CI 04 Deeltentamen 1 pag. 1 ID nummer: Naam: St.nr: ID-nummer: (ID nummer, NIET je naam, NU zelf op elke pagina schrijven) CI 2003, blok 4 - PROEFTENTAMEN - tijd: 1 uur. Deze test bestaat uit twee onderdelen, (a) een meerkeuze onderdeel bestaande uit xx vragen, en (b)een gevarieerd onderdeel bestaande uit xx (meerdelige) vragen. Onderdeel a weegt voor x%, onderdeel b voor x%. LET OP: Alleen het verstrekte kladpapier, je potlood/pen/gummetje, de test zelf, en (maagdelijke) woordenboeken mogen voor je liggen. De rest gaat in je tas, inclusief je AFGEZETTE GSM (die blijft dus niet in je zak zitten). De tas wordt gesloten, dwz., rits/gesp e.d. dicht. Dan gaat hij op de grond. MEERKEUZE RAAD: Beantwoord de meerkeuze vragen door de letter voor het juiste antwoord met potlood te omcirkelen. Verander je van gedachte over het juiste antwoord, vlak dan de omcirkeling uit, kruis de letter van het foute antwoord door en omcirkel de letter van het juiste antwoord. Als de aanduiding ambigu is dan wordt de vraag fout gerekend. De tijd is beperkt. Het kan zijn dat je hier niet mee klaar komt. Beantwoord dus eerst de vragen die je makkelijk vindt. Ga dan terug en puzzel over de vragen die je wat moeilijker vindt. PAS OP!! Meer dan één van de meerkeuze antwoorden op een vraag kunnen waarheden bevatten je moet het BESTE antwoord eruit kiezen. LEES DUS GOED! EN HELAAS: Slechts EEN persoon tegelijk naar het toilet. Zodra de eerste persoon klaar is met het tentamen en weg mag (na minimaal 30 min.) kunnen we toiletbezoek helaas niet meer toestaan (in hoge uitzondering met geleide). Nadat de eerste persoon weg is kunnen er geen laatkomers meer worden toegelaten. Laatkomers krijgen geen extra tijd om de test af te maken. Ongeregeldheden veroorzaken gedurende de test kunnen een NUL op de test veroorzaken. Spieken ook. Tussen haakjes, er zijn verschillende versies; spieken draagt dus een aardig risico. Page 1
CI 04 Deeltentamen 1 pag. 2 ID nummer: DEEL 1 - MEERKEUZEVRAGEN 1. De Gestalt principes van organisatie refereren aan: A) de manier waarop de optische zenuwen georganiseerd zijn om informatie naar de hersenen te sturen. B) hiërarchische principes van de organisatie van de zenuwcellen gebruikt voor het zien. C) de manier waarop een 3-D representatie is georganiseerd vanaf een 2-D beeld. D) de neiging om objecten te organiseren in eenheden gebaseerd op bepaalde regels. Antw D, blz 47 2. Het doel van cognitieve psychologie is om: A) de neurale processen te ontdekken waarin het denken ( the mind ) zijn oorsprong vindt. B) de natuur van de menselijke intelligentie te begrijpen. C) de wetten die adaptief gedrag regelen te ontdekken. D) Het verband tussen persoonlijkheid en gedrag te leren begrijpen. Antw. B, blz 1 3. Onderbouwing voor Biederman's theorie van objectherkenning komt van een studie waarin ofwel onderdelen (components) ofwel stukjes (segments) van objecten werden weggelaten. De resultaten tonen aan dat: A) proefpersonen meer precisie behaalden met het weglaten van onderdelen, maar alleen in de conditie waar ze lang aan de stimulus blootgesteld werden. B) proefpersonen figuren foutlozer konden herkennen als er onderdelen misten dan als er stukjes misten, zonder dat de lengte van blootstelling aan de stimulus daar in meespeelde. C) bij korte blootstelling aan de stimulus proefpersonen foutlozer waren bij het herkennen van figuren met weggelaten onderdelen, dan met missende stukjes. D) het weglaten van stukjes het belangrijkte was voor herkenning. Antw