REFLEXIEVEN IN DIALECTEN VAN HET NEDERLANDS:

Vergelijkbare documenten
De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 27

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

Samenvatting in het Nederlands

Gunther De Vogelaer De Nederlandse en Friese subjectsmarkeerders: geografie, typologie en diachronie

Dialectsyntaxis in bloei *

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Samenvatting. subject I

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 11

1 Het "Vertraagde Principe B Effect": een Verslag van Comparatief Taalverwervingsonderzoek. door Sergio Baauw

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 9

In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van

La niña habla de ella?

Taal is geen logica. Dr. Sjef Barbiers over Nederlandse dialecten. Akademie Nieuws december door Liesbeth Koenen

Talen, dialecten, nijlpaarden en fruitvliegjes

DEEL 1 TABU SQUIBNUMMER. Tabu verschijnt onder auspiciön van de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit. Jaargang 25, nummer 3, 1995

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties Deel 2: Huishoudensgrootte

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 7

Inleiding. Syntaxis: de combinaties van woorden tot woordgroepen en zinnen.

Samenvatting in het Nederlands

The expression of modifiers and arguments in the noun phrase and beyond van Rijn, M.A.

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

Rapportage Publieksonderzoek. De Helderse Duinen

De constituent die niet bestaat Over het antecedent van betrekkelijke bijzinnen

Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen

I (I. uitgegeven vanwege de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. jaargang 121

De analyse van uitspraakverschillen in Nederlandse en Friese taalvariëteiten

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen

Hannah H. Aalbers Begeleider: J. Scholten MA Tweede lezer: dr. J.M. van Koppen Bachelorscriptie Nederlandse Taal & Cultuur April 2017 Cursus:


Appendix. ))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))))) Over kwantoren

Resultaten enquête gemeenten en openbare oplaadpunten

Cover Page. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in Wenzhou Chinese Issue Date:

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 13 (slot)

Analyse Megastallen en Megabedrijven 2005, 2010 en 2013

EEN SEXTANT VOOR EEN TAALSPECIALIST

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp

Enquête Baas over eigen lijf : conclusies

Ontwikkeling leerlingaantallen

In gemeenten met minste huurwoningen worden de meeste huurwoningen geliberaliseerd

Samenvatting in het Nederlands

Technisch onderwijs West-Vlaanderen Werkt 3, 2009

HET MORFOLOGISCHE LANDSCHAP:

MINOR TAAL & MAATSCHAPPIJ I: INLEIDING SOCIOLINGUÏSTIEK. Onderdeel Taalverandering en Taalcontact , 1e semester. 4e college ( )

zinsleer begrip van de syntaxis Jan-Wouter Zwart Understanding Syntax van Maggie Tallerman voor het Nederlands bewerkt en vermeerderd door

Regionale bedrijvendynamiek

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland

5,2. Spreekbeurt door een scholier 1862 woorden 26 februari keer beoordeeld. Nederlands

Rijksmonumenten - nabijheid

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland 2011

Erratum Report LEI

Het begrip van persoonlijke voornaamwoorden en reflexieven bij agrammatische afasie

De Syntactische atlas van de Nederlandse dialecten, Deel 1

Q1 Loopt uw indicatie voor een Wmovoorziening. huishoudelijke hulp) binnenkort af? (dit staat in het indicatiebesluit dat u ontvangen heeft)

Rapportage Vergelijkend Onderzoek naar Ziekteverzuim SW-sector 2003

Urbanisatie en de-urbanisatie in Nederland

Amsterdam, 14 januari 2019 P e r s b e r i c h t

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 januari 2005.

Lege polygonen in een graaf.

Deze vorm van begeleiding is beperkt in tijd (3 jaar), maar niet in het aantal begeleidingen.

Boekbesprekingen. Nederlandse Taalkunde, jaargang 17,

nr. 187 van INGEBORG DE MEULEMEESTER datum: 13 januari 2015 aan HILDE CREVITS

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Analyse NVM openhuizendag

Enkele valkuilen om te vermijden

Inleiding: Combinaties

College 4: Gegeneraliseerde Kwantoren

Leenonderzoek Het autolening onderzoek 2017

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

StemWijzer in de provincie

Gemeentelijke Duurzaamheidsindex GDI-2014 Data voor alle 12 provincies

Noord-Holland heeft hoogste startersquote

Tentamen TI1300 en IN1305-A (Redeneren en) Logica

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

Edinburgh Research Explorer

DE BINDINGSTHEORIE: DERIVATIE EN PREDIKATIE Over de plaats en vorm van condities op verwijswoorden in het generatieve taalmodel *

BESTUURLIJKE VERNIEUWING?

De intermediair voor verantwoord lenen. Leef met je hart, leen met verstand.

