Naut. Natuur en techniek HANDLEIDING THEMA 4 LES 4

Vergelijkbare documenten
Naut. Natuur en techniek HANDLEIDING THEMA 4 LES 2

THEMA 4. Naut. Natuur en techniek LESWIJZER

Naut. Natuur en techniek. PROEFLESSENSYLLABUS Natuur en techniek Groep 6

inhoud 1. Kom jij uit een ei? 2. Dieren uit een ei. 3. Vogels 4. Vissen 5. Insecten 6. Spinnen 7. Reptielen 8. Kikkers en padden 9.

Het onderste deel van de stamper is het vruchtbeginsel. Hierin liggen de eicellen. Na bevruchting groeien hier vruchten.

Moeder Natuur BESCHUIT MET MUISJES

Extra: Voortplanting hv12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

De Vlaamse gaai is dol op eikels. De Vlaamse gaai is dus een boom-planter! Waarom zegt de Vlaamse gaai op het laatste plaatje Mijn boom mijn werk?

Thema 3b Voortplanting. Wereldoriëntatie L6

Introductieles. Vogels in de klas. groep 5/6. Handleiding leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

PLANTEN VOORTPLANTING

Naut. Natuur en techniek HANDLEIDING THEMA 4 LES 1

DE DAPPERE REIZIGER WERKBLAD DE STEKELBAARS: 1. DE STEKELBAARS IN BEELD 2. DAPPERE REIZIGER. De stekelbaars is een veelvoorkomend visje in Nederland.

Voortplanting bij dieren vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Thema 4 Voortplanting

Bijlage VMBO-GL en TL

Het ontstaan en de geboorte van een baby

Introductieles. Vogels in de klas. groep 7/8. Leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

en gezinsvorming Voortplanting Werkvormen: Lesdoelen: Benodigdheden: Prentenboeken: Les 5: Hoe ben ik geboren? Lesoverzicht Basis

inhoud blz 1. Buideldieren 3 2. Kangoeroes 6 3. De wombat 8 4. De koala 9 5. De opossum De numbat De suikereekhoorn 12 8.

Aquarium. Groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 1. Deze bijlage bevat informatie. KB-0191-a-13-1-b

Voortplanting bij dieren vmbo-b34

Introductieles. Vogels in de klas. groep 5/6. Leerkracht. Inhoud in het kort. Kerndoelen. Lesdoelen

ONTDEKKINGSTOCHT. Veel plezier! Deze speurtocht is voor de hele familie! De sterretjes geven aan hoe moeilijk de vragen zijn. makkelijk moeilijk

Ongeslachtelijke voortplanting vmbo-b34

Voorplanting bij dieren vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

= een stuk grond met fruitbomen. = hard materiaal dat uit de grond komt en waar je mee kunt bouwen.

KRUISWOORDRAADSEL 1: WILDE DIEREN

Van ei tot vogel. Rekenen met eieren. Vogels in de klas. groep 5-6. Leerkracht. Lesduur: Inhoud in het kort. Leerdoelen: Lesdoelen: Materiaal

Een. hoort erbij! Over dieren uit een ei. groepen 3-5

Voorplanting bij zaadplanten vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Suchmann. Natuur, hoofdstuk Lente en natuurverschijnselen

dieren in de dierentuin

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 6, Winter

lesdoelen - De kinderen ontdekken:

Inhoud. Voorwoord 5. Mag ik u een paar vragen stellen? 6

Voorplanting bij zaadplanten vmbo-b34

Inhoud. Voorwoord 5. Trefwoordenlijst 113. Inhoud

inhoud 1. Bloemen 2. Planten 3. Wat is een bloem? 4. Binnen in de bloem 5. De bloem krijgt bezoek 6. Van stamper naar vrucht

Inhoud. Voorwoord 5. Mag ik u een paar vragen stellen? 6

1 Gemiddelde lengte van jongens en meisjes. In de grafiek kun je zien dat er al groei is vóór het 0 e jaar. Waar groeit de baby dan?

Voortplanting bij zaadplanten vmbo-kgt34

Dierenrijk. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Van ei tot vogel. Rekenen met eieren. Vogels in de klas. groep 7-8. Leerkracht. Lesduur: Inhoud in het kort. Leerdoelen: Lesdoelen: Materiaal

Materiaal Groen. Deel 3: Groen groeit

Wie eet wie en wie eet wat?

Kaartenset gewervelde dieren

CHEETAH VAN DE POLDER

SPREEKBEURT KORTSTAARTOPOSSUM

6.4. Boekverslag door V woorden 11 april keer beoordeeld. Inhoudsopgave. Inleiding. Groep van het dierenrijk

SAFARIPARK BEEKSE BERGEN

Molsla Paardenbloem. Achtergrondinformatie

SPEURTOCHT. Groep 5 en 6. Deze speurtocht bestaat uit twee delen.

Onderzoek op de Boerderij 2010 Buitenopdrachten

inhoud blz. Vleugels 3 1. Zweven 4 2. Vleugels om te zwemmen 5 3. De boemerang 6 4. Vogels op de grond 7 5. Het geheim van vliegen 8 6.

Eekhoorn. Kids for Animals Eekhoorn spreekbeurt. Eekhoorn kennis. Woonplaats

Voorbereiding post 3. Jonkies Groep 6-7-8

2 Gedrag van dieren Gedragsleer Afwijkend gedrag Het ethogram Natuurlijke gedragingen 42 2.

Ordening. Voor groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. D M O B - B & E - j u l i

Voortplanting bij planten

Lesbrief Kikker viert de lente. Kikkertiendaagse: 21 t/m 30 maart Thema: Kikker viert de lente Leeftijd: voor kinderen van 3 tot en met 6 jaar

Samenvatting Planten VMBO 4a Biologie voor Jou

2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31

Samenvatting Biologie Thema 3: Voortplanting en ontwikkeling

Leerlingboekje les 3 en 4. Naam:.. Schrijfopdracht 2: Dieren vergelijken. Groep 6

Ordening. Klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

8,7. Samenvatting door L. 580 woorden 5 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie. hoofdstuk 1. biologie. is de leer van het leven

LESPAKKET ECOLOGIE. Naam. Dierenrijk is onderdeel van

Tuinvogels. Meer over onze koolmezen. Even voorstellen. Hier wonen ze. Echte natuur. Meer over de koolmees

Thema dieren. Deze werkbundel is van:

Spel 0 Adam woont in het paradijs. God praat elke dag met Adam. Hij mag alle dieren een naam geven. Wij gaan Adam helpen.

Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar

Chinchilla. Kids for Animals chinchilla spreekbeurt. Chinchilla kennis. Wilde chinchilla s. Als huisdier

Lente. groep 3, 4 en 5

Voortbeweging. Voor groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs

Naut. Natuur en techniek HANDLEIDING THEMA 4 LES 2

Limburgs Landschap. natuurboekje van

,:,- ::s (\') ., - n. -==-. (\) ==} (\) (\) (ih. (\) (h. b,. (\)

Kopieer dit e-boek en stuur het door naar anderen.

