SPREKEN IS GOUD, ZWIJGEN DOET PIJN DE INDISCHE OORLOG IN NEDERLAND

Vergelijkbare documenten
Herdenking vanuit het oogpunt van Japanse Nakomelingen. Aya Ezawa, Universiteit Leiden

Toespraak Gerdi Verbeet bij de Indiëherdenking 15 augustus 2014 in Den Haag


Noot 12 Voorbeeldselectie van thema s en vragen voor zeven groepsgesprekken

Arigato. opdrachtenblad. Regie: Anielle Webster Scenario: Sandra Beerends Jaar: 2012 Duur: 10 minuten

Toespraak G. Verbeet Zwolle, 15 augustus 2016

We zijn 2 zusjes Leah en Dika, we komen uit een gezin van 10 kinderen. We zijn in Teuge geboren en opgegroeid, waar we een geweldige jeugd hebben

PVA AFSTUDEERPROJECT BRITTA ZIMMERMAN 2015

A L G E M E E N M A A R T

Speech tijdens opening tentoonstelling Oorlog! Van Indië tot Indonesië , Bronbeek.

Eerste nummer. Op kamers Eerst durfde ik de woonkamer niet naar binnen. Eetfobie. Het was moeilijk om te zien dat mijn nichtje van 5 meer at dan ik.

In de eeuwigheid van het leven waarin ik ben is alles volmaakt, heel en compleet en toch verandert het leven voortdurend. Er is geen begin en geen

Boek en workshop over het verlies van een broer of zus. Een broertje dood. Door Corine van Zuthem

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al:

Bevolkingsgroepen DOE KAART 1. Naam van het project. Als je voor deze opdracht kiest leer je meer over een bepaalde bevolkingsgroep.

documentaire de oorlog van eric schneider

Veiligheid en bescherming bij geweld in relaties

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie

thuis is ver weg hoe nederlands-indië dichtbij komt start

Vrouwelijke genitale verminking en gendergebonden geweld

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

Verbinden vanuit diversiteit

Samen eenzaam. Frida den Hollander

Toespraak door Kamervoorzitter Arib bij de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands Indië, in Den Haag op 14 augustus.

Opvoeden in andere culturen

Jezus zoekt ruzie. en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder

Inhoud. Aan jou de keuze 7. Niet alleen maar een boek 187. Auteurs 191. Dankwoord 197

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd.

Toespraak Jet Bussemaker, Lid College van Bestuur van de UvA/Hva en voormalig staatssecretaris van VWS, op 11 april 2012.

Ervaringen Voorbeeld jouw ervaring delen? formulier

Geachte Commissaris van de Koning in Zeeland, Burgemeesters en wethouders en raadsleden van de Zeeuwse gemeenten, Vertegenwoordigers van defensie,

Waarom we een derde van ons leven missen Nieuwe wegen naar het innerlijke leven. Hoe de wetenschap dromen grijpbaar maakt 24

Alvast bedankt voor het invullen!

VICTIMS IN MODERN SOCIETY

Relaties. HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website:

Samen werken aan het verminderen van overbelasting

Uit huis gaan van jongeren

INHOUD. Eerste hoofdstuk. Tweede hoofdstuk

Eerste druk, februari Elisabeth Nymus

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Culturele interview. Introductie

Inhoud Inleiding Puberteit: algemene ontwikkelingskenmerken Puberteit en adoptie 39

Familie aan tafel. Een werkvorm voor individuele coaching of intervisie.

DETENTIE EN HET GEZIN

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Tekst herdenking Brabantse gesneuvelden: Wie de ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst

TREFWOORDEN INDISCHE DVD S

Zorg. Omdat een andere blik je leven verrijkt

Oud worden met de oorlog

5.2. Praktische-opdracht door een scholier 1531 woorden 18 september keer beoordeeld. Geschiedenis. Inleiding

4 mei Dodenherdenking. Wij zijn hier bijeen gekomen om doden te herdenken. Geschaard rondom het oorlogsmonument. Een monument ter herinnering.

Verschuivende machtsrelaties in allochtone gezinnen Trees Pels

WAAR KAN IK HULP VINDEN? Informatie over geestelijke gezondheidsproblemen

Cambriana online hulpprogramma

verrijking a Familiegeschiedenis Bekijk het fragment en beantwoord de vraag. Wat vind je van zijn verhaal?

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

Er zijn mensen nodig met nieuwe fantasie

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1

EIGEN BLOED Over moeders die hun kind afstaan ter adoptie

Geweld in huis raakt kinderen. Informatie en advies voor ouders. huiselijkgeweldwb.nl cent per minuut

Museum Vaassen Historie Openingstijden: Donderdag en Vrijdag van tot uur Zaterdag van tot uur.

Uitkomst onderzoek EFFECTEN ZELFREALISATIE

Klanttevredenheid. Vereenzaming Ouderen Soest VOS

Hoofdstuk 1. namelijk afschuwelijke dingen! Daders zijn soms zo creatief en geslepen, daar kunnen we ons maar amper een voorstelling bij maken.

Wat was voor jou de belangrijkste reden om aan dit project mee te werken?

Activiteit 01: Je gedachten en gevoelens 7. Activiteit 02: De scheiding van je ouders overleven 11. Activiteit 03: Acting out 16

Inner Child meditatie

Gezinsinterventie Gezinsgesprekken voor gezinnen waarbij de ouder psychische problemen heeft

Ons vignet laat zien wat we graag willen bereiken, namelijk mensen tot groei en bloei brengen als persoon en in hun relaties met andere mensen.

Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan

Autisme in de levensfase van jaar. Marijke Gottmer GZ-Psycholoog Altrecht 11 december 2012

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

GROEPSOPDRACHT: Bespreek met elkaar welke relatieverbanden in de Bijbel genoemd worden:

Voel jij wat ik bedoel? 17/5/2008

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Lieve mensen van de Hofkerk, gasten, gemeente van Jezus Christus

Je eigen gevoelens. Schaamte

OPDRACHT: Lees de vier tekstgedeelten en beantwoord de 4 bijbehorende vragen. Luk 15:11-32 Joh 3:14-17, Joh 15:9-17 Matt 5:43-48, Joh 13:33-35

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige.

Is een klas een veilige omgeving?

Secundaire traumatisering

ONDERNEMEN IS VOOR HELDEN

Het Trauma voorbij! Helen van seksueel kindermisbruik

Verhaal: Jozef en Maria

kinderen toch blijven ondersteunen. Het maakt niet uit wat (Surinaamse vader, 3 kinderen)

Toespraak Staatssecretaris de Vries t.b.v. Nationale Herdenkink bij Nationaal Indië-monument , zaterdag 6 september 2008

September 2008 Door: Charlotte Storm van s Gravesande. Bijbehorende foto's: zie onderaan de tekst. Hallo mede dierenvrienden,

Naam KIDS FOR WARCHILD Oorlog en vrede in de wereld

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg

Geachte burgemeester, dames en heren, beste jongens en meisjes,

Rondetafelgesprek Mantelzorg 22 november 2012

ALLES DUBBEL. Survivalgids. voor startende tweelingmama s. Denise Hilhorst

Hoe is de multiculturele samenleving ontstaan?

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

(Deel van) Zijn Lichaam

Misschien zit u hier wel met de grote vraag: wat is Kerst eigenlijk?

De mantelzorg DER LIEFDE

Transcriptie:

SPREKEN IS GOUD, ZWIJGEN DOET PIJN DE INDISCHE OORLOG IN NEDERLAND HULPVERLENING AAN DE INDISCHE NA OORLOGSE GENERATIE SCRIPTIE VOOR DE OPLEIDING PSYCHOSOCIAAL WERKER SPSO TE UTRECHT M.A. LINCKLAEN ARRIËNS- DUIF JULI 2003 i

ii

inhoudsopgave WOORD VOORAF 1 1. Persoonlijke groei en professionele ontwikkeling 1 2. Persoonlijke achtergrond 1 3. Tweede generatie, oftewel INOG 1 4. Eerste generatie 1 5. Wens 2 DANKWOORD 3 INLEIDING 4 HOOFDSTUK 1. GESCHIEDENIS EN ACHTERGRONDEN VAN DE EERSTE GENERATIE OORLOGSSLACHTOFFERS UIT VOORMALIG NEDERLANDSCH-INDIË 7 Inleiding 7 1.1. Bevolkingsgroepen 7 1.1.1. Volbloed Europeanen/ Nederlanders 8 1.1.2. Indo-Europeanen 8 1.1.3. Vreemde Oosterlingen 8 1.1.4. Indonesiërs 9 1.2. Geschiedenis 9 1.2.1 Vooroorlogse periode 9 1.2.2. Oorlogsperiode 9 1.2.2.a. Jappenkampen 9 1.2.2.b. Krijgsgevangenen 10 1.2.2.c. Verzetsstrijders 10 1.2.2.d. Buiten het kamp 10 1.2.3. Bersiap 10 1.2.4. Repatriëring 11 1.3. Schematisch overzicht van de geschiedenis en de repatriëringgolven 13 HOOFDSTUK 2. BESCHRIJVING VAN DE INDISCHE NAOORLOGSE GENERATIE 14 Inleiding 14 2.1. Definitie van de Indische Naoorlogse Generatie 14 2.2. Wetenschappelijke kennis over de INOG en onzichtbaarheid 14 2.3. De omvang van de Indische naoorlogse generatie en de herkenbaarheid 15 iii

2.4. Diversiteit 15 2.4.1. Migratiemoment 15 2.4.2. Culturele achtergrond 16 2.4.3. Persoonlijke ontwikkeling 16 2.4.4. Ervaren van problematiek 16 2.4.5. Problematiek op zich 16 2.5. Identiteit 17 2.6. Verschil tussen INOG en overige na-oorlogse generaties 17 2.7. Samenvatting en conclusie 18 HOOFDSTUK 3. PSYCHOSOCIALE PROBLEMATIEK VAN DE INOG 19 Inleiding 19 3.1. Gevolgen van de oorlog voor de eerste generatie 19 3.2. Onderzoek 20 3.3. Specifieke INOG-problematiek? 21 3.4. De aard van de problematiek 23 3.4.1.Terugkerende thema s 23 3.4.1.1. Agressieregulatie en depressie 24 3.4.1.2. Identiteitsproblematiek 24 3.4.1.3. Overdreven loyaliteitsgevoel 24 3.4.1.4. Separatie- individuatieproblematiek. 24 3.5. Thema s uit de klinische gevalsbeschrijvingen 26 3.5.1. Gedragsproblemen 26 3.5.2. Leermoeilijkheden en concentratieproblemen 26 3.5.3. Communicatiestijl 26 3.5.4. Relatieproblemen 26 3.5.5. Verplaatste agressie 27 3.5.6. Emotionele afwezigheid 28 3.5.7. Verwarring in gevoelens 28 3.5.8. Prestatiedwang 28 3.5.9. Gevoelsgebied 29 3.5.10. Lichamelijke klachten 29 3.5.11. Leedhiërarchie 29 3.5.12. Gezinsgeheim 30 3.5.13. Keuzes maken en grenzen stellen 30 3.6 Samenvatting 30 HOOFDSTUK 4. AANPAK VAN PSYCHOSOCIALE PROBLEMATIEK 32 Inleiding 32 4.1. Specialistische of algemene hulpverlening 32 iv