C, blz 56 4. Net als een connectionist model neemt een parallel gedistribueerd model aan dat: A) de hersenen een onspecifieke rekenmachine zijn zonder gespecialiseerde compartimenten of gelokaliseerde opslag. B) de hersenen een zeer groot aantal sub-processoren bezitten die allemaal parallel aan elkaar werken. C) zenuwcellen slechts met een paar andere zenuwcellen in hun directe omgeving discrete (in wiskundige zin) verbindingen hebben. D) informatie in de hersenen gerepresenteerd wordt als een patroon van activatie tussen neurale eenheden. Antw. D, blz 31 Page 2
CI 04 Deeltentamen 1 pag. 3 ID nummer: 5. Welke van de volgende zinnen is GEEN voorbeeld van top-down informatieverwerking? A) Als we er niet in slagen om een missende foneem (phoneme) in een woord te detecteren (ook wel genoemd het phoneme-restoration effect ). B) Letters zijn makkelijker te herkennen in de context van woorden. C) Gezichten worden makkelijker herkend in een samenhangende context. D) Een hoekige letter is moeilijker te detecteren als het tussen andere hoekige letters staat. Antw D, blz 63 6. Depolarisatie van de zenuwcel wordt veroorzaakt door: A) een toevloed van natrium (Eng.:sodium) ionen naar de buitenkant van de cel en een verschuiving naar een meer positieve elektrische lading. B) een waterval van neurotransmitters die een grotere negatieve elektrische lading binnen de zenuwcel bewerkstelligt. C) een toevloed van natrium ionen naar de buitenkant en een verschuiving van de elektrische lading naar de negatieve kant binnen de zenuwcel. D) een toevloed van natrium ionen naar de binnenkant en een verschuiving van de elektrische lading naar de positieve kant binnen de zenuwcel. Antw. D, blz 18 Page 3
CI 04 Deeltentamen 1 pag. 4 ID nummer: DEEL 2 KORTE-ANTWOORD VRAGEN 1. Hier zijn, in alfabetische volgorde, zeven verschillende stromingen uit de geschiedenis van Cognitieve Wetenschap: A)Behaviorism, B)Connectionism, C)Dualism, D)Empiricism, E)Information Processing Psychology & Artificial Intelligence, F)Introspection, G)Nativism. a. Zet ze in de juiste volgorde in tijd, beginnend met de vroegste. 1 2 3 4 5 6 7 C G D F A E B Dualism, Nativism, Empiricism, Introspection, Behaviorism, Information Processing Psychology & AI, Connectionism b. Geef een korte uitleg van elke stroming Stroming Uitleg A. Behaviorism Behaviorism houdt zich uitsluitend bezig met het verklaren van observeerbaar gedrag. Behaviorism kon maar bepaalde dingen uitleggen, niet hoe de informatie nou eigenlijk in de hersenen verwerkt werd. Bijv. hoe taal tot stand kwam (Chomsky) B. Connectionism Dit gaat zich bezig houden (alsmede cogn. neuropsych) met de link neuraal gedrag en hersenprocessen. C. Dualism In het dualisme werden lichaam en ziel gescheiden; over je lichaam kon je wilskracht uitoefenen maar niet over je ziel; alleen iets waar je vrije wil over kon uitoefenen was bestudeerbaar dus je mind niet. D. Empiricism Alle menselijk denken en kennis kunnen herleid worden van zintuiglijke waarnemingen denken is een product niet van vrije wil maar van je ervaringen. E1. Info Proc. Psychology E2. Artif. Intelligence Empiricisme stond duidelijk onderzoek naar het denken enz. toe. Echter, het empiricisme was geen wetenschappelijke methode hoewel de wetenschappelijke methode hier wel op gebouwd is. Linguistiek, AI en IPP gingen zich uitdrukkelijk weer bezig houden met processen die zich binnen de hersenen afspeelden, waarvoor een hele serie nieuwe methodologieeen moesten worden ontwikkeld. Middels de