Maak je schoolplein vogelvriendelijk

Wie ben ik? Benodigheden. Lesdoelen. Begrippen. Ik, jij, groot, klein, uiterlijk, verschillen, overeenkomsten, haar, ogen, gezicht, lichaam

Erfelijkheid. Examen VMBO-GL en TL. biologie CSE GL en TL. Bij dit examen hoort een bijlage.

Limburgs Landschap. natuurboekje van

Zintuigen. voor klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

Bijlage 2. Werkbladen

Wie eet wie en wie eet wat?

B-Bot.nl Dierendag spel

Lesboek onderbouw klas 1 & 2 WIE DURFT MIJ BETER TE LEREN KENNEN? WIE DURFT MIJ BETER TE LEREN KENNEN?

Hoe dieren wonen. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

8 5 Aarde en heelal. Lees de vragen over de planeten in de tabel hieronder. Vragen over de planeten. Aarde Maan Mars

Het leven duurt niet eeuwig

Naut. Natuur en techniek HANDLEIDING THEMA 4 LES 3

DE IJSBEER. Super speurneus

Antwoorden Biologie Thema 7

Voorbereiding post 3. Jonkies Groep 6-7-8

Lesboek onderbouw klas 1 & 2

SPREEKBEURT Vissengroep Cichliden

Een wereld vol verhalen

Transcriptie:

Naut Natuur en techniek HANDLEIDING THEMA 4 LES 4 6

Thema 4 Voortplanting thema 4 Voortplanting les 1 les 2 les 3 les 4 72 2 KIJKEN Bekijk de themaplaat. Vraag: Worden de vogels gevoerd door de vader of de moeder? (Kan allebei.) Kunnen de jongen al vliegen? Lijken de jongen op hun ouders? MENING Vraag: Wat is de taak van deze vogelouders? Wat zijn de taken van mensenouders? Waarom zullen ouders zoveel moeite voor hun jongen/kinderen doen? handleiding, pagina 2 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 7

Voortplanting In de lente zie je jonge eendjes in de vijver, kikkervisjes in de sloot en plantsoenen vol jonge plantjes. Waar komt al dat nieuwe leven vandaan? Alles wat leeft, kan zich voortplanten. Dieren en planten zorgen dus zelf voor nieuw leven. Hoe doen ze dat? En hoe zorgen ze voor hun kinderen? Begrippen voortplanting eitje zaadje bevruchting broedzorg draagtijd nestblijver geboorte stamper meeldraad 73 LEZEN Laat de kinderen de tekst lezen. Vraag: Wat gebeurt er als een diersoort zich niet meer voortplant? ONTDEKKEN Ga terug naar de meningvraag. Vraag: Wat is de algemene reden dat mensen en veel dieren goed voor hun jongen zorgen? (Het voortbestaan van familie/soort.) 3 handleiding, pagina 3 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 8

Les 4 Goed om te weten Lesdoelen De kinderen toetsen hun kennis m.b.t. de begrippen. kunnen een aantal goede vaders uit het dierenrijk noemen. weten hoe een buideldier opgroeit. Lesschema (max 50 min.) Stap 1 10 min. Stap 2 15 min. Stap 3 10 min. Stap 4 10 min. Materialen Basis Lesboek: pagina 86 t/m 89 Werkboek: pagina 64 t/m 67 Handleiding: pagina 28 t/m 35 Meer Achtergrondinformatie: pagina 36, 41 Bakkaart: 19 t/m 24 Digitaal schoolbord: les 4 thema 4 les 1 les 2 les 3 les 4 Goed om te weten STAP 1 Samenvatting 86 Ga naar STAP 1 in je werkboek. 28 KIJKEN Laat de kinderen de strip bekijken. BESPREKEN Vergelijk de plaatjes van de bevruchting met de foto s in het werkboek op pagina 54. Vraag: Welke foto lijkt op de tekening? Wat is bevruchting precies? VERTELLEN Wijs op het plaatje van het kindje in de buik. Vraag: Waar zit de navel streng aan vast? Weet iemand wat er met de navelstreng gebeurt na de geboorte? handleiding, pagina 28 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 33

MET Z N TWEEËN thema 4 les 1 STAP 1 Samenvatting les 2 les 3 les 4 Goed om te weten Laat de kinderen in tweetallen naar overeenkomsten zoeken tussen Bob en zijn ouders. Laat ze eventueel een broer of zus van Bob tekenen. 1 Bob lijkt op zijn vader én op zijn moeder. a Wat heeft hij van zijn vader? zijn neus b Wat heeft hij van zijn moeder? zijn mond c Stel, Bob krijgt een broer. Heeft die dan dezelfde mond en neus als hij? Leg uit. Dat kan, maar het hoeft niet. Elk kind krijgt eigenschappen van zijn vader en moeder, maar je weet van tevoren niet welke. UITGEBREIDER Zoek (van tevoren) naar nog meer foto s van pasgeboren nestblijvers. Bijvoorbeeld muis, hamster, kat en hond. Bekijk met de kinderen de verschillen en overeenkomsten. 2a Het kleine konijn op het plaatje bibbert van de kou. Hoe komt dat? Het heeft nog geen haar. b Kan dit konijn al voor zichzelf zorgen? nee c Wat zijn mensen, nestvlieders of nestblijvers? nestblijvers 64 Ga naar STAP 2 in je lesboek. 29 handleiding, pagina 29 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 34

Les 4 Goed om te weten STAP 2 Begrippen voortplanting De voortplanting zorgt voor nieuw leven bij mensen, dieren en planten. eitje Eitjes zitten in de buik van vrouwelijke mensen en dieren. Eitjes hebben alleen eigenschappen van de moeder. Uit een eitje kan nieuw leven groeien. zaadje Mannelijke mensen en dieren hebben zaadjes. In zaadjes zitten de eigenschappen van de vader. bevruchting Bij de bevruchting komt het zaadje samen met het eitje. Pas dan groeit er een jong of een baby. Die heeft eigenschappen van de vader én de moeder. broedzorg Broedzorg is de manier waarop dieren voor hun eieren en jongen zorgen. draagtijd De draagtijd is de tijd tussen bevruchting en geboorte, bij zoogdieren en mensen. nestblijver Een nestblijver is een dier dat weinig kan als hij is geboren. De draagtijd is bij een nestblijver kort en de broedzorg is lang. meeldraad De meeldraden zijn het deel van de bloem waar het stuifmeel wordt gemaakt. Het stuifmeel is mannelijk. De meeldraden zitten meestal in een krans binnen de bloemblaadjes. geboorte De geboorte bij zoogdieren is het moment dat het jong uit de buik van de moeder komt. Bij dieren die eieren leggen, is dit het moment dat het jong uit het ei komt. stamper De stamper is het deel van de bloem waarin nieuw leven ontstaat. Als er stuifmeel op de stamper komt, ontstaan er vruchten met zaden. Ga naar STAP 2 in je werkboek. 87 30 KIJKEN Laat de kinderen de plaatjes bekijken. Vraag: Wat zie je? Bij geboorte: is dit een nestblijver of nestvlieder? Waarom? (Een ree is een nest vlieder, hij moet meteen kunnen lopen en vluchten.) LEZEN Laat de kinderen de teksten lezen. Vraag: Welke gaan over planten? Welke gaan over dieren? Welke over allebei? BESPREKEN Ga in op de overeenkomsten en verschillen tussen voortplanting bij planten en dieren. Wijs erop dat stuifmeel overeenkomt met zaadjes bij dieren en zaad bij planten met een ei bij dieren. handleiding, pagina 30 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 35