4.2. Aanpak van de psychosociale problematiek door de Inogger 34 4.2.1. Probleembesef 34 4.2.2. Hulp vragen? 34 4.2.3. Probleeminzicht 35 4.2.4. Loyaliteit en leedhiërarchie 35 4.2.5. Op zoek naar de puzzelstukjes 36 4.2.6. De Inogger in de hulpverlening 36 4.2.7. Erkenning van de Indische achtergrond 37 4.2.8. Overige acties 37 4.2.8.1. Reizen naar Indonesië 37 4.2.8.2. Het maken van egodocumenten 38 4.2.8.3. Het bijwonen van inloopdagen van de INOG 38 4.2.8.4. Gesprekken aangaan met leden van de eerste generatie 39 4.3. Aanpak van de psychosociale problematiek door de hulpverlening 39 4.3.1. Eerste of de tweede lijn 39 4.3.2. Specifieke hulp bij algemene en specifieke hulpverlening 39 4.3.3. Algemene hulpverlening 40 4.3.3.1. Algemeen Maatschappelijk Werk 40 4.3.3.2. RIAGG 42 4.3.4 Specifieke hulpverlening 42 4.3.4.1. Stichting Pelita 42 4.3.4.2. Stichting ICODO 44 4.3.4.3. Centrum 45 44 4.3.4.4. Het Sinaï Centrum 45 4.3.4.5. De Schalm 45 4.4. Samenvatting 46 SAMENVATTING EN CONCLUSIE 47 AANBEVELINGEN 50 BIJLAGEN 52 v

Woord vooraf 1. Persoonlijke groei en professionele ontwikkeling In de opleiding tot Psycho Sociaal Werker is mij vooral duidelijk geworden dat de hulpverlener zelf het instrument is dat van grote invloed is op de hulpverlening aan de cliënt. De kwaliteit van het helpende gesprek wordt enerzijds bepaald door persoonlijke kenmerken van de hulpverlener, anderzijds door professionele kwaliteiten. Persoonlijke kenmerken zijn b.v. de mate van zelfkennis, persoonlijke groei en ontwikkeling en empathie. Professionele kennis zijn b.v. vakkennis, vaardigheden, parate kennis over achtergronden van de cliënten, communicatiestijlen. De hulpverlener kan de cliënt niet verder helpen dan ze zelf gekomen is. Aan zowel persoonlijke als professionele kenmerken wordt in de opleiding voor Psycho Sociaal Werker aan de SPSO veel aandacht geschonken. Deze verbinding tussen persoonlijke groei en professionele ontwikkeling heeft me doen besluiten om deze beide kanten van mij ook in deze scriptie tot uitdrukking te brengen. 2. Persoonlijke achtergrond In de periode dat ik toe was aan het kiezen van een onderwerp voor mijn scriptie, raakte ik overspannen. Overspannenheid leek me een goed onderwerp. In het proces om uit mijn overspannenheid te klimmen, kwam ik echter in aanraking met een facet in mij, dat mij daarvoor nooit als problematisch was voorgekomen: mijn Indisch zijn. Gezellig toch, dat accent, dat eten samen, die bijeenkomsten, feesten, de familie. Lekker thuis, senang, warm nest. Veel lachen, praten, muziek maken. Aangezien ik er tegenwoordig voornamelijk Nederlands uitzie, heb ik nauwelijks last van discriminatie. Vooral in tijden van toenemend racisme heeft dit Nederlandse uiterlijk zeker voordelen. Gaandeweg mijn weg naar gezondheid kwam ik erachter dat het oorlogsverleden van mijn ouders een nadelige uitwerking heeft gehad op mijn ontwikkeling, en dat deze onverwerkte kanten van mij in tijden van stress naar boven kwamen. Het leek me wijs om het ijzer te smeden nu het heet is, met andere woorden om deze kanten van mij te onderzoeken en een plek te geven. Dat is gelukt. Het leek me een goed idee om datgene wat ik ontdekte te verwerken in een scriptie. Dat doe ik dus bij deze. 3. Tweede generatie, oftewel INOG Via via kwam ik er achter dat mijn problematiek wel eens mede gelegen zou kunnen zijn in het feit dat ik deel uit maak van de Indische Naoorlogse Generatie (INOG). Mensen van deze generatie noem ik Inoggers. Deze groep is geboren na 15 augustus 1945 uit ouders waarvan één of beide ouders de Japanse bezetting en/of de na- oorlogse periode (Bersiap) en/of de acties in voormalig Nieuw Guinea heeft of hebben meegemaakt. Ik ben geboren uit Indo-Europese ouders in Indië in 1953. Sinds midden jaren 90 wordt het steeds duidelijker dat de tweede generatie een eigen maar sterk verwante problematiek ervaart. 4. Eerste generatie Mijn ouders zijn geboren en opgegroeid in voormalig Nederlands Indië, hierna Indië genoemd. Ze behoren tot de Indo-Europese gemeenschap. Ik noem ons Indo s. Voor mij is dit een geuzennaam. Ze 1

