HET FEDERALE WETENSCHAPSBELEID IN SAMENWERKING MET DE ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT Huishoudens en gezinnen in België Huishoudens en gezinnen vormen de bouwstenen van de maatschappij. Onze sociale organisatie en ons economisch leven worden er in grote mate door bepaald. De Monografie huishoudens en gezinnen in België (een studie van het programma ATLAS van het Federale Wetenschapsbeleid ism ADSEI) analyseert de samenstelling en de vorming van huishoudens aan het begin van de 21ste eeuw. De gegevens uit de socio-economische enquête van 2001 staan hierin centraal. Het is nog steeds de meest volledige bron die toelaat om fijnmazige geografische analyses te combineren met een veelheid aan kenmerken zoals inkomen of onderwijsniveau. De monografie schetst de evolutie vanaf 1970 maar de aandacht gaat vooral naar de recente evolutie tussen 1991 en 2006 waarbij ook gebruik wordt gemaakt van informatie uit het Rijksregister. Sinds 1970 is de bevolking met 7% gegroeid. Het aantal huishoudens steeg aanzienlijk sneller en groeide met 33%. De trend van gezinsverdunning, die al een eeuw lang aanhoudt, zet zich nog steeds verder. Het gemiddeld aantal personen per huishouden blijft dus dalen van 2,98 in 1970 tot 2,39 in 2001. Vlaanderen telt nog steeds het grootste aantal personen per huishouden (2,46), maar kent wel de snelste daling. Brussel heeft de kleinste huishoudens (2,06 personen), maar de dalende trend wordt sterk afgeremd (2,07 personen in 1991). De helft van de Brusselse huishoudens bestaat uit alleenstaanden. Op het niveau van de arrondissementen en provincies stellen we vast dat de dalende trend het sterkste is waar de gemiddelde huishoudensomvang in het verleden het grootste was. Er is dus steeds minder verschil tussen de verschillende streken van het land wat de gemiddelde omvang van de huishoudens betreft. Nieuwe samenlevingsvormen hebben op korte tijd geleid tot een diversificatie van huishoudenstypes. Bij twintigers en jonge dertigers is niet langer sprake van één dominant patroon. - 1 -
Twee lange demografische transities bepalen de huishoudensstructuren van vandaag De samenstelling van de bevolking naar type en omvang van de huishoudens is het resultaat van belangrijke verschuivingen in demografisch gedrag over een lange historische periode. België kende een eerste demografische transitie in de periode van 1860 tot 1960 met een daling van de sterfte, een daling van de vruchtbaarheid (tot onder het vervangingsniveau in 1930) en een daling van het finale celibaat en van de leeftijd bij eerste huwelijk. Deze verschuivingen resulteerden in een geleidelijke veroudering van de bevolking, steeds kleinere huishoudens en een zeer hoge proportie gehuwden. Ook onder invloed van de jonge huwelijksleeftijd en het recuperatiegedrag na de Tweede Wereldoorlog werd deze periode afgesloten met een baby boom. Sinds de jaren 60 hebben zich nieuwe veranderingen in demografisch gedrag voorgedaan die kunnen worden samengevat als de tweede demografische transitie. De kern van deze transitie berust op een nieuwe genderrelatie en een nieuwe relatie tussen ouders en kinderen. Belangrijk zijn een toename in het aantal echtscheidingen, veralgemening van efficiënte anticonceptie, een ommeslag in de trend om jong te huwen en vroeg kinderen te krijgen en de opkomst van verscheidene alternatieve vormen van gezinsvorming. De huidige bevolkingsstructuur naar huishouden draagt de kenmerken van beide demografische transities. Bij de oudste generaties hebben de dominantie van het huwelijk als samenlelingsvormen en de daling van de mortaliteit gezorgd voor hoge proporties gehuwden onder de oudere bevolking. Bij de jongere generaties, die nu volop in de fase van de huishoudensvorming verkeren, zien we nu nieuwe patronen van samenlelingsvormen opduiken onder invloed van de tweede