DE PUBLIEKE EN STEDELIJKE M E E RWA A R D E VAN DE CLUSTERING VAN MUSEA. MUSEUMINSEL BERLIJN / MUSEUMPLEIN AMSTERDAM M EI 2 0 0 0



Vergelijkbare documenten
BERLIJN. Vlak daarbij is er het Europa-Center waarvan de bouw in 1963 begon en veel winkels en restaurants bevat.

Reisverslag Berlijn 2012 Deel 2 [1]

MUSEUMKWARTIER S HERTOGENBOSCH. BiermanHenketarchitecten

JAARVERSLAG Bezoekcijfers. Totaal aantal bezoeken Van Gogh Museum De Mesdag Collectie Bibliotheek en Documentatie 371

MASTERPLAN RIJKSMUSEUM AMSTERDAM

Gemeenteraad Rotterdam beslist: Museum van de toekomst

Verbouwing Nederlands Architectuurinstituut Jo Coenen

Reisverslag Heidelberg 2016 Deel 7 (2 augustus 2016) [1]

Verslag infomoment verbouwing KMSKA om 19 u Auditorium Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen

Londen ipad. Londen. British Museum. Samengesteld door: BusTic.nl

Programma Zelfbouw Rotterdam

Binnenstad Den Haag. Beste Binnenstad van Nederland

Binnenstad Den Haag. 21 mei 2015 NRW projectbezoek Den Haag. Ad Dekkers Directeur Bureau Binnenstad Den Haag

Een eigenzinnig instituut in Nederland

levendige voorziening in Naam Leidsche auteur Rijn Centrum Utrecht

Kennisnemen van Informatie over voortgang proces Oorlogsmuseum Overloon en erfgoed van de Tweede Wereldoorlog

Ploeg in Hoogkerk. een project met kunst

Hoofdstuk 8. Stadsbezoek

STAD EN TAAL ONTMOET KUNST

TU Delft Rmit Afstudeeropdracht 2010/2011 Kasteel Gemert, De nieuwe KMA. Titelblad

Speuren naar ruimtelijke uitvindingen in de stedenbouw; definitie en voorbeelden vanaf de Industriële Revolutie

h e r o n t w i k ke l i n g s t a d s c e n t r u m - w e s t H e e r l e n j u n i

ESSAY 1: Visie op de opgave - Remi Groenendijk //

HERONTWIKKELING MOLENWAL

DE SPOORZONE IN TILBURG: IN DE VOETSPOREN VAN DE KONING EN KONINGIN

Resultaten openbare marktconsultatie: Verkoop en herontwikkeling gemeentehuis Schijndel

Meerjarenprogramma Kunstwerken (MJPK-2) Beheer in balans

Schouwburg de Kampanje Den Helder

Nederlands Muziek Instituut en Haags Gemeentearchief

beeldende vakken CSE GL en TL

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025"

logoocw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 12 september 2006 OWB/AI-2006/12668

DE WERELD VAN DE GROTE STAD

Amsterdam overhoeks. Ontwerp voor her-ontwikkeling van het Shellterrein op de Noordelijke IJ-oever in Amsterdam.

Versterken binnenstad Het aanbieden van een bibliotheekvoorziening

Werkconferentie woensdagmiddag 24 april Erfgoednota Leiden Startdocument voor hoofdthema Stad van (internationale) kennis en collecties

Sinds haar oprichting in 1956 heeft Stadsherstel zeshonderd panden in. Amsterdam en omgeving gered. Panden die soms al op de nominatie stonden

Raadsvoorstel 2004/326

Centrum Beeldende Kunst Dordrecht

Waar het landschap een verhaal vertelt

Hierbij informeren wij u over de stand van zaken met betrekking tot de transitie van het Noordelijk Scheepvaartmuseum naar een historisch museum.

OPDRACHT "CITYMARKETING"

Reisverslag Boedapest 2015 Deel 2 [1]

Voorlopig ontwerp Leidsche Rijn Centrum Kern 14 september 2011

Analyse en ontwerp Wallhouse

8. Grote Markt: Commercie of Cultuur

Waar verleden en heden elkaar ontmoeten

Nieuw-Mathenesse Stedelijk, Modern en Gastvrij

Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Centrum Zeist. Stedenbouwkundige verkenning. April 2019

Voorkeursschetsontwerp traverse Lemmer

Jaarbeurs van de toekomst

Voorstel aan het college. Vaststellen bestemmingsplan Hoge Woerd, 1e herziening

Meest Gastvrije Stad 2013

Beleidsplan Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum

Meest Gastvrije Stad 2010

Ruimtelijke Onderbouwing Jaarbeurs Utrecht Entree Oost

Jonge Stedenbouwkundigen

STAD EN TAAL ONTMOET KUNST HANDLEIDING VOOR DE DOCENT

Raadsvoorstel richtinggevende uitspraak initiatiefnemer zwembad april 2015 Bijlage 1: Informatie over de initiatieven

Beeldkwaliteitsplan Voormalige Eurobioscoop en omgeving.

Column. De heropening in 2014 Bij de start van de bouw is genoemd dat het museum medio 2014 zou worden heropend. Eind december is de openingsdatum

Amsterdam - IJburg. Ontwerp voor een nieuwe stedelijke uitbreiding van Amsterdam.

Achtergrond In Cadzand-Bad (gemeente Sluis) worden de volgende ontwikkelingen voorbereid:

Eindexamen Duits vwo 2002-I

bedrijventerrein t58 tilburg Bedrijvenpark te midden van groen en water, aan de rand van de snelweg

Resultaten mobiliteitsenquête Brugge Centrum

RUIMTELIJK MOTIVERING

Schetsontwerp Starterswoningen Achterweg 90 Voormalig Cultureel Centrum, Nieuwe Wetering.

Uitvoeringsbesluit subsidieverlening Cultuurnota provincie Drenthe

2. Wat er voor de mijngebouwen in de plaats is gekomen, bestaat uit groenvoorziening, woonwijken en zakelijk beton. Er is tijdens de grootscheepse

Rhenen binnenstad. Een wederopbouwgebied van nationaal belang 04 / 30

Resultaten enquête Een nieuwe invulling voor het Beekstraatkwartier

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 25 maart 2008 Nummer voorstel: 2008/30

TIJDELIJKE KUNST IN NIJMEGEN IIUSEUMZONE: 'UlTKUKKOiMiJM' FLORENTIJN HOFMAN BIJLAGE

Onderwerp: Aanwijzing voormalig synagogegebouwtje als gemeentelijk monument.

RUIMTE VOOR CREATIEF UTRECHT IN OVERVECHT

Toelichting op het bestemmingsplan. 1e herziening bestemmingsplan Leerpark, locatie Brandweerkazerne. Stadsontwikkeling Dordrecht

LOCATIES TE HUUR AMSTERDAM

nieuwsbrief Waarom deze

Prestatievoorstel & verantwoording 2014 (bijlage bij subsidiebeschikking)

Kastelen, burchten, landhuizen

Ontwikkelstrategie Lammenschansdriehoek, Gemeente Leiden (februari 2013) Ontwikkelstrategie

Reizende expositie Herstel, Groei en Vernieuwing

Gemeente Amsterdam. Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC) Preadvies Singelgrachtgarage Marnix, Frederik Hendrikplantsoen

Marcel Breuer Amerikaanse Ambassade

TOERISME en RECREATIE. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 3 e editie. Opzet en inhoud

Samen naar een toekomstbestendige vrijetijdseconomie

PORTFOLIO GERECHTSGEBOUW BREDA MEI 2018 HOOTSMANS ARCHITECTUUR- BUREAU

Evenementenbeleid een strategisch marketing instrument. Conrad van Tiggelen Directeur Marketing

Reddingmuseum Dorus Rijkers

Bescherming bouwhistorie monumenten 2e groep

Koningsstraat 20. Brussel

Duurzame. Glans. Maastrichts zilver

Maritiem Kwartier Delfzijl

inzending arc15 awards > architectuur campus uilenstede

Parkeeranalyse ontwikkeling gezondheidscentrum Hazenkamp aan de Vossenlaan in Nijmegen

Nijmegen binnenstad. Een wederopbouwgebied van nationaal belang 06 / 30

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

Transcriptie:

