Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 124 Nieuwe infrastructuur mobiele communicatie (C2000) Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 12 februari 1998 In het Algemeen Overleg van 26 november jl. heb ik met de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken gesproken over de rapportage omtrent project C2000 (25 124, nr. 4). Bij die gelegenheid hebben de leden van de commissie een aantal vragen gesteld waarop ik hieronder nader zal ingaan. Allereerst zal ik u informeren over de risicobeheersing in het project, waarvoor ik u het rapport Risicobeheersing in C2000 dd 7 maart 1997 als bijlage bij deze brief meezend 1. Waar in dit rapport sprake is van het Instituut Informatie- en Communicatie-technologie Politie daar dient u te lezen, de IT-organisatie. Vervolgens ga ik in op de vraag naar de majeure beslismomenten in het project. Dan zal ik u informeren over de financiële aspecten van het project. Ik besluit deze brief met actuele informatie over het verloop van de offerte-beoordeling. Risicobeheersing Het rapport Risicobeheersing in C2000 is de momentopname van 7 maart 1997. Sindsdien hebben zich vanzelfsprekend ontwikkelingen voorgedaan die van invloed zijn op de perceptie van de in het rapport gesignaleerde risico s. Over een aantal van deze ontwikkelingen heb ik u in het afgelopen jaar geïnformeerd. De eerstvolgende grote herziening van de risicoanalyse staat gepland voor het voorjaar 1998, wanneer de technische en financiële risico s beschouwd kunnen worden in het licht van de offertes van de leveranciers. 1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie. Vooruitlopend daarop plaats ik nu graag enkele tussentijdse opmerkingen ondermeer bij het risico dat samenhangt met de keuze voor de technologie. In het hoofdstuk Conclusies en Aanbevelingen van het rapport wordt het risico dat samenhangt met de keuze voor de Europese standaard, TETRA, ontrafeld in een internationale component, een standaardisatievraag, een vraagpunt over de tijdige beschikbaarheid van KST27669 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 1998 Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 124, nr. 6 1
apparatuur, en het risico van de kosten. De stand van zaken ten aanzien van deze aspecten zal ik hieronder toelichten. Het kostenaspect komt later in deze brief aan de orde. Internationale context Nederland staat met de keuze voor de Europese standaard voor radiocommunicatie, TETRA, niet alleen. In Engeland heeft inmiddels in een landelijk project ten behoeve van de politie een aanbesteding op basis van TETRA plaatsgevonden. Er zullen nog vervolgaanbestedingen plaatsvinden. Dat is vergelijkbaar met Nederland, waar in eerste instantie ook slechts de infrastructuur wordt aanbesteed en de randapparatuur in een later stadium volgt. Effect van de aanbesteding is dat vervolgaanbestedingen op TETRA gebaseerd moeten zijn. Verder meld ik u dat mijn Finse ambtgenoot op 12 december van het vorig jaar het contract heeft getekend voor de levering van een nationaal TETRA-netwerk voor gebruik door politie, brandweer, hulp- en reddingsdiensten, grensbewaking en andere overheidsinstanties. Ter voorbereiding van een landelijk project in Duitsland worden twee op TETRA gebaseerde pilots georganiseerd, in Berlijn-Brandenburg (1998) en in het gebied rond Aken (1999). Bij die laatste pilot worden dan tevens vanuit de Nederlandse IT-organisatie en haar Belgische tegenhanger de technische en organisatorische aspecten van grensoverschrijdende mobiele communicatie onder de loep genomen, waardoor de pilot een drielanden-karakter krijgt in het gebied Luik, Maastricht, Aken. In België is in het aanbestedingsdocument uitsluitend beschreven aan welke functionele eisen de infrastructuur moet voldoen. Dat laat enige ruimte voor een leveranciersoplossing. Naar verwachting zal in de eerste maanden van 1998 in België met de keuze voor een «preferred supplier» (mede gebaseerd op de resultaten van testopstellingen van de drie aanbieders) duidelijkheid ontstaan over de Belgische positie ten opzichte van TETRA. Standaardisatie Met apparatuur op basis van de inmiddels vastgestelde delen van de TETRA-standaard kan C2000 worden gerealiseerd. Op basis van