demografische transitie. De opmars van het ongehuwd samenwonen Eén van de belangrijkste evoluties in het laatste kwart van de vorige eeuw op het vlak van de huishoudens is ongetwijfeld de substitutie van het formele huwelijk door het samenwonen zonder officiële bekrachtiging. Deze trend, die al in 1981 zichtbaar begon te worden, heeft gedurende de periode tussen de volkstellingen van 1991 en 2001 verder aan kracht gewonnen en heeft zich over het hele land verspreid. De aanpassingen van de huwelijkswetgeving en de invoering van nieuwe wettelijke vormen van samenleven tonen dat ook de wetgever zich terdege bewust is van deze diepgaande maatschappelijke evolutie. De hoge prevalentie van het ongehuwd samenwonen in het zuiden van het land bestond al in 1981 en sluit aan bij een lange geschiedenis van secularisatie. Ongehuwd samenwonen was in het Waalse landsgedeelte al veel vroeger een reëel alternatief voor het officiële huwelijk. In Vlaanderen was het lange tijd eerder zeldzaam, en nam het slechts geleidelijk toe. Daarenboven bleef ongehuwd samenwonen in Vlaanderen eerst nog beperkt tot een aanloopfase die doorgaans toch nog in een huwelijk uitmondde. In Wallonië daarentegen leidde zelfs ouderschap binnen een samenwoningsrelatie in veel gevallen niet tot een huwelijk. Bovendien kwam het in het zuiden van het land vaker voor dat bij een opnieuw samengesteld huishouden na echtscheiding er geen officiële huwelijksverbintenis meer werd aangegaan. In Wallonië was cohabitatie reeds vroeg verspreid in de Borinage en het industriële bekken tot in Luik en Verviers. Brussel sloot daarbij aan. In Vlaanderen was ongehuwd samenwonen, zeker met kinderen, veel zeldzamer en beperkte het zich grotendeels tot Antwerpen, Gent en sommige arbeidersbuurten van enkele regionale steden. - 2 -
In de jaren zestig ontstaat een nieuw type cohabitatie. De ontvoogding t.a.v. kerk, gezag en traditionele gezinsverhoudingen, de gelijklopende opkomst van nieuwe waarden, de fenomenale toename van het aantal vrouwelijke studenten en de pil zorgen voor een wijdere verspreiding van het premaritaal samenwonen. Ook het overheersend katholieke Vlaanderen ontsnapte niet aan deze tendens. Tijdens de volkstelling van 1991 domineert in het noorden van het land nog duidelijk het ongehuwd samenwonen als opstap naar een formeel huwelijk. Typisch hierbij is dat ongehuwd samenwonen vooral populair is bij kinderloze twintigers. Bovendien geeft de administratieve werkelijkheid (op basis van de officiële woonplaats) nog een zeer sterke onderschatting van deze vorm van ongehuwd samenwonen. Veel van deze jongeren wonen officieel alleen of zijn nog bij de ouders ingeschreven. Vooral bij twintigers en jonge dertigers zet de evolutie zich zeer snel door De opeenvolgende volkstellingen van 1981, 1991, 2001 en de gegevens uit het Rijksregister van 2006 geven een beeld van de ontwikkeling van de nieuwe huishoudens en huishoudensposities in België. De volgende grafieken geven de evolutie van de huishoudens in de afgelopen kwarteeuw. In de volgende figuren wordt voor een aantal huishoudenposities de procentuele vertegenwoordiging weergegeven naar leeftijd voor de vier observatiejaren. Bij de interpretatie van de grafieken dient men rekening te houden met het feit dat twee tienjaarlijkse periodes (1981-1991 en 1991-2001) gevolgd worden door een periode van 5 jaar (2001-2006). De procentuele verdeling naar leeftijd geeft zeer goed weer hoe huishoudensposities binnen een leeftijdsgroep over de loop der jaren verschuiven. Evolutie van het aantal alleenstaande mannen en vrouwen Evolutie van het aantal gehuwde mannen en vrouwen met kinderen - 3 -
