EURO-MEDITERRAAN PARLEMENTAIR FORUM Napels, 2 december 2003 AANBEVELING VAN HET EURO-MEDITERRAAN PARLEMENTAIR FORUM AAN DE VIde EURO-MEDITERRANE MINISTERSCONFERENTIE betreffende de oprichting van een Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering DT\520187.doc PE 327.933
Het Euro-Mediterraan Parlementair Forum, in vergadering bijeen te Napels op 2 december 2003: A. overwegende dat in het kader van de Verklaring van Barcelona aan het Europees Parlement het verzoek is gericht bij andere parlementen de aanzet te geven tot de Euromediterrane dialoog, waardoor de volksvertegenwoordigers van de verschillende partners van gedachten kunnen wisselen over een groot scala aan onderwerpen; B. overwegende dat, als reactie op dit verzoek, in oktober 1998 een Euro-Mediterraan Parlementair Forum is opgericht, waarmee de grondslag is gelegd voor een politieke dialoog tussen parlementsleden als vertegenwoordigers van de parlementen van de partnerlanden uit het Middellandse-Zeegebied die betrokken zijn bij het proces van Barcelona, van de nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie en van het Europees Parlement; C. overwegende dat het Parlementair Forum van meet af aan zijn activiteiten heeft ontplooid in plenaire vergaderingen en in werkgroepen, en wel op basis van de belangrijkste principes van het Euro-mediterrane partnerschap: gelijkheid, medeverantwoordelijkheid en solidariteit tussen al zijn leden; D. overwegende dat het Forum daarom een reeks institutionele bepalingen heeft opgesteld op grond waarvan het viermaal plenair en verschillende malen in werkgroepen heeft vergaderd (met name in de werkgroepen reglement van orde, migratieproblematiek en menselijke uitwisselingen en follow-up van de verklaringen en in de werkgroep Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering ); E. overwegende dat het Parlementair Forum ruime ervaring heeft kunnen opdoen op het gebied van de politieke dialoog, wat heeft geleid tot de aanneming, met meerderheid van stemmen, van gemeenschappelijke resoluties betreffende de drie onderdelen van het proces van Barcelona en met name betreffende de migratieproblematiek en de menselijke uitwisselingen; F. tevens overwegende dat het Parlementair Forum vooral in de werkgroep reglement van orde een diepgaande analyse heeft uitgevoerd van de interne procedurevoorschriften en dat de conclusies hiervan zeer nuttig zullen zijn bij het opstellen van het reglement van orde van de toekomstige Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering; G. overwegende dat het Europees Parlement in zijn resolutie van 11 april 2002 de oprichting heeft voorgesteld van een Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering; H. overwegende dat de Vde Euro-mediterrane conferentie van de ministers van Buitenlandse Zaken, die heeft plaatsgevonden in Valencia op 22 en 23 april 2002, heeft besloten de parlementaire dimensie van het partnerschap verder te ontwikkelen en dat de ministers daarom overeenkomstig de resolutie van het Europees Parlement zijn PE 327.933 2/5 DT\520187.doc
overeengekomen aan te bevelen zo spoedig mogelijk over te gaan tot de oprichting van een Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering; I. overwegende dat de ministers op de tussentijdse Euro-mediterrane ministersconferentie van Kreta van 26 en 27 mei 2003 hebben besloten de geplande Parlementaire Vergadering te betrekken bij het proces van Barcelona zodra het Europees Parlement en de nationale Euro-mediterrane parlementen het eens zijn geworden over haar oprichting, zodat zij een raadgevende rol kan vervullen; J. erop wijzende dat het Italiaanse voorzitterschap van de Raad heeft verklaard vastbesloten te streven naar de oprichting van de Euro-Mediterrane Vergadering vóór het einde van zijn halfjaarlijkse voorzitterschap, zodat de gewenste permanente dialoog tussen de Europese Unie en de aan de Middellandse Zee grenzende landen wordt geconcretiseerd; K. tevens overwegende dat de Europese Commissie de ministers van Buitenlandse Zaken onlangs heeft aanbevolen op de volgende conferentie van Napels een nieuwe Euro- Mediterrane Parlementaire Vergadering met raadgevende bevoegdheid te integreren in het proces van Barcelona; L. overwegende dat de IVde bijeenkomst van het Euro-Mediterraan Parlementair Forum, die heeft plaatsgevonden in Bari (Italië) op 17 en 18 juni 2002, de toezegging heeft gedaan om zich bij de eerste gelegenheid in te zetten voor de oprichting van deze Vergadering overeenkomstig de conclusies van de conferentie van Valencia, en dat het Forum daarom een werkgroep heeft opgericht die belast is met de voorbereidende werkzaamheden voor de nieuwe institutionele structuur; M. overwegende dat de werkgroep die de omvorming van het Parlementair Forum tot een Vergadering onderzoekt, tweemaal heeft vergaderd (op 5 februari alsmede op 16 en 17 oktober 2003) en dat deze werkgroep naar aanleiding van de interne debatten en in het licht van de antwoorden van de betrokken parlementen op de door het covoorzitterschap van de werkgroep gestelde vragen een unaniem akkoord heeft bereikt ten aanzien van de belangrijkste parameters van de Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering; N. erop