een duidelijk verband tussen het opleidingsniveau en de consumptie van de aanbevolen dagelijkse hoeveel groenten. Mensen met een diploma hoger onderwijs (44%) geven vaker aan dagelijks 2 porties groenten te eten dan mensen met een lager opleidingsniveau (gaande van 31% tot 36%) en dit verschil is significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Ook is er een verband met de urbanisatiegraad. Dit percentage ligt hoger in de landelijke gebieden (43%) dan in de halfstedelijke (36%) en de stedelijke gebieden (38%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. 4.4.2. Gewesten In het Brussels Gewest eet 46% van de bevolking van 6 jaar en ouder de dagelijks aanbevolen hoeveelheid groenten (2 porties). Dit percentage is hoger dan in het Vlaams en het Waals Gewest (respectievelijk 38% en 37%). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht (Figuur 17). Voedingsgewoonten 4. Resultaten 511

Figuur 17 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten (minstens 2 porties) eet, volgens gewest, Gezondheidsenquête, België, 2013 Voedingsgewoonten 4. Resultaten Vlaams Gewest Relatief meer vrouwen (41%) dan mannen (36%) eten de dagelijks aanbevolen hoeveelheid groenten. Na correctie voor leeftijd blijft dit verschil significant. De leeftijdsverdeling is gelijklopend met die voor het ganse land, nl. een significant hogere prevalentie (t.o.v. de jongste leeftijdsgroep: 25%) vanaf 25 jaar, met een piek in de leeftijdsgroep van 55-64 jaar (46%) (Figuur 18). Figuur 18 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten (minstens 2 porties) eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest 512 Zoals voor het ganse land, is het percentage mensen van 6 jaar en ouder dat minstens 2 porties groenten per dag eet, hoger bij de hoogst opgeleiden (45%) in vergelijking met de lager opgeleiden (gaande van 30% tot 34%), verschillen die significant blijven na correctie voor leeftijd en geslacht. Ook is er een

verband met de urbanisatiegraad. Dit percentage ligt hoger in de landelijke gebieden (44%) dan in de halfstedelijke gebieden (35%), een verschil dat significant blijft na correctie voor leeftijd en geslacht. Brussels Gewest Relatief meer vrouwen (49%) dan mannen (43%) eten de dagelijks aanbevolen hoeveelheid groenten, nl. minstens 2 porties. Na correctie voor leeftijd blijft dit verschil significant. De leeftijdsverdeling verloopt anders dan voor het ganse land: vanaf 15 tot 64 jaar is dit percentage, na correctie voor geslacht, significant hoger dan in de leeftijdsgroep van 6-14 jaar (35%), piekt dit percentage al in de leeftijdsgroep van 35-44 jaar, waarin meer dan de helft (51%) van de mensen de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten eet, daarna neemt dit percentage terug af tot 41% bij de 75-plussers (vanaf 65 jaar zijn de percentages niet meer significant verschillend van de jongste leeftijdsgroep) (Figuur 19). Figuur 19 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten (minstens 2 porties) eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Brussels Gewest Zoals voor het ganse land, is het percentage mensen van 6 jaar en ouder dat minstens 2 porties groenten per dag eet hoger bij de hoogst opgeleiden (52%) in vergelijking met de lager opgeleiden (gaande van 34% tot 45%), significante verschillen na correctie voor leeftijd en geslacht. Voedingsgewoonten 4. Resultaten Waals Gewest In tegenstelling tot het ganse land, eten in het Waals Gewest, na correctie voor leeftijd, evenveel vrouwen (39%) als mannen (36%) de dagelijks aanbevolen hoeveelheid groenten, nl. minstens 2 porties. De leeftijdsverdeling verloopt ook anders dan voor het ganse land: pas vanaf de leeftijd van 35 jaar is dit percentage, na correctie voor geslacht, significant hoger dan in de leeftijdsgroep van 6-14 jaar (26%) (Figuur 20). 513