2. Een evenement als Dance Valley moet mogelijk zijn in recreatiegebieden.

Weg met de spreker-luisteraar 1. Petra Hendriks Center for Language and Cognition Groningen, Rijksuniversiteit Groningen

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

Vrouwen in. de Provinciale Staten. Onderzoeksrapport

SERVICE LEVEL AGREEMENT

Inleiding taalkunde. Inleiding - 23 april 2013 Marieke Schouwstra

faculteit der letteren scandinavische talen en culturen Datum Fascinerende fouten Muriel Norde

Re: Woordvolgorde Omgekeerd

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal

Diversiteit in de Provinciale Staten

Regiobijeenkomst PGB Trekkingsrecht. SVB en VNG

Provincie Friesland Postbus HM Leeuwarden

Anaforische relaties in het Nederlands

Transcriptie:

SJEF BARBIERS & HANS BENNIS REFLEXIEVEN IN DIALECTEN VAN HET NEDERLANDS: CHAOS OF STRUCTUUR? 1. Inleiding Het is een bekend feit dat het Nederlands variatie vertoont in de keuze van reflexieve pronomina. De verschillen tussen zich en zichzelf bijvoorbeeld zijn reeds verscheidene malen in de literatuur aan de orde gesteld (o.a. Vat 1980, Everaert 1986, Van der Leek 1987, Koster 1987, Reinhart & Reuland 1993, Reuland 2001). Ook het feit dat het Fries andere reflexieve pronomina gebruikt (him en himsels) is regelmatig besproken (o.a. Everaert 1991, Koster 1997). In dit artikel zullen wij proberen om de distributie van reflexieve pronomina in dialecten van het Nederlands in kaart te brengen. Een beschrijving van de variatie die wij aantreffen in de dialecten is niet voor handen. Er zijn in dialectgrammatica s en in studies naar specifieke dialecten of dialectgebieden beschrijvingen en analyses te vinden (zie bijv. Cornips 1994), maar een vergelijkend onderzoek ontbreekt, voor zover wij weten. Wij zullen op basis van de gegevens van het SAND-project - Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten (http://www.meertens.nl/projecten/index.html#sand) - een beschrijving geven van de variatie die wij aantreffen binnen het Nederlands en een aanzet geven tot een analyse. De gegevens uit het SAND-project zijn recent beschikbaar gekomen en dit is het eerste artikel waarin deze data integraal gebruikt worden voor een beschrijving en een analyse van een syntactisch verschijnsel. Op basis van de SAND-gegevens constateren wij dat het Nederlands inderdaad een enorme variatie biedt aan reflexieve pronomina voor de derde persoon enkelvoud. Naast zich en zichzelf vinden we ook hem (um) en hemzelf (umzelf), maar daarnaast ook z n eigen (se eige), z n eigen zelf, zijn zelf (z n zelve), zijn, en zelfs gevallen waar een reflexief pronomen afwezig blijft (Hij heeft zijn boeken niet bij). Op het eerste gezicht lijkt de distributie van deze pronomina nogal chaotisch. Wij zullen in dit artikel proberen te laten zien dat er met behulp van een aantal theoretische aannames structuur kan worden aangebracht in deze rijke variatie binnen het Nederlandstalige gebied. 43

REFLEXIEVEN IN DIALECTEN VAN HET NEDERLANDS: CHAOS OF STRUCTUUR? 2. Possessief of niet Postma (1997) stelt dat er goede argumenten zijn om aan te nemen dat reflexiviteit onderliggend verbonden is met possessieve structuren, of zoals Postma het uitdrukt the possessive nature of reflexives (zie ook Helke (1971) en Pica (1987)). Als argumenten noemt hij onder andere het optreden van possessieve pronomina in het Engels (ourselves vs *usselves) en het Nederlandse z n eigen. Het lijkt inderdaad alleszins redelijk om aan te nemen dat z n eigen een possessieve structuur kent, aangezien zowel het pronominale z n als het reflexieve eigen een possessieve vorm hebben. Het is echter veel minder evident dat dit ook het geval is in de Engelse reflexieven himself (*hisself) en themselves (*theirselves). Wij zullen aannemen dat we onderscheid moeten maken tussen possessieve reflexieven als z n eigen en niet-possessieve structuren, zoals hemzelf. Als we daarvan uitgaan dan ontstaat de vraag of zichzelf nu behoort tot de possessieve of tot de niet-possessieve reflexieven. Er zijn argumenten om zich(zelf) tot de possessieve reflexieven te rekenen. Het lijkt redelijk om aan te nemen dat zich is opgebouwd uit het possessieve pronomen ze en het possessieve affix -ig. Het pronominale ze treffen we aan in ze eigen, maar ook als zwak possessief pronomen in variëteiten van het Nederland (zie WNT 1994/1996). Het affix -ig treffen we ook aan als een soort possessief affix in woorden als bloedig, levendig, ernstig etc. Deze adjectieven geven aan dat het object waarop ze van toepassing zijn de eigenschap +bloed, +leven resp. +ernst bezit. Een voorspelling die we doen als we z n eigen en zich zien als gelijkwaardige combinaties van possessieve elementen, is dat er geen combinaties in Nederlandse dialecten voorkomen van het type *zich eigen en *z n zich. De reden is dat in het eerste geval het possessieve reflexieve element dubbel wordt uitgedrukt en in het tweede geval het possessieve pronomen. De elementen se- vs z n en eigen vs -ig staan in complementaire distributie. Het is inderdaad zo dat we, ondanks de rijke verscheidenheid aan mogelijkheden binnen het Nederlands, deze verschijnselen niet zijn tegengekomen in de SAND-data. Het Nederlands kent grofweg drie manieren om reflexieven uit te drukken: a.1 syntactisch complexe, possessieve reflexieven bestaande uit een possessief pronomen en possessief eigen; bijvoorbeeld z n eigen. a.2 morfologisch complexe, possessieve reflexieven, bestaande uit een possessief pronomen en een possessief suffix (z +-ig): zich(zelf). b. niet-possessieve pronomina, evt. gevolgd door zelf; bijvoorbeeld hem(zelf). Als we hiervan uitgaan dan komt het Nederlands soms overeen met de possessieve reflexieven van het Duits (sich) en soms met de niet-possessieve structuren van het Engels (himself). Het Nederlands kent bovendien als bijzonderheid de aanwezigheid van syntactisch complexe possessieve reflexieven (z n eigen). Aan de hand van deze driedeling zullen wij proberen zicht te krijgen op de geografische verschillen die we aantreffen bij reflexieve pronomina in verschillende constructies in dialecten van het Nederlands. 44