hebben de Tweede Wereldoorlog in Indië meegemaakt. Mijn vader heeft er in een Jappenkamp gezeten. Mijn moeder leefde met haar moeder en zussen buiten het kamp. Na de oorlog leefden ze weer in gevaarlijke, bedreigende omstandigheden tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van de Indonesiërs, de Bersiap periode. Ze zijn getrouwd, kregen 3 kinderen in Indië, waarvan ik de jongste ben. In 1954 waren ze gedwongen hun vaderland te verlaten en naar Nederland te repatriëren. In Nederland zijn ze berooid en ziek aangekomen. Hier kregen ze nog twee kinderen. Ze hebben hun leven weer van de grond af opgebouwd. Twintig jaar na de oorlog hadden ze hun leven ongeveer zoals ze het hebben wilden. Mijn ouders zijn niet de enigen die beschadigd uit de oorlog, bersiap en migratie kwamen. Sinds de jaren 80 wordt het duidelijk dat de oorlog bij de eerste generatie, waartoe mijn ouders behoren, heeft geleid tot traumatisering bij hen. Omdat die trauma s de eerste jaren van mijn leven niet door hen verwerkt waren, heeft hun (oorlogs) verleden invloed gehad op mijn opgroeien. 5. Wens Ik hoop dat Inoggers die deze scriptie lezen zichzelf bewust worden van de invloed van het (oorlogs)verleden in Indië van hun ouders op hen en misschien op hun eigen kinderen, als ze zich dat al niet bewust zijn. Ik hoop dat Indo s en andere Inoggers met problemen de weg leren kennen naar specifieke hulpverlening en daar voor kunnen kiezen als ze dat willen. Ik hoop dat iets van wat ik hier vertel terechtkomt bij de studenten en docenten van de opleiding van de SPSO. Zodat zij hun cliënten met een verleden in Nederlands Indië kunnen herkennen. Zodat ze bereid zijn om zich in voorkomende gevallen te verdiepen in de cultuur en problematiek. Zodat ze hun cliënten zelf beter kunnen begeleiden of op het spoor kunnen zetten naar specifieke hulpverlening. M.A. Lincklaen Arriëns Duif Rotterdam, juli 2003 2

Dankwoord Een heleboel mensen hebben mij direct of indirect geholpen hebben bij het tot stand komen van deze scriptie. In de eerste plaats wil ik mijn ouders bedanken. Zij hebben mij mijn leven gegeven. Ze hebben alles gegeven wat ze konden. Mede door hen ben ik wie ik nu ben. En daar ben ik trots op. Ze staan open voor mijn vragen over hun verleden in mijn zoektocht naar mijn identiteit. En verder zijn ze gewoon ontzettend lief. De SPSO dank ik voor alle kansen op persoonlijke groei en ontwikkeling die ze in de opleiding aanboden. Ik heb er gretig gebruik van gemaakt. Mede door deze rijping was ik eraan toe om mijn INOG zijn te herkennen en te erkennen. Sonja Oesterman dank ik omdat ze mijn scriptiebegeleidster wilde zijn. Ik dank haar voor haar steun, aandacht, kennis, meeleven en vooral het structuur aanbrengen en deadlines stellen. Zonder haar was deze scriptie er niet gekomen. De mensen van de lotgenotengroep INOG in Nieuwegein dank ik voor al hun medeleven, herkennen, erkennen, openheid, liefde, warmte, troost in mijn zoektocht naar wat het voor mij betekent om tot de INOG te horen. Degenen die de enquête invulden, wil ik nogmaals hartelijk danken. Vooral mijn broer dank ik, zonder wiens toedoen ik nooit van deze groep gehoord zou hebben of de stap had gezet er heen te gaan. De Stichting ICODO dank ik voor het gebruik van hun uitstekend geoutilleerde bibliotheek, hun hulp bij het zoeken naar de meest specialistische artikelen, scripties en boeken. Ik dank Mevrouw Kriek Alleijn van de Stichting ICODO voor haar uitleg over het Steunpunt, de mensen die er om hulp komen en wat ICODO voor hen kan doen. Ik dank Josefien Sjoerds, Hoofd Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Stichting Pelita, voor haar schier onuitputtelijke geduld in het beantwoorden van mijn vele vragen over haar ervaring met werken met en voor Inoggers. Ik dank de mensen van de aanmeldpunten van RIAGG noord- west en RIAGG zuid in Rotterdam voor hun korte, bondige, heldere informatie over hun bekendheid met de INOG doelgroep en problematiek. Ik dank Els den Haring van het Algemeen Maatschappelijk Werk uit Rotterdam voor haar inzet om mijn vragen te beantwoorden. En natuurlijk ook mijn man en kinderen: dank jullie dat jullie me de ruimte, tijd gaven om mijn ding te doen, voor jullie geduld als ik weer eens mopperde op mijn zelf opgenomen taak, voor jullie verhaal over jullie Indisch zijn. Kortom, voor al jullie medeleven. Jullie hebben me geen enkel excuus gegeven om de scriptie niet af te maken. Mijn dochter Kim verdient een extra pluim. Ze heeft me geholpen met het maken en verwerken van de enquête. Ook heeft ze delen van de scriptie doorgelezen en becommentarieerd. 3