SAMEN OEFENEN STAP 2 Begrippen 1 Waar of niet waar? Kruis het goede antwoord aan. Vrouwelijke dieren hebben eitjes. Bevruchting kan ook zonder vader. Broertjes en zusjes hebben dezelfde eigenschappen. Zoogdieren groeien in de moederbuik. Vogels zorgen altijd voor hun eieren. Stuifmeel is mannelijk. Planten uit stekjes hebben verschillende eigenschappen. waar X X X X niet waar X X X Beantwoord vraag 2 klassikaal. Schrijf nestblijvers en nestvlieders op het bord en laat de kinderen voorbeelden noemen. UITGEBREIDER/MOEILIJKER Zoek op (boek/internet) hoe de bevruchting bij planten gaat. Laat dit zien bij vraag 3. 2a Schrijf drie nestblijvers op. eigen antwoord, bijvoorbeeld merel, koolmees, rat, konijn, baby b Noem een nestvlieder. eigen antwoord, bijvoorbeeld haas, ezel, giraf 3 Kruis het goede antwoord aan. Zaden en vrucht bij een plant ontstaan in: de meeldraden X de stamper de stengel BESPREKEN Bespreek de antwoorden bij vraag 3. Ga in op onduide lijkheden. Ga naar STAP 3 in je lesboek. 65 31 handleiding, pagina 31 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 36

Les 4 Goed om te weten thema 4 les 1 les 2 les 3 les 4 Goed om te weten STAP 3 Wie is de beste vader? Stel dat er een vaderkampioenschap wordt gehouden. Wie is de beste vader? Wie wint de hoofdprijs? Stekelbaarsjes Stekelbaarsjes heb je misschien wel eens in een sloot gezien. Wist je dat mannetjes nesten bouwen? Die maken ze van waterplanten. Trots laten ze het nest aan een vrouwtje zien. Als het vrouwtje het nest mooi vindt, legt ze eitjes. Hierna bevrucht het mannetjes de eitjes. Hij zorgt er daarna ook voor. Hoe? Hij waaiert met zijn vinnen vers water naar de eitjes. Hij verdedigt het nest. Voor de jonge stekelbaarsjes zorgt hij niet lang. De vader maakt het nest stuk. Zijn jongen moeten zichzelf redden. Zeepaardjes Het zeepaardje is familie van de stekelbaars. Bij zeepaardjes wordt het mannetje zwanger : het vrouwtje legt de bevruchte eitjes in de buidel van het mannetje. Die zwemt vier tot zes weken met een buidel vol eitjes rond. Dan komen de zeepaardjes uit het ei. Ook daarna zorgt het mannetje goed voor ze. Broedende keizerpinguïns. Keizerpinguïns De keizerpinguïn woont op de Zuidpool. Het is er erg koud. Vlak na het leggen van de eieren gaan de vrouwtjes op reis. Ze gaan zich vet eten. De mannetjes broeden de eieren uit. Ze hebben de eieren op hun voeten met een plooi buikvel eroverheen. Twee maanden lang staan ze in de kou, zonder te eten. Als de eieren uitkomen, keren de vrouwtjes terug. De mannetjes kunnen nu eindelijk naar het water om vis te vangen. 88 stekelbaarsje zeepaardje Ga naar STAP 3 in je werkboek. VOORAF Vraag: Kennen jullie een dier (of mens) waarbij de vader heel goed voor zijn kinderen zorgt? Wat doet die vader? LEZEN Laat de kinderen de tekst zelfstandig lezen. BESPREKEN Vraag: Zijn stekelbaarsjes nestblijvers of nestvlieders? En keizerpinguïns? Wie zorgt er voor de jongen? 32 handleiding, pagina 32 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 37

thema 4 les 1 les 2 les 3 STAP 3 Wie is de beste vader? les 4 Goed om te weten VOORAF Vertel dat er onder dieren heel veel soorten broedzorg zijn. Struisvogels hebben ook bijzondere gewoontes. MET Z N TWEEËN Laat de kinderen het stripje in tweetallen bekijken en de vragen samen beantwoorden. 4 Kruis het goede antwoord aan. a Wie broedt hier de eieren uit? X de vader de moeder b Hebben alle jongen dezelfde vader? X ja nee c Hebben alle jongen dezelfde moeder? ja X nee 5 Struisvogels leven in warme gebieden. Keizerpinguïns leven op de Zuidpool. Waarom kan een pinguïnvader tijdens het broeden niet even weggaan? Als hij weggaat, bevriezen de eieren. Waarom kan een struisvogel dat wel, denk je? De eieren van de struisvogel blijven warm door de zon. BESPREKEN Vertel dat de broedzorg ook samenhangt met hoe en waar het dier leeft. Laat de kinderen voorbeelden geven. (Een ijsbeer verzorgt haar jongen in een hol, tot ze genoeg vacht en vet heb ben. Een zebra leeft op een open vlakte. Haar jong moet kunnen vluchten.) Ga naar STAP 4 in je lesboek. 66 33 handleiding, pagina 33 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 38

Les 4 Goed om te weten STAP 4 Buidels Zo klein als een boon Buiken en buidels Jij zat negen maanden in de buik van je moeder. Je ouders waren heel nieuwsgierig naar je. Ze hadden je best even willen bekijken. Bij buideldieren kan dat. De jongen zitten heel kort in de buik. Bij de geboorte zijn ze piepklein. Ze zijn kaal, blind en doof. Ze kunnen wel ademen. En kruipen. Op de tast vinden ze hun weg naar de buidel. Daar groeien ze nog een hele tijd verder tot ze zelfstandig zijn. De kangoeroe ken je vast wel. Het is een groot beest. Toch is het jong als het geboren wordt heel klein. Zo klein als een boon. Het jong van de kangoeroe wordt na een draagtijd van een maand geboren. Met piepkleine klauwtjes trekt de baby zich op richting de buidel. In de buidel zitten tepels. Die passen maar net in de bek. Zuigen kan de babykangoeroe nog niet. De melk spuit vanzelf naar binnen. De kangoeroe groeit nog acht maanden in de buidel. Dan is hij groot genoeg voor de wijde wereld. Zijn moeder blijft hem nog een tijd zogen. Australië Er zijn veel meer buideldieren. Van buidelmuizen tot de buidelwolf. De meeste buideldieren leven in Australië. Bij alle buideldieren zit het jong heel kort in de buik. Daarna groeit het verder in de buidel. Daar kan de moeder in kijken. Zo kan ze af en toe zien hoe het gaat. buidelmuis buidelmarter Een kangoeroe in de buidel. Ga naar STAP 4 in je werkboek. 89 34 LEZEN Laat de kinderen de tekst zelfstandig lezen. BESPREKEN Vraag: Hoe lang zit een kangoeroe in de buik? (Een maand.) Hoe lang in de buidel? (Acht maanden.) Waarvan groeit hij in de buik? (Voedingsstoffen via de navelstreng.) MOEILIJKER Vergelijk de buidel van de kangoeroe met die van het zeepaardje. Vraag: Kunnen buidel dieren in de buidel van een vader groeien? (Nee, een buideldier is een zoogdier, vaders geven geen melk.) handleiding, pagina 34 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 39

