Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

: Nieuw belastingstelsel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Overschrijdingen grenswaarden geluid Schiphol Gebruiksjaar 2007

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nota van B&W. Onderwerp Financiële afwikkeling wetswijziging voortgezet onderwijs

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011;

Beleidsregel Besluit locatiegebonden subsidies 2005 voor de stedelijke regio Emmen

houdende aanpassing van het bedrag, genoemd in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag, en wijziging van het Besluit op de huurtoeslag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderwerp: Overweging lening Museum Kranenburgh. Aan de raad,

BELEIDSREGEL SOCIALE WONINGBOUW

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1 juli a.s. is het moment van de jaarlijkse huurverhoging. Uiterlijk 1 mei hebben huurders de aangekondigde huurverhoging ontvangen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

het lid Bashir (SP) over een heffingsvrije voet van 50 woningen (TK nr. 23).

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

5.1.2 Woonlasten (lokale lastendruk)

De schaal van de woningcorporaties in overeenstemming brengen met de schaal van de regionale woningmarkt.

Aan de commissie Maatschappelijke aangelegenheden

: Aanvullend voorstel voor voorjaarsnota 2006 en kadernota 2007

Voorstel van het college tot vaststelling van de Verordening tot wijziging van de Legesverordening omgevingsvergunning 2013.

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Datum 27 november 2009 Betreft Oordeelsbrief Geacht bestuur,

Adviesaanvraag werklastgevolgen kostenverhaal rechtsbijstand draagkrachtige veroordeelden (34 159)

Opzet beantwoording consultatievragen herziene NV COS editie 2014

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 november 2013;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van. 2012, Z-.;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

2. Financieel kader gemeenschappelijke regelingen in de regio van Hollands-Midden

Regeling budgethouderschap van de gemeente Heusden

Opinienota. Onderwerp: Opinie nota Wabo-leges BBV nr: 2015/414823

Voorstel Van het college van burgemeester en wethouders Aan de raad van Zoeterwoude. Nummer : 17/34

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

KuMiMiinikiripHiitdbittiss

Advies en Arbitragecommissie Rijksdienst

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

RAADSVOORSTEL BIJ ZAAKNUMMER: AST/2014/003710

1. Samenvatting In dit voorstel wordt ingegaan op de reactie van de provincie bij de ingediende begroting 2013.

Onderwerp Programmabegroting 2013 en meerjarenraming Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Gelet op artikel 21b, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van

Bijlage 2 bij Raadsvoorstel nr. HVE (Verkeersproblematiek Maastrichterlaan/Randweg Noord)

gemeente Eindhoven Raadsbijlage Voorstel tot het aangaan van een gelimiteerde achteruangovereenkomst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VERORDENING TOESLAGEN WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE GELDERMALSEN 2012

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Postbus EJ DEN HAAG. Advisering Besluit langdurige zorg.

Purmerend, Aan de gemeenteraad van Purmerend, Inleiding en probleemstelling: U ontvangt hierbij voor de 2 e

Adviesaanvraag werklastgevolgen kostenverhaal rechtsbijstand draagkrachtige veroordeelden (34 159)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Stimuleringsregeling goedkope koopwoningen stand van zaken per 1 november Inleiding. 2. Doel van de goedkope koop-regeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Gelet op artikel 1.8, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 23 maart 2015 Betreft Inzet huishoudelijke hulp toelage

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/ Datum 10 maart 2003

BTW compensatiefonds in relatie tot overdracht onroerend goed

Tweede Kamer der Staten-Generaal

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verordening huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs Amsterdam

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Subsidiëren particuliere woningverbetering in 1999 na het wegvallen van de financiële middelen van het Besluit woninggebonden subsidies (BWS).

BEHANDELINGSFORMULIER AB

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raadsvergadering. 12 mei

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 28 mei 2013 Corr. nr.:

gemeente Eindhoven Raadsbijlage Voorstel over de besteding van de opbrengst van de verkoop aandelen Bouwfonds

Bijlage IV Financiële normering onderwijshuisvesting Oostzaan Vergoeding op basis van normbedragen. 1. school voor basisonderwijs

Pagina. De Minister van Economische Zaken De heer H.G.J. Kamp Postbus EK 'S-GRAVENHAGE. Den Haag,

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 8 ONDERWERP

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Toeslagenverordening WWB gemeente Kerkrade 2012

Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen

No.W /III 's-gravenhage, 1 mei 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 Rijksbegroting voor het jaar 1986 19200 Hoofdstuk XI Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Nr. 31 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTE- LIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 15 november 1985 Zoals tijdens de UCV over het MPS van 11 november jl. afgesproken ontvangt U hierbij in afschrift de brief die ik aan de Begeleidingscommissie Proefprojecten Decentralisatie (BPD) heb gestuurd naar aanleiding van het door haar aan mij uitgebrachte advies over de proef met het normkostensysteem (NKS). In die brief kondig ik een aantal aanvullende beleidsvoornemens aan als gevolg waarvan er naar mijn oordeel geen overwegende bezwaren tegen de start van de proef met het NKS in 1986 meer zijn. Het advies van de BPD treft U hierbij eveneens in afschrift aan. Zoals verder afgesproken zal ik zo spoedig mogelijk de uitwerking van de aangepaste voorstellen aan de proefgemeenten voorleggen. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, G. Ph. Brokx 1 Kamerstuk 19 202 nr. 14 komt hiermede te vervallen. Tevens is de brief aan de BPD toegevoegd. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk XI, nr. 31 1

MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Aan de Voorzitter en de leden van de Begeleidingscommissie Proefprojecten Decentralisatie 's-gravenhage, 15 november 1985 1. INLEIDING Hierbij dank ik u voor het door de Begeleidingscommissie Proefprojecten Decentralisatie aan mij uitgebrachte advies over de proef met het normkostensysteem (NKS) in 1986. In het hierna volgende geef ik mijn reactie op het advies. Ik kondig daarbij een aantal aanvullende beleidsvoornemens aan als gevolg waarvan naar mijn oordeel er geen overwegende bezwaren meer zijn tegen de start van de proef met het NKS in 1986. Voordat ik mijn reactie op het advies geef zal ik, om het grote geheel beter in beeld te brengen, een kort samenvattend overzicht geven van de belangrijkste uitgangspunten bij de objectsubsidiëring in het kader van de proef met het NKS in 1986. 2. UITGANGSPUNTEN BIJ DE OBJECTSUBSIDIËRING IN HET KADER VAN DE PROEF MET HET NKS IN 1986 2.1. Vooropgesteld wordt, dat voor de proefgemeenten bij de keuze tussen deelneming aan de NKS-proef enerzijds en individuele planbeoordeling en huurvaststelling door het Rijk anderzijds, in principe dezelfde aanvangshuren moeten kunnen worden mogelijk gemaakt. 2.2. Hierbij moet wel worden onderscheiden, dat - met of zonder deelname aan de NKS-proef - andere ontwikkelingen in de aanvangshuurvaststelling doorgang vinden, namelijk a. de aanvangshuren in Nederland zullen in 1986 met 0,25% van de stichtingskosten worden verhoogd. In de gemeenten metvergelijkingshuren worden deze verhoogd met een bedrag dat overeenkomt met de stijging van de normale aanvangshuren (MvT 1986 punt 3.3.1.2 blz. 32); b. de huurtabel wordt bij verwachte stichtingskostenstijgingen per halfjaar aangepast. De subsidietabel in het kader van het NKS zal op deze punten rechtstreeks aansluiten op de huurtabel, zoals die vanaf 1 januari 1986 zal gelden. Deze ontwikkelingen leiden derhalve niet tot een verschillende huurvaststelling met of zonder deelname aan het NKS. 2.3. Aan de investeringskant zal compensatie mogelijk zijn voor vooraf veronderstelde prijsstijgingen gedurende het jaar. Deze compensatie zal - voorzover de begrotingsmiddelen toereikend zijn - leiden tot een aanpassing van het totaal investeringsbudget, danwei - indien dat niet nog in onvoldoende mate het geval is - tot een aanpassing van het gemiddeld te realiseren aantal m2 BKO c.q. het aantal woonruimten. 2.4. De bijdrage ineens, die bij het NKS wordt verleend in de vorm van kopkosten, zorgt ervoor dat bij woningen van gelijke kwaliteit gemiddeld gelijke huren kunnen worden berekend. 2.5. Voor vervangende nieuwbouw in stadsvernieuwingsgebieden worden in het huidige stelsel verlaagde aanvangshuren gerealiseerd door middel van een aftrek van 0,75% van de stichtingskosten (behalve in de 4 grote steden: zie punt 2.7). Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk XI, nr. 31 2