Inleiding In deze inleiding zal ik duidelijk maken hoe ik tot het onderwerp van mijn scriptie ben gekomen en wat de opzet is. In het algemeen kan men zeggen, dat de culturele en historische achtergrond en de sociale context van ouders hun individuele levensgeschiedenissen beïnvloed hebben en daarmee ook de opvoeding van hun kinderen. De veronderstelling dat een gedeelte van de oorzaak van mijn overspannenheid te maken zou kunnen hebben met het (oorlogs)verleden van mijn ouders, bracht me op het pad van mijn zoektocht naar mijn identiteit als Nederlands Indische. Langzamerhand realiseerde ik me dat het (oorlogs)verleden van mijn ouders meer invloed heeft gehad op mijn opgroeien dan ik ooit had gedacht, dat het dieper ingrijpt in mijn huidige leven en op een manier die me niet bekend was. In mijn hulpverleningsverleden is het oorlogsverleden van mijn ouders nooit expliciet ter tafel gekomen. Problematiek die niet expliciet met dat verleden te maken had, is adequaat aangepakt. Maar er bleven altijd destructieve patronen over die dieper lagen en die ik niet kon vatten. Tot voor kort heb ik nooit de link gelegd tussen het oorlogsverleden van mijn ouders en mijn problemen. Pas toen ik dat deed, kon ik verder komen. Het probleem bij veel mensen van de tweede generaties en ook bij mij is echter dat zij om velerlei redenen zelf niet voldoende op de hoogte zijn van de geschiedenis van hun ouders noch van de invloed die het heeft gehad op de opvoeding, noch weten ze dat ze behoren tot een specifieke bevolkingsgroep. Het probleem bij veel hulpverleners is dat zij zich net zo min als de cliënten bewust zijn van de historische context, noch van de invloed die het Indische (oorlogs)verleden van de ouders kan hebben gehad op de opvoeding. De kennis over de Indische geschiedenis bij zowel Nederlanders als Indische Nederlanders is zeer gering. Dit is historisch zo gegroeid en gebleven. Het heeft diepe indruk op mij gemaakt dat kennis over de invloed van het (oorlogs) verleden van mijn ouders op mij onbekend was bij mij, mijn familie, mijn hulpverlener en mijn huisarts. Zowel de Indo als de Nederlander gaat er prat op dat de assimilatie of integratie zo soepel verlopen is. De gevolgen voor het gebrek aan herkenning en erkenning van de eigen geschiedenis en identiteit zijn merkbaar op vele levensgebieden, zoals werk, school, relaties, opvoeding. Tevens zet de idee dat de Indo zo goed is geassimileerd en zoveel op een doorsnee Nederlander lijkt de hulpverlener en de Indo zelf op het verkeerde been. Tijdens het werken aan deze scriptie ben ik door een proces van bewustwording heen gegaan. Ik heb door de opgedane kennis inzichten gekregen over mijn jeugdervaringen. Ik ben in contact gekomen met oude, verloren gewaande gevoelens. Deze heb ik deels kunnen verwerken, deels spelen ze nog steeds hun rol in mijn dagelijks leven. Ik kan deze gevoelens en patronen nu herkennen en parkeren als dat nodig is. Gelukkig maar, want voor het schrijven van deze scriptie was enige afstand nodig. Met deze scriptie wil ik aandacht vragen voor de Indische Na Oorlogse Generatie, oftewel de INOG. Ik zal niet ingaan op belangrijke thema s als: de partner van de Inogger, de intergenerationele overdracht 4