STAP 4 Buidels VOORAF/MAKKELIJKER Vraag wie Winnie de Poeh kent. Vraag: Komen in dat verhaal ook buideldieren voor? Hoe heten die? 6 Lees het verhaaltje uit Winnie de Poeh. Beantwoord daarna de vragen. Baby Roe oefende kleine sprongen in het zand. Hij viel in muizenholen en klom er weer uit. Kanga werd er zenuwachtig van. Nog één sprong liefje, dan gaan we naar huis. a Hoe oud is Roe? Ouder dan acht maanden. b Hoe weet je dat? Kangoeroes zijn bij hun geboorte heel klein. Ze gaan pas na acht maanden uit de buidel. 7a Zijn buideldieren nestblijvers of nestvlieders? nestblijvers b Kangoeroebaby s zitten kort in de buik en lang in de buidel. Mensenbaby s zitten alleen in de buik. Streep door wat fout is. Als mensenmoeders ook een buidel hadden, kon de baby na minder / evenveel / meer maanden geboren worden. De geboorte zou dan makkelijker / moeilijker gaan. Extra 1 Aan het vaderkampioenschap doen mee: struisvogel, keizerpinguïn, stekelbaarsje, zeepaardje, mensenvader. Teken een podium met de eerste, tweede en derde plaats. Schrijf de winnaars op. 2 Schrijf op waarom de nummer 1 volgens jou de kampioen is. Wat maakt hem een supervader? UITGEBREIDER/SAMEN OEFENEN Beantwoord deze vraag samen. Vraag: Hoe lang zit een kind in de moeder? Wie weet iets over zijn eigen geboorte? Hoe lang duurde die? BESPREKEN Vergelijk de dracht van een mens met die van de kangoeroe. Vraag: Wat zijn de voordelen van de manier van de kangoeroe? (De geboorte is makkelijk, de baby is heel klein.) En een nadeel? (Bv. zo n kwetsbaar diertje is veiliger in de baar moeder.) UITGEBREIDER Doe de extra vragen met de hele groep samen. 67 35 handleiding, pagina 35 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 40

Thema 4 Voortplanting Omschrijving thema Dit thema gaat over de voortplanting van dieren en planten. Een kenmerk van leven is dat het zich voort kan planten. Kinderen zien om zich heen ook nieuw leven ontstaan: van plantjes in het plantsoen of de tuin tot jonge hondjes, vogeltjes en visjes en tot slot nieuwe broertjes en zusjes. Les 1 gaat over de geslachtelijke voortplanting van gewervelde dieren (zonder het paren zelf). Les twee gaat over broedzorg, broedtijd en draagtijd bij verschillende dieren. Les 3 gaat over de voortplanting van planten. Achtergrondinformatie Voortplanting Alles wat leeft, plant zich voort. Individuen sterven, maar de soort blijft bestaan. Er bestaan twee soorten voortplanting: geslachtelijke en ongeslachtelijke. Bij geslachtelijke voortplanting versmelten een mannelijke en een vrouwelijke voortplantingscel. Bij mensen en dieren een zaadcel en een eicel, bij planten een stuifmeelkorrel en een zaadbeginsel. De nakomelingen bevatten dus eigenschappen van twee ouders. Nakomelingen zijn bij geslachtelijke voortplanting divers. Elk individu verschilt van de ouders en van broers en zussen. Denk ook aan een twee-eiige tweeling. Bij ongeslachtelijke voortplanting is maar één ouder nodig. Een plant kan zich door bijvoorbeeld stekken, uitlopers, broedbollen of knollen vermeerderen. De nakomelingen lijken in alle opzichten op de moederplant. Voorbeelden van planten die vooral door ongeslachtelijke voortplanting vermeerderd worden zijn aardappels, knoflook en aardbeien. Er zijn ook dieren die zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk kunnen voortplanten. Bij ongeslachtelijke voortplanting zijn alle nakomelingen meestal vrouwelijk en lijken precies op het moederdier. Een voorbeeld van een dier dat zich ongeslachtelijk kan voortplanten is de wandelende tak. Ongeslachtelijke voortplanting is sneller en effectiever dan geslachtelijke voortplanting. Voor dat tweede heb je een partner nodig, of moet het juiste stuifmeel op de stamper komen. Ongeslachtelijke voortplanting heeft echter ook een belangrijk nadeel: omdat alle nakomelingen identiek zijn, is de soort minder flexibel bij ziektes of plagen. Bij een aardappelziekte gaan alle aardappels dood, want ze zijn allemaal even gevoelig voor die ziekte. Voor het voortbestaan van de soort is geslachtelijke voortplanting dus beter. Bij dieren vindt geslachtelijke voortplanting plaats als een zaadcel van de vader met een eicel van de moeder versmelt. Hieruit ontwikkelt zich een nieuw individu. Dat gaat door middel van de splitsing van cellen, waarbij de cellen zich gaandeweg specialiseren. Bij zoogdieren speelt dit zich in de baarmoeder van het moederdier af, bij de meeste vogels, reptielen, amfibieën en vissen in een ei. Zwangerschap en broedzorg De draagtijd is heel verschillend. Over het algemeen hebben grotere dieren een langere draagtijd dan kleinere dieren. Maar het hangt ook af van de leefwijze van de dieren. Als jonge dieren direct moeten kunnen lopen om aan gevaar te ontsnappen, is de draagtijd langer. Enkele tijden van bevruchting tot geboorte Giraf 14 tot 16 maanden Potvis 14,5 maand Bruine beer 6 tot 8 maanden Varken 4 maanden Hond 8 tot 10 weken Cavia 68 dagen Struisvogel 6 weken Papegaai 5 weken Zwaan 5 weken Kip 4 weken Hamster 19 dagen Duif 18 dagen Ook de broedzorg varieert sterk. Er zijn diersoorten die een relatie voor het leven aangaan (zwanen, merels) of elkaar enkel in de paartijd ontmoeten (katachtigen, duiven). Er zijn dieren die samen zorg voor de jongen dragen, zoals veel vogels, of er helemaal niet naar omkijken. Zelfs binnen soorten varieert dit: de bruine kikker kijkt niet naar de kikkervisjes om, terwijl de vroedmeesterpad zijn eitjes in de bek uitbroedt en ook voor de kleine kikkertjes zorgt. Er zijn levendbarende slangen, slangen die hun eieren beschermen en slangen die hun eieren op rottende planten leggen en ze verder aan hun lot overlaten. Er is wel een relatie tussen broedzorg en het aantal nakomelingen. Hoe groter het risico dat er veel jongen de volwassenheid niet halen, hoe meer jongen een dier per keer krijgt. Bloemen en bijen Bij bloemplanten zijn de bloemen de voort plantingsorganen. In de bloem zitten de stamper, met de zaadbeginselen waaruit de zaden groeien, en de meeldraden waarop de stuifmeelkorrels rijpen. Er zijn ook planten met aparte mannelijke en vrouwelijke bloemen, of planten met enkel mannelijke of vrouwelijke bloemen (tweehuizig). Bloemen lokken insecten. Deze verspreiden het stuifmeel, zodat dit van de ene plant op de andere terechtkomt. Geur en kleur van de bloemen zijn afgestemd op het soort bestuiver. Bloemen die bijen en vlinders trekken, ruiken meestal zoet, bloemen die vliegen willen aantrekken stinken vaak. 36 handleiding, pagina 36 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 41