SJEF BARBIERS & HANS BENNIS 3. De distributie van reflexieve pronomina 3.1. Transitieve werkwoorden Reflexieve objecten van transitieve werkwoorden vertonen een grote vormvariatie. In de zinnen in (1a) (dynamische transitief) en (1b) (statische transitief) vinden we maar liefst zes verschillende sterke of complexe vormen: zijn eigen, zichzelf, hemzelf, zijn zelven, zijn eigen zelve, ze zelven. (1) Daarnaast treffen we de zwakke of simplexe vormen zich en hem aan, zij het sporadisch. (2) Kaart 1 geeft de distributie van de vormen die met een dynamische transitief werkwoord voorkomen. (1) a. Toon bekeek REFL eens goed b. Eduard kent REFL goed Van de sterke vormen is het verspreidingsgebied van z n eigen het grootst. Het omvat west en midden Nederland en geheel Vlaanderen. In totaal 123 (1a), respectievelijk 138 (1b) van de 258 meetpunten hebben zijn eigen. Het op één na grootste verspreidings-gebied heeft zichzelf. Verreweg de meeste meetpunten met zichzelf (totaal 69 respectievelijk 79) liggen in Oost- Nederland in een strook langs de grens met Duitsland. Daarnaast vinden we zichzelf enkele malen in de randstad, met name in het gebied rond Amsterdam. Het gebied waar hemzelf voorkomt is aanzienlijk kleiner. De 47 respectievelijk 29 meetpunten met hemzelf bevinden zich primair in Friesland en aangrenzende delen van de provincies Groningen, Drente en Overijssel. Bij de dynamische transitief (1a) komt hemzelf ook in Oost-Vlaanderen voor, op 6 van de 27 meetpunten, en daarnaast enkele malen in de andere Vlaamse provincies. In de statische transitief (1b) vertoont hemzelf in Vlaanderen geen duidelijke geografische distributie. De vormen zijn zelven en zezelven komen uitsluitend in Vlaanderen voor. Zijn zelven is Westvlaams (in 17 meetpunten). Zezelven is hoofdzakelijk Brabants; het wordt gebruikt in 5 meetpunten in Brussel en omstreken. De sterke vorm zijn eigen zelf vinden we bij de dynamische transitief 3 keer in het Westvlaamse gebied dat zijn zelven heeft en 2 keer in de provincie Antwerpen. (3) Bij de statische transitief ontbreekt deze vorm geheel in West- Vlaanderen, maar duikt hij 7 keer op in de overige Vlaamse provincies. Als zwakke vorm vinden we bij de dynamische transitief 11 keer zich, waarvan 9 keer in de Oostnederlandse grensstrook. Daarnaast komt 13 keer hem voor, waarvan 9 keer in Vlaanderen, verspreid over het gehele Vlaamse taalgebied. Bij de statische transitief vinden we in het geheel geen hem; zich komt slechts 6 keer voor, waarvan 4 keer in Belgisch en Nederlands Limburg. 45