naar de derde generatie of de identiteitsvorming van de derde generatie. Ook zal ik niet ingaan op verschillen en overeenkomsten tussen de Indische bevolking en allochtone groepen in Nederland, zoals asielzoekers, economische vluchtelingen, gastarbeiders, Amerikaanse, en West Europese immigranten. Evenmin komen de lessen aan de orde die getrokken (kunnen) worden uit de migratie en de integratie/ assimilatie van de Indische gemeenschap voor andere allochtone groepen in Nederland, de hulpverlening aan andere oorlogsgetroffenen uit de huidige brandhaarden van de wereld. Noch komt aan de orde welke invloed het Indisch zijn heeft op de Indo of wat de invloed van het Indische verleden heeft op de totok, voor zover deze invloed geen problemen oplevert voor de psychische gezondheid. Deze invloed kan zich doen gelden op het functioneren, het aangaan van relaties, de opvoeding van de eigen kinderen, de ontwikkeling van de eigen (Nederlands) Indische identiteit. Ik wil me voornamelijk beperken tot de these van deze scriptie: Het herkennen en erkennen van Inog problematiek kan een periode van psycho sociaal disfunctioneren verkorten. Deze scriptie gaat over psychosociaal disfunctioneren bij de INOG. De problematiek van de Inoggers is niet uniek en kan zich voordoen bij alle Nederlanders. Daardoor lijkt het alsof er niets specifieks zou zijn aan de problematiek van de INOG. Het Indische (oorlogs)verleden van de ouders heeft invloed gehad op het ontstaan van de problematiek. Deze invloed wordt echter niet altijd door de INOG zelf herkend en erkend. Ook veel hulpverleners zijn niet op de hoogte van deze invloed. In dergelijke gevallen wordt de aard van de klacht niet in verband gebracht met de bron. Dit veroorzaakt onjuiste diagnose waardoor de begeleiding doel mist en onnodig lang lijden tot gevolg heeft. Om deze these te toetsen heb ik een aantal bronnen geraadpleegd. In de eerste plaats heb ik gebruik gemaakt van bestaand materiaal zoals literatuur en websites. Vooral de boeken van Van der Velden waren belangrijk voor mij. Hij beschrijft namelijk zijn literatuurstudie en zijn eigen onderzoek. Hierdoor kreeg ik zicht op de theoretische kaders die rond de INOG spelen. Daarna heb ik interviews afgenomen bij mensen van verschillende instellingen: RIAGG Rijnmond Noord en Zuid, Stichting ICODO, Algemeen Maatschappelijk Werk Rotterdam en Pelita. Ten derde hebben een aantal mensen uit de zelfhulpgroep van de INOG uit Nieuwegein een door mij gemaakte enquête ingevuld. Incidenteel heb ik mensen uit de doelgroep zelf gesproken over hun INOG zijn. Zelf ben ik een ervaringsdeskundige en als zodanig een bron van kennis. Zowel de enquête als de interviews hadden als doel om, voor zover op dit HBO niveau mogelijk is, te toetsen of ik het beeld wat ik uit de literatuur gehaald had in de verhalen uit de praktijk kon herkennen. Om de these te kunnen behandelen is het nodig om de INOG problematiek te kunnen herkennen en erkennen. In de eerste plaats is kennis van de achtergronden en de geschiedenis van de ouders noodzakelijk. Voorts is het nodig om de Inogger te kunnen herkennen als behorend tot de INOG, te kunnen herkennen welke problematiek er speelt en hoe die nu wordt aangepakt door zowel de Inogger zelf als de algemene en specifieke hulpverlening. Het eerste hoofdstuk behandelt de geschiedenis en achtergronden van de eerste generatie Indische Nederlanders. Het tweede hoofdstuk geeft een beschrijving van de INOG. 5

Het derde hoofdstuk beschrijft de psychosociale problematiek van de INOG. Het vierde hoofdstuk geeft een beeld van de aanpak van de psychosociale problematiek door de algemene en de specifieke hulpverlening en door de Inogger zelf. In de conclusies staat wat het meest relevant is met betrekking tot de these. In de aanbevelingen staan suggesties om te komen tot meer herkenning en erkenning van de INOG problematiek Als bijlagen zijn toegevoegd: Literatuurlijst, Interviewvragen voor Algemeen Maatschappelijk Werk, RIAGG, Stichting ICODO en Stichting Pelita, Enquête vragen aan leden van de werkgroep INOG van de KJBB 1, Belangrijke adressen, Woordenlijst. Daar waar in de tekst hij staat, kan ook zij gelezen worden en omgekeerd. Dit geldt niet als ik een man of een vrouw citeer. 1 Stichting Kinderen Japanse Bezetting en Bersiap 6

Hoofdstuk 1. Geschiedenis en achtergronden van de eerste generatie oorlogsslachtoffers uit voormalig Nederlandsch-Indië Inleiding Wil men de Indische naoorlogse generatie vanuit een psychologisch perspectief bestuderen, dan is het noodzakelijk haar verleden te kennen. 2 Daarom ligt het voor de hand dat de geschiedenis van de eerste generatie een ruime plaats krijgt, temeer daar deze historie bij zowel Inoggers zelf als de hulpverlening grotendeels onbekend is. In dit hoofdstuk geef ik in grote lijnen een korte, algemene beschrijving van de verschillende bevolkingsgroepen in Indië, een overzicht van de geschiedenis met de situatie voor, tijdens en na de Tweede Wereld Oorlog. Daarna zal ik iets over de gevolgen van de oorlog, bersiap, repatriëring voor de eerste generatie vermelden. Ik zal dit alles niet uitputtend kunnen doen, gezien de grote variatie en lange tijdsduur van de kolonisatie, de oorlog en de daaropvolgende dekolonisatieperiode. Ook omdat de gevolgen voor de eerste generatie samenhingen met vele factoren, waren de effecten op hen zeer divers. Veel meer informatie over deze periode kan men krijgen bij Pelita en ICODO, waarvan in de bijlage de adresgegevens te vinden zijn. 1.1. Bevolkingsgroepen Het voormalige Nederlandsch Indië, het huidige Indonesië, is even groot als heel Europa, kent 3000 bewoonde eilanden en kende minstens 31 verschillende rassen en culturen Het totale aantal Europeanen, bedroeg rond 1941 300.000 personen. Hiervan was 60% Indo-Europeaan. De (Indo) Europeanen waren slechts een half procent van de totale bevolking. 3 In Nederlandsch Indië woonden de volgende groepen: 1.1.1. Volbloed Europeanen, met name de Nederlanders. Zij worden ook wel Totoks genoemd. Deze zijn onder te verdelen in Blijvers: al generaties in Indië woonachtig, vóór 1920 Trekkers:sinds economische bloeiperiode na 1920 naar Indië gekomen 1.1.2. Indo-Europeanen, wiens voorouders Indonesisch en Europees bloed hadden. Ik behoor tot deze groep. Ik noem mezelf een Indo. Mensen uit deze groep noem ik afwisselend Indo- Europeanen of Indo s. 1.1.3. Vreemde Oosterlingen, met name Chinezen en Arabieren. 1.1.4. Indonesiërs, ook wel aangeduid als Inlanders, Inheemsen, de oorspronkelijke bevolking. 2 P.G. van der Velden, J. Eland en R.J. Kleber, Houten, 1994 3 P.G. van der Velden, J. Eland en R.J. Kleber, Houten, 1994 7