Wanneer het stuifmeel op de stamper komt, groeit er vanuit de stuifmeelkorrel een buis de stamper in. Deze buis bereikt het zaadbeginsel en zo komen de mannelijke geslachtscellen bij de vrouwelijke, die in het zaadbeginsel zitten. Deze zaadbeginselen zitten in het vruchtbeginsel. Als bevruchting heeft plaatsgevonden, groeien de zaadbeginselen uit tot zaden en het vruchtbeginsel tot een vrucht. Vruchten kunnen één of meer zaden bevatten. Voorbeelden van vruchten met één zaad zijn kersen, perziken, eikels en olijven. Voorbeelden van vruchten met meer zaden zijn appels, meloenen, tuinbonen en tomaten. Omdat kinderen bij vruchten meestal aan fruit denken, is het leuk hen erop te wijzen dat ook groentes vruchten kunnen zijn. Veel planten kunnen zich ook ongeslachtelijk voortplanten. Een berucht voorbeeld is kweek, dat uitlopers vormt die de hele tuin doorgaan. Bij lelietjes-van-dalen vormen de bollen allerlei zijbolletjes, die weer nieuwe planten voortbrengen. Aardappels krijgen knollen, die weer als pootaardappel kunnen worden gebruikt. Door middel van stekken en scheuren kun je veel planten eenvoudig vermeerderen. De nieuwe planten zijn identiek aan de eerste, dus je weet wat je krijgt. Relatie met de kerndoelen In de kerndoelen staat: 40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. 41 De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. De kerndoelen gaan over kennis van de functie van onderdelen van planten en dieren. In dit kader is vooral het ontleden van bloemen van belang. Ook gaan de kerndoelen over zorg en sociaal gedrag. Dit komt aan bod bij de hofmakerij en broedzorg bij dieren. 37 handleiding, pagina 37 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 42

Thema 4 Voortplanting Extra informatie les 1 Deze les gaat over de voortplanting van dieren. De nadruk ligt op het feit dat de nakomelingen eigenschappen van beide ouders hebben en dat mensen en dieren daarom met enige zorg de partner kiezen. Als voorbeeld is gekozen voor een hond, omdat honden er in alle soorten en maten zijn. De verschillende eigenschappen zijn dus erg zichtbaar. Lesdoelen De kinderen k unnen aangeven wat de rol van een vader en een moeder bij de voortplanting is. kunnen aangeven wat de rol van het eitje en het zaadje bij de bevruchting is. kunnen aangeven wat bevruchting is en wanneer deze plaatsvindt. kunnen een voordeel noemen van het uitwisselen van eigenschappen bij geslachtelijke voortplanting. Tips ter voorbereiding Vraag de kinderen van tevoren om een (jeugd)foto van beide ouders mee te nemen. Verzamel boeken over gewervelde dieren en leg deze klaar. Verzamel spullen voor het maken van een paspoort. Laat de kinderen eventueel een pasfoto van zichzelf meenemen. Zoek een voorbeeld van een stamboom (bijvoorbeeld van de koninklijke familie, of van uzelf.) Deze kunt u gebruiken bij de extra vraag aan het einde van de les. Tips met betrekking tot de begrippen Alle begrippen van deze les komen aan bod in stap 3. De bevruchting wordt hier uitgelegd aan de hand van vissen. Het is goed even te testen of de kinderen nu begrijpen hoe het bij hond en mens gaat. Vraag bijvoorbeeld: waar vindt de bevruchting plaats? Waar groeit het kleine hondje/kindje van bevrucht eitje tot het geboren wordt? Kunnen eitjes zonder zaadje ook uitgroeien tot nieuw leven? Extra Leg de jeugdfoto s van de ouders door elkaar en geef elke foto een nummer. Laat de kinderen de juiste ouders bij elke klasgenoot zoeken. Lijkt iedereen op zijn ouders? Hoe zou dat komen? Leg de dierenboeken in de klas en laat de kinderen in duo s of groepjes een aantal voorbeelden zoeken van het verschil tussen mannetje en vrouwtje. Zijn de mannetjes altijd groter en gekleurder dan de vrouwtjes? Waarom hebben vrouwtjes vaak meer een schutkleur dan de mannetjes? (Dit weten ze uit groep 5.) Laat ieder kind een paspoort van zichzelf samenstellen met daarin een lijstje. Structureer dit door vragen te stellen over haarkleur, oogkleur, lichaamsbouw, karaktereigenschap (bijvoorbeeld goed in zwemmen, slecht in verliezen). Dit paspoort kunt u eventueel laten aanvullen met een pasfoto. Wanneer u op school aan dans doet, is het leuk om een dans te maken waarin de jongens indruk maken op de meisjes en de meisjes op de jongens. Er zijn ook volksdansen met deze opbouw. Extra informatie les 2 Deze les gaat over de draagtijd, geboorte en broedzorg bij dieren. Zijdelings komt de mens ook ter sprake. Lesdoelen De kinderen kunnen vertellen wat geboren worden is. kunnen het onderscheid benoemen tussen nestblijvers en nestvlieders en van beide een paar voorbeelden geven. kunnen aangeven hoe zoogdieren voor de geboorte hun voeding krijgen. kunnen het onderscheid aangeven tussen het geboren worden van een zoogdier, een vogel en een vis. Tips ter voorbereiding Verzamel informatie over nestkastjes en/of bouwpakketten van nestkastjes. Kijk of er op internet webcams te vinden zijn die het broeden/verzorgen van vogelsoorten laten zien. Leg eventueel een boek klaar met foto s van de ontwikkeling van een foetus in de buik, bijvoorbeeld Het grote wonder van Lennart Nilsson. Tips met betrekking tot de begrippen De begrippen broedzorg, draagtijd, nestblijver en geboorte kunnen verwarrend zijn. Als u het begrip bevruchting uit de vorige les toevoegt, kunt u deze begrippen in volgorde op het bord (laten) zetten: bevruchting draagtijd geboorte broedzorg. Nestblijvers hebben meer broedzorg nodig dan nestvlieders. Extra Via sommige webcams is het broeden en uitkomen van vogels in nestkastjes te zien. Bij de Vogelbescherming is daar informatie over te krijgen. Laat de kinderen van hun favoriete dier uitzoeken hoe lang de draagtijd is en hoe de broedzorg verloopt. Blijven beide ouders voor de jongen zorgen? Wat is de taak van elke ouder? Zijn de jongen nestvlieders of nestblijvers? 38 handleiding, pagina 38 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 43