Deze verlaging wordt bij het NKS ten dele gecompenseerd door de kopkosten. De extra verlaging ten opzichte van aanvangshuren bij woningbouw buiten de stadsvernieuwingsgebieden wordt in de NKS-proef gecompenseerd door een stadsvernieuwingstoeslag van f 600 per jaar ter verlaging van de aanvangshuren tot een peil van gemiddeld f 50 per maand lager dan bij gelijke woningen buiten de stadsvernieuwingsgebieden. 2.6. Vanaf eind 70er jaren wordt in het westen van het land, de groeigemeenten en een aantal benoemde gebieden, een 0,3%-aftrek op de aanvangshuur toegepast om de veronderstelde hogere bouwkosten in deze gebieden te compenseren. In stadsvernieuwingsgebieden is deze 0,3% ingebouwd in de 0,75% aftrek. (Zie punt 2.5.) Hoewel uit de inventarisaties en vergelijkingen van bouwkosten in het kader van de voorbereiding van het NKS is gebleken, dat de aanleiding voor deze aftrek in grote delen van het land niet meer bestaat, is besloten deze aftrek in 1986 nog te handhaven. Om geen verschillen bij deelname aan de NKS-proef te veroorzaken, zal - zolang de 0,3%-aftrek in het normale beleid wordt gehandhaafd - in de desbetreffende proefgemeenten deze aftrek worden vertaald in een subsidietoeslag van f 180 per jaar. Voor woningen met verlaagde aanvangshuren is deze toeslag reeds ingebouwd in de onder punt 2.5 genoemde f600 toeslag. 2.7. In de vier grote steden worden, in plaats van de 0,75%-aftrek, voor de vervangende nieuwbouw vergelijkingshuren toegepast. Uit simulaties is gebleken dat deze historisch op verschillende niveaus zijn gegroeid en belangrijk lager uitkomen dan de aanvangshuren elders in Nederland voor gelijke woningen. Als gevolg hiervan liggen de vergelijkingshuren gemiddeld per jaar in Amsterdam ca. f900, in Den Haag ca. f 1100, in Rotterdam ca. f 1000 en in Utrecht ca. f 1100 lager dan de tabelhuren. Een gelijkschakeling van de vier grote steden is nu minder opportuun, omdat dit tot extra overgangsproblemen per 1-1-1986 zou kunnen leiden. Wel is het de bedoeling in 1987 en 1988 de vergelijkingshuren zodanig aan te passen dat deze uiterlijk in 1988 op een gelijk niveau liggen. Voor 1986 wordt, teneinde ook vanuit deze verschillen in principe geen belemmering voor de keuze tussen NKS-proef en huurvaststelling bij inviduele plantoetsing te veroorzaken, uitgegaan van stadsvernieuwingstoeslagen van bovengenoemde omvang. 2.8. De gemeenten mogen de bovengenoemde stadsvernieuwingstoeslagen differentiëren per complex binnen de aantallen woningen met verlaagde aanvangshuren. 3. REACTIE OP DE INGEBRACHTE BEZWAREN 3.1. Algemeen Met de hieronder nader te bespreken aanvullende maatregelen wordt in verregaande mate tegemoet gekomen aan de problemen die in het advies van de BPD zijn gesignaleerd. Het is nu mogelijk met het aangepaste NKS-systeem in de vier grote steden huren te realiseren die gemiddeld van vergelijkbaar niveau zijn als bij handhaving van het huidige systeem het geval zou zijn. Voor de huren in de overige gemeenten geldt hetzelfde: ook hier zullen de huren niet hoeven af te wijken van de thans gebruikelijke. In paragraaf 3.3 wordt hierop nader ingegaan. Dit zo zijnde, zie ik geen doorslaggevende reden meer om de proef met het NKS niet in 1986 te starten. In het algemeen gesproken kan immers ook de planvoorbereiding niet als knelpunt worden beschouwd. Op het nieuwe Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk XI, nr. 31 3