Figuur 20 Percentage van de bevolking (van 6 jaar en ouder) dat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten (minstens 2 porties) eet, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Waals Gewest Voedingsgewoonten 4. Resultaten In het Waals Gewest zijn de verschillen volgens opleiding minder uitgesproken wat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten betreft in vergelijking met gans het land: de hoogst opgeleiden (38%) verschillen alleen t.o.v. de laagst opgeleiden (33%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. Ook is er een verband met de urbanisatiegraad. Dit percentage ligt hoger in de landelijke gebieden (43%) dan in de stedelijke gebieden (32%), een significant verschil na correctie voor leeftijd en geslacht. 4.5 Dagelijkse consumptie van 100% puur fruit- of groentesap Fruitsappen behoren tot de fruitgroep. Natuurlijk is het eten van vers fruit beter (bevatten meer vezels), maar één van de 2 tot 3 porties fruit mag vervangen worden door fruitsap. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor groentesappen. Fruit- en groentesappen kunnen dus gezien worden als een aanvulling van de dagelijkse hoeveelheid groenten en fruit 3. 4.5.1. België 514 Analyse volgens geslacht en leeftijd Zestien percent van de bevolking drinkt dagelijks puur fruitsap. Dit percentage is zowel voor mannen als voor vrouwen van toepassing, ook na correctie voor leeftijd. Dit percentage ligt, na correctie voor geslacht, significant hoger bij kinderen van 0-14 jaar (22%) t.o.v. alle andere leeftijdsgroepen (Figuur 21a). Groentesappen worden veel minder vaak gedronken, 3% drinkt dagelijks puur groentesap. Er kunnen hieromtrent geen significante verschillen volgens geslacht of leeftijd worden waargenomen (Figuur 21b). 3 http://www.orangejuicefacts.com/nutrition.html

Figuur 21 Percentage van de bevolking dat dagelijks a) 100% puur fruit- of b) 100% puur groentesap drinkt, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 a) 100% puur fruitsap b) 100% puur groentesap Voedingsgewoonten 4. Resultaten 515 Analyse volgens socio-economische achtergrondkenmerken Noch voor het dagelijks drinken van puur fruitsap als puur groentesap kunnen verschillen in functie van het opleidingsniveau worden vastgesteld. Het percentage personen dat aangeeft dagelijks puur fruitsap te drinken, ligt hoger in de stedelijke gebieden (20%) dan in de halfstedelijke (13%) en de landelijke gebieden (15%), en met betrekking tot het drinken van puur groentesap hoger in de stedelijke en de halfstedelijke gebieden (beiden 3%) dan in de landelijke gebieden (2%). Deze verschillen zijn significante na correctie voor leeftijd en geslacht.

4.5.2. Gewesten In het Brussels Gewest (28%) drinkt men vaker dagelijks puur fruitsap dan in het Vlaams (12%) en het Waals Gewest (19%) (Figuur 22a). In het Brussels (4%) en het Waals Gewest (5%) drinkt men vaker puur groentesap dan in het Vlaams Gewest (1%) (Figuur 22b). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Figuur 22 Percentage van de bevolking dat dagelijks a) 100% puur fruit- of b) 100% puur groentesap drinkt, volgens gewest, Gezondheidsenquête, België, 2013 a) 100% puur fruitsap Voedingsgewoonten 4. Resultaten b) 100% puur groentesap 516 Vlaams Gewest Ook voor het Vlaams Gewest is er geen significant verschil tussen de geslachten voor wat betreft het dagelijks drinken van puur fruitsap. Wel wordt er in de leeftijdsgroep van 35-44 jaar minder vaak aangegeven dagelijks puur fruitsap te drinken (10%) in vergelijking met de 0-14 jarigen, een significant verschil

na correctie voor geslacht (Figuur 23a). Zowel wat het opleidingsniveau als de urbanisatiegraad betreft, zijn er geen significante verschillen met betrekking tot het dagelijks drinken van puur fruitsap. Zoals voor gans het land, worden er voor het dagelijks drinken van pure groentesappen geen significante verschillen volgens geslacht of leeftijd waargenomen (Figuur 23b). Ook voor wat het opleidingsniveau betreft zijn er geen significante verschillen, wel voor wat betreft de urbanisatiegraad: dit percentage ligt lager in de landelijke gebieden (0%) dan in de stedelijke (1%) en halfstedelijke gebieden (2%), verschillen die significant zijn na correctie voor leeftijd en geslacht. Figuur 23 Percentage van de bevolking dat dagelijks a) 100% puur fruit- of b) 100% puur groentesap drinkt, volgens leeftijd en geslacht, Gezondheidsenquête, België, 2013 Vlaams Gewest a) 100% puur fruitsap b) 100% puur groentesap Voedingsgewoonten 4. Resultaten 517