Laat de kinderen bij handenarbeid nestkastjes maken. Elke vogelsoort broedt in een ander soort nestkastje. Waar moet een nestkastje hangen en welk nestmateriaal moet er in de buurt zijn om de gewenste vogel naar het nestkastje te lokken? Bekijk met de kinderen boeken over de ontwikkeling van een kind in de buik. Laat de kinderen aan de hand daarvan tekenen hoe ze er 1, 3, 6 en 9 maanden na de bevruchting uitzagen. Bespreek de zorg voor pasgeboren baby s. Laat kinderen met een jonger broertje of zusje over hun ervaringen vertellen. Vergelijk dit met nestblijvers (bijvoorbeeld koolmees en hamster) en nestvlieders (eendenkuiken,veulen). Vraag: hebben mensen baby s veel broedzorg nodig vergeleken bij andere dieren? Bezoek met de kinderen een (kinder)boerderij of dierentuin in de buurt en informeer naar verschillende manieren van broedzorg en voortplanting. Dit is het leukst in de lente, als er jonge dieren zijn. Extra informatie les 3 Deze les gaat over de voortplanting van planten. U kunt in het kader van de les allerlei proefjes uitvoeren. Het is in elk geval leuk en leerzaam om de kinderen allerlei verschillende bloemen te laten bekijken en ontleden. Lesdoelen De kinderen kunnen twee manieren van voortplanting bij planten noemen. kunnen in een bloem meeldraden en stamper onderscheiden en hun functie benoemen. kunnen de link leggen tussen stuifmeel bij planten en zaadcellen bij dieren en de functie van een vrucht benoemen. kunnen minstens twee voorbeelden van ongeslachtelijke voortplanting noemen. Tips ter voorbereiding Wanneer u wilt zaaien of poten, doe dit dan voordat u met het thema begint, dan hebt u al resultaten. Neem zaden, bloemen, bollen (knoflook) en vruchten mee. Koop eventueel wat fuchsia s. Verzamel materiaal voor het maken van een bloem met stamper en meeldraden. Tips met betrekking tot de begrippen Stamper en meeldraden zijn het best te onthouden als de kinderen ze zien, in verschillende vormen. Neem daarom verschillende bloemen mee om te laten bekijken. Het is handig om de begrippen van deze les nog eens naast de begrippen voortplanting en bevruchting van de vorige les te zetten. Hoe planten planten zich voort? Wanneer vindt bevruchting plaats? Zet dit naast de kennis over dieren. Extra Laat de kinderen individueel of in groepjes in de klas of de schooltuin iets zaaien. Neem zaden die gemakkelijk kiemen zoals tuinkers, radijs en sla. Laat de kinderen zelf uitzoeken hoe ze dat het beste kunnen doen. Laat de kinderen ter vergelijking knoflooktenen en stukken van een aardappel (ongeveer een kwart, moet in elk geval een oog bevatten) planten. Geef de kinderen een paar zonnebloempitten en laat hen die planten. Maak er en wedstrijdje van: wie kweekt de hoogste zonnebloem? (Boekentip: De bloem van de buurt, Marjolijn Hof, uitgave van Kwintessens.) 39 handleiding, pagina 39 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 44

Thema 4 Voortplanting Zet op elk tafeltje een bos bloemen en laat de kinderen de bloemen bekijken, natekenen en eventueel ontleden. Doe hetzelfde met diverse vruchten. Ook vruchten als komkommer, sperziebonen en doppinda s. Wat zijn de zaden? Zijn die al rijp? Kun je ze planten en hoe moet dat? Neem een aantal fuchsia s mee en leer de kinderen deze te stekken. Tegelijkertijd kunt u ze het liedje van Annie M.G. Schmidt leren: Wil je een stekkie van de fuchsia? Laat de kinderen voor en na de les een simpele bloem maken van crêpepapier, ijzerdraad en pijpenragers. Voor de les geeft u geen aanwijzingen, na de les moeten de onderdelen kloppen: de bloem moet een stamper en meeldraden hebben. Extra informatie les 4 De extra stappen gaan over goede vaders in het dierenrijk en over buideldieren. Bij de laatste ontwikkelt de nakomeling zich slechts heel korte tijd in de baarmoeder. Laat de kinderen meer informatie over buideldieren zoeken. Waar leven ze? Zijn alle soorten buidels hetzelfde? Wat is een voordeel van het groeien in een buidel, wat is een nadeel? Een ander aansprekend buideldier is de koala. Laat de kinderen in groepjes een beschrijving van de koala maken, zoals in de stap over de kangoeroe. U kunt ook ieder groepje een ander buideldier laten beschrijven (bijvoorbeeld walibi, buidelrat, koala, buideleekhoorn, koeskoes, wombat, opossum). Het is leuk om ook te kijken hoe de vaders bij de zorg voor de nakomelingen betrokken zijn, als link met de vorige stap. Het zeepaardmannetje heeft ook een buidel. Er zijn ook buidelkikkers. Wat is de functie van de buidel bij die dieren? Laat de kinderen op zoek gaan naar verschillen en overeenkomsten. Haal hierin de theorie over geboorte terug. Wanneer wordt een kangoeroe geboren? Wanneer wordt een zeepaardje geboren? Waarom heeft een kangoeroemannetje geen buidel? Lesdoelen De kinderen toetsen hun kennis m.b.t. de begrippen. kunnen een aantal goede vaders uit het dierenrijk noemen. weten hoe een buideldier opgroeit. Tips ter voorbereiding Verzamel van tevoren wat informatie over buideldieren. Tips met betrekking tot de begrippen Bij dit thema is de grootste verwarring dat er twee verschillende zaadjes zijn. Bij dieren zijn de zaadjes de mannelijke voortplantingscellen, bij planten zijn de zaadjes juist de bevruchte delen waar een nieuwe plant uit kan groeien. Het is raadzaam hier even bij stil te staan. Om verwarring te voorkomen kunt u het zaad van dieren ook sperma noemen. Extra Vraag de kinderen hoe het vaderschap bij de hun bekende huisdieren geregeld is. Vervullen de vaderdieren taken bij de verzorging en opvoeding? Welke dan? Voer een groepsgesprek met de kinderen. Praat over de taakverdeling tussen vaders en moeders. Welke onderdelen van de opvoeding en verzorging kunnen vaders net zo goed als moeders? Welke niet (borstvoeding geven). Hoe denken de kinderen over de taakverdeling tussen hun eigen ouders? Ga na of er verschillen zijn tussen de meningen van de jongens en de meisjes. U kunt het gesprek ook door deze twee groepen laten voorbereiden. 40 handleiding, pagina 40 Naut groep 6 Proeflessensyllabus handleiding 45