systeem kon al geruime tijd worden geanticipeerd: de eerste uitgewerkte voorstellen lagen begin augustus op tafel. In september is hierover met elke proefgemeente van gedachten gewisseld. Bovendien resteert nu meer voorbereidingstijd dan de afgelopen jaren. Medio december kan een gemeente beschikken over alle benodigde gegevens (inclusief die met betrekking tot het contingent en het gemiddelde investeringsbedrag). Om eventuele onduidelijkheden weg te nemen over wat ik onder budgetaire neutraliteit versta, merk ik daarover het volgende op. Bij de bepaling van de normbedragen en de subsidies is uitgegaan van budgettaire neutraliteit, dat wil zeggen dat de inkomsten en uitgaven voor het Rijk bij invoering van het NKS (inclusief de kopkostensubsidies, en de stadsvernieuwingstoeslagen) per saldo gelijk moeten zijn aan de inkomsten en uitgaven die onder vergelijkbare omstandigheden onder het huidige systeem voorkomen. Het totaal van de in de meerjarenramingen opgenomen begrotingsposten voor leningen, objectsubsidies en garanties die voor de nieuwbouw in de sociale huursector bestemd zijn verandert dus niet door de invoering van het NKS. Een tweede belangrijk uitgangspunt bij de bepaling van de normbedragen en de subsidies is dat het landelijke gemiddelde huurniveau in het NKS in beginsel gelijk moet zijn aan het huurniveau in het huidige systeem. Dit kan wel betekenen dat er zich op het niveau van de individuele gemeente of corporatie enige verschuivingen zullen voordoen. 3.2. Reactie op onderdelen Hieronder worden eerst de voorgenomen aanvullende maatregelen genoemd en wordt vervolgens aangegeven hoe de aldus aangevulde voorstellen uitwerken op het huurniveau en de kwaliteit. Daarna wordt nog gereageerd op een aantal andere door de BPD gemaakte opmerkingen. 3.2.1. De hoogte van de stadsvernieuwingstoeslagen a. De stadsvernieuwingstoeslag in de vier grote steden Het ligt in het voornemen in 1986 uit te gaan van een stadsvernieuwingstoeslag van f900: tan opzichte van het in augustus voorgestelde bedrag is dit een verhoging met f 200. Zoals in paragraaf 2 uiteengezet, ligt het hiernaast in het voornemen in 1986 te blijven uitgaan van de huidige verschillen in het niveau van de vergelijkingshuren tussen de steden. In verband hiermee zal aan Rotterdam, Den Haag en Utrecht een extra toeslag worden toegekend van respectievelijk f100, f200 en f200 per jaar. Strikte uitvoering van dit voornemen in relatie tot de uitgevoerde simulatie (zie bijlage), zou voor Amsterdam een negatieve extra toeslag inhouden. Hiervan wordt afgezien. Daarnaast ben ik bereid een binnengemeentelijke differentiatie van de stadsvernieuwingstoeslag tussen stadsvernieuwingsplannen binnen nader te bepalen minimum- en maximumgrenzen toe te staan binnen de aantallen woningen met verlaagde aanvangshuren. b. De stadsvernieuwingstoeslag in de overige gemeenten Het ligt in mijn voornemen de jaarlijkse stadsvernieuwingstoeslag buiten de vier grote steden in 1986 te verhogen van f450 tot f 600. Ook hier mag de binnengemeentelijke differentiatie van de stadsvernieuwingstoeslag toegepast worden binnen nader te bepalen minimum- en maximumgrenzen. 3.2.2. Compensatie voor het wegvallen van de 0,3%-aftrek In de oorspronkelijke voorstellen zouden proefgemeenten die in het oude systeem voor de 0,3%-aftrek in aanmerking kwamen, beter af kunnen zijn wanneer zij niet aan de proef zouden deelnemen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk XI, nr. 31 4

