Campagne Zelf kunnen in Amsterdam 1. Karakteristieken In Amsterdam was het aantal deelnemers aan NT1-onderwijs sterk teruggelopen. De terugval was te wijten aan de versnippering van het NT1-onderwijs over zeven lokaties en aan verdringing van NT1 door NT1½ en gemengde groepen. Voor de herkenbaarheid is het NT1- onderwijs voortaan gecentraliseerd in één lokatie, met twee satellieten in Noord en Zuid- Oost. Van de grote herkenbaarheid gaat een sneeuwbaleffect uit op potentiële nieuwe cursisten. De centralisatie maakt bovendien meer differentatie mogelijk, evenals een bundeling van expertise. Om meer deelnemers aan te trekken is een brede wervingscampagne gehouden. De ambassadeurs alfabetisering, voortgekomen uit een werkgroep belangenbehartiging, speelden in deze campagne een belangrijke rol. Gelijktijdig aan de wervingscampagne is het onderwijs grondig vernieuwd: de intake en plaatsing gaan voortaan sneller, en het onderwijs is competentiegericht geworden. De invoering van competentiegericht onderwijs bracht een omslag teweeg bij zowel docenten (van docent naar coach) als deelnemers (van passief informatie-ontvanger naar verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces). 2. Wie voeren de campagne? Campagneleidsters waren aanvankelijk Annemiek Willemen (2 dagdelen per week) en Hank Gronheid (3 dagdelen per week). Beiden zijn docente educatie bij ROC van Amsterdam. Vanaf september 2005 werd de campagne volledig getrokken door Hank Gronheid. Van januari tot juni 2006 was zij volledig (5 dagdelen per week) vrijgeroosterd ten behoeve van de campagne. Sinds augustus 2006 heeft zij echter nog slechts vijf wervingsuren per week. 3. Wat is de doelgroep? De primaire doelgroep zijn Nederlandstalige laaggeletterden van 18 jaar en ouder, die lees-, schrijf- en rekenvaardig zijn tot niveau 3. Er vindt geen selectie plaats op basis van huidskleur of land van herkomst. In Amsterdam is er voor de betreffende primaire doelgroep een aparte school, zodat Nederlandssprekenden niet met niet-nederlandssprekenden in dezelfde klas zitten. De secundaire doelgroep bestaat uit toeleiders, zoals familie en vrienden van laaggeletterden, het CWI, sociale diensten, bewonersadvies, vrijwilligerscentrale, reïntegratie, schuldhulpverlening, gezondheidscentrum, stadsdelen, sociaal raadslieden, maatschappelijk werk, bibliotheek, voedselbank, formulierenbrigades, welzijnswerk, bedrijven, werkgeversorganisaties, FNV, Leger des Heils, kerkgenootschappen, huisartsen, enz. 4. Wie zijn er nog meer bij betrokken? Gemeente Amsterdam DMO (maar ook DWI, EZ, Taalpunt Osdop en Slotervaart, gemeentereiniging, sociale werkvoorziening).
Kamer van Koophandel en een branchevereniging (met het oog op het benaderen van bedrijven). 5. Wat zijn de doelen? - verdubbeling van het aantal cursisten van 25 naar 50 in de periode van september 2004 tot en met december 2004, en daarna een verdubbeling van 50 naar 100 cursisten in de periode van januari 2005 tot juni 2005; - deze cursisten vervolgens, op een speciaal voor Nederlands sprekende laaggeletterden bestemde locatie, een cursus lees-, schrijf- en reken- en computervaardigheden aanbieden; - een plaatselijk expertisecentrum creëren, teneinde de eigen expertise te vergroten, mee te werken aan onderzoek, en uitwisseling van deskundigheid en ervaringen te bevorderen; - oprichting van een werkgroep belangenbehartiging (ambassadeurswerkgroep); - intensivering van de begeleiding van de deelnemers; - ontwikkeling van de leerlijn en van het didactisch materiaal, met een intensieve koppeling naar de werk- en leefomgeving van de cursisten. 6. Methodiekbeschrijving Aan de campagne lag geen wervingsplan ten grondslag. Achteraf gezien kan worden geconstateerd dat het goed zou zijn geweest als er een communicatieplan was opgesteld dat focus en richting had gegeven aan de verschillende activiteiten, en waarin stond aangegeven hoeveel procent van de tijd en het geld aan toeleiders zou worden besteed, aan de media, etc. Ook zou het wellicht hebben geholpen wanneer degenen die belast werden met de werving, vantevoren een cursus communicatie c.q. projectmanagement hadden kunnen volgen, en / of meer ondersteuning hadden gekregen van de PR-afdeling van het ROC. Tot de gebruikte communicatiemiddelen behoorden: - twee herkenningswijzers (één algemene en één voor bedrijven), - drie posters met cartoons ( Moeite met lezen?, Moeite met schrijven?, Moeite met rekenen? ), - abri s / billboards, - freecards, - advertenties in het Parool en de Echo, - nieuwsbrieven, persberichten, redactionele bijdragen aan kranten en tijdschriften, - de de televisieserie Van A tot Z met portretten van laaggeletterden die een lees- en schrijfcursus volgen (inmiddels in alle vier de grote steden uitgezonden); - interviews voor lokale radiostations; - face-to-face voorlichting op conferenties, in sportclubs, buurthuizen, CWI, huisartsen, consultatiebureaus, apotheken, enz. - powerpointpresentatie t.b.v. voorlichting; - flyers (één algemene, één voor bedrijven).