Naut Natuur en techniek LESBOEK THEMA 4 LES 4 6

thema 4 Voortplanting les 1 les 2 les 3 les 4 72 lesboek, pagina 72 Naut groep 6 Proeflessensyllabus lesboek 47

Voortplanting In de lente zie je jonge eendjes in de vijver, kikkervisjes in de sloot en plantsoenen vol jonge plantjes. Waar komt al dat nieuwe leven vandaan? Alles wat leeft, kan zich voortplanten. Dieren en planten zorgen dus zelf voor nieuw leven. Hoe doen ze dat? En hoe zorgen ze voor hun kinderen? Begrippen voortplanting eitje zaadje bevruchting broedzorg draagtijd nestblijver geboorte stamper meeldraad 73 lesboek, pagina 73 Naut groep 6 Proeflessensyllabus lesboek 48

thema 4 les 1 les 2 les 3 les 4 Goed om te weten STAP 1 Samenvatting 86 Ga naar STAP 1 in je werkboek. lesboek, pagina 86 Naut groep 6 Proeflessensyllabus lesboek 61

STAP 2 Begrippen voortplanting De voortplanting zorgt voor nieuw leven bij mensen, dieren en planten. eitje Eitjes zitten in de buik van vrouwelijke mensen en dieren. Eitjes hebben alleen eigenschappen van de moeder. Uit een eitje kan nieuw leven groeien. zaadje Mannelijke mensen en dieren hebben zaadjes. In zaadjes zitten de eigenschappen van de vader. bevruchting Bij de bevruchting komt het zaadje samen met het eitje. Pas dan groeit er een jong of een baby. Die heeft eigenschappen van de vader én de moeder. broedzorg Broedzorg is de manier waarop dieren voor hun eieren en jongen zorgen. draagtijd De draagtijd is de tijd tussen bevruchting en geboorte, bij zoogdieren en mensen. nestblijver Een nestblijver is een dier dat weinig kan als hij is geboren. De draagtijd is bij een nestblijver kort en de broedzorg is lang. meeldraad De meeldraden zijn het deel van de bloem waar het stuifmeel wordt gemaakt. Het stuifmeel is mannelijk. De meeldraden zitten meestal in een krans binnen de bloemblaadjes. geboorte De geboorte bij zoogdieren is het moment dat het jong uit de buik van de moeder komt. Bij dieren die eieren leggen, is dit het moment dat het jong uit het ei komt. stamper De stamper is het deel van de bloem waarin nieuw leven ontstaat. Als er stuifmeel op de stamper komt, ontstaan er vruchten met zaden. Ga naar STAP 2 in je werkboek. 87 lesboek, pagina 87 Naut groep 6 Proeflessensyllabus lesboek 62

thema 4 les 1 les 2 les 3 les 4 Goed om te weten STAP 3 Wie is de beste vader? Stel dat er een vaderkampioenschap wordt gehouden. Wie is de beste vader? Wie wint de hoofdprijs? Stekelbaarsjes Stekelbaarsjes heb je misschien wel eens in een sloot gezien. Wist je dat mannetjes nesten bouwen? Die maken ze van waterplanten. Trots laten ze het nest aan een vrouwtje zien. Als het vrouwtje het nest mooi vindt, legt ze eitjes. Hierna bevrucht het mannetjes de eitjes. Hij zorgt er daarna ook voor. Hoe? Hij waaiert met zijn vinnen vers water naar de eitjes. Hij verdedigt het nest. Voor de jonge stekelbaarsjes zorgt hij niet lang. De vader maakt het nest stuk. Zijn jongen moeten zichzelf redden. Zeepaardjes Het zeepaardje is familie van de stekelbaars. Bij zeepaardjes wordt het mannetje zwanger : het vrouwtje legt de bevruchte eitjes in de buidel van het mannetje. Die zwemt vier tot zes weken met een buidel vol eitjes rond. Dan komen de zeepaardjes uit het ei. Ook daarna zorgt het mannetje goed voor ze. Broedende keizerpinguïns. Keizerpinguïns De keizerpinguïn woont op de Zuidpool. Het is er erg koud. Vlak na het leggen van de eieren gaan de vrouwtjes op reis. Ze gaan zich vet eten. De mannetjes broeden de eieren uit. Ze hebben de eieren op hun voeten met een plooi buikvel eroverheen. Twee maanden lang staan ze in de kou, zonder te eten. Als de eieren uitkomen, keren de vrouwtjes terug. De mannetjes kunnen nu eindelijk naar het water om vis te vangen. 88 stekelbaarsje zeepaardje Ga naar STAP 3 in je werkboek. lesboek, pagina 88 Naut groep 6 Proeflessensyllabus lesboek 63

STAP 4 Buidels Zo klein als een boon Buiken en buidels Jij zat negen maanden in de buik van je moeder. Je ouders waren heel nieuwsgierig naar je. Ze hadden je best even willen bekijken. Bij buideldieren kan dat. De jongen zitten heel kort in de buik. Bij de geboorte zijn ze piepklein. Ze zijn kaal, blind en doof. Ze kunnen wel ademen. En kruipen. Op de tast vinden ze hun weg naar de buidel. Daar groeien ze nog een hele tijd verder tot ze zelfstandig zijn. De kangoeroe ken je vast wel. Het is een groot beest. Toch is het jong als het geboren wordt heel klein. Zo klein als een boon. Het jong van de kangoeroe wordt na een draagtijd van een maand geboren. Met piepkleine klauwtjes trekt de baby zich op richting de buidel. In de buidel zitten tepels. Die passen maar net in de bek. Zuigen kan de babykangoeroe nog niet. De melk spuit vanzelf naar binnen. De kangoeroe groeit nog acht maanden in de buidel. Dan is hij groot genoeg voor de wijde wereld. Zijn moeder blijft hem nog een tijd zogen. Australië Er zijn veel meer buideldieren. Van buidelmuizen tot de buidelwolf. De meeste buideldieren leven in Australië. Bij alle buideldieren zit het jong heel kort in de buik. Daarna groeit het verder in de buidel. Daar kan de moeder in kijken. Zo kan ze af en toe zien hoe het gaat. buidelmuis buidelmarter Een kangoeroe in de buidel. Ga naar STAP 4 in je werkboek. 89 lesboek, pagina 89 Naut groep 6 Proeflessensyllabus lesboek 64

Naut Natuur en techniek WERKBOEK THEMA 4 LES 4 6

thema 4 les 1 les 2 les 3 les 4 Goed om te weten STAP 1 Samenvatting 1 Bob lijkt op zijn vader én op zijn moeder. a Wat heeft hij van zijn vader? b Wat heeft hij van zijn moeder? c Stel, Bob krijgt een broer. Heeft die dan dezelfde mond en neus als hij? Leg uit. 2a Het kleine konijn op het plaatje bibbert van de kou. Hoe komt dat? b Kan dit konijn al voor zichzelf zorgen? c Wat zijn mensen, nestvlieders of nestblijvers? 64 Ga naar STAP 2 in je lesboek. werkboek, pagina 64 Naut groep 6 Proeflessensyllabus werkboek 82