DE PUBLIEKE EN STEDELIJKE M E E RWA A R D E VAN DE CLUSTERING VAN MUSEA. MUSEUMINSEL BERLIJN / MUSEUMPLEIN AMSTERDAM INEZ BOOGAART S I RI NA VAN AALST ISBN 90-5130-358-0 Wettelijk depot D/2000/2893/40 NUGI 923 M EI 2 0 0 0

I N H O U D S O P G AV E Voorwoor d 5 Inleiding 6 2. MU S E U M S I N S E L BE R L I J N 9 2.1. Het ontstaan van het museumcluster 9 2.2. Het Masterplan Museumsinsel 11 2.3 De afzonderlijke musea: collecties, publiek en de stedelijke context 13 2.3.1 Collecties en missies van de afzonderlijke musea 14 2.3.2 Publiek en marketing 15 2.3.3 Het Museumsinsel in de stedelijke context 17 3. AM S T E R D A M MU S E U M P L E I N 22 3.1 Het ontstaan van het Museumplein 22 3.2 Het Nieuwe Museumplein 24 3.3 Amsterdam Museumplein: collecties, publiek en de stedelijke context 25 3.3.1 Afzonderlijke collecties 26 3.3.2 Publiek en marketing 28 3.3.3 Het Museumplein en de stedelijke context 31 4. CO N C L U S I E S 34 Literatuur en lijst van geïnterviewden 37 3

V O O RW O O R D De herontwikkeling van de Brusselse Kunstberg vormt één van de onderdelen van het programma van Brussel 2000 als Europese Cultuurstad. Brussel is dit jaar één van de negen Europese Cultuursteden. In Brussel 2000 staat de stad centraal en in dit kader organiseert de Koning Boudewijnstichting een reeks van seminars. Doel is meer inzicht te krijgen in het functioneren van de Kunstberg, zowel wat betreft de aldaar gevestigde individuele musea en culturele voorzieningen als de concentratie van verschillende functies, waaronder culturele voorzieningen. Eén van de manieren om dit inzicht te vergroten, is de verschillende aspecten van de Kunstberg en de individuele onderdelen te analyseren. Een andere methode is om aan de hand van mogelijk vergelijkbare ontwikkelingen elders, de eigen situatie beter te kunnen doorzien en wellicht van deze ervaringen te kunnen leren. De aftrap voor de analyse van de Kunstberg wordt gegeven met een eerste ontleding van individuele musea en een vergelijking met voorbeelden uit het buitenland. Deze buitenlandse voorbeeldstudie ligt voor u. Hierbij is gekozen voor twee museumclusters die al vergevorderd zijn in hun (her-)ontwikkeling: het Museumsinsel in Berlijn en het Museumplein in Amsterdam. Enig voorbehoud is bij lezing en gebruik van deze rapportage op zijn plaats. Het ging hierbij om een zeer kortetermijn opdracht, zowel in voorbereiding als uitvoering. Een dergelijke beperking laat hoe dan ook zijn sporen na. In het rapport liggen nog verschillende losse eindjes voor verdere analyse en onderzoek, die wij gezien de beperkte tijd niet verder konden exploreren. Wij hebben ons beperkt tot een beschrijving en een aanzet tot analyse van recente en huidige ontwikkelingen. Aan de hand van beleids- en masterplannen, kranten, tijdschriften, literatuur en het internet hebben we interviews met een aantal betrokkenen bij de ontwikkelingen rond en op het Museumsinsel en het Museumplein voorbereid en gehouden. We hopen dat de behaalde resultaten een goede aanzet voor discussie en het vervolgwerk van de Commissie "Kunstberg" mogen vormen. Irina van Aalst en Inez Boogaarts* Utrecht/ Rotterdam, 1 mei 2000 * beide auteurs schreven het rapport op persoonlijke titel. 5

INLEIDING: MUSEUMC LUST ERS Er heeft zich de laatste jaren wereldwijd een explosieve groei voorgedaan in de bouw en verbouw van musea. Deze museumhausse werd halverwege de jaren zeventig ingezet met de realisering van het onlangs voor 185 mln. gulden (83,9 euro) gerestaureerde - Centre Pompidou te Parijs. Dit succesvolle cultuurcentrum kreeg in veel Europese landen navolging: de verbouwing van het Louvre, het nieuwe Groninger Museum naar een ontwerp van Alessandro Mendini, het Bonnefantenmuseum van Aldo Rossi in Maastricht, het Museum für Kunsthandwerk aan de oevers van de Main in Frankfurt van architect Richard Meijer, het Guggenheim museum van Frank Gehry in Bilbao en de onlangs geopende nieuwe Tate Modern en de renovatie van de Tate Gallery in Londen (599 mln gulden/ 271 mln euro). Nieuwbouw en renovatie staan ondermeer nog op stapel voor het Museum for Modern Art (NY) voor 1,5 miljard gulden (680 euro) 1. Het waren aan de ene kant de hoge bezoekcijfers in met name de jaren tachtig en negentig die een impuls gaven aan de bouw en verbouw van nieuwe musea. Aan de andere kant lijken bezoekers daarentegen juist vaak te komen om de ruimtelijke ambiance van het nieuwe gebouw te beleven. Het hedendaagse museumgebouw is een attractie op zichzelf geworden en wordt door sommige auteurs wel omschreven als een tweede lijst om het kunstwerk (o.a. Wortmann 1991). Vele toeristen kwamen naar Bilbao om Gehry s gebouw te aanschouwen, maar weinigen gingen ook daadwerkelijk naar binnen voor de collectie en tentoonstellingen. Lange rijen wachtenden voor de loketten van musea zijn geen ongewoon verschijnsel. De vrijetijdscultuur en het kunsttoerisme hebben het museum ontdekt als één van de topattracties in de stad. Het museum heeft zich inmiddels aangepast aan de wensen van de vele bezoekers en wordt steeds meer een vrijetijdscentrum met minimaal een (boek)win-kel, een filmzaal, een bibliotheek en een café. Vooral de grote overzichtstentoonstellingen worden druk bezocht. Deze exposities worden niet zelden actief geëxploiteerd door verkoop van allerhande souvenirs, zoals Van Gogh-sweaters, Mondriaan-agenda's, Mendini-gebak en een Ve rmeer-ontbijt (Van Aalst 1997). De onderlinge concurrentie is de laatste jaren door de toename van het aantal musea gegroeid en de musea moeten zich dan ook meer aanpassen aan de wensen van de consument. Het museum is onmiskenbaar onderdeel geworden van een amusementsindustrie, of ze dat willen of niet. Volgens Ibelings (1999: 48) is het museum meer en meer getransform e e rd van een plaats voor cultuurbehoud en contemplatie tot een toeristische bestemming waar het consumeren de voornaamste vorm van gedrag is. Dit sluit aan bij de ontwikkelingen die Hannigan beschrijft in zijn boek Fantasy City (1998) over onder meer de recente realisatie van urban entertainment centers en culturele districten die tot doel hebben ( ) to change perceptions of downtown from images of dereliction, emptiness and crime to those of quality, enter tainment and festivity (1998: 52). Bij de herontwikkeling van een gebied in het stadscentrum is er niet zelden sprake van een cluster van museale accommodaties. Zo heeft New York een M u s e u m m i l e, Wenen en Utrecht een M u s e u m k w a rt i e r, Rotterdam een M u s e u m p a r k en Frankfurt een M u s e u m s u f e r. De fysieke nabijheid van musea zou bezoekers de mogelijkheid verschaffen meerdere instellingen op een dag te bezoeken. Het verschaft de musea zelf de mogelijkheid meer samen te werken op inhoudelijk en organisatorisch vlak. Bovendien, zo wordt aangenomen, kan clustering tegen een achtergrond van groter wordende concurrentie juist uitdagend werken. 1. Bedragen afkomstig uit artikel van Paul Steenhuis (2000). 6