REFLEXIEVEN IN DIALECTEN VAN HET NEDERLANDS: CHAOS OF STRUCTUUR? Kaart 1: Reflexief bij dynamisch transitief werkwoord (1a) 3.2. Inherent reflexieve werkwoorden De vormvariatie is bij inherente reflexieven zoals in (2) aanzienlijk beperkter. (4) We vinden hier de vormen z n eigen, hem en zich. Vormen met zelf komen niet voor. De distributie van inherent reflexieve vormen is gegeven op kaart 2. (2) Jan herinnert REFL dat verhaal wel In 45 van de 258 meetpunten wordt z n eigen als inherente reflexief gebruikt, en wel in de provincies Antwerpen, Zeeland, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid-Holland. Dit z n eigen gebied valt geheel binnen het z n eigen gebied dat we aantroffen bij transitieve reflexieven, maar is aanzienlijk kleiner: de provincies West- en Oost-Vlaanderen, Vlaams Brabant en Limburg, en de provincie Noord-Holland hebben hier geen z n eigen. In Noord-Holland 46

SJEF BARBIERS & HANS BENNIS Kaart 2: Reflexief bij inherent reflexief werkwoord (1b) en Vlaams Limburg gebruikt men in plaats daarvan zich. In West- en Oost-Vlaanderen en in Vlaams Brabant schakelt men over op hem. We treffen inherent reflexief hem ook aan in Friesland en omstreken, terwijl zich gebruikt wordt in Oost-Nederland. Als we het geheel ontbreken van zelf in de vormen van de inherente reflexief opvatten als een indicatie dat zelf alleen voorkomt bij sterke anaforen en dat inherente reflexieven altijd zwakke anaforen zijn, dan zouden we de distributie van zijn eigen kunnen begrijpen door aan te nemen dat zijn eigen in de provincies Antwerpen, Zeeland, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid-Holland structureel ambigu is tussen een zwakke en een sterke anafoor, terwijl zijn eigen in de overige provincies waar het voorkomt alleen maar de structuur van een sterke anafoor heeft, hetgeen de relevante dialecten er toe dwingt een andere vorm te kiezen als zwakke anafoor. We zullen deze gedachte nader uitwerken in de analyse in paragraaf 4. 47

REFLEXIEVEN IN DIALECTEN VAN HET NEDERLANDS: CHAOS OF STRUCTUUR? 3.3. Reflexieven als object van een voorzetsel De distributie van reflexieve pronomina in het complement van een voorzetsel is getest aan de hand van de volgende zinnen. 48 Kaart 3: Inherente reflexief na voorzetsel (3a) (3) a. De timmerman heeft geen spijkers bij REFL b. Jan zag een slang naast REFL c. Hij riep alle familieleden bij REFL d. Erik liet mij voor REFL werken De zinnen (3a-c) geven tezamen een goed beeld van de vormvariatie van reflexieve objecten van preposities. Zin (3d) laten we buiten beschouwing. De bij (3a) gevonden variatie is afgebeeld op kaart 3. De constructie in (3a) lijkt op een inherente reflexief, aangezien het object van P coreferentieel moet zijn met het subject. Kaart 4 geeft de variatie in (3b). Deze

SJEF BARBIERS & HANS BENNIS Kaart 4: Niet-inherente reflexief na voorzetsel (3b) constructie lijkt meer op een niet-inherente reflexief, want coreferentie is nu geen eis; Jan zag een slang naast haar is ook mogelijk. De resultaten zijn ook hier tamelijk uniform. Net als bij de inherente reflexieven komen er haast geen vormen met zelf voor, hetgeen erop duidt dat sterke anaforen niet in PPs van dit type kunnen voorkomen. (5) Oost-Nederland, alsmede het oostelijk deel van Vlaams Limburg kiest voor zich, in totaal ongeveer één derde van de 258 meetpunten. Vrijwel de gehele rest van het taalgebied kiest voor hem. We treffen zijn eigen nauwelijks aan: 12 keer na naast in (3b), 4 keer na bij in (3c) en helemaal niet na bij in (3a). Zoals verwacht bevinden de relevante meetpunten zich in het gebied waar zijn eigen zowel een sterke als een zwakke anafoor kan zijn, in dit geval hoofdzakelijk West-Nederland. 49