Ik acht het bezwaar tegen niet of onvolledige compensatie reëel en heb derhalve besloten voorshands deze aftrek te handhaven en daarom een volledige compensatie te bieden voor plannen die in het oude systeem 0,3%-aftrek zouden krijgen. Deze compensatie bestaat uit een extra jaarlijkse bijdrage van f 180 en staat als zodanig los van de regiokopkosten. De eerder in de BPD voorgestelde stapelingsmogelijkheid met de stadsvernieuwingstoeslag is hierom niet meer nodig, gelet ook op de optrekking van die toeslag en vervalt daarmee. 3.2.3. Bouwplaatskopkosten en overgangsregeling terzake Het ligt in mijn voornemen hiervan het reeds eerder (ten behoeve van de BPD van 30 oktober) gedane aanvullende voorstel te blijven uitgaan, nl. een toedeling op basis van 1,5% van de totale woningvoorraad van vóór 1945, met dien verstande dat het toe te delen aantal ten minste gelijk is aan het aantal woningen met lage aanvangshuren (1,5% c.q. 2% van de huurwoningvoorraad van vóór 1931) en dit niet hoger is dan het totale toegedeelde contingent sociale huurwoningen. Dit nieuwe voorstel blijkt over het algemeen beter bij de behoeften van de proefgemeenten aan te sluiten dan het oude. Alleen blijken enkele gemeenten (Arnhem, Hoorn en Amersfoort) problemen te hebben met de bouwplaatskopkostenklasse waarin ze zijn ingedeeld. Ik zeg toe dat op korte termijn zal worden bezien ten behoeve van de landelijke invoering in 1988 of er aanleiding is de klasse-indeling te wijzigen. Normering op basis van het aantal woningen van vóór 1945 is een sterk praktische keuze geweest. Toedeling op basis van dit criterium sluit goed aan bij de in het verleden terzake verstrekte budgetten. Gevraagd is te bezien of er in de plaats van dit criterium criteria zijn te vinden die op een meer theoretisch verantwoorde wijze de behoefte aan bouwplaatskopkosten uitdrukken. Bezien zal worden of er dergelijke criteria zijn te vinden. Eventuele suggesties vanuit de BPD worden met belangstelling tegemoet gezien. Met betrekking tot de voor Amsterdam gevraagde nadere overgangsregeling merk ik op daar onvoldoende aanleiding toe te zien. Vergeleken met de in het verleden verstrekte budgetten gaat Amsterdam er met de overgangsregeling zeker niet op achteruit. Ik blijf dus uitgaan van de aan de BPD van 30 oktober gepresenteerde overgangsregeling, nl. om in drie jaar naar de structurele regeling in 1986 toe te werken. 3.2.4. Compenseren van prijsstijgingen De eerdere voorstellen voorzagen niet in een compensatiemogelijkheid van prijsstijgingen die gedurende het jaar optreden. Naar aanleiding van het BPD-advies overweeg ik hierin als volgt te voorzien, daarbij een onderscheid makend tussen compensatie in de investerings- respectievelijk de subsidiëringssfeer. De normbedragen voor bouwkosten en kopkosten blijven gebaseerd op het geraamde gemiddelde prijspeil van 1 januari 1986. In tegenstelling tot de eerdere voorstellen waarbij geen rekening werd gehouden met prijsontwikkelingen in de loop van het jaar, zal thans wel met deze ontwikkelingen rekening worden gehouden. Daartoe zal een prognose worden gegeven van het gebruikelijke CBSprijsindexcijfer van nieuwbouwwoningen. Gemeenten die hun plannen vroeg in het jaar indienen, kunnen als gevolg van het hanteren van een gemiddelde prijsstijging over het gehele jaar dus voordeel boeken. De prognose alsmede de afwijkingen daarvan zullen worden verwerkt bij de vaststelling van de normbedragen van het volgende jaar. Het voorgaande kan budgettair neutraal vertaald worden in een evenredige benedenwaartse bijstelling van de beschikbare gemiddelde woninggrootte of van de aantallen. Een verlaging op voorhand van de inmiddels bekend gemaakte contingenten acht ik niet opportuun. Gezien de consequenties Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk XI, nr. 31 5

van de voorgestelde wijze van prijscompensatie op het punt van de woninggrootte, zal de reeds geboden 5%-marge (aantallen) zodanig worden verruimd, dat gemeenten daarmee niet minder speelruimte voor de woninggrootte hebben dan in het oorspronkelijke voorstel. Op grond van een prognose van de stijging van de bouw- en grondkosten in 1986 wordtten behoeve van 1986 de oorspronkelijke 5%-marge met 2% verruimd, met dien verstande dat het realiseren van meer woningen dan het toe te kennen contingent gebonden blijft aan het maximum van 5%. In bijlage 2 is een en ander in een voorbeeld verduidelijkt. Indien in de loop van 1986 een eventuele prijscompensatie voor de investeringsbedragen kan worden uitgekeerd, wordt de bovenomschreven extra marge ingeperkt in evenredigheid van de mate van die compensatie. Voor wat betreft de compensatie van de subsidiesfeer overweeg ik om, in aansluiting aan de huidige systematiek van de huurtabel, zowel de subsidietabel als de stadsvernieuwingstoeslagen halfjaarlijks aan te passen. Bij deze aanpassing wordt evenals dit in het verleden bij de huurtabel is gebeurd, gerekend met de (geraamde) stijging van de stichtingskosten. Deze halfjaarlijkse aanpassing geschiedt zonder terugwerkende kracht. 3.2.5. Sparen van kopkosten in de proefperiode Het ligt in het voornemen reeds in de proefperiode de mogelijkheid tot het sparen van kopkosten (