Second opinion op de KBA over uitbreiding van het spoor op de Flevolijn

Vergelijkbare documenten
Second opinion op berekeningen voor de spoorverbinding Schiphol - Amsterdam - Almere - Lelystad (SAAL)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Quick Scan Flevolijn. Aanvullende gevoeligheidsanalyses. Eindrapportage

Samenvatting Samenvatting

Planstudie Openbaar Vervoer

Spoorboekloos reizen in de Randstad - PHS. Vlot bewegen.veilig leven. Verkeer en Waterstaat.

Wegen gebouwd op achterhaalde groeiscenario s auteur: Huib van Essen, CE Delft

PLANSTUDIE OPENBAAR VERVOER SCHIPHOL-AMSTERDAM-ALMERE-LELYSTAD

Kwaliteitstoets op Quick scan welvaartseffecten Herontwerp Brienenoord en Algeracorridor (HBAC)

Van eindbeeld naar tussenfase Anders Betalen voor Mobiliteit

Second Opinion van de KBA van weguitbreidingen in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere

OV SAAL MLT. Openbaar Vervoer Schiphol- Amsterdam Almere Lelystad Middellange Termijn

OV SAAL MLT. Openbaar Vervoer Schiphol- Amsterdam Almere Lelystad Middellange Termijn

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

Second opinion op de nieuwe kosten-batenanalyse Schiphol-Amsterdam-Almere

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beter spoor tussen Schiphol, Amsterdam, Almere en Lelystad

Maatschappelijke Kosten- Batenanalyses

Maatschappelijke Kosten/Baten-Analyse

Van vergeten corridor naar Olympische corridor

PROVINCIE FLEVOLAND. Mededeling. Besluit OV SAAL middellange termijn

Second opinion quick scan KBA Aquaduct Skarster Rien. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Pauline Wortelboer-van Donselaar

Kwaliteitstoets op Quick scan welvaartseffecten Herontwerp Brienenoord en Algeracorridor (HBAC)

7. Planstudie Openbaar Vervoer Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad

Opgesteld in samenwerking met de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat

Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor Second opinion

Spoorverbetering Arnhem - Winterswijk Technische briefing 23 mei 2018

Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) Meteren - Boxtel Stand van zaken per 4 april 2014

Extra Sneltrein Groningen - Leeuwarden

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Inhoud presentatie. Netwerkanalyse Ring Utrecht Wat levert het op? 1. Achtergronden Netwerkanalyse Utrecht. 1. Achtergronden Netwerkanalyse Utrecht

Welvaartseconomische toets investeringpakketten hoofdwegen. Wim Groot Henk van Mourik

Second opinion bij de Toetsing Spoorprojecten

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om:

Reizen zonder spoorboekje. Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Overzicht documenten programma Noordvleugel

Bereikbaarheid, MKBA en bekostiging

Datum 29 september 2009 Onderwerp Spoorlijn Breda- Utrecht; kamervragen lid Cramer en Samsom en procesvoorstel

Beoordeling van de gevolgen van de economische crisis voor de op basis van de WLOscenario s geschatte omvang van het treinreizigersvervoer in 2020

Antwoord 1 Ja. Schiedam Centrum is een van de regionale knooppunten, vergelijkbaar met stations als Rotterdam Blaak en Rotterdam Alexander:

Bijlage 3 Overzicht van alternatieven en varianten Structuurvisie ZZL

MKBA RRAAM. Maatschappelijke kosten-batenanalyse Rijk-regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer

Second opinion KBA MIRT verkenning A1 Apeldoorn-Azelo. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Oktober 2013

Nederland beter af met een stop op de groei van de luchtvaart en zonder Lelystad Airport!