REFLEXIEVEN IN DIALECTEN VAN HET NEDERLANDS: CHAOS OF STRUCTUUR? Er zijn nog twee varianten die vermeldenswaard zijn. De eerste is het optreden van zijn in Zeeland en de aangrenzende Zuid-Hollandse eilanden Goeree en Overflakkee. Dit zijn treedt alleen op na preposities en niet in andere omgevingen die een zwakke anafoor vereisen, zoals in inherente reflexieven (zie vorige paragraaf) of als subject van het complement van laten (zie par. 3.4). Uit de literatuur blijkt dat in Zeeland het possessieve pronomen gebruikt kan worden als persoonlijk voornaamwoord, en dan vooral wanneer het voornaamwoord voorkomt in een PP (o.a. Dek 1934: 8-9, De Vin 1952: 38-41). Wij vatten dit zijn op als equivalent van hem, zoals dat voorkomt in de Vlaamse dialecten. De tweede uitzondering is de afwezigheid van een reflexief pronomen in (3a). Dit verschijnsel concentreert zich in de Vlaamse provincies Antwerpen en Brabant. Weglating van het pronomen is alleen mogelijk bij de combinatie hebben + bij. Het treedt geen enkele keer op in de PP naast... (kaart 4), en evenmin bij de combinatie roepen bij... in (3c). Dit laat zien dat er weinig reden is om aan te nemen dat deze dialecten een leeg possessief element hebben dat de andere dialecten missen. Het laat tevens zien dat het verschil inherent - nietinherent hier geen rol speelt. Hoewel (3a,c) gevallen zijn van inherente reflexiviteit en (3b) van niet-inherente reflexiviteit, kan in (3a) het pronomen worden weggelaten en in (3b,c) niet. We concluderen hieruit dat bijhebben in Antwerpen en Brabant gelexicaliseerd is tot een partikelwerkwoord. 3.4. Reflexief pronomen in het complement van laten Tenslotte is er een zin opgenomen in het materiaal waarin het reflexief pronomen het subject is van het complement van laten. Het gaat om zin (4). (4) Jan liet REFL meedrijven op de golven We vinden hier weer een helder beeld (zie kaart 5). Vormen met zelf komen nauwelijks voor, hetgeen erop duidt dat ook in deze omgeving sterke anaforen zijn uitgesloten. Het oosten kiest vrijwel zonder uitzondering voor zich (95 van de 258 meetpunten). Friesland en Vlaanderen voor hem (100 van de 258). De rest van het taalgebied is in twijfel en maakt vooral gebruik van zich of z n eigen. De laatste vorm komt 56 keer voor, uitsluitend in het gebied waarin z n eigen zowel een sterke als een zwakke vorm kan zijn, namelijk de provincies Antwerpen, Zeeland, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid-Holland. Noord-Holland vormt een probleem: 9 meetpunten hebben hier wel zijn eigen, terwijl deze vorm bij inherente reflexieven onmogelijk lijkt. 50

SJEF BARBIERS & HANS BENNIS 3.5. Enkele descriptieve conclusies Kaart 5: Reflexief als subject van het complement laten (4) We kunnen de dialecten in het Nederlandse taalgebied nu indelen in een aantal hoofdtypen op grond van de sterke en zwakke anaforen die ze gebruiken. Voor de zwakke anaforen baseren we de conclusies op de zin met inherente reflexief (2) en de zin met een reflexief als subject van een laten-complement (4). Voor de sterke anaforen baseren we onze conclusies op de transitieve reflexief (1a). De reflexieven in het complement van een voorzetsel laten we hier even buiten beschouwing. De indeling is als volgt: * de oostelijk dialecten hebben zich en zichzelf ; * de Friese dialecten hebben hem en hemzelf; * West- en Oost-Vlaamse dialecten hebben hem en zijn eigen; 51

REFLEXIEVEN IN DIALECTEN VAN HET NEDERLANDS: CHAOS OF STRUCTUUR? * Vlaams-Limburgse dialecten hebben zich en zijn eigen; * Antwerpse en de zuidwestelijke en midden Nederlandse dialecten hebben zijn eigen als zwakke en sterke anafoor. 4. Analyse We hebben hierboven telkens gesproken over sterke (complexe) anaforen en zwakke (simplexe) anaforen. Wij gaan er van uit dat alle anaforen teruggebracht moeten kunnen worden tot een enkele structuur. De door ons gepostuleerde struktuur is gegeven in (5). (5) DP refl PronP [± poss] D zijn/ze [3,poss] hem [3] D refl eigen [poss] -ig [poss] Deze structuur is in de eerste plaats gebaseerd op het inzicht van Helke (1971), Pica (1987), Postma (1997) en anderen dat reflexieven in veel talen de vorm hebben van een possessiefconstructie. Een tweede gebruikelijke aanname is dat pronominale groepen DPs zijn met geen (of een leeg) NP-complement. Een pronomen kan niet zonder meer optreden als reflexief, omdat pronomina niet gebonden mogen worden binnen hun syntactisch domein (conditie B van de bindingstheorie; zie Chomsky 1981). De structuur in (5) creëert echter een eigen DP-domein voor het pronomen. Schijnbaar lokale binding is nu wel mogelijk aangezien de DP het bindingsdomein vormt voor het pronominale element. Het feit dat zijn, hem hier gebonden kunnen worden komt zo overeen met het feit dat binding is toegestaan in zinnen als Jan poetst [zijn auto] op zaterdag. De structuur in (5) verantwoordt het niet voorkomen van reflexieven van het type zich eigen. De elementen eigen en -ig hebben dezelfde specificatie en staan in dezelfde positie, ze kunnen daarom niet tegelijk voorkomen. Onder de extra, algemeen gebruikelijke aanname dat een constituent alleen maar in de specificeerder van een hoofd mag staan als specificeerder en hoofd congrueren volgt dat de combinaties hem-eigen en hem-ig niet kunnen voorkomen. Congruentie is hier onmogelijk want het pronomen hem heeft alleen het kenmerk [derde persoon], en eigen en -ig hebben alleen het kenmerk [possessief]. We kijken vervolgens naar het onderscheid tussen zwakke en sterke reflexieven. We nemen aan dat zwakke en sterke reflexieven van elkaar verschillen met betrekking tot de in- 52