STAP 2 Begrippen 1 Waar of niet waar? Kruis het goede antwoord aan. Vrouwelijke dieren hebben eitjes. Bevruchting kan ook zonder vader. Broertjes en zusjes hebben dezelfde eigenschappen. Zoogdieren groeien in de moederbuik. Vogels zorgen altijd voor hun eieren. Stuifmeel is mannelijk. Planten uit stekjes hebben verschillende eigenschappen. 2a Schrijf drie nestblijvers op. waar niet waar b Noem een nestvlieder. 3 Kruis het goede antwoord aan. Zaden en vrucht bij een plant ontstaan in: de meeldraden de stamper de stengel Ga naar STAP 3 in je lesboek. 65 werkboek, pagina 65 Naut groep 6 Proeflessensyllabus werkboek 83

thema 4 les 1 les 2 les 3 les 4 Goed om te weten STAP 3 Wie is de beste vader? 4 Kruis het goede antwoord aan. a Wie broedt hier de eieren uit? de vader de moeder b Hebben alle jongen dezelfde vader? ja nee c Hebben alle jongen dezelfde moeder? ja nee 5 Struisvogels leven in warme gebieden. Keizerpinguïns leven op de Zuidpool. Waarom kan een pinguïnvader tijdens het broeden niet even weggaan? Waarom kan een struisvogel dat wel, denk je? Ga naar STAP 4 in je lesboek. 66 werkboek, pagina 66 Naut groep 6 Proeflessensyllabus werkboek 84

STAP 4 Buidels 6 Lees het verhaaltje uit Winnie de Poeh. Beantwoord daarna de vragen. Baby Roe oefende kleine sprongen in het zand. Hij viel in muizenholen en klom er weer uit. Kanga werd er zenuwachtig van. Nog één sprong liefje, dan gaan we naar huis. a Hoe oud is Roe? Ouder dan b Hoe weet je dat? maanden. 7a Zijn buideldieren nestblijvers of nestvlieders? b Kangoeroebaby s zitten kort in de buik en lang in de buidel. Mensenbaby s zitten alleen in de buik. Streep door wat fout is. Als mensenmoeders ook een buidel hadden, kon de baby na minder / evenveel / meer maanden geboren worden. De geboorte zou dan makkelijker / moeilijker gaan. Extra 1 Aan het vaderkampioenschap doen mee: struisvogel, keizerpinguïn, stekelbaarsje, zeepaardje, mensenvader. Teken een podium met de eerste, tweede en derde plaats. Schrijf de winnaars op. 2 Schrijf op waarom de nummer 1 volgens jou de kampioen is. Wat maakt hem een supervader? 67 werkboek, pagina 67 Naut groep 6 Proeflessensyllabus werkboek 85

Naut Natuur en techniek ANTWOORDENBOEK THEMA 4 LES 4 6

thema 4 les 1 les 2 les 3 les 4 Goed om te weten STAP 1 Samenvatting 1 Bob lijkt op zijn vader én op zijn moeder. a Wat heeft hij van zijn vader? zijn neus b Wat heeft hij van zijn moeder? zijn mond c Stel, Bob krijgt een broer. Heeft die dan dezelfde mond en neus als hij? Leg uit. Dat kan, maar het hoeft niet. Elk kind krijgt eigenschappen van zijn vader en moeder, maar je weet van tevoren niet welke. 2a Het kleine konijn op het plaatje bibbert van de kou. Hoe komt dat? Het heeft nog geen haar. b Kan dit konijn al voor zichzelf zorgen? nee c Wat zijn mensen, nestvlieders of nestblijvers? nestblijvers 64 Ga naar STAP 2 in je lesboek. antwoordenboek, pagina 64 Naut groep 6 Proeflessensyllabus antwoordenboek 99

STAP 2 Begrippen 1 Waar of niet waar? Kruis het goede antwoord aan. Vrouwelijke dieren hebben eitjes. Bevruchting kan ook zonder vader. Broertjes en zusjes hebben dezelfde eigenschappen. Zoogdieren groeien in de moederbuik. Vogels zorgen altijd voor hun eieren. Stuifmeel is mannelijk. Planten uit stekjes hebben verschillende eigenschappen. waar X X X X niet waar X X X 2a Schrijf drie nestblijvers op. eigen antwoord, bijvoorbeeld merel, koolmees, rat, konijn, baby b Noem een nestvlieder. eigen antwoord, bijvoorbeeld haas, ezel, giraf 3 Kruis het goede antwoord aan. Zaden en vrucht bij een plant ontstaan in: de meeldraden X de stamper de stengel Ga naar STAP 3 in je lesboek. 65 antwoordenboek, pagina 65 Naut groep 6 Proeflessensyllabus antwoordenboek 100

thema 4 les 1 les 2 les 3 les 4 Goed om te weten STAP 3 Wie is de beste vader? 4 Kruis het goede antwoord aan. a Wie broedt hier de eieren uit? X de vader de moeder b Hebben alle jongen dezelfde vader? X ja nee c Hebben alle jongen dezelfde moeder? ja X nee 5 Struisvogels leven in warme gebieden. Keizerpinguïns leven op de Zuidpool. Waarom kan een pinguïnvader tijdens het broeden niet even weggaan? Als hij weggaat, bevriezen de eieren. Waarom kan een struisvogel dat wel, denk je? De eieren van de struisvogel blijven warm door de zon. Ga naar STAP 4 in je lesboek. 66 antwoordenboek, pagina 66 Naut groep 6 Proeflessensyllabus antwoordenboek 101

STAP 4 Buidels 6 Lees het verhaaltje uit Winnie de Poeh. Beantwoord daarna de vragen. Baby Roe oefende kleine sprongen in het zand. Hij viel in muizenholen en klom er weer uit. Kanga werd er zenuwachtig van. Nog één sprong liefje, dan gaan we naar huis. a Hoe oud is Roe? Ouder dan acht maanden. b Hoe weet je dat? Kangoeroes zijn bij hun geboorte heel klein. Ze gaan pas na acht maanden uit de buidel. 7a Zijn buideldieren nestblijvers of nestvlieders? nestblijvers b Kangoeroebaby s zitten kort in de buik en lang in de buidel. Mensenbaby s zitten alleen in de buik. Streep door wat fout is. Als mensenmoeders ook een buidel hadden, kon de baby na minder / evenveel / meer maanden geboren worden. De geboorte zou dan makkelijker / moeilijker gaan. Extra 1 Aan het vaderkampioenschap doen mee: struisvogel, keizerpinguïn, stekelbaarsje, zeepaardje, mensenvader. Teken een podium met de eerste, tweede en derde plaats. Schrijf de winnaars op. 2 Schrijf op waarom de nummer 1 volgens jou de kampioen is. Wat maakt hem een supervader? 67 antwoordenboek, pagina 67 Naut groep 6 Proeflessensyllabus antwoordenboek 102