MKBA N247 Broek in Waterland Quick scan analyse maatschappelijke effecten. Eline Devillers Casper van der Ham

MKBA RRAAM. Lessen voor andere projecten? Wim Spit. Symposium Betere Besluitvorming met MKBA, 2 oktober 2013

8 november 2010 D Milieu & Leefomgeving :0.1. Suzanne Boers (ProRail) Hielke Zandberg (ProRail) Margo van Vliet (ARCADIS)

MKBA westelijke ontsluiting Amersfoort

Camiel Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat en Bas Verkerk, regiobestuurder van het Stadsgewest Haaglanden

Lange termijn spooragenda

Nut & noodzaak MIRT-projecten. Review van het gebruik van economische scenario s bij doorrekening van MIRT-projecten

De latente vraag in het wegverkeer

NL-gedeelte IJzeren Rijn

Impuls voor de Veluwelijn Meer directe verbindingen Groningen en Leeuwarden Utrecht-Zwolle: elk kwartier een intercity

De latente vraag in het wegverkeer

Analyse van Regionale Baten en Kosten van PHS provincie Noord-Brabant

Second opinion MKBA verbeterde tractieenergievoorziening. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

Module: Aanpassing kruispunt

Hierbij beantwoord ik vragen van het lid Bruins (ChristenUnie) over de intercity Dordrecht-Breda. Deze vragen zijn ingezonden op 9 maart 2016.

11 september 2001; de oorlog in Irak; de SARS epidemie; de fusie tussen Air France en de KLM; de opkomst van de goedkope luchtvaartmaatschappijen.

Voorstel aan Stadsregioraad nr

Business case Woerden Utrecht Centraal

KBA Openbaar Vervoeralternatieven

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

CT2710 Transport & Planning Spoortunnel Delft

Second opinion op de Aanvullende KBA Planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere

Kennemerlijn 2016 en verder. Raadsinformatiebijeenkomst 28 januari 2015

oktober 2009 Eindrapport corridor Den Haag Rotterdam Ruimtelijk economische effecten Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Module: Ontbrekende schakel in netwerk

MKBA elektrificatie spoorlijn Arnhem Doetinchem Winterswijk

Kwaliteitssprong openbaar vervoer Schiphol - Amsterdam - Almere - Lelystad

Tussenrapportage 2e fase Planstudie OV SAAL

Faradaystraat 2a Postbus DB Zwolle T: F:

Leefbaarheidsbaten A2 tunnel Maastricht zeer aanzienlijk: meer dan 200 miljoen

Verstedelijking en OV voor Almere

Maatschappelijke kosten-batenanalyse N343 Rondweg Weerselo: Samenvatting en conclusies

Second opinion op de kosten en baten van het Program m a Hoogfrequent Spoorvervoer. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

Raad. Raad Disnummer: Onderwerp: Zuidelijke spooraansluiting Chemelot. Meegestuurde stukken: Convenant bereikbaarheidsimpuls Limburg

PHS corridor Alkmaar Amsterdam Opstellen Sprinter materieel

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 9 februari 2012 Betreft Project Zuidas. Geachte voorzitter,

Effecten op de koopkracht variant A en variant B Anders Betalen voor Mobiliteit/ ABvM

Conclusies en samenvatting

Provincie Noord Brabant T.a.v. de heer P. Veelenturf Postbus MC 's-hertogenbosch. Geachte heer Veelenturf,

Hierbij treft u mijn antwoorden aan op de vragen van de leden Visser en De Boer (beiden VVD) over de Zaanse spoorlijn (ingezonden 11 maart 2015).

Over de omvang en de inpasbaarheid van een opstellocatie voor sprinters nabij Uitgeest

Voorkeursbeslissing. Programma Hoogfrequent Spoorvervoer. Vlot bewegen. Veilig leven. Verkeer en Waterstaat.