symbol processing assumption (mensen en computers verwerken symbolen, dus men kan menselijk gedrag met computers nabootsen) werd gepoogd om de theorieeen precies te maken over hersenprocessen IPP en AI hielden zich uitdrukkelijk NIET bezig met het linken van neuraal gedrag en de hogere-order hersenprocessen waar zij in geinteresseerd waren. Een tak van sport waarin de computer wordt geprogrammeerd om intelligent (dwz als mensen ) gedrag te vertonen. In tegenstelling tot bij IPP, wordt AI echter niet het menselijk denken nagebootst. Dat is althans niet een van de doelstellingen. F. Introspection I. is een methode waarbij door te trainen, van ppn mentale processen leerden rapporteren. I. bleek geen betrouwbare resultaten op te leveren toen resultaten van verschillende laboratoria werden vergeleken (inconsistent). G. Nativism Nativisme geloofde dat alles dat je wist en kon aangeboren was en dat dit alleen maar geactiveerd hoefde te worden. Je hoefde dus niets aan te leren. Nativisme was een tussenstap tussen Dualisme (waarin de ziel a priori niet bestudeerd kon worden) en Empiricisme (waar bestudering openlijk werd toegestaan). Page 4
CI 04 Deeltentamen 1 pag. 5 ID nummer: 2. Hoe wordt vluchtige informatie gerepresenteerd in 1 neuron? In meerdere neuronen? Hoe wordt permanente informatie gerepresenteerd in neuronen? Antwoord: Hoe wordt vluchtige informatie gerepresenteerd in 1 neuron? aan/uit en/of vuurtempo langzaam/snel In meerdere neuronen? activatiepatronen Hoe wordt permanente informatie gerepresenteerd in neuronen? veranderingen in de synaptische verbindingen tussen neuronen, (dikte van de axon). 3. Geef de stappen in de wetenschappelijke onderzoeksmethode 1.Observeren 2.Omschrijven: hypothese 3.Maak voorspellingen 4.Test voorspellingen 5.Stel hypothese bij (denk aan alternatieve uitleg van je observaties) 6.Herhaal stappen 3, 4 en 5 totdat hypothese = observatie en je geen verdere alternatieve uitleg meer kunt bedenken 7.Hypothese theorie 4. Een gebiedje dat kritiek lijkt te zijn voor het je kunnen herinneren van informatie heet de Antwoord: hypothalamus 5. Noem vijf manieren waarop wij, met een enkel oog, zonder beweging uit een 2- dimensionaal beeld kunnen afleiden dat dit beeld 3-dimensioneel is. Antwoord: pag. 45 en lecture Interpositie Relatieve hoogte Relatieve maat Lineair perspectief Textuur gradient Lichtverstrooiing Page 5
CI 04 Deeltentamen 1 pag. 6 ID nummer: 6. (cirkel de juiste antwoorden) Gestalt principes komen, in het proces van lichtenergie naar betekenis [ vroeger, later ] en is een [ bottom-up, top-down, beide ] proces. vroeger, bottom-up 7. Associeer de volgende functies met de hersengebieden waar ze in liggen (het is mogelijk dat meerdere functies in 1 gebied liggen, of dat een functie in meerdere gebieden ligt; gebruik de letters voor de functiegebieden) A. Zien (perceptie) B. Horen (perceptie) C. Spreken D. Cognitie (plannen, nadenken etc) E. Bewegen/motorisch directe aansturing F. Bewegingspatronen gebruiken G. Ruimtelijke ervaring (perceptie) H. Herkenning van objecten (perceptie/cognitie) I. Voelen Plaatsing van letters tussen haakjes levert extra credit op. Temporal lobe (slaapkwab) Parietal lobe (wandbeenkwab) Frontal lobe (voorhoofdkwab) Occipital lobe (achterhoofdkwab) Cerebellum B, (C (Wernicke)) (H) D, (G), I C (Broca), D, E A F 8. Dat ons visuele systeem werkt volgens Gestalt Principes betekent dat mensen een tendens hebben om: visuele objecten bottom-up te organiseren volgens een stel principes, zoals