INLEIDING: MUSEUMCLUSTERS Toch zitten er ook de nodige haken en ogen aan dergelijke museumclusters, zeker in vergelijking met andere culturele clusters. Het voornaamste verschil tussen e n t e r tainment centers of cultural districts en museumclusters zit in het feit dat deze laatste veelal monofunctionelegebieden zijn die in de avonduren weinig toegankelijke stadsdelen opleveren. Terwijl de cultural districts en m i x e d - u s e centra door hun multifunctionaliteit zowel overdag als s avonds- een toegankelijk en aantrekkelijk gebied vormen. In deze notitie wordt zowel het functioneren van individuele musea binnen een museumcluster bekeken, als wel het cluster als geheel nader geanalyseerd. Verschillende invalshoeken kunnen hierbij worden gehanteerd. Musea zijn zowel als wereld op zich, als in verhouding tot hun omgeving te beschouwen. Enerzijds zijn naast de collectie, de missie en het gebouw - de routing, de opstelling van collectie en tentoonstellingen, het karakter van de ruimten en de architectuur - ook de kwaliteit van directie, communicatie en dienstverlening medebepalend voor het functioneren van het individuele museum. Anderzijds vervult het museum een rol ten opzichte van zijn (stedelijke) omgeving. Hierbij gaat het om de relatie ten opzichte van andere musea en voorzieningen in een zelfde cluster - wat is de onderlinge routing, hoe verhouden ze zich in karakter en uiterlijk tot elkaar en op welke wijze versterken of beconcurreren ze elkaar als wel de verhoudingen ten opzichte van musea in de rest van de stad, met vergelijkbare musea elders in het land of de wereld. Doelstelling van dit project is het in beeld brengen van de rol en functie van de musea zowel als zelfstandige instellingen als ingebed in een cultuurcluster voor het publiek en de stad. De vraag is tevens in hoeverre eventuele samenwerking tussen de musea en mogelijk andere voorzieningen, tot een meerwaarde voor de individuele musea en het cluster kan leiden. Museumclusters in Berlijn en Amsterdam Het Museumsinsel in Berlijn en het Museumplein in Amsterdam zijn historisch gegroeide museumconcentraties. Op het Museumsinsel bevinden zich vijf musea, te weten het Altes Museum, de Alte Nationalgalerie, het Bodemuseum, het Pergamonmuseum en het Neues Museum. Alle musea zijn zogenaamde Staatliche musea. De ontwikkeling van het gebouwencomplex op het Museumsinsel begon met de bouw van het Altes Museum, een ontwerp van Schinkel, in 1830. In 1930 werd het cluster voltooid met de opening van het Pergamonmuseum. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd een groot deel van de gebouwen beschadigd. De naoorlogse verdeling van Duitsland leidde tot een verdeling van een groot aantal collecties en verzamelingen tussen Oost- en West Berlijn. Het Museumsinsel werd onderdeel van Oost-Berlijn. Na de Wende werd vrij snel een begin gemaakt om de meeste verzamelingen weer te herenigen en de gebouwen die veel oorlogsschade opliepen te herstellen. In Amsterdam was het vanaf de eerste plannen (zo n honderd jaar geleden) duidelijk dat de toen nog geheten museumterreinen in Amsterdam-Zuid plaats zouden moeten bieden aan de belangrijkste culturele voorzieningen van de stad. Momenteel bevinden zich aan het Museumplein in Amsterdam drie musea - het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum 7

INLEIDING: MUSEUMCLUSTERS Vincent van Gogh - en het Concertgebouw waar het internationaal vermaarde Koninklijk Concertgebouworkest vaste bespeler is. In tegenstelling tot het Museumsinsel, behoort dit gebied tot een van de levendigste aan de rand van het Amsterdamse centrum. Er zijn in de directe nabijheid cafés, restaurants, galeries, (boeken-)winkels en dure woningen gevestigd. De individuele musea in beide clusters hebben een monumentale waarde en behoren tot het historisch erfgoed, hoewel de musea in Berlijn er als gevolg van de Tweede Wereldoorlog en gebrek aan middelen in de DDR-tijd verwaarloosd uit zien. Het Berlijnse cluster is door water omgeven en als museumeiland als zodanig herkenbaar. De musea staan dichtbij elkaar. In de Amsterdamse situatie zijn de musea aan een min of meer driehoekig park/ plein gesitueerd. Ze staan hier overigens met hun rug tegenaan. Beide kennen een nogal roemrucht verleden en ontwikkelingsgang en beide lijken een evenzo turbulente toekomst tegemoet te gaan. Het Museumsinsel heeft nog tien jaar van herontwikkeling, bouw en verbouw voor de boeg wanneer het masterplan, dat vorig jaar gepresenteerd werd, ook zal zijn uitgevoerd. Het Museumplein is, ruimtelijk, bijna zo goed als klaar na tien jaar herinrichting, maar de eerste problemen van de herinrichting dienen zich evenwel al weer aan. Bovendien ligt de voorbereiding van de nieuwbouw van het Stedelijk Museum al langere tijd stil. In beide clusters wordt gepoogd tot samenwerking te komen, hoewel dat in Berlijn veel intensiever en op meer vlakken tegelijkertijd wordt aangepakt. In beide steden gaat het om uiteenlopende collecties die in belangrijke mate uniek en/ of uitzonderlijk (op lokaal, nationaal of internationaal niveau) te noemen zijn. Ook wat betreft publiek, trekken de individuele musea veel aandacht in beide steden. In onderstaande tekst wordt per locatie de ontwikkeling van het cluster beschreven, waarna de diepte wordt gezocht. Individuele collecties, publiek(sbereik) en de ruimtelijke positie in de stedelijke context komen daarbij uitgebreid aan de orde. Belangrijkste vraag is hierbij steeds: op welke manier wordt er onderling samengewerkt en wat is de meerwaarde hiervan. Na de bespreking van Berlijn en Amsterdam worden de belangrijkste punten nog eens expliciet naar voren gehaald. 8

2. MUSEUMSINSEL BERLIJN Het Museumsinsel ligt tussen de rivier de Spree en Kupfergraben in het nieuwe centrum van Berlijn Mitte. Sinds de Wende staat de h e re n i g i n g van de collecties centraal, zo valt te lezen in een memorandum van de Stichting Staatlichen Museen zu Berlin Preussischer Kulturbesitz in 1991. Het M a s t e r p l a n Museumsinsel (1999) moet de kroon worden op de hereniging van de collecties uit beide voormalige stadsdelen. 2.1 HET ONTSTAAN VAN HET MUSEUMCLUSTER Aan het begin van de 19e eeuw ontstond het idee om op het eiland in de Spree tegenover het koninklijke paleis een museum te bouwen. Kroonprins Friedrich Wilhelm IV nam in 1822 het initiatief het museum te vestigen in de Lustgarten. In 1830 kwam het Altes Museum, naar een ontwerp van Karl Friedrich Schinkel, tot stand. Met dit museum werd uitdrukking gegeven aan de Pruisische ideologie: het samengaan van de monarchie (het Paleis 2 ), de kerk (Dom), het leger (Zeughaus) en de kunst in het Altes Museum (Mensch 1999). Het Altes Museum was één van de eerste Europese museumgebouwen en kreeg in binnen- en buitenland navolging en zou in de negentiende eeuw lange tijd als voorbeeld dienen voor de realisatie van museumpaleizen. Niet alleen de architectuur, maar ook de inrichting en de 'plattegrond' stonden model voor toekomstige musea (Von Moos 1999). Op de begane grond stonden de klassieke beeldhouwwerken en op de eerste verdieping de schilderkunst. Een trap leidt naar een centrale koepelruimte die dienst doet als oriëntatiepunt, met daarnaast twee U-vormige ruimten verdeeld over twee verdiepingen (naar Van Aalst 1997). Het gebouw was voor de collectie echter al snel te klein en in 1841 opperde Friedrich Wilhelm IV, inmiddels koning geworden, het idee ( ) die ganze Spree-insel hinter dem Museum zu einer Freistätte der Kunst und der Wissenschaft umzuschaff e n ( ) (Schmidl 2000). 2. Het paleis werd als enige in de DDR-tijd afgebroken; momenteel is een discussie gaande over herbouw ervan. 9