het programma van eisen van de (Nederlandse) politie is enige jaren geleden al vastgesteld welke elementen van TETRA minimaal nodig zijn om de gewenste functionaliteiten en voorzieningen te kunnen realiseren. Die elementen hebben de hoogste prioriteit in het standaardisatieproces gekregen en zijn inmiddels afgerond. Tevens werd prioriteit gegeven aan 9 van de 25 diensten (de zgn. supplementary services), waaronder bijvoorbeeld de mogelijkheid van dynamische groepsindeling en noodoproep. Standaardisatie van bepaalde diensten, zoals doorschakelen bij afwezigheid, moet nog afgerond worden. Overigens is in het C2000 aanbestedingsdocument de eis opgenomen dat eventuele toekomstige functionaliteiten in het bestaande systeem geïmplementeerd moeten kunnen worden. Voor een aantal grote leveranciers is de standaard stabiel en compleet genoeg om grootschalig te investeren in ontwikkeling, productie en verkoop van zowel netwerken als randapparatuur op basis van TETRA. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 124, nr. 6 2
Deze producenten hebben zich samen met vertegenwoordigers van de OOV-sector in verschillende landen sinds twee jaar georganiseerd in een MoU (memorandum of understanding) groep, waardoor de gemeenschappelijke processen omtrent TETRA versneld kunnen worden afgehandeld. Bovendien zal, mede door de voortgaande standaardisatie, steeds meer functionaliteit beschikbaar komen. Inmiddels is in het testnetwerk van de IT-organisatie vastgesteld dat TETRA-randapparatuur van verschillende merken goed functioneert op een en dezelfde infrastructuur. Planning op hoofdlijnen en Beslismomenten Ik heb u in mijn brief van 27 oktober 1997(EIB97/U545) geïnformeerd over de planning op hoofdlijnen. Het cruciale moment zal zijn het punt waarop besloten wordt de realisatie van de infrastructuur te gunnen. Volgens de huidige inzichten zal dat moment zich aandienen in de zomer van 1998. Binnen een jaar, in het voorjaar 1999, moet vervolgens de infrastructuur van de startregio opgeleverd worden, waarna dit eerste deel van het landelijke netwerk gefaseerd in gebruik genomen wordt door de politie Amsterdam-Amstelland, de regionale brandweer Amsterdam en omstreken en de CPA Amsterdam e.o. Volgens een nauwkeurig beschreven aanpak zullen alle kritische factoren van het project gedurende de looptijd van de startregio geëvalueerd worden. De afrondende evaluatie van de startregio zal plaatsvinden in het vroege voorjaar van 2000. Die evaluatie zal gegevens opleveren over de manier waarop het netwerk in de rest van Nederland het beste in gebruik genomen kan worden. Niettemin wil ik in de overeenkomst met de leverancier ook de mogelijkheid openhouden om bij zwaar tegenvallende resultaten in de startregio het project fundamenteel te herzien. Kosten en financiering van het project C2000 In het algemeen overleg op 26 november 1997 is getracht een verband te leggen tussen de cijfers die genoemd zijn in mijn brieven over het project C2000 en de cijfers zoals die zijn opgenomen in de Biza-begroting 1998. Ik wil dat verband hier nogmaals aangeven. De kosten en financiering van C2000 zijn als volgt. De totale kosten van het project C2000 blijven vooralsnog gefixeerd op een bedrag f 1 066 mln. zoals dat ook is aangegeven in mijn brief van 22 november 1996. De opbouw van dit bedrag treft u aan op blz. 15 van het bij vorengenoemde brief gevoegde rapport Studie naar de kosten van het C2000-netwerk. Ten behoeve van de financiering van het Rijksaandeel in het project C2000 is bij Kaderbrief 1997 een bedrag toegevoegd aan artikel 05.27 van f 567,0 mln. Van deze ophoging wordt melding gemaakt op blz. 123 in de Bizabegroting 1997 (Tweede Kamer 1996 1997,25 000 hoofdstuk VII, nr. 2) Het aan de Biza-begroting toegevoegde bedrag is gespreid over de jaren 1997 t/m 2003 en wel als volgt: 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2 003 2,0 26,0 107,0 113,0 117,0 117,0 85,0 Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 124, nr. 6 3