Evolutie van het aantal ongehuwd samenwonende vrouwen met kinderen Evolutie van het aantal alleenstaande ouders: mannen en vrouwen De snelle veranderingen in Vlaanderen de afgelopen 15 jaar De resultaten van de socio-economische enquête 2001 lijkt erop te wijzen dat ook Vlaanderen in een nieuw stadium is aanbeland. Het aandeel ongehuwd samenwonenden in Vlaanderen nam tussen 1991 en 2001 toe met een factor 2,2 voor samenwonenden zonder kinderen en zelfs 2,5 voor samenwonenden met kinderen. Voor België als geheel liggen deze waarden respectievelijk op ongeveer 2,0 en 2,25. Het ongehuwd samenwonen is dus niet langer enkel een aanloop naar een formeel huwelijk. Meer kinderen worden geboren buiten het huwelijk en er is een sterke groei van vooral jonge kinderen bij ongehuwd samenwonenden. Hoewel het nog steeds om een beperkte groep gaat, is ongehuwd ouderschap dus absoluut geen marginaal gegeven meer. De Vlaamse inhaalbeweging blijkt het sterkst uit de evolutie in de leeftijdsgroepen van 25 tot 34 jaar. De ongehuwd samenwonenden met kinderen namen er toe met factor 2,9 en de cohabitanten zonder kinderen zelfs met factor 3,5. In het zuiden van het land verloopt deze evolutie trager met waarden van respectievelijk 2,25 en 2,5. Daarmee ligt het aandeel samenwoners zonder kinderen in Vlaanderen voor het eerst hoger dan in Wallonië. Dit moet echter onmiddellijk worden genuanceerd: het zuiden van het land blijft relatief meer samenwonende ouders tellen en ook het totaal van alle cohabitanten (met en zonder kinderen samen) weegt er op dit ogenblik nog sterker door. De volgende kaarten die het ongehuwd samenwonen van vrouwen met of zonder kinderen in de leeftijd van 25 tot 29 jaar weergeven in 2001 illustreren deze evolutie. Cohabitatie is in deze leeftijdsgroep op korte tijd zeer sterk verspreid. Op de 589 Belgische gemeenten is er minder dan één op tien waar het aandeel samenwonende vrouwen op alle vrouwen van 25 tot 29 jaar onder de 15% ligt. Deze gemeenten bevinden zich vooral in Limburg en West-Vlaanderen. In de helft van alle - 4 -
gemeenten ligt het aandeel ongehuwd samenwonenden boven de 20%. Kaart 1 toont hoe het fenomeen van ongehuwd samenwonen zich nu duidelijk heeft doorgezet in Vlaanderen. Maar het gaat hier om premaritaal samenwonen zonder kinderen. De hele Vlaamse Ruit wordt bestreken en deze vorm van gezinsvorming breidde zich ondertussen al verder uit naar de Kempen en naar de meer stedelijke gemeenten van Limburg (met lagere cijfers voor gemeenten met meer allochtonen). In de andere richting en voorbij Gent komt deze vorm al in hoge mate voor in het noordelijke deel van West-Vlaanderen en langsheen de kust. Met uitzondering van centraal en zuidelijk West-Vlaanderen en noordoostelijk Limburg, heeft de cohabitatie zonder kinderen het hele Vlaamse grondgebied bereikt. Hetzelfde geldt voor de Oostkantons, althans voor de meer stedelijke noordelijke helft ervan (Eupen). Op enkele gemeenten na zijn de percentages voor ongehuwd samenwonende vrouwen van 25-29 jaar zonder kinderen stelselmatig lager in Wallonië dan in Vlaanderen. - 5 -
De proportie ongehuwden met kinderen vertoont in 2001 nog steeds een duidelijke noord-zuid gradatie Kaart 2 toont voor dezelfde leeftijdsgroep van vrouwen aan dat Wallonië een stap verder heeft gezet in het proces van de tweede demografische transitie. Immers, de proporties cohabitanten met kinderen zijn daar nu veel frequenter geworden. De Waalse driehoek is weer op een nadrukkelijke wijze aanwezig. Bovendien is de huishoudensvorm van procreatie zonder huwelijk al verder oostelijk in de Ardennen verspreid geraakt. De beide taalgrenzen, d.w.z. deze van Wallonië met zowel Vlaanderen als met de Oostkantons, zijn opnieuw scherp afgetekend. En dit is zelfs nog meer uitgesproken bij de cohabitanten met kinderen in de leeftijdsgroep van 30-34 jaar. Het voorgaande kan als volgt worden samengevat: telkens zich een nieuw demografisch gedragsmodel heeft ontwikkeld in België, startend met de verspreiding van geboortecontrole vanaf 1870, verliep