nabijheid, similarity, good continuation, closure (p. 47 & lecture). (Waarschijnlijk zijn ook hier primitieve cellen of celstukturen voor.) 9. Als wij iemand Nederlands horen spreken, horen wij afzonderlijke woorden met onderbrekingen. Horen wij echter iemand Hongaars spreken (aannemend dat je geen Hongaars kent) dan horen wij een ononderbroken stroom klanken. a. Wat doet ons hoorsysteem met dat Nederlands? segmenteren op basis van herkenning b. Waarom is dit voor ons ogenschijnlijk zo simpele proces zo moeilijk voor een computer? Omdat: er zijn geen eigenlijke segmenten dus de computer moet ook woorden en context leren. Dit blijkt een zeer tijdrovend gebeuren. Page 6
CI 04 Deeltentamen 1 pag. 7 ID nummer: 10. Vind de bijbehorende termen (trek lijnen van de naam naar de term)(soms passen beide namen bij een term): pp 49-52 Ook een stimulus patroon waarvan delen missen kan herkend worden. Het stimulus patroon wordt vergeleken met in het LTM opgeslagen patronen Het stimulus patroon wordt in deeltjes gebroken Het stimulus patroon moet vrijwel precies gelijk zijn feature analysis model template matching model aan het opgeslagen patroon om herkend te worden Het stimulus patroon hoeft niet precies gelijk te zijn aan het opgeslagen patroon om herkend te worden Een model om een stimulus patroon te kunnen herkennen Dit model wordt gebruikt om vooraf gedrukte, uniforme letters te lezen Dit model wordt gebruikt om postcodes te lezen die mensen met drukletters hebben opgeschreven Deeltjes van het aangeboden patroon en hun onderlinge relatie worden gematched op opgeslagen patroonkennis. De match tussen het aangeboden en opgeslagen patroon lukt meestal wel als het opgeslagen patroon een afwijkende orientatie heeft van het aangeboden patroon De match tussen het aangeboden en opgeslagen patroon lukt meestal niet als het opgeslagen patroon een afwijkende orientatie heeft van het aangeboden patroon 11. a. Beschrijf een studie waarvan het resultaat het categorical perception fenomenon onderbouwt. Doe dit aan de hand van een grafiek. b. Wat zou er moeten veranderen aan het resultaat om dit niet meer te onderbouwen? Antwoord: studie blz 60 61 (fig. 2.23). Zou niet meer onderbouwen als de kruisende lijnen horizontaler worden, m.a.w.; hoe minder scherp de overgang tussen de twee categorieen, hoe minder onderbouwing. Of studie 2 e helft pag 62., an adaptation paradigm studie. Dit zou niet meer onderbouwen als je een van de detectors niet kunt vermoeien zodat de lijn tussen twee categorieen verschuift. Page 7
CI 04 Deeltentamen 1 pag. 8 ID nummer: 12. A. Als je deze foto voor het eerst ziet, (a) zie je een onregelmatig zwart-wit vlekkenpatroon. Pas na goed kijken (b) zie je de dalmatiër. Als je de foto nu weer ziet, (c) zie je de dalmatiër onmiddellijk. Beschrijf kort hoe je hersenen dit patroon interpreteren bij a, b en c. B. Je kunt nu niet meer alleen een vlekkenpatroon zien. Wat illustreert dit over je eigen kennis? Antwoord: A a. de lage perceptuele processen zijn aan het werk, waardoor je de vlekken van elkaar kunt onderscheiden. b. de patronen proberen een match te vinden met wat er in het LTM staat. Dat is nu gelukt: er is een match met een Dalmatier. (Gelijk zie je trouwens ook het perkje met de boom linksboven.) c. het specifieke patroon is kennelijk opgeslagen; nu, zodra je het patroon ziet, is de match met de hond onmiddellijk. B Dit illustreert dat je je eigen kennis niet kunt uitschakelen. Page 8
CI 04 Deeltentamen 1 pag. 9 ID nummer: Page 9