1.1.1. Volbloed Europeanen/ Nederlanders Binnen de groep volbloed Europeanen kan onderscheid gemaakt worden tussen blijvers en trekkers. Blijvers woonden dikwijls al generaties lang in Nederlandsch- Indië; zij waren opgevoed en geworteld in Indië. Groot was deze groep niet. Er had meestal een zekere vermenging plaats gevonden, zodat ze bijna altijd tot de Indische Nederlanders in engere zin, de Indo-Europeanen", kunnen worden gerekend Trekkers waren pas in de economische bloeiperiode van de jaren twintig of daarna naar Nederlandsch Indië getrokken. Deze groep had zich minder in de Indische samenleving geworteld dan de blijvers. In hun sociale leven richtten zij zich meer op landgenoten of andere Europeanen, waardoor zij hun wortels niet zozeer in de Indische samenleving hadden, als wel in de cultuur van de westerse gemeenschap waarvan zij door middel van clubs en andere netwerken deel uitmaakten. De maatschappelijke elite in Nederlandsch Indië bestond dan ook voornamelijk uit deze Totoks". Men had weinig contact met de plaatselijke bevolking of mensen die sedert decennia in het land woonden. Economisch gezien behoorden de trekkers" bijna geheel tot de klasse van de bevoorrechten. 1.1.2. Indo-Europeanen Indo-Europeanen vormden de tussenlaag tussen de volbloed Europeanen en Indonesiërs. Ik behoor tot deze groep. Het beeld van een homogene groep Indo s heerste lange tijd bij veel Nederlanders. De groep Indische Nederlanders is echter zeer divers. Dat maakt het herkennen van deze groep al moeilijk. Een aantal mensen uit een aantal rassen vermengden zich sinds de komst van de Europeanen met de autochtone bevolking. Deze vermenging kende een sterk variërende intensiteit. Deze honderdduizenden mulatten konden qua uiterlijke omgangsvormen, innerlijke emotionele verhoudingen en denkstijlen variëren van bijna volledig Europees tot bijna volstrekt inheems. Al deze mensen behoren tot de groep Indo Europeanen. De Nederlandse regering dwong verbondenheid met de kolonisatoren op. Om hogerop te komen moesten de Indo s zich zo Europees/ Nederlands mogelijk gedragen en een deel van hun normen en waarden aan de Europeanen ontlenen. Indo-Europeanen vertoonden destijds alle kenmerken van een minderheidsgroepering. Ze probeerden zich zoveel mogelijk te gedragen als de dominante groep totoks zonder ooit helemaal door hen geaccepteerd te worden. 4 Deze positie heeft gevolgen gehad voor het zelfrespect, gevoel voor eigenwaarde, zelfbeeld en identiteitsvorming. De lage dunk die de blanke had van de Indo leidde tot frustratie en werd als grievend ervaren. 1.1.3. Vreemde Oosterlingen Vreemde Oosterlingen bestonden voornamelijk uit Chinezen en Arabieren. De Chinezen woonden al veel eerder dan de Nederlanders in Indië. Tot in de 19 e eeuw vestigden zich alleen mannen, die met Indonesische vrouwen trouwden. Hun nakomelingen heten peranakan. Midden 19 e eeuw mochten ook Chinese vrouwen zich vestigen. Er waren zeer welgestelde en ontwikkelde Chinezen die een belangrijke functie in de economie vervulden. Er waren ook Chinese koelies(dagloners) die in de mijnbouw of op plantages werkten. De Chinezen hadden een zelfstandige 4 Website http://www.onzeplek.nl/data/forum-images/lindo.htm 8