wijzende dat de oprichting van de Parlementaire Vergadering niet alleen past in het streven van de Euro-mediterrane parlementen en van het Europees Parlement, maar ook in dat van de Europese Commissie en van de regeringen van de landen die betrokken zijn bij het proces van Barcelona en die vertegenwoordigd zijn in de ministersconferentie; O. ervan overtuigd dat de omvorming van het Parlementair Forum tot een Vergadering een stap voorwaarts betekent omdat de parlementaire dimensie van het proces van Barcelona aldus wordt geïnstitutionaliseerd en versterkt, en dat de Vergadering in staat zal zijn het Euro-mediterrane partnerschap nieuw leven in te blazen; 1. neemt met tevredenheid nota van de door de werkgroep bereikte resultaten en keurt de inhoud van het bereikte akkoord in zijn geheel goed, zodat thans overgegaan kan worden tot de omvorming van het huidige Forum tot een Vergadering die de parlementaire instelling van het proces van Barcelona dient te worden, met de volgende parameters: DT\520187.doc 3/5 PE 327.933
1.1. De Vergadering telt 240 leden, te weten 120 uit de mediterrane partnerlanden en 120 uit de Europese landen (75 leden van de nationale parlementen na de uitbreiding van de Unie tot 25 lidstaten en 45 leden van het Europees Parlement). De Vergadering wordt gevormd op basis van nationale delegaties. 1.2. Het Bureau van de Vergadering bestaat uit vier leden: twee uit de mediterrane partnerlanden en twee uit de Europese landen (één lid van het Europees Parlement en één lid van de nationale parlementen van de Unie). Eén van hen bekleedt bij toerbeurt voor de duur van een jaar het voorzitterschap, waardoor de gelijkheid tussen het Noorden en het Zuiden wordt gewaarborgd. 1.3.De Vergadering kent drie parlementaire commissies, die als taak hebben de drie onderdelen van het Euro-mediterrane partnerschap te volgen: het politieke en veiligheidspartnerschap, de rechten van de mens het economische en financiële partnerschap, sociale zaken en onderwijs de verbetering van het leefklimaat, menselijke uitwisselingen en cultuur De Vergadering kan indien nodig besluiten een ad-hoccommissie in te stellen. 1.4. De Vergadering geeft haar mening over alle onderwerpen betreffende het Euromediterrane partnerschap en ziet met name toe op de uitvoering van de Euromediterrane associatieovereenkomsten. 1.5. De Vergadering kan resoluties aannemen en aanbevelingen doen aan de ministersconferentie met het oog op de verwezenlijking van de doelen van het Euro-mediterrane partnerschap. 1.6.De beraadslagingen van de Vergadering hebben geen juridisch dwingend karakter. 1.7.De Vergadering neemt besluiten met meerderheid van stemmen. Zij kan de voorwaarden voor het aannemen van teksten indien nodig wijzigen. 1.8. De Vergadering stelt een huishoudelijk reglement vast; 2. beveelt thans de Euro-mediterrane ministersconferentie aan formeel te verklaren dat de Euro-Mediterrane Parlementaire Vergadering als parlementaire instelling wordt betrokken bij het proces van Barcelona; 3. is tevens van mening dat, gezien het karakter van het proces van Barcelona, deelname aan de toekomstige Vergadering vrijwillig dient te zijn en open dient te staan voor de parlementen van de landen die deelnemen aan het Euro-mediterrane partnerschap; roept desalniettemin de parlementen die een gereserveerde houding aannemen ten aanzien van een eventuele deelname, op zich aan te sluiten bij de activiteiten van de Vergadering; PE 327.933 4/5 DT\520187.doc
4. beveelt de parlementen van de landen die deel uitmaken van het proces van Barcelona aan de deelname van vrouwen in alle organen van de toekomstige Vergadering te ondersteunen, een en ander overeenkomstig de constitutionele bepalingen van elk land; 5. is van mening dat de Vergadering moet kunnen voldoen aan de verzoeken van de ministersconferentie om adviezen te geven en verzoekt de ministersconferentie de Vergadering te raadplegen ten aanzien van de belangrijkste aspecten en de fundamentele beslissingen betreffende elk van de drie onderdelen van het proces van Barcelona; 6. spreekt de wens uit dat er een formele band wordt gesmeed tussen de ministersconferentie en de Vergadering; verzoekt de conferentie derhalve na te denken over de vorm van deze band (vertegenwoordiging tijdens vergaderingen, rekening houden met werkzaamheden bij het opstellen van agenda s, enz.), die in ieder geval de onafhankelijkheid van de twee instellingen van het partnerschap moet waarborgen; 7. is van mening dat de uitgaven voor het functioneren van de Euro-Meditterane Parlementaire Vergadering gedekt dienen te worden door middel van een rechtvaardige en solidaire bijdrage van alle betrokken delegaties, naar evenredigheid van de middelen van elk land; 8. spreekt de wens uit dat de eerste bijeenkomst van de parlementaire Vergadering plaats vindt tijdens het eerste halfjaar van 2004 en neemt nota van het feit dat het Griekse parlement zich bereid heeft verklaard dit mogelijk te maken. 9. verzoekt zijn covoorzitters, Pat COX en Abdelwahad RADI, de onderhavige aanbeveling te doen toekomen aan de Euro-mediterrane ministersconferentie, in vergadering bijeen te Napels op 2 en 3 december 2003. DT\520187.doc 5/5 PE 327.933