dit volgens een zeer stabiel geografisch verspreidingspatroon. De opkomst van ongehuwd samenwonen, eerst zonder kinderen en daarna met kinderen volgt dit basispatroon al evenzeer: (i) start in de Waalse driehoek, (ii) uitbreiding naar de Ardennen en zuidelijk Wallonië, pas daarna (iii) doorbraak over de taalgrenzen, met in Vlaanderen (iv) verdere oostelijke en westelijke verspreiding vanaf de meer centrale Vlaamse Ruit. Ook de kust ligt relatief voorop in het geheel van West- en Oost-Vlaanderen. Het meest belangrijke nieuwe element in 1991 en 2001 is dat de proporties cohabitanten gedrukt worden in meer stedelijke gemeenten door de aanwezigheid van allochtone bevolkingsgroepen, die dit fenomeen (nog?) niet hebben overgenomen. De historische determinanten van dit ruimtelijk verspreidingspatroon zijn niet alleen de industrialisatie en verstedelijking tijdens de 19e en vroege 20e eeuw, maar nog meer de opeenvolgende golven van secularisatie sedert de Franse Revolutie. De vroegst en meest geseculariseerde gebieden rurale incluis nemen telkens eerst de nieuwere demografische gedragsvormen aan. - 6 -
Complementair aan deze evolutie is de zeer sterke daling van het aantal jonge gehuwden. Bij vrouwen van twintig is het aantal gehuwden zonder kinderen al merkelijk lager dan het aantal cohabitanten zonder kinderen. Bij late twintigers (25-29 jaar) zijn gehuwde vrouwen met kinderen nog steeds het sterkst vertegenwoordigd (27%). Ongehuwd samenwonenden met kinderen vormen hiervan slechts een kwart. Maar deze laatste groep is meer dan verdubbeld in de afgelopen 10 jaar, terwijl het aandeel van de gehuwden met kinderen in dezelfde periode is teruggevallen van 45 naar 27 procent. Brussel neemt in heel dit verhaal een eigen plaats in. Enerzijds brengt het kosmopolitisch karakter van de grootstad hogere proporties cohabitanten met zich mee. Anderzijds telt Brussel belangrijke migrantenpopulaties die doorgaans een meer traditioneel gezinspatroon aanhouden. Beide factoren samen geven de hoofdstad een intermediaire positie voor wat betreft het aandeel samenwonenden met of zonder kinderen. Inzake het groeitempo van deze huishoudenstypen blijft Brussel zelfs achter op de twee andere gewesten. Voor meer informatie over deze monografie: Patrick Deboosere, coordinator van het onderzoek 02 6292192 patrick.deboosere@vub.ac.be Aziz Naji, beheerder van het programma «ATLAS» Federaal Wetenschapsbeleid Tel. : 02 238 36 46 naji@belspo.be Freddy Verkruyssen, directeur communicatie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Freddy.Verkruyssen@economie.fgov.be - 7 -
Technische fiche Promotoren: De monografie huishoudens en gezinnen in België Deze monografie werd opgezet in het kader van het onderzoeksprogramma «ATLAS: valorisatie van de resultaten van de socio-economische enquête 2001» van het Federale Wetenschapsbeleid. Dit programma, gebaseerd op een samenwerking met de FOD Economie Algemene Directie Statistiek en Economische informatie - valoriseert de gegevens van de socioeconomische enquête 2001 via een reeks monografieën en een reeks onderdelen van de Atlas van België. Meer informatie op http://www.belspo.be/belspo/fedra/prog.asp?l=fr&cod=at Toegang tot de andere monografieën - bevolkingsevolutie - bevolkingsmigraties binnen België - de allochtone bevolking van België en de internationale migraties - huishoudens en gezinnen (gepubliceerd) - nuptialiteit (en samenwonen) en vruchtbaarheid - werkgelegenheid (structurele aspecten) en sociaal-economische structuren - scholarisatie, onderwijsniveau en werkgelegenheid (individuele kenmerken) - huisvesting en leefomgeving (gepubliceerd) - verstedelijking - pendel - zorgverstrekking en gezondheidsaanvoelen (gepubliceerd) - de ouderen De tot nu toe gepubliceerde monografieën zijn terug te binden op: http://www.statbel.fgov.be/census/home_nl.asp - 8 -