OV SAAL, MAATREGELEN KORTE TERMIJN, TRAJECT WEESP LELYSTAD EXTERNE VEILIGHEID WEESP

Ontwikkelingen Nederlandse luchtvaart. Een beknopt overzicht

1 6 KAART /11, W

MEMO. Gemeenteraad van Delft, Raadscommissies Leefbaarheid en Duurzaamheid Kernteam werkgroep Integrale Veiligheid Spoorzone Delft

abcdefgh Aan Provincie Zuid-Holland t.a.v. de voorzitter van de adviescommissie IODS de heer M. Huls Postbus LP DEN HAAG Geachte heer Huls,

Hierbij beantwoord ik de vragen die het lid Dik-Faber (ChristenUnie) heeft gesteld over de vertraging bij het spoorproject Assen.

Kosteneffectiviteit en het programma Beter Benutten

Second opinion op de kosten en baten van de Uithoflijn. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

Oplegnotitie quick scan Spoorbrugtracé

COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS - BESLUIT

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Kosten en baten van de Noord-Zuidlijn Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid april 2009

Transcriptie:

CPB Notitie Datum : 6 maart 2008 Aan : Ministerie van V&W, Projectorganisatie Planbureau OV-SAAL Second opinion op de KBA over uitbreiding van het spoor op de Flevolijn Samenvatting Het CPB acht het verstandig dat in een vroegtijdig stadium van de besluitvorming op basis van een quick-scan meerdere alternatieven voor uitbreidingen van de Flevolijn zijn onderzocht met een MKBA-systematiek. De studie laat zien dat de additionele baten van verdere capaciteitsuitbreidingen van de Flevolijn niet opwegen tegen de kosten. Het meest uitgebreide alternatief, waarin de spoorlijn tussen de stations Almere Muziekwijk en Almere Oostvaarders viersporig wordt, heeft een baten/kosten-verhouding van 0,2. De overige varianten betreffen het viersporig maken van gedeelten van dit traject. De baten/kosten-verhoudingen van deze varianten liggen tussen de 0,3 en 0,4. Deze baten/kosten-verhoudingen lijken eerder overschat dan onderschat. Dit zijn de resultaten van het meest realistische vraagscenario. In het minder realistische hoge vraagscenario liggen de kosten/baten-verhoudingen tussen de 0,2 en 0,6. Net als bij de eerder uitgevoerde beoordeling heeft het CPB kritiekpunten. Het CPB heeft wederom een aantal zaken minder goed kunnen controleren dan nodig zou zijn. Dit betreft met name de reistijdbaten en de betrouwbaarheidsbaten. 1