MUSEUMSINSEL BERLIN In 1859 werden het Neues Museum en in 1876 de Nationalgalerie geopend, beide ontworpen door Friedrich August Stüler. Op de Noordelijke punt van het Museumsinsel -van de andere gebouwen afgesneden door een spoorbaan- werd in 1904 het Kaiser Friedrich Museum voltooid, later (1956) omgedoopt tot het Bodemuseum naar de toenmalige directeur. Tenslotte werd in 1930 het Pergamonmuseum geopend. Na de Tweede Wereldoorlog 3 viel het grootste deel van het museumbezit in handen van de Westerse Geallieerden en het Russische leger. In 1947 werd de Staat Pruisen door de geallieerden formeel opgeheven. Dit betekende dat veel kunstcollecties geen rechtmatige eigenaar meer hadden. Na de deling van Duitsland en Berlijn in 1949 ontwikkelde zich in beide stadsdelen een eigen museumlandschap: de meeste collecties werden gesplitst. De Geallieerden droegen de in beslag genomen collecties over aan de in 1957 in het leven geroepen Stiftung Preussischer Kulturbesitz (Schmidl 2000). Daarmee was tot de Wende in 1989 sprake van twee musea voor Moderne Kunst en twee Egyptische musea, met voor een deel complementaire collecties (Mensch 1999) 4. Zo werd de Grieks-Romeinse collectie uit het Pergamonmuseum verdeeld en ging een deel naar het in 1959 heropende Pergamonmuseum in Oost-Berlijn, terwijl een ander deel werd tentoongesteld in het Stülergebouw naast het paleis Charlottenburg. In 1990 werd het cultuurbezit van Oost- en West-Berlijn weer herenigd. Alle musea op het Museumsinsel vallen onder de Stichting Staatliche Preussischer Kulturbesitz (SPK), met één president. Hieronder resorteert de Staatliche Museen Preussischer Kulturbesitz (SMPK) en de Staatliche Bibliothek met ieder een eigen directeur-generaal. De directeurgeneraal van de Staatliche Museen Preussischer Kulturbesitz is meestal één van de directeuren van de musea en is verantwoordelijk voor de inhoudelijke gang van zaken. De administratieve taken behoren sinds 1999 tot het werk van de president. Uit de voormalige 29 gescheiden verzamelingen werden in totaal 17 musea in Berlijn gevormd. De SMPK is één van de grootste museumorganisaties ter wereld. Het feit dat alle SMPK musea onder de verantwoordelijkheid van één directeur-generaal vallen, maakt het gemakkelijker om grootschalige beslissingen, bijvoorbeeld wat betreft het Masterplan voor het Museumsinsel, te nemen. Zowel de Bund (BRD) als de Bundesländer financieren, via een specifieke verdeelsleutel, de SMPK. De hoogte van het bedrag van de Bund is gebonden ( matching grants ) aan dat van de Länder 5. De hereniging van de diverse museumcollecties verliep overigens niet zonder slag of stoot. De discussies over de opheffing van de dubbele musea en een samenvoeging van de collecties wordt wel de Tweede Berliner Museumskrieg genoemd 6. In 1999 werd het Masterplan Museumsinsel gepresenteerd. 3. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden plannen gemaakt het Museumsinsel verder uit te breiden. Nieuwe musea zouden de culturele concentratie moeten versterken. Ze waren daarmee onderdeel van de Germania-plannen van Hitler en Speer voor een Oost- Westas ter ontwikkeling van het Nieuwe Berlijn. De plannen zijn nooit tot ontwikkeling gebracht. 4. Een dergelijke verdubbeling van voorzieningen leidde ook in andere culturele sectoren tot meer van hetzelfde: een dubbele schouwburg, dubbele toneel- en muziekgezelschappen etc. 5. Het feit dat in maart 2000 het Land Berlin gedreigd heeft de SMPK met 25 miljoen DM te korten, heeft daardoor mogelijkerwijs de consequentie dat de SMPK 50 miljoen kwijtraakt, omdat de bedragen gematcht zijn. 6. De Eerste Museumskrieg betrof uiteraard de verdeling van de collecties tussen beide Duitslanden. 10

MUSEUMSINSEL BERLIN 2. 2 HET MASTERPLAN MUSEUMSINSEL Das ehrgeizigste Ziel der Berliner Kulturpolitik ist sicher die Wi e d e rherstellung der Museumsinsel als geistiger und Kultureller mittelpunkt der Hauptstadt ( ), aldus de huidige burgemeester 7. Momenteel wordt een aantal musea op het Museumsinsel gerenoveerd en gemoderniseerd. De meeste museumgebouwen zijn tijdens de tweede Wereldoorlog zwaar getroffen en nooit geheel gerestaureerd. Het Bodemuseum en de Alte Nationalgalerie staan in de steigers en zullen in respectievelijk 2001 en 2005 worden heropend, het Altes Museum is inmiddels gedeeltelijk herontwikkeld en de Lustgarten is in zijn oorspronkelijk staat teruggebracht. Het Neues Museum zal worden gerenoveerd door de Britse architect David Chipperfield, die in 1997 de uitgeschreven internationale ontwerpwedstrijd won 8. Chipperfield stelde dat de renovatie van dit museum niet goed zou kunnen verlopen zonder een planningsconcept voor het gehele gebied. Drie architectenbureaus, te weten Chipperfield, Hilmer & Sattler en Tesar, stelden gezamenlijk een Masterplan op ( ) zur städtebaulichen und museumsfunktionalen Erschliessung der Museumsinsel einschliesslich der Verknüpfung der einzeln Häuser, Entwicklungspotentiale und Planung der Aussenräume 9. Deze architecten stelden een Gesamtkonzept Museumsinsel op (1999). De aanzet voor de ontwikkeling van het Masterplan is feitelijk gegeven door de lokale Senatsverwaltung für Wissenschaft, Forschung und Kultur 10. De Museumsreferat is daarbinnen de contactpersoon voor de SMPK. Deze afdeling heeft het plan in grote lijnen laten ontwikkelen en dat vervolgens aan de SMPK gedicteerd. In de praktijk heeft dat bijvoorbeeld als consequentie dat Chipperfield c.s. weliswaar het Masterplan hebben ontwikkeld, maar het zal de gemeentelijke bouwdienst zijn die het plan uiteindelijk uitvoert. Daarnaast wordt de herontwikkeling van het Museumsinsel nauwlettend door Monumentenzorg (Denkmalschutz) in de gaten gehouden, met name wordt gelet op de voorgestelde bouwkundige wijzigingen aan de verschillende gebouwen. De uitverkiezing van het Museumsinsel in maart 2000 voor de lijst van het Wereldcultuurerfgoed van Unesco is dan ook een mixed blessing ; enerzijds betekent dit erkenning voor de kwaliteit van het cluster, maar anderzijds betekent het ook dat er nog meer organisaties over de schouders van de ontwikkelaars meekijken. De uitverkiezing houdt ook een vorm van zekerheid in; de betrokken overheid kan het gebied niet zomaar aan z n lot overlaten. 7. In een verklaring op 20 januari 2000, http://www.berlin.de 8. Overigens had de architect Giorgio Grassi in 1994 al de eerste prijs in de competitie gewonnen voor de herstructurering van het Neues Museum. Hij stelde onder andere voor om de ingangen van de verschillende musea naar de binnenkant van het Museumsinsel te verplaatsen. Grassi werd enkele malen verzocht het ontwerp aan te passen. Nadat hij zelf uitgebreid had gewezen op het belang van de architectonische-historische waarde van het gehele ensemble van gebouwen, werd uiteindelijk een nieuwe wedstrijd uitgeschreven die door Chipperfield in 1997 werd gewonnen (Sonne 1999). Zie ook: Museums for a new Millennium (1999), ed. V.M. Lampugnani & A. Sachs. 9. Op http://www.sbb.spk-berlin.de/pressemiteilung, juni 1999. 10. Het stadsdeel Mitte heeft weinig zeggenschap over het Museumsinsel. Ook de gedecentraliseerde dienst voor cultuur in het centrum, Kultur am Mitte, heeft feitelijk niets met de musea en de culturele ontwikkeling van het Museumsinsel te maken, hoewel het wel in het geografische gebied valt (vergelijk met situatie in Amsterdam). De taken en missies van de afzonderlijke musea overschrijden het stadsdeelniveau, naar verluidt (interview). 11

MUSEUMSINSEL BERLIN A Bodemuseum (Münzkabinett, Museum für Byzantinische Kunst, Skulpturensammlang) B Pergamon (Antikensammlung, Vorderasiatischen Museum, Museum für Islamitischen Kunst, Münzkabinett: Antike Münzen) C Neues Museum D Altes Museum E Nationalgalerie 1 Uferpromenade an der Spree (to be developed) 2 Straße am Kupfergraben 3 wiederherstellung der Mobijoubrücke 4 Neuer Fußgängersteg 5 Wiederherstellung der Friedrichsbrücke 6 Umgestaltung der Bodestraße zum Fußgängerbereich 7 Neugestaltung der Brücke zum Pergamon 8 Neubau am Kupfergraben 9 Umbau des Ehrenhofes (Pergamonmuseum) 10 S-Bahn (Aufwertung des Raumes zwischen Bodemuseum und Pergamon) 11 Aufwertung des Raumes östliches des Pergamons mit Anliegesteg) 12 Neubau auf den Kasemengelände (Kurz- und Mittelfristig sind Verwaltungs-, Werkstatt-, und Depoträume geplant. Halböffentliche Forschungseinrichtungen ergänzen Konzept). 12