Tijdens de ambtelijke voorbereiding van de Kaderbrief 1997 is indertijd afgesproken dat van het toegevoegde bedrag ad f 567,0 mln. f 8,0 mln. bestemd zou worden voor het project GMS. Resteert dus een begrotingssuppletie van f 559,0 mln. voor het project C2000. Dit laatstgenoemde bedrag wordt ook gemeld in paragraaf 3.5 van mijn brief van 22 november 1996. In dezelfde brief en paragraaf wordt aangegeven dat geacht wordt een bedrag van f 483,0 mln. beschikbaar te zijn bij de deelnemende partijen. Dit bedrag is een kapitalisatie van de door deelnemende partijen tot 1 april 1995 gedane investeringen in radiocommunicatievoorzieningen. Het aandeel van de deelnemende partijen in het bedrag ad. f 483,0 mln. is als volgt over die partijen verdeeld: gemeentelijke brandweer: f 79,0 mln. CPA 31,0 mln. politieregio s 231,0 mln. KLPD 47,0 mln. directie Brandweer Biza 84,0 mln. directie Politie Biza 11,0 mln. Een optelsom van f 559,0 mln. exogeen toegevoegd budget en het bij de deelnemende partijen beschikbaar geachte bedrag ad f 483,0 mln. geeft een totaal beschikbaar budget van f 1 042 mln. Vanuit de reeds bestaande meerjarenraming voor het begrotingsartikel 05.27 is vervolgens nog f 24,0 mln. beschikbaar gesteld, opdat kosten en middelen met elkaar in evenwicht zijn. De meerkosten als gevolg van de participatie van de KMAR, zijnde 5,3 miljoen gulden worden volledig door de KMAR betaald. De aandelen van de directies Brandweer en Politie zijn ook verwerkt in de meerjarenraming van artikel 05.27 tesamen met de exogene toevoeging uit de Kaderbrief 1997 ad f 559,0 mln. en de endogene toevoeging ad f 24,0 mln. vanuit het artikel zelf. In totaal zit dus in de meerjarenraming van artikel 05.27 tot en met het jaar 2003 verwerkt een bedrag van f 678,0 mln. Op blz. 122 van de Biza-begroting 1998 (Tweede Kamer 1997 1998,25 600 hoofdstuk VII,nr 2) is tot en met het jaar 2002 f 641,9 mln. al opgenomen. Het restant (f 678,0 mln. minus f 641,9 mln.) zal in de begroting 1999 in de meerjarenraming voor het jaar 2003 worden opgenomen. Uit het rapport Studie naar de kosten van het C2000-netwerk blijkt dat rekening is gehouden met een marge onvoorzien van f 100,0 mln. Die marge wordt voorshands voldoende geacht om een tegenvaller van f 3,0 mln. zoals genoemd op blz. 2 van mijn brief van 27 oktober 1997 op te vangen. Zoals in het AO van 26 november 1997 al is aangegeven, zal herijking van kosten en financiering van dit project pas kunnen plaatsvinden nadat de gunning voor het netwerk is afgerond. In die herijking zal aandacht worden geschonken aan ondermeer doorlooptijd, het aantal opstelpunten, de dekkingsgraad van het netwerk, koersontwikkelingen, omvang projectorganisatie en exploitatielasten. Over de uitkomsten van die herijking zult u in een volgende rapportage worden geïnformeerd. Stand van zaken Offerte-beoordeling Bij de beoordeling van de offertes die in het kader van de aanbesteding van de infrastructuur voor C2000 zijn ontvangen is een belangrijk tussenresultaat geboekt. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 124, nr. 6 4
Uit de toets op de minimumeisen is gebleken dat de drie aanbieders nog niet volledig voldoen aan alle gestelde eisen. De geconstateerde verschillen zijn soms slechts minimaal en hebben dan bijvoorbeeld betrekking op de geldigheidsduur van de offerte. In andere gevallen is het verschil met wat er gevraagd is groter bijvoorbeeld vanwege het aanbod van een principieel andere technologie. Op basis van deze constatering, en na afweging van de mogelijkheden die de Europese aanbestedingsrichtlijnen in dergelijke gevallen bieden, heb ik besloten om de niet openbare aanbestedingsprocedure te stoppen en over te gaan op de procedure «Gunning via Onderhandelingen, zonder voorafgaande bekendmaking door middel van een aankondiging». De geconstateerde afwijkingen ten opzichte van de eisen zijn met de aanbieders besproken, en zij worden in de gelegenheid gesteld hun offertes bij te stellen. Na de beoordeling van deze bijgestelde offertes wordt de «preferred supplier» geselecteerd. Met deze aanbieder volgt een verdere afstemmingsfase die moet leiden tot een gunning op het hierboven aangegeven moment. Ten opzichte van de oorspronkelijke planning zou een en ander voor de gunning een vertraging van enkele maanden kunnen betekenen. Ik zal u in de komende voorjaarsrapportage over C2000 terzake nader informeren. De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 124, nr. 6 5