SJEF BARBIERS & HANS BENNIS houd van het hoofd D. Bij zwakke reflexieven moet dit hoofd fonologisch leeg zijn, bij sterke reflexieven moet D gevuld zijn. Uit deze aanname volgt dat de simpele optie voor sterke reflexieven bestaat uit de keuze voor z n eigen. Zowel het D-hoofd als de possessieve specificeerder zijn gevuld en aan de eis om D te vullen is simpel voldaan. Dialecten die de eigen-strategie niet tot hun beschikking hebben, worden nu geconfronteerd met een probleem. Bij niet-possessieve reflexieven (hem) is het D-hoofd leeg, terwijl bij morfologisch complexe possessieve reflexieven (zich) het D-hoofd door verplaatsing is leeggemaakt. Om een sterke reflexief te vormen hebben we in deze situatie een hulpstrategie nodig. Het focuselement zelf, dat zeker niet exclusief is voor reflexieven (vgl. de man zelf), kan worden ingezet om dit probleem op te lossen. We nemen aan dat zelf wordt gebruikt om de D-positie te vullen. Samen met de prononimale specificeerder zich of hem kan er nu een sterke reflexieve anafoor gevormd worden. (6) Voor de zwakke reflexieven ligt de zaak precies andersom. De vormen zich en hem voldoen simpel aan de eis dat het hoofd van een zwakke reflexief leeg moet zijn. Bij zich is het D-hoofd -ig aan ze- gehecht en heeft -ig de hoofdpositie verlaten, terwijl bij hem het D-hoofd van begin af aan leeg was. Het probleem ligt nu bij z n eigen. We kunnen hier eigen niet weglaten omdat possessieve constructies een possessief hoofd vereisen. Een andere strategie is vereist. Als we het gebied waar z n eigen voorkomt als sterke reflexief (kaart 1) vergelijken met datzelfde gebied op kaart 2, dan zien we dat er drie verschillende strategieën worden gebruikt om het probleem op te lossen. In Vlaams Limburg, het oosten van Noord-Brabant en Noord-Holland neemt men z n toevlucht tot de morfologisch complexe possessieve variant en gebruikt men zich. In West- en Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant kiest men voor de niet-possessieve strategie en dus voor de zwakke reflexief hem. In het overblijvende gebied het hart van het sterke z n eigen-gebied dwz. de provincie Antwerpen, Zeeland en het midden van Nederland houdt men ook voor de zwakke reflexief vast aan z n eigen. Er zijn twee mogelijke manieren om tegen z n eigen als zwakke reflexief aan te kijken. Ten eerste zouden we kunnen aannemen dat de regels dat inherente reflexieven een zwakke anafoor vereisen en dat een zwakke anafoor een leeg D-hoofd eist, onverminderd van kracht blijven. In dat geval moeten we aannemen dat het possessieve eigen analoog aan het possessieve -ig aan het pronomen is geclitiseerd, en aldus een zwakke anafoor met een leeg hoofd vormt. Een alternatief zou kunnen zijn dat we aannemen dat in deze dialecten het verschil tussen sterke en zwakke anaforen is opgeheven en dat in beide gevallen z n eigen de geschikte reflexieve anafoor is. Zonder dat we dat empirisch kunnen onderbouwen, zullen we er van uitgaan dat de eerste optie de voorkeur verdient, aangezien daarmee het uniforme systeem, dat bestaat uit de structuur in (5) en de regel dat zwakke anaforen een leeg D-hoofd hebben, ongewijzigd kan worden gehandhaafd. We hebben hiermee een theorie die in staat is het belangrijkste deel van de aangetroffen distributie van reflexieve anaforen in dialecten van het Nederlands te verantwoorden. Het oosten kiest net als het Duits voor een morfologisch-possessieve strategie, 53