Inleiding Op verzoek van de projectorganisatie Planstudie OV-SAAL heeft het CPB de Quick Scan Flevolijn 1 beoordeeld. In deze studie zijn de kosten en baten van mogelijke uitbreidingen van de Flevolijn onderzocht door deskundigen van ProRail, NS, de regio en ECORYS. De studie is een vervolg op een in 2007 opgestelde kosten-batenanalyse (KBA) van spooruitbreidingen op de corridor Schiphol - Amsterdam -Almere - Lelystad (SAAL). Ook die studie, genaamd Quick Scan MKBA No Regret maatregelen OV-SAAL, is door het CPB beoordeeld. 2 Uitgangspunt bij de voorliggende Quick Scan Flevolijn is dat er reeds een capaciteitsuitbreiding in deze corridor heeft plaatsgevonden. Dit zogenaamde No Regret-pakket (variant c) kost 263 mln euro (exclusief BTW, prijspeil 2007) en had in de in 2007 uitgevoerde MKBA een baten/kostenverhouding van 0,84. Vraagscenario HOOG is behoorlijk hoog De eerder opgestelde vervoerprognose is voor de huidige QS Flevolijn aangepast. Belangrijke uitgangspunten voor de oorspronkelijke prognose uit 2007 waren: het beleid uit de Nota Mobiliteit, de groei van Almere met 60.000 huizen in de periode 2010-2030 en een verdere reizigersgroei van 1% per jaar na 2030 tot en met 2042. Deze vervoerprognose was gebaseerd op het zogeheten scenario C. In Bijlage A van de Quick Scan Flevolijn staan 4 scenario s beschreven, genaamd A, B, C en D (zie ook Tabel 1). Scenario D geeft het hoogste aantal treinreizigers ter hoogte van de Hollandse Brug. Scenario A geeft aldaar het laagste aantal treinreizigers. Tabel 1 Overzicht van vraagscenario's: aantal reizigers op de Hollandse Brug (2 richtingen per werkdag) Scenario s QS MKBA No Regret OV-SAAL Scenario s QS Flevolijn A B C D LAAG (=C) HOOG (= C + 23%) 2020 a 57.000 65.000 65.000 75.000 65.000 80.000 a Aantallen reizigers op Hollandse Brug afgelezen uit Figuren 0.2 en 0.3 uit Quick Scan Flevolijn (pagina s 48 en 49). Het genoemde ophoogpercentage van 23% is afgeleid uit Tabel 4.2. 1 Ministerie van Verkeer & Waterstaat, ProRail, NS, Regio en Ecorys, 2008, Quick Scan Flevolijn - Aanvullende gevoeligheidsanalyses, Eindrapportage, 5 maart 2008, in opdracht van het ministerie van Verkeer & Waterstaat en ProRail. Als achtergronddocumenten zijn ontvangen: (i) M. Vromans, K. van Gent en D. Dral, 2008, Deelrapportage werkgroep capaciteitsanalyse/infra/kosten, Quick scan Flevolijn, 12 februari 2008, Prorail en NS; (ii) F. Hop, 2008, Kostennota Partieel 4 sporig Flevolijn, versie 4.0, 11 februari 2008, ProRail. 2 Zie CPB-notitie van 6 november 2007. 2

De vervoerprognose uit 2007 (o.b.v. scenario C) is voor deze QS Flevolijn met 23%-punt naar boven bijgesteld. Deze bijstelling wordt aangeduid als vraagscenario HOOG. Merk op dat dit scenario hoger is dan scenario D: het hoogste scenario uit de QS MKBA No Regret OV-SAAL. Daarnaast wordt er gesproken over een vraagscenario LAAG 3. Dit scenario komt overeen met scenario C. Voor de bijstelling worden de volgende argumenten aangevoerd: 1. Het kabinetsbesluit ten aanzien van Anders Betalen voor Mobiliteit, waardoor er een basisheffing voor het wegverkeer wordt ingevoerd in combinatie met een congestieheffing. Conform het kabinetsbesluit is verondersteld dat de invoering start in 2012 en dat de genoemde heffingen in 2016 volledig zijn geïmplementeerd. 2. Het besluit van de Tweede Kamer om naar aanleiding van het niet aanleggen van de Zuiderzeelijn 160 mln euro extra ter beschikking te stellen voor het verbeteren van het spoor in het Noorden. Daarnaast zijn fondsen toegezegd aan het Noorden die naar verwachting gedeeltelijk worden gebruikt om het OV in het Noorden te verbeteren. 3. Wegwerkzaamheden die gaan plaatsvinden aan de A1, A6 en A9 waarvoor wordt aangenomen dat er een tijdelijke stijging van +2 tot +5%-punt van het aantal treinreizigers plaatsvindt alsmede een structurele stijging van +1%-punt in de jaren erna. 4. De ontwikkeling van luchthaven Lelystad. 5. De beleidsambitie van het vierde kabinet Balkende om het spoorvervoer in deze kabinetsperiode te laten groeien met 5% per jaar. Op basis van de aannamen in de Quick Scan Flevolijn zouden de eerste 4 genoemde argumenten kunnen leiden tot een cumulatieve reizigersgroei van zo n 8%-punt 4 ten opzichte van de oorspronkelijke basisprognose. Voor het laatste argument ten aanzien van de beleidsambitie is aangenomen dat dit kan leiden tot een extra stijging van zo n 13%-punt ten opzichte van de basisprognose 4. Opgeteld dus een stijging van 21%-punt ten opzichte van de basisprognose. De ophoging van de reizigersaantallen in het vraagscenario HOOG met 23%- punt is dus behoorlijk hoog. Te meer daar het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid 5 (KiM) recent concludeerde dat de ambitie van het kabinet om het treingebruik met jaarlijks 5% te laten groeien niet in lijn is met de verwachte groei van 0.9% tot 1.5% per jaar tussen 2000 en 2020. Overigens groeide het spoorvervoer in de periode 2000-2006 met gemiddeld 0.2% per jaar. 3 In Quick Scan MKBA No Regret maatregelen OV-SAAL wordt gesteld dat in het gebruikte vervoerscenario er in 2020 64.328 reizigers ter hoogte van de Hollandse Brug zijn (2 richtingen per werkdag). Zie Bijlage 2, pagina 23 van dit rapport. Achteraf blijkt dit niet te kloppen en is er per abuis een lager vraagscenario gebruikt met 58.062 reizigers ter hoogte van de Hollandse Brug. Deze fout is in de QS Flevolijn (zie Tabel 4.2) hersteld opdat er weer zo n 65.000 reizigers zijn op de Hollandse Brug in 2020. 4 Zie Figuur 2.1 van de Quick Scan Flevolijn. 5 Savelsberg, F., P. Bakker, H. van Ooststroom, J.A. Annema, 2007, Marktontwikkelingen in het personenvervoer per spoor 1991-2020, Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, Den Haag, november 2007 3