MUSEUMSINSEL BERLIN Uitgangspunt is bij het Masterplan is de hereniging van de archeologische collecties op het Museumsinsel. De afzonderlijke museumgebouwen worden ontsloten door één centrale entree en de musea zijn verbonden door een deels ondergrondse passage, de zogenaamde archeologische promenade 11. De musea houden ook hun eigen, afzonderlijke entrees. De promenade representeert de hereniging van de collecties en geeft een overzicht van fragmenten of de h i g h l i g h t s van de collecties van de afzonderlijke musea. Deze promenade/ verbinding is speciaal voor snelle bezoekers een uitkomst om in relatief korte tijd kennis te nemen van een aantal hoogtepunten uit de individuele collecties. Daarnaast blijven de afzonderlijke musea, met hun eigen collecties en accenten, ook individueel toegankelijk. Alle musea zullen worden verbonden door de promenade, behalve de Alte Nationalgalerie die apar t van de andere musea ligt (zie kaart). Voor de centrale entree - met informatievoorzieningen, een café, boek- en museumwinkel, garderobefaciliteiten - zal een nieuw gebouw worden ontworpen nabij het Neues Museum aan de Kupfergraben 12. Bijzonder is dat de niet-publieksfuncties zoals de depots, de archieven, de bibliotheken en onderzoeksafdelingen van het Museumsinsel zullen verdwijnen naar de Kasernengelände (Friedrich-Engels-kaserne) aan de linkeroever van de Kupfergraben, tegenover het Bodemuseum, in de nabijheid van de Humboldt Universität. 2.3 DE AFZONDERLIJKE MUSEA: COLLECTIES, PUBLIEK EN DE STEDELIJKE CONTEXT Momenteel is het Museumsinsel nog een cluster met daarin twee groepen gebouwen met een verschillende oriëntatie. Enerzijds het Bodemuseum en Pergamonmuseum met een westelijke oriëntatie op de Kupfergraben (over het water heen). Anderzijds het Altes en Neues Museum met een zuidelijke oriëntatie op de Lustgarten (richting de brede boulevard en de Dom). De Alte Nationalgalerie staat wat apart. Door het ontwikkelen van één entree en een archeologische promenade (op kelderniveau) verwacht men meer eenheid in het gebied te krijgen. De collecties en de gebouwen behoren tot unieke elementen uit het nationale en internationale erfgoed. Dat heeft ook tot gevolg dat Monumentenzorg (Denkmalschutz) met argusogen de herontwikkeling van het Museumsinsel volgt en indien nodig aan de rem trekt. Met name de voorgestelde interne verbindingen leveren de nodige schermutselingen op 13. 11. De museumgebouwen waren overigens oorspronkelijk ook door bruggen, via de bovenverdiepingen, met elkaar verbonden. 12. Bouwtechnisch gezien is het idee van de (gedeeltelijk) ondergrondse verbinding zeer ingewikkeld. De meeste musea staan op palen en er is feitelijk weinig grond onder de musea om een verbinding te kunnen graven. De onderdoorgang moet als het ware tussen de palen door gelegd worden. 13. Wel dienen nog verschillende logistieke zaken binnen het concept te worden opgelost. Als mensen bijvoorbeeld aan de ene kant van een museum erin komen en via een ander museum er uit willen, moeten ze ergens hun jas of spullen weer kunnen terug krijgen. Daar is nu nog geen oplossing voor als je niet via de (massatoeristische) promenade er door heen wilt. Ook is er nog onduidelijkheid over het verbouwen van het Pergamon. Dit museum is in een U-vorm gebouwd, dus als men aan de ene kant is, moet men via dezelfde kant terug. Een verbinding tussen de uiteinden zou dit euvel kunnen verhelpen, maar het is de vraag of de monumentenzorg hiermee akkoord zal willen gaan. 13

MUSEUMSINSEL BERLIN 2.3. 1 COLLECTIES EN MISSIES VAN DE AFZONDERLIJKE MUSEA Zowel de afzonderlijke als alle collecties tezamen van de musea in het Museumsinsel vormen een unieke kunsthistorische verzameling in Duitsland en Europa. Belangrijkste kenmerk van het Museumsinsel is de archeologie: 6000 jaar Europese cultuurgeschiedenis. De collecties vullen elkaar inhoudelijk sterk aan: een Egyptische en Papyrusverzameling, Oudheidkundige Verzameling, Voor-Aziatische Kunst, Prehistorie, Muntenkabinet, Byzantijnse kunst en Islamitische kunst. Het accent ligt vanaf heden op deze collecties, alhoewel ook voor tijdelijke tentoonstellingen in de toekomst meer plek wordt ingeruimd. Het Altes Museum (1830) heeft een zogenaamde Antikensammlung (Griekse en Romeinse (kunst)objecten zoals vazen, sculpturen, juwelen, beeldhouwwerken). Deze is verdeeld en te zien op twee locaties op het Museumsinsel: in het Altes Museum 14 en in het Pergamonmuseun. Inmiddels was de aan de DDR toegewezen collectie Griekse en Romeinse kunst ondergebracht in het Pergamonmuseum. Na hereniging werd het Altes Museum eerst gebruikt als belangrijkste tentoonstellingsruimte van de Staatliche Museen, alhoewel toen al plannen werden gemaakt om de antieke kunst terug te brengen (Mensch 1999). De benedenruimte is inmiddels verbouwd en in 1998 weer voor het publiek geopend (deel collectie is terug). Echter in 2003 zal het gebouw grondig worden gerenoveerd en wederom de deuren sluiten. Uit ruimtegebrek in het Altes Museum is het Neues Museum ontstaan (1859) 15. Na de hereniging begon men direct plannen voor renovatie te maken. SMPK koos hiervoor eerst de Italiaan Grassi (deconstructivistisch ontwerp), maar monumentenbeschermers keerden zich tegen zijn plannen en drukten uiteindelijk het ontwerp van Chipperfield er door die nu ook het Masterplan heeft gemaakt (Mensch 1999). De Alte Nationalgalerie is momenteel gesloten. De collectie bestaat uit 19e eeuwse sculpturen en schilderijen 16. Daarnaast impressionisten 17 en schilderwerken uit de tweede helft van de 19e eeuw. Na WOII bood het museum onderdak aan 19e en 20e eeuwse Duitse kunst. De oudere kunstwerken werden getoond in het Bodemuseum en de moderne kunst (van na 1945) in het Altes Museum (Mensch 1999). Het Pergamonmuseum heeft één van de grootste collecties kunstwerken uit de Oudheid. Tevens een deel van de Antikensammlung (Griekse en Romeinse (kunst)objecten zoals vazen, sculpturen, juwelen), het Vorderasiatisches Museum en Museum für Islamitische Kunst. Pergamonmuseum is met ruim 600.000 bezoekers per jaar één van de meest populaire musea. Hoofdattractie is het Pergamon Altaar (200 jaar voor Chr.). Ten slotte herbergt het Bodemuseum -een Neobarokgebouw- vijf collecties: het Münzkabinett, Ägyptische Museum, Gemäldegalerie, Museum für Spätantike und Byzantische Kunst en Skulpturensammlung. Het Bodemuseum is momenteel gesloten. 14. Tijdens de WOII werd het gebouw zwaar beschadigd en pas in midden van de jaren zestig weer geopend. Tot 1990 was er in het Altes Museum een collectie naoorlogse DDR-kunst te zien. 15. Tijdens de oorlog is het museum zwaar beschadigd. Het museum is in de DDR-tijd nooit gerestaureerd. 16. Met onder andere werken van Cornelis, Overbeck, Schadow (beeldhouwer van wie het bekendste werk op de Brandenburger Tor staat: Viktoria met haar vier paarden), en een aantal werken van Adolph Menzel (www.smb.spk-berlin.de). 17. Waaronder werken van Monet, Renoir, Cézanne en Rodin (beelden). 14