positie in de koloniale samenleving. Ze namen wel gebruiken en gewoonten over van de Indonesiërs, maar bleven ook vasthouden aan hun eigen cultuur. 5 1.1.4. Indonesiërs Indonesiërs werden ook wel aangeduid als Inlanders, Inheemsen, de oorspronkelijke bevolking. Van oudsher waren er enkele bevolkingsgroepen die om diverse redenen met de Nederlanders samenwerkten. Zij maakten onder meer deel uit van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). De belangrijkste waren de Zuid-Molukkers, grotendeels afkomstig van het eiland Ambon, en de inwoners van de Minahassa (het huidige Noord-Sulawesi) die met name woonden in en rondom de stad Menado. 1.2. Geschiedenis 6 1.2.1 Vooroorlogse periode Van begin 17 e eeuw tot 1949 was Indonesië een Nederlandse kolonie. In deze tijd is de groep Indo- Europeanen ontstaan uit relaties tussen Europese/ Nederlandse mannen en Indonesische vrouwen. De sociale positie van de verschillende bevolkingsgroepen liep uiteen van de blanke elite tot de sociale onderlaag van inlanders. 1.2.2. Oorlogsperiode De verschillende Nederlandse en Indo-Europese bevolkingsgroepen hebben in verschillende situaties de oorlog in Indië meegemaakt. Wat allen gemeen hadden, is dat ze door de Japanners en Indonesiërs als vijand gezien werden, sterk in de minderheid waren, allen lange tijd in zeer bedreigende omstandigheden hebben geleefd, allen veel honger hebben geleden en er veel slachtoffers zijn gevallen als gevolg van de slechte levensomstandigheden of door geweld. Van der Velden 7 beschrijft in welke situaties Nederlandse en Indo-Europese bevolkingsgroepen de oorlog meegemaakt kunnen hebben. De oorlogsgetroffenen konden slachtoffer zijn in Jappenkampen, als krijgsgevangenen, als verzetsstrijders leven en mensen konden buiten het kamp moeten zien te overleven (Buitenkampers). Dit onderscheid wordt hieronder summier benoemd. Het voert hier te ver om alle ervaringen van en gevolgen voor elke groep nader uit te werken. Nadere informatie is te vinden bij Stichting Pelita, Stichting ICODO en de documentatieafdeling van de KJBB. 8 1.2.2.a. Jappenkampen Alle volbloed Nederlanders en een gedeelte van de Indo s hebben de oorlog in de Jappenkampen doorgebracht. In het begin veelal open kampen, geïsoleerd qua plaats en afgezet met prikkeldraad, zodat je de plaats of de wijk niet kon verlaten. Maar ook barakken, scholen, kazernes, gevangenissen en zelfs kloosters, kerken en een ijsfabriek werden gevorderd. Circa 100.000 Nederlanders en Indo s verbleven in de interneringskampen voor burgers. De karakteristieken van deze kampen en de daarin heersende omstandigheden waren divers. Men kende geen privacy, er heerste onophoudelijk lawaai en overlast, de woonomstandigheden en hygiëne waren slecht. De dreiging van transporten was steeds 5 Naar van der Velden 1994 6 zie Schematisch overzicht geschiedenis hoofdstuk. 1.3 7 P.G. van der Velden, J. Eland en R.J. Kleber, Houten, 1994 8 zie bijlage woordenlijst. 9

aanwezig. De gevangenen beseften elk moment dat zij in gevangenschap waren, niet in het minst vanwege de vernedering van het buigen voor elke Japanner, de vele appels, de dwang tot arbeid en de bemoeienis van de militaire politie. Tenslotte waren er de nijpende tekorten aan voedsel en water die vooral tegen het einde van de oorlog zeer ernstig waren. De kampbewakers gedroegen zich dikwijls zeer bruut en waren voor Nederlanders moeilijk voorspelbaar. Ze waren grotendeels afkomstig uit de Japanse bezettingstroepen in China en gewend aan een oorlogssituatie waarin mensenlevens weinig waarde hadden. Zeker in de laatste periode van de oorlog was de behandeling dikwijls onmenselijk. 9 Onder de kampbewoners bevonden zich veel kinderen. Voor de zeer jonge kinderen waren de kampervaringen letterlijk de eerste levenservaringen die in hun persoonlijkheid werden geëtst. Zij waren afhankelijk van angstige en uitgeputte moeders. Ook de wat oudere kinderen werden belemmerd in hun ontwikkeling door de oorlogsomstandigheden en door de ermee gepaard gaande honger en ziekte. Deze leeftijdsgroep maakte bewust de angst en onzekerheid van het kamp mee. De vader was afwezig, terwijl de moeder in haar machteloze situatie weinig bescherming kon bieden en evenmin een geschikt voorbeeld kon zijn. Ook leefden de kinderen van deze leeftijd met de vaak zeer reële angst dat de moeder wat zou overkomen. De kinderen in de puberteit kregen voor volwassenen bestemde taken. Zij moesten met hun jonge lichamen vaak het zwaarste werd doen en verloren vele jaren aan opleiding. Jongens werden omstreeks hun dertiende jaar overgeplaatst naar mannenkampen, tegen het einde van de oorlog werd deze leeftijd dikwijls verlaagd naar 10 jaar. 1.2.2.b. Krijgsgevangenen Ongeveer 41.000 Nederlanders zijn gevangen gezet in de krijgsgevangenkampen. De krijgsgevangenen werden o.a te werk gesteld aan de Birma spoorweg of verscheept naar Japan. Velen zijn hier omgekomen. Anderen zijn ernstig getraumatiseerd en ziek uit de oorlog gekomen. 1.2.2.c. Verzetsstrijders In Nieuw-Guinea was een zeer kleine groep verzetsstrijders actief. Deze groep is vrijwel onbekend in Nederland. Ik maakte bij de INOG-zelfhulpgroep in Nieuwegein kennis met een kind van een van hen. Tot die tijd wist ik niets van deze groep. 1.2.2.d. Buiten het kamp De Indo s die niet geïnterneerd waren, zaten buiten het kamp in een vijandige omgeving gevangen in hun huizen. Het leven zat vol onderhuidse spanningen. De omstandigheden waren voor velen erg slecht. Er heerste armoede en voedseltekort en men werd dikwijls bedreigd. 10 Het inkomen van de vrouwen wiens man geïnterneerd was, viel weg. 1.2.3. Bersiap Bij de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945, wat het einde van de Tweede Wereldoorlog in Indië betekende, was de oorlog in Indië nog niet voorbij. De vrijheidsstrijd van de Indonesiërs ontbrandde toen. De tijd van de politionele acties brak aan. Voor de Indo s en blanke Nederlanders betekende dit een voortzetting van het leven in gevaarlijke, bedreigende omstandigheden. Zij werden door de 9 P.G. van der Velden, J. Eland en R.J. Kleber, Houten, 1994 10 P.G. van der Velden, J. Eland en R.J. Kleber, Houten, 1994 10