De flyers bevatten cartoons en geven voorbeelden van dingen uit het dagelijks leven die de doelgroep zal kunnen doen wanneer hij leert lezen, schrijven en rekenen, zoals: - de kinderen voorlezen; - een brief schrijven; - een sms-je versturen; - kortingen berekenen; - weten hoeveel behang je moet inkopen. Op lokaal niveau is in Amsterdam een eigen beelddrager ontwikkeld, waarbij het plaatselijk inbelnummer wordt vermeld. Belangrijk in de campagne was de inzet van ambassadeurs. Zij verrichtten onder meer de volgende activiteiten: - interpersoonlijke (lijfelijke) één-op-één communicatie met laaggeletterden; - optredens in de media (bijv. TV, radio, persinterviews, personeelsbladen); - het (onder begeleiding) bewerken van directeuren / personeelsmanagers van bedrijven; - bewustmaking van personeel op de werkvloer van bedrijven; - voorlichting aan / training van toeleiders; - beoordelen van de communicatie-uitingen en / of inrichting van bedrijven, waaronder de Rabobank en de NS, op toegankelijkheid; - beoordelen van de communicatie-uitingen of inrichting van het CWI; - distributie van voorlichtings- en wervingsmateriaal. In wat mindere mate werden de ambasadeurs ook ingeschakeld bij: - de productie van voorlichtings- en wervingsmateriaal voor het KAN; - het benaderen van sleutelpersonen in de wijk; - achterhalen welke combinaties van vindplaats, wervingsmoment, wervingsmethode en wervingsmedium het meest effectief zijn. De ambassadeurs hebben voor hun werkzaamheden een training gevolgd, en zich inmiddels verenigd in een belangengroep die is aangesloten bij stichting ABC. Het begeleiden van de ambassadeurs vergt relatief veel tijd. Een deel van de begeleiding vindt plaats tijdens vergaderingen van de beleidsgroep ambassadeurs van Stichting ABC. Omdat er thans nog maar vijf uur per week beschikbaar is voor ambassadeursbegeleiding, moeten de ambassadeurs zelfstandiger kunnen functioneren dan voorheen. Zij vroegen dan ook om een duidelijke(r) taakomschrijving, waaraan zij inmiddels zelf, in samenspraak met de ambassadeursbegeleidster, hebben vormgegeven. 7. Dwarsverbanden met andere problematieken Preventie van laaggeletterdheid door voorlichting van VMBO-scholieren door ambassadeur, en voorlichting van PABO-studenten. 8. Duur van het traject
De campagne liep van september 2004 tot juni 2006. Thans is er nog 5 uur voor werving vrijgeroosterd, uit de docenturen. 9. Regio Amsterdam. 10. Financieringsbronnen De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam financierde voor een groot deel de werving. 11. Resultaten In het eerste jaar zijn er in acht maanden tijd circa honderd nieuwe NT1-cursisten binnengehaald. Het jaar daarna is dit resultaat herhaald. De campagne kreeg bovendien veel aandacht in de media, waardoor het ROC in het algemeen en het KAN in het bijzonder duidelijk voor het voetlicht kwamen. Beleidsmakers tenslotte zijn voortaan op de hoogte van de problematiek en tonen zich geïnteresseerd. De vele organisaties die zijn benaderd, blijken echter niet allemaal alle beloften die zij hebben gedaan, te zijn nagekomen. Thans zijn er plannen in voorbereiding om de werving provinciaal aan te gaan pakken om en (dus) meer samen te werken met andere ROC s in Noord-Holland. Daarbij wordt onder meer gedacht aan het coördineren van wervingsactiviteiten en aan het organiseren van een gezamenlijk symposium. 12. Contactpersoon: Hank Gronheid Kenniscentrum Alfabetisering Nederlandstaligen ROC van Amsterdam 1 e Helmersstraat 271 Amsterdam 020-6120676 (w) / 020-579 75 90 (p) jm.gronheid@rocva.nl Bronnen: CINOP / KAN ROC van Amsterdam, Taalportfolio voor Nederlandssprekenden. September, 2005. Folder t.b.v. werving van cursisten en ander promotiemateriaal. Formulier voor nominatie Nationale alfabetiseringsprijzen 2005. Gronheid, Hank, Werkvormen bij het boven tafel krijgen van de leerwensen. Gronheid, Hank, Wervingsactiviteiten bij het KAN, 2005 2006. Gronheid, Hank, Wervingsactiviteiten van het KAN, 2004 2005.
Gronheid, Hank, Wervingsactiviteiten tijdens de zomervakantie, gedurende de weken 29 t/m 36. Instroomcijfers cursisten van het KAN. KAN, De KrANt, nummer 7, maart 2006. Powerpoint presentatie KAN t.b.v. schuldhulpverlening. ROC van Amsterdam, Help analfabetisme de wereld uit (map). ROC van Amsterdam, Rapportage Zelf kunnen campagne alfabetisering 2003-2006. Amsterdam, maart 2005.