MUSEUMSINSEL BERLIN Naast het tonen van de collecties en (tijdelijke) tentoonstellingen, hebben de verschillende musea ook een belangrijke wetenschappelijke functie. Er is het natuurwetenschappelijke Rathengen Onderzoekslaboratorium, een centraal archief, een kunstbibliotheek en een Instituut voor Museologie (Institut für Museumskunde), waar (sociologisch) onderzoek wordt verricht op het terrein van onder andere het publiek, met name voor de SMPK musea. Hierboven werd al aangegeven dat deze afdelingen letterlijk uit de musea gehaald zullen worden. Zo ontstaat volgens Schuster (2000) de mogelijkheid op termijn ( ) eines gro s s e n Berliner Institutes für Kunst- und Kulturw i s s e n s c h a f t e n te openen. Hiermee zal het museumcluster voornamelijk de functie van tonen hebben, terwijl secundaire functies op een andere locatie (aan de overzijde van de Kupfergraben) een plaats krijgen. 2.3.2 PUBLIEK EN MARKETING De unieke collecties op het Museumsinsel zorgen ervoor dat de aantrekkingskracht van de musea afzonderlijk en tezamen nu al fors is, ondanks het feit dat er steeds enkele musea gesloten zijn in verband met verbouwing en vernieuwing van de musea op het Museumsinsel; en dat zal nog zo n tien jaar duren. De aanzuigende werking van publiek wordt vooral veroorzaakt door de vaste tentoonstellingen van de collecties. Deze zijn over het algemeen geliefd bij een gestage stroom van (internationale) toeristen 18. 630.000 bezoekers kwamen alleen al voor het Pergamonmuseum in 1999 (Becker 2000). Of, volgens schattingen, 13.600 bezoekers aan alle collecties per dag 19. De tijdelijke of bijzondere tentoonstellingen worden hoofdzakelijk door Berlijners of bewoners uit de omgeving bezocht. 20 tot 25% van de bezoekers aan het Pergamon bijvoorbeeld is uit Berlijn afkomstig, ruim 55% komt uit Duitsland en ongeveer 20% komt uit het buitenland 20. Het Pergamon, de Gemäldegalerie en het Egyptische Museum, dat ook op het Museumsinsel zal worden gevestigd, zijn de drie belangrijkste toeristische Berlijnse trekkers. Het Museumsinsel vormt nu al een vast onderdeel in vrijwel alle vaste toeristische (bus) stadsbezichtigingen. Het betreft overigens in de meeste gevallen zogenaamde half-uur-bezoekers; snel de bus uit, vlug het Pergamon in en na een half uurtje de weer bus in. Met name voor dit type bezoekers is de promenade met highlights uit alle collecties bedoeld, zoals dat in het Masterplan wordt voorgesteld. De musea kunnen de mensenstroom overigens op dit moment al fysiek nauwelijks aan ze waren immers nooit op een dergelijk massaal aantal bezoekers berekend- en daarom alleen al is het nodig de musea te verbouwen, uit te breiden en opnieuw in te richten. Als alle collecties 18. De directeur vergeleek de situatie van de aantrekkingskracht van de Brusselse Markt voor toeristen met die van het Museumsinsel: oude, historische gebouwen (monumentaal erfgoed) en een mooie site. 19. Interview met SMPK. 20. Op dit punt waren, zover ons bekend, geen exacte gegevens voorhanden. De hier genoemde gegevens zijn gebaseerd op een interview met de directeur van het Institut für Museumskunde, maart 2000. Het Institut für Museumskunde, een onderdeel van het SMPK, verr i c h t p u b l i e k s o n d e zoek r bij de verschillende musea van de SMPK maar ook bij andere musea. Onlangs werd bijvoorbeeld een publieksonderzoek over het Pergamon Museum gepubliceerd. Deze gegevens waren voor het onderhavige rapport evenwel niet bru i k b a a r. 15

MUSEUMSINSEL BERLIN straks herenigd of herverdeeld zijn, zal het Museumsinsel rond 2010 een unieke verzameling oudheidkundige collecties omvatten. Het Masterplan voorziet in een architectonische ingreep om door middel van historische, geografische en thematische aandachtspunten deze verzamelingen, die ook in de toekomst in verschillende gebouwen zijn ondergebracht, aan elkaar te verbinden 21. Aan de (potentiële) belangstelling van uiteenlopende bezoekers -snelle, eenmalige of vaste bezoekers- zal dan worden tegemoet gekomen. SA M E N W E R K I N G O P H E T V L A K VA N M A R K E T I N G E N C O M M U N I C AT I E Nu al is de samenwerking op het vlak van marketing en communicatie voor alle Staatliche musea centraal georganiseerd, door het Aussenamt (Externe Betrekkingen) van het SMPK. Dus inclusief die van de musea binnen het Museumsinsel. Praktisch gezien komt dat tot uiting in bijvoorbeeld het feit dat de brochures van alle SMPK musea in dezelfde stijl zijn gemaakt en dat in de individuele brochures reclame wordt gemaakt voor de andere SMPK-musea. Voor de musea op het Museumsinsel (en de overige Staatliche musea) kan de bezoeker een dagkaart kopen waarmee alle afzonderlijke Staatliche musea met sterke reductie kunnen worden bezocht. Deze museumkaart is niet voor de andere (niet-staatliche) musea geldig. Tot enige jaren geleden waren de Staatliche Museen zelfs gratis toegankelijk. Sinds een entreeprijs wordt geheven, is het bezoek in sommige musea drastisch teruggelopen. Op het Museumsinsel was het effect, naar verluidt, daarvan overigens niet al te dramatisch. Daarnaast is er een gemeenschappelijke educatieve dienst, worden publicaties uitgegeven en hebben de musea een gemeenschappelijke website. Organisatorisch betekent het dat een achttal medewerkers van de dienst Externe Betrekkingen gezamenlijk het communicatie- en marketingbeleid (inclusief de educatieve dienst) voor in totaal 17 collecties bepaalt. Deze medewerkers zijn zelf decentraal binnen de musea werkzaam, hetgeen in de praktijk betekent dat één medewerker voor minimaal twee collecties zorgdraagt. De centraal gevestigde dienst Externe Betrekkingen poogt in samenwerking met de individuele musea tot een gezamenlijke aanpak te komen, waarbij rekening wordt gehouden met individuele ideeën in relatie tot de afzonderlijke collecties en de benadering van specifieke doelgroepen. Overigens moeten alle voorstellen goedgekeurd worden door de directeurgeneraal van het SMPK. De samenwerking op dit vlak komt ook duidelijk tot uiting in het Masterplan. In de herontwikkeling van het Museumsinsel draait het vooral om het p u b l i e k. De versterking van de individuele musea en onderlinge verbanden, gaat eerst en vooral uit van de wijze waarop het publiek beter toegang krijgt tot de tentoonstellingen en collecties. Dat komt tot uiting in de geplande promenade van highlights en andere publieksfaciliteiten, maar ook bijvoorbeeld in het verbeteren van de ontvangstmogelijkheden voor het publiek. Daarom moet het voor bussen ook gemakkelijker worden om toegang tot het gebied krijgen, maar ook bootverbindingen (aanlegplaatsen) zullen worden uitgebreid. 21. Het gaat te ver om hier gedetailleerd op de verschillende aspecten van het masterplan in te gaan. 16