Er zijn meer redenen waarom de gehanteerde ophogingen fors genoemd kunnen worden. Zo is het de vraag of de beleidsambitie van 5%-reizigersgroei per jaar in deze kabinetperiode volledig zal worden gerealiseerd. De 13%-punt groei als gevolg van deze beleidsambities van het kabinet Balkenende wordt niet onderbouwd met concrete beleidsmaatregelen die naar verwachting een dergelijke vervoergroei realiseren. Sterker, de genoemde voorbeelden van te nemen maatregelen betreffen min of meer autonome ontwikkelingen waarvan mag worden verwacht dat die in de basisprognose zijn meegenomen. Daarnaast is er uitsluitend aandacht voor recente ontwikkelingen die tot een additionele groei van het treinvervoer leiden en niet voor het tegengestelde. Geen aandacht wordt bijvoorbeeld besteed aan het feit dat er omvangrijke werkzaamheden aan het spoor zullen plaatsvinden. Gedacht kan daarbij worden aan het ondergronds aanleggen van de Zuidas, het viersporig maken van de oostflank van de Zuidas, het No Regret-pakket en eventueel een uitbreiding van de Flevolijn. Dit zal tot overlast leiden voor treinreizigers waardoor kan worden verwacht dat treinreizigers uitwijken naar andere vervoerwijzen of de reis niet meer maken. Daarnaast wordt er ook geen onderbouwing gegeven waarom het treingebruik met 1% per jaar groeit in de jaren 2030-2042. Merk op dat de voorgenomen uitbreiding van Almere volgens de gemaakte aanname reeds in 2030 is voltooid. Ter informatie: in drie van de vier langetermijnscenario s van de planbureaus 6 neemt het treingebruik in de jaren 2030 tot 2040 af. Kortom: vraagscenario LAAG zouden wij niet als laag willen typeren. Er zijn zeer plausibele toekomstscenario s denkbaar die tot aanzienlijk lagere reizigersaantallen leiden. Het eerder genoemde scenario A is daarvan een voorbeeld. Het zou beter zijn geweest als ook dergelijke scenario s zouden zijn onderzocht. De ophoging van de vervoerprognose met 23%-punt in het vraagscenario HOOG wordt onvoldoende onderbouwd. Comforteffecten en effecten van uitbreiding zitplaatscapaciteit: kosten of baten? Terecht wordt in de QS Flevolijn gesteld dat comfort- en zitplaatscapaciteitsbaten welvaartsbaten betreffen die meegenomen zouden moet worden. Deze baten ontstaan doordat er onder andere meer zitplaatscapaciteit wordt aangeboden. Bijvoorbeeld omdat er meer treinen gaan rijden. Door realisatie van het No Regret pakket wordt het aantal treinen uitgebreid van 10 naar 14 per uur. De aanvullende infrastructuurmaatregelen op de Flevolijn leiden echter niet tot een verdere verhoging van het aantal treinen. Wel kunnen daardoor de 14 treinen per uur sneller 6 CPB, MNP en RPB, 2006, Welvaart en Leefomgeving, een scenariostudie voor Nederland in 2040. 4