REFLEXIEVEN IN DIALECTEN VAN HET NEDERLANDS: CHAOS OF STRUCTUUR? en voegt bij sterke reflexieven het focus-element zelf toe om het D-hoofd te vullen. Friesland kent een niet-possessieve strategie met hem, en maakt eveneens gebruik van zelf om een sterke reflexief te vormen. De rest van het Nederlandstalige gebied kiest in overgrote meerderheid voor een possessieve strategie met z n eigen. Voor de zwakke reflexieven is men gedwongen terug te vallen op een alternatieve strategie: de morfologisch-possessieve zich strategie in Limburg, oost Noord-Brabant en Noord-Holland; de niet-possessieve hemstrategie in West- en Oost-Vlaanderen en Vlaams Brabant; en clitisatie van eigen in Zeeland, het midden van Nederland en de provincie Antwerpen. Er blijven nog een aantal observaties over. Tot besluit zullen we enkele daarvan bespreken. a) bij de transitieve reflexieven vinden we een enkele keer z n eigen zelf. Het zou aantrekkelijk zijn om deze vorm te beschouwen als een argument om aan te nemen dat eigen clitiseert aan het possessief pronomen (zie boven), waarna zelf wordt toegevoegd om een sterke reflexief te vormen. Daarmee zou z n eigen zelf structureel identiek zijn aan zichzelf. We verwachten dan ook op deze plaatsen z n eigen als zwakke reflexief. Helaas kan dit niet de correcte redenering zijn aangezien de plaatsen waar z n eigen zelf voorkomt meestal liggen in het gebied waar men voor hem kiest als zwakke anafoor (3x in West-Vlaanderen). Slechts in de twee gevallen in de provincie Antwerpen zou deze redenering kunnen opgaan. In elk geval lijkt er niets tegen te zijn om bij sterke anaforen van het type z n eigen de focus-bepaling zelf toe te voegen. b) bij de transitieve reflexieven vinden we enkele keren ze zelve in Vlaams Brabant, terwijl het verwante zijn zelve voorkomt in West-Vlaanderen. Er zijn verschillende manieren waarop we hier tegenaan kunnen kijken. We zouden kunnen aannemen dat het hier gaat om varianten van de niet-pronominale sterke reflexief hemzelf. Hiertegen pleit dat de zwakke reflexief in deze plaatsen hem is, en niet zijn of ze. We zouden dan net als in Friesland de sterke anafoor hemzelf verwachten, in plaatst van z n zelve. Een andere mogelijkheid is dat in deze plaatsen zelve een alternatief is voor eigen, en dus wordt opgevat als een possessief element. In dat geval zijn ze zelve en z n zelve structureel gelijk aan z n eigen. Een argument daarvoor is dat in West-Vlaanderen en Vlaams Brabant z n eigen en z n zelve zonder een geografisch patroon door elkaar heen gebruikt worden, en in vijf locaties allebei voorkomen. Verder onderzoek naar de eigenschappen van zelf in West-Vlaanderen is hiervoor noodzakelijk. c) opvallend is dat bij de zwakke reflexieven die deel uitmaken van een PP de anafoor z n eigen niet één keer voorkomt (vgl. kaart 3). Dit contrasteert sterk met de inherente reflexieven die geen deel uitmaken van een PP. Op kaart 2 zien we dat z n eigen 45 keer voorkomt en op kaart 5 komt z n eigen 56 keer voor. Het is in de literatuur vaker opgemerkt dat er een verschil bestaat in de lokaliteitseisen van verschillende anaforen (o.a. Everaert 1986, Koster 1987). In de zin Jan laat de kinderen voor zich werken verwijst zich naar het subject van de matrixzin (Jan), terwijl zichzelf in Jan laat de kinderen voor 54

SJEF BARBIERS & HANS BENNIS zichzelf werken verwijst naar het subject van het complement van laten (de kinderen). Als we aannemen dat z n eigen in dit opzicht gelijk is aan zichzelf dan kunnen we het niet voorkomen van z n eigen in de PP in (3a) op dezelfde wijze verantwoorden. Er is geen geschikt antecedent voor z n eigen in het minimale domein [geen spijkers bij z n eigen]. (7) In dit geval zijn zich of hem nodig om een langere bindingsafstand te kunnen overbruggen. Bibliografie BARBIERS, SJEF (2000), On the interpretation of Movement and Agreement: PPs and Binding. In Hans Bennis, Martin Everaert & Eric Reuland (eds) Interface Strategies. KNAW-Edita, Amsterdam. 21-36 CHOM SKY, NOAM (1981), Lectures on Government and Binding. Foris Publications, Dordrecht. CORNIPS, LEONIE (1994), Syntactische variatie in het Algemeen Nederlands van Heerlen. IFOTT, Amsterdam. DEK, J. (1934), Het Kruiningsche Dialect II. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. J.C.& W. Altorffer, Middelburg. EVERAERT, MARTIN (1986), The Syntax of Reflexivization. Foris Publications, Dordrecht. EVERAERT, MARTIN (1991), Contextual determination of the anaphor/pronoun distinction. In Jan Koster & Eric Reuland (eds) Long-Distance Anaphora. Cambridge University Press. 77-118. HELKE, MICHAEL (1971), The Grammar of English Reflexives. Ph.D. dissertation, MIT. KOSTER, JAN (1987), Domains and Dynasties. Studies in Generative Grammar 30. Foris Publications, Dordrecht. KOSTER, JAN (1997), Anaphora and the Uniformity of Grammar. In Hans Bennis, Pierre Pica & Johan Rooryck (eds) Atomism and Binding. Foris Publications, Dordrecht. 235-250. LEEK, FREDERIKE VAN DER (1987/1988), Zich en Zichzelf; Syntaxis en Semantiek. Spektator 17:2/3. 129-165 & 211-241. PICA, PIERRE (1987), On the nature of the reflexivization cycle. In Joyce Mcdonough & Bernadette Plunkett (eds) Proceedings of NELS 17. GLSA, Amherst. 55