MUSEUMSINSEL BERLIN Twee zaken moeten in dit verband nog nadrukkelijk worden opgemerkt. Ten eerste duurt het nog minstens 10 jaar voordat het Museumsinsel klaar is en er zullen gedurende deze periode steeds minimaal een of twee musea gesloten zijn. Dat heeft hoe dan ook gevolgen voor het publiek en de wijze waarop het contact met het (potentiële) publiek moet worden onderhouden. Daarnaast, en daar wordt hieronder nader op ingegaan, zijn er momenteel nog vele nieuwe musea in ontwikkeling in Berlijn. De concurrentie om publiek kan in tien jaar tijd, ongemerkt, sterk toenemen. Ten tweede, moet aangetekend worden dat momenteel het (buitenlandse) toeristische bezoek aan Berlijnse musea nog steeds niet erg hoog te noemen is 22. Toeristen blijven hooguit 2,3 dagen en daarbij zit meestal het bezoek aan één enkel museum. Er wordt hard aan gewerkt om hier verandering in aan te brengen, onder meer door het Partnerschaft für Berlin 23. The only E u ropean city with more museums than rainy days, is één van de slogans waarmee het Partnerschaft für Berlin de stad wil profileren op nationaal en internationaal niveau (Schneider 1998). 2.3.3 HET MUSEUMSINSEL IN DE STEDELIJKE CONTEXT Het Museumsinsel ligt in het centrum, het oorspronkelijk M i t t e, van Berlijn. Tot aan de Wende was dit Oost-Berlijn. In de afgelopen tien jaar is het oude centrum weer hét centrum van Berlijn geworden, hoewel de oorspronkelijke bebouwing de oorlogen en DDR-tijd nauwelijks doorstaan heeft. De Wende heeft niet alleen tot een grote economische en ruimtelijke verplaatsing van voorzieningen geleid -van het Westen, naar Mitte- maar ook een psychologische aardverschuiving teweeggebracht. Nieuwe bezoekersstromen zijn op gang gekomen op het moment dat vanaf de Brandenburger Tor weer over Unter den Linden kon worden geflaneerd. Op straat zijn drommen mensen te aanschouwen die zich lopend, fietsend en in auto s massaal over de boulevard verplaatsen. Ondanks deze verandering van bezoekers- en transportstromen, ligt het Museumsinsel ruimtelijk gezien nog steeds wat geïsoleerd in Berlijn s Mitte. 22. De directeur van het Institut für Museumskunde vermeldt overigens ook dat het totale aantal buitenlandse bezoekers aan Berlijn niet zo opzienbarend is als men vaak denkt. München steekt Berlijn met gemak de kroon. 23. Partnerschaft Berlin is een publiek-private samenwerking op het gebied van stadsmarketing. Veel grote ondernemingen maken er deel van uit. Het partnerschaft coördineert en organiseert een aantal culturele festiviteiten om Berlijn zoals Schaustelle Berlin, de Museumsmonat ( Schauplatz Museum ) met bijzondere tentoonstellingen en activiteiten en de Lange Nacht der Museen. Deze activiteiten moeten Berlijn een plek op de culturele kaart geven en ervoor zorgen dat nieuwe doelgroepen kennis maken met één of meerdere van de 170 musea die de stad Berlijn telt. 17

MUSEUMSINSEL BERLIN I N T E R N E S I T U AT I E O P H E T MU S E U M S I N S E L De musea op het Museumsinsel hebben alle een eigen ingang en deze ingangen zijn veelal naar buiten gericht. De ingang van het Pergamon is zelfs alleen via een apart bruggetje over het water bereikbaar. De musea liggen nu met de achterkanten naar elkaar toe. Er is geen gemeenschappelijk plein waar alle ingangen samen komen. Het Masterplan voorziet er in om de musea zowel hun eigen ingang te laten behouden, alswel één gezamenlijke ingang naast het Neues Museum te ontplooien. Dat zou de interne eenheid van het Museumsinsel als geheel moeten versterken. De openbare ruimte van het Museumsinsel zal, volgens het masterplan, als campus ontwikkeld worden. Wat de precieze invulling of idee daarachter is, is niet geheel duidelijk. Maar aangenomen mag worden dat gepoogd wordt het gebied, analoog aan een universiteitscampus, als één geheel te ontwikkelen. Er wordt dan ook over gesproken over een langere avondopenstelling van de musea, (museum)festivals en museumcafés zullen meer levendigheid in het gebied brengen 24. Een campus heeft overigens ook een zeker gevaar van monofunctionaliteit in zich. Op dit moment nodigt het gebied na sluiting van de musea beslist niet uit om er doorheen te gaan omdat het er onherbergzaam, stil en donker is. Dit wordt versterkt door de vele bouwactiviteiten en de monofunctionaliteit van het gebied: na zessen vinden er geen activiteiten meer plaats in de musea. En alhoewel het de bedoeling is daar in de toekomst verandering in te brengen, is het zeker niet gepland om nieuwe zelfstandige horeca- of cultuurvoorzieningen aan het gebied toe te voegen. Het is dan ook nog onduidelijk of er wel voldoende levendigheid in het gebied zelf zal ontstaan, onafhankelijk van wat de musea te bieden hebben. Cultuurtoeristische voorzieningen of woonfuncties ontbreken nu en worden naar verwachting ook niet toegevoegd. Ook andere voorzieningen, zoals bijvoorbeeld winkels of zelfstandige restaurants, die een bezoek aan het gebied noodzakelijk maken, ontbreken in het gebied. Vanzelfsprekende bezoekersstromen zullen naar onze verwachting dan ook niet snel op gang komen. Overigens blijft er feitelijk voorlopig tussen de musea niet zoveel aan open en openbare ruimte over. Op dit moment al helemaal niet omdat alle bouwmaterialen er staan en er weinig sprake van doorgang tussen de musea mogelijk is. Na alle verbouwingen is het aandeel van de openbare ruimte tussen de musea in, ook niet al te groot te noemen. TO E G A N K E L I J K H E I D E N E X T E R N E R E L AT I E S Daar komt bij dat het Museumsinsel als zodanig vrij geïsoleerd binnen de stad en het centrum ligt. Er zijn momenteel relatief weinig brugverbindingen naar het gebied van de musea toe en die er zijn, zijn vooral voetverbindingen. De spoorbrug tussen Bodemusem en Pergamon vormt een extra (visuele) barrière. In deze situatie zou verandering moeten komen door het creëren van een paar nieuwe (voetgangers)verbindingen zoals de ontwikkeling van een nieuwe brug en bootverbindingen bij de Nationalgalerie. De brug naar het Pergamon wordt verbreed en ook de voetbruggen van en naar het Bodemuseum worden aangepast. Doorgaand autoverkeer via het Museumsinsel is nu uitgesloten. 24. Interview met Museumsreferat, Senatsverwaltung (WFK). 18

MUSEUMSINSEL BERLIN Het gebied ligt bovendien niet echt in de loop van de grote bezoekers- en autostromen van Berlin Mitte. Hoewel het zeer intensief benutte Unter den Linden dichtbij gelegen is, is daarvan op het Museumsinsel maar in beperkte mate iets merkbaar. De boulevard vormt in feite zelfs een fysieke barrière. De drukke, brede boulevard zorgt er nu voor dat wandelstromen aan één kant van de boulevard blijven, gehinderd door de autostroom. Het gebied zelf maakt geen deel uit van de doorgaande infrastructuur van Berlin Mitte. In het masterplan worden weliswaar suggesties voor aanpassingen van de externe verbindingen en verbeteringen met betrekking tot de omgeving gedaan, maar dat zijn vooral suggesties. Het masterplan zelf kan feitelijk weinig aan de omgeving veranderen. Verwacht wordt wel dat wanneer de omgeving aantrekkelijker is, daarmee automatisch het gebied ook én aantrekkelijker én een logisch onderdeel van het grotere geheel van Mitte zal worden 25. Wanneer het archief, bibliotheek en een groot deel van het wetenschappelijke en dienstverlenende personeel buiten de musea naar gebouwen aan de Kupfergraben worden verplaatst, zullen mogelijkerwijs ook vanzelf natuurlijke verbindingen en bezoekersstromen tussen dat gebied en het Museumsinsel ontstaan. HE T MU S E U M S I N S E L I N R E L AT I E T O T A N D E R E M U S E A Veel aandacht gaat in Berlijn en bij het SMPK uit naar de herontwikkeling van het Museumsinsel, maar dit is niet het enige museumcluster in Berlijn en ook niet het enige cluster dat onder verantwoordelijkheid van het SMPK valt. Berlijn kent nog minstens twee andere clusters: Dahlem en het Kulturforum. De oorspronkelijke museumgebouwen op het Museumsinsel stonden na de deling in het centrum van Oost-Berlijn in West-Berlijn was men na de deling gedwongen nieuwbouw te plegen. Aanvankelijk werden de verschillende collecties ondergebracht in het Volkenkundig Museum te Dahlem. In 1970 werden aan dit museum nieuwe vleugels toegevoegd om de snel groeiende collecties onderdak te bieden. In en rond het gerestaureerde slot Charlottenburg ontstond een tweede museumcomplex. Toen de economie begon aan te trekken maakte het stadsbestuur plannen om een aantal musea onderdak te geven in nieuwe gebouwen op een groot braakliggende terrein, ontstaan door de naoorlogse scheiding en de bouw van de muur, in Tiergarten (het Kulturforum ) 26. In 1963 werd in Tiergarten als eerste voorziening de Philharmonie van Scharoun geopend, gevolgd door de Neue Nationalgalerie naar een ontwerp van Mies van der Rohe in 1968. Met de renovatie van het Museumsinsel en de herverdeling van collecties, zullen er drie locaties met een eigen specialisatie overblijven. A rc h e o l o g i e wordt de kern van de collecties op het Museumsinsel in Berlin-Mitte. E u ropese kunst wordt geconcentreerd in het Kulturforum (Berlin-Tiergarten) en in het Hamburger Bahnhof, en n i e t - E u ropese kunst en v o l k e n k u n d e is op de locatie Dahlem te vinden, met dependances in Charlottenburg en Köpenick. In hoeverre deze concentraties ook potentiële concurrenten van elkaar zijn, is nog niet duidelijk. 25. Verwacht wordt bijvoorbeeld dat wanneer het Historisch Museum (Pei) aan Unter den LInden klaar is, dat daarmee ook het Museumsinsel meer geopend zal zijn voor bezoekers. Gepoogd zal worden dit gebied dat aansluit aan het Museumsinsel (Unter den Linden) verder met musea te ontwikkelen. Een portrettengalerij en een architectuurmuseum zouden een extra stimulans voor museumbezoekers kunnen vormen, zo wordt verwacht. 26. Het idee kwam van Hans Scharoun die verantwoordelijk was voor wederopbouw van Berlijn. In 1946 ontwikkelde hij een plan voor het Nieuwe Berlijn. Dit plan voorzag in een langs de zuidkant van de Spree lopende Kulturband (Mensch 1999). Een dergelijke concentratie van culturele instellingen kwam overeen met de Germania-plannen waarin eveneens de Oost-Westas een culturele bestemming kreeg. 19