en betrouwbaarder rijden. Deze baten worden reeds meegenomen als reistijd- en betrouwbaarheidsbaten. Positieve comfort- en zitplaatscapaciteitseffecten zijn dus alleen te verwachten voor het No Regret-pakket. Immers dan wordt het aantal treinen uitgebreid naar 14 per uur in de spits. 7 De comfort- en zitplaatscapaciteitseffecten van de projectalternatieven ten aanzien van de Flevolijn zouden echter zelfs negatief kunnen zijn. Het aantal treinen neemt dan namelijk niet verder toe, terwijl wel de vraag toeneemt. Hierdoor zullen treinen dus eerder overvol geraken hetgeen tot negatieve comfortbaten leidt. De claim in de QS Flevolijn dat de comfort- en zitplaatseffecten substantieel kunnen zijn, heeft dus alleen betrekking op het No Regret-pakket en niet op de projectalternatieven ten aanzien van de Flevolijn. De tabellen met KBA-resultaten in de QS Flevolijn geven dit correct weer. Zeer beperkte informatie over reistijd- en betrouwbaarheidswinsten De reistijd- en betrouwbaarheidswinsten zijn bepaald door experts van ProRail. Zij hebben ingeschat op welke wijze reistijden en betrouwbaarheid veranderen als gevolg van andere lijnvoeringen en infrastructuurmaatregelen in de projectalternatieven. In de Quick Scan Flevolijn worden de handmatig doorgevoerde wijzigingen beschreven. Alhoewel de resulterende welvaartsbaten niet implausibel overkomen, kunnen deze amper door het CPB worden gecontroleerd. Hiervoor ontbreekt de benodigde informatie. Investeringskosten en kosten beheer en onderhoud: niet implausibel De investeringskosten en kosten voor beheer en onderhoud zijn gebaseerd op bij ProRail gebruikelijke methoden. Zij lijken niet implausibel. Uit internationaal onderzoek blijkt dat de investeringskosten vanwege een optimism bias vaak worden onderschat. Jonkhoff (2007) 8 noemt zelfs een gemiddelde kostenstijging als gevolg van deze optimism bias van 34% voor spoorprojecten. Een gevoeligheidsanalyse ten aanzien van de investeringskosten zou op zijn plaats zijn. Te meer daar de in de kostenraming (zie F. Hop, 2008, pagina 7) wordt gesproken over minimaal beschikbare gegevens waardoor een verdere uitwerking op onder andere maakbaarheid en inpasbaarheid nabij de stations en met name Almere CS is aan te bevelen. 7 De kwantitatieve omvang van comfort- en zitplaatseffecten hangt met name af van het aantal overvolle treinen in de verschillende projectalternatieven. Omdat informatie daarover niet wordt gegeven, kan niet worden ingeschat of er sprake is van substantiële welvaartsbaten. Dit laatste wordt in de Quick Scan Flevolijn wel gesuggereerd. Hierbij speelt mee dat door het niet meenemen van de effecten van comfort en zitplaatscapaciteit, de reistijd- en betrouwbaarheidsbaten zijn overschat (zie pagina 37 Quick Scan Flevolijn). 8 Jonkhoff, W., 2007, De euro op de juist plaats, ESB 7 september 2007, pp 535-536. Zie Tabel 1. 5