REFLEXIEVEN IN DIALECTEN VAN HET NEDERLANDS: CHAOS OF STRUCTUUR? POSTMA, GERTJAN (1997), Logical Entailment and the Possessive Nature of Reflexive Pronouns. In Hans Bennis, Pierre Pica & Johan Rooryck (eds) Atomism and Binding. Foris Publications, Dordrecht. 295-322. REINHART, TANYA & ERIC REULAND (1993), Reflexivity. Linguistic Inquiry 24:4. 657-720. REULAND, ERIC (2001), Primitives of Binding. Linguistic Inquiry 32:3. 439-492. VAT, JAN (1980), Zich en zichzelf. In Saskia Daalder & Marinel Gerritsen (eds) Linguistics in the Netherlands 1980. North-Holland, Amsterdam. 127-138. VIN, ADRIAAN DE (1952), Het dialect van Schouwen-Duiveland. Diss. Leiden. Van Gorcum, Assen. WNT, WOORDENBOEK DER NEDERLANDSCHE TAAL. DEEL XXVII (1994): 2511. Deel XXVIII (1996): 809. SDU, s-gravenhage. Noten (1) De vormvariatie is eigenlijk nog groter. We hebben hier geabstraheerd van variatie in de vorm van de elementen HEM, ZIJN, ZICH en ZELF. Bij HEM vinden we onder meer hem, him, hom en m. Bij ZIJN vinden we de varianten zijn, z n en ze. Alleen bij zijn zelven versus ze zelven hebben we dit onderscheid gehandhaafd vanwege de duidelijk verschillende geografische distributie. Onder het element ZICH vallen Noordoostnederlandse varianten als zuk en zok. Bij het element ZELF in zijn eigen zelf hebben we geabstraheerd van de varianten zelf en zelve(n). (2) Wij zullen in het vervolg gebruik maken van de termen zwak en sterk om te verwijzen naar resp. simplexe anaforen als zich en hem en samengestelde of complexe anaforen als zichzelf, z n eigen en hemzelf. (3) Wij maken onderscheid tussen de provincie Antwerpen en Vlaams Brabant. Hiermee geven we het onderscheid aan tussen het noordelijke deel van Vlaams Brabant ( provincie Antwerpen ) en het zuidelijke deel ( Vlaams Brabant ). (4) Net als de andere voorbeeldzinnen in dit artikel werd deze zin in de SAND-enquête aangeboden als vertaalvraag. Als het equivalent van zich herinneren in een bepaald dialect niet inherent reflexief was, werd een ander werkwoord genomen, zoals zich schamen, zich vergissen of zich bukken. (5) De PPs die we hier bestuderen hebben een interpretatief subject (geen spijkers in (3a) en een slang in (3b)) dat disjunct is van de reflexief in de PP. Als de PP een interpretatief subject heeft dat als binder van de anafoor kan optreden dan is een sterke anafoor wel mogelijk, zoals 56

SJEF BARBIERS & HANS BENNIS in Jan kwam weer tot zichzelf. Een tweede omstandigheid waarin een sterke anafoor mogelijk is, treedt op wanneer deze contrastief gebruikt wordt, zoals in Eerst zag Jan een slang naast Marie en toen naast zichzelf. Deze gevallen zijn geen onderdeel van de SAND-vragenlijst. Zie Barbiers (2000) voor beschrijving en analyse van deze gevallen voor het Standaardnederlands. (6) Het feit dat zelf normaliter los kan voorkomen van de bijbehorende nominale constituent, als in Ik heb het probleem zelf opgelost, maar bij reflexieven noodzakelijkerwijs deel uitmaakt van de constituent *Toon bekeek zich in de spiegel zelf, pleit voor de gedachte dat zelf in reflexiefconstructies meer is dan een focus-element. Het is nodig om de D-positie van de sterke, reflexieve DP te vullen. (7) Deze redenering veronderstelt dat z n eigen altijd gebonden moet worden in het minimale domein, of z n eigen nu gebruikt wordt als sterke of als zwakke reflexief. In het complement van laten is z n eigen weliswaar deel van het complementsdomein, maar aangezien de reflexief daar het subject is van het complement is de matrixzin het minimale bindingsdomein (zie Chomsky 1981). We doen dan de correcte voorspelling dat z n eigen wel mogelijk is als subject van het complement van laten (zie kaart 5). 57

58