MUSEUMSINSEL BERLIN SMPK is beheerder van alle Staatliche Museen en daarmee ook van de musea in de drie clusters. Alle aandacht gaat nu uit naar het Museumsinsel en de kans bestaat dat er weinig geld en aandacht voor de andere clusters overblijft. De geïnterviewden gaven op dit punt geen eenduidig antwoord. Enkele geïnterviewden gaven voorzichtig aan dat er gerede kans op onderlinge concurrentie tussen de clusters te verwachten is, zowel wat betreft bezoekers als financiering. Bovendien worden er nog vele, nieuwe musea de komende jaren in Berlijn verwacht. Andere benadrukten dat er nog genoeg ruimte voor nieuwe musea in Berlijn is. Het museumbezoek aan alle musea in de stad groeit nog steeds, zowel bij de oude als nieuwe instellingen. Dus dat duidt niet direct op onderlinge concurrentie. Men verwacht bovendien dat bezoekers gemakkelijker van het ene naar het andere museum binnen één en tussen clusters zullen gaan 27. Het Institut für Museumskunde verwacht wel enige onderlinge concurrentie tussen musea die louter de lokale en regionale markt bedienen en geen al te uitgesproken of unieke collectie hebben 28. Een techniek- of natuurmuseum heeft derhalve veel meer kans op concurrentie dan de unieke collectie van het Pergamon 29. RE L AT I E S M E T A N D E R E V O O R Z I E N I N G E N O P H E T MU S E U M S I N S E L 27. Opgemerkt moet worden dat het bezoek aan de musea van het Kulturforum momenteel nog niet echt goed loopt, maar dat komt omdat het gebied en de nieuwe musea nog in ontwikkeling zijn. Momenteel is bovendien de bereikbaarheid van het forum met openbaar vervoer nog niet optimaal. Er is in dit gebied zelfs letterlijk een kunstbergje gecreëerd dat op zijn minst een drempel opwerpt om bij de (gezamenlijke) ingang van (enkele) musea te komen. De collectie van het KF (modern, hedendaags) trekt bovendien niet zo n groot publiek. De meeste bezoekers komen nu nog om de architectuur en nog onvoldoende voor de collecties zelf (interview). Dahlem ligt sinds de hereniging zowel psychologisch als fysiek zeer ver buiten het centrum van Berlijn. Het potentiële bezoek aan deze collecties is sowieso niet zo groot en sinds de afschaffing van de gratis toegankelijkheid, hebben deze musea geleden onder dalende bezoekersaantallen. 28. Interview met directeur IfM. 29. Hij verwacht wel mogelijk concurrentie tussen het Etnologie Museum (Dahlem) en het Haus der Kulturen der Welt (centraal gelegen), dat vergelijkbare tentoonstellingen organiseren. Ook is de toekomst van het Museum van Vor- und Frühgeschichte niet duidelijk. Officieel zal de collectie naar het Museumsinsel toe gaan, maar de Stiftung Stadt Museum (lokaal historische collectie) vindt het even zo logisch dat het naar hen toe komt. 20

MUSEUMSINSEL BERLIN Op dit moment zijn er geen echte andere voorzieningen dichtbij of rond de musea op het Museumsinsel zelf. Buiten horecavoorzieningen of festivals binnen de musea zelf, zijn deze ook niet als zelfstandige voorzieningen in het Masterplan voorzien voor de toekomst. Wel is er op de andere oever een theater en zijn er op enkele honderden meters afstand (zie kaartje) andere musea of culturele voorzieningen in aanbouw of in ontwikkeling. De huidige directeur-generaal van de SMPK musea maakt zich wel sterk voor de ontwikkeling van nog meer musea en tentoonstellingsruimten (architectuurmuseum, portrettengalerij) in de nabijheid van het Museumsinsel, met de bedoeling het eiland hierdoor ook als attractiepunt te versterken. Op dit moment is het nog onduidelijk in hoever re deze plannen ook daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden. Geconcludeerd kan worden dat er tussen de musea binnen het Museumsinsel sprake is van vergaande samenwerking op het vlak van publieksbenadering en marketing. De musea beheren verschillende collecties en deze collecties zullen in de toekomst door middel van een architectonische promenade in feite een dwarsdoorsnede door alle musea en collecties heen- als het ware aan elkaar worden verbonden. Toch blijven de individuele collecties nadrukkelijk tot de afzonderlijke musea met eigen directeuren behoren. Wel vallen alle musea onder een en dezelfde organisatie, SMPK. Samenwerking met andere voorzieningen dan de Staatliche musea, zijn niet direct voorzien. Noch binnen het Museumsinsel, noch met nabij gelegen voorzieningen. 21

3. MU SEUMPLEIN AMSTERDAM De huidige situatie (april 2000) van het Amsterdamse Museumplein is het resultaat van diverse ideeën en plannen uit uiteenlopende perioden. Het Museumplein heeft in de loop der tijd wisselende kwalificaties gekend: Plein der Plannen, Tuin van Zuid, Akropolis van Amsterdam, Plein der Zuchten (Lansink 1999:28). Recentelijk is de openbare ruimte tussen de musea en het Concertgebouw, datgene wat feitelijk met het Museumplein wordt aangeduid, herontwikkeld. Tevens is onlangs de nieuwbouw voor het Van Gogh Museum gereedgekomen en zijn er plannen voor de uitbreiding van het Stedelijk Museum en voor een structurele verbouwing van het Rijksmuseum. 3.1 HET ONTSTAAN VAN HET MUSEUMPLEIN 3 0 Wanneer naar ruim een eeuw planvorming van het Museumplein wordt gekeken, springen drie namen in het oog, te weten Van Niftrink, Cuypers en Van Eesteren. Zij bepaalden de inrichting van het Museumplein, eigenlijk tot nu toe. Recentelijk kan daar de naam van Andersson aan worden toegevoegd. In 1872 legde stadsingenieur Niftrink de driehoekige vorm vast van het gebied tussen het Vondelpark en de Boerenwetering. De as van het plein werd in het verlengde van de Spiegelgracht gesitueerd, zodat een verbinding zou ontstaan met de centrale stad. In 1875 werd het voorstel van de Amsterdamse gemeenteraad om een nieuw Rijksmuseum te bouwen op een perceel buiten de Singelgracht tegenover de Spiegelgracht, goedgekeurd door de Tweede Kamer 31. In 1876 werd Pierre Cuypers benoemd tot architect van het Rijksmuseum en in 1885 werd het gebouw geopend. Een van de ingangen bevond zich aan de kant van het plein; de hoofdingang bevond zich aan de andere kant. 30. Tekst gebaseerd op: publicatie DRO (1988) en artikel Lydia Lansink (1999) 31. Eén van de voorwaarden was een onderdoorgang ter ontsluiting van de voorgenomen stadsuitbreiding, een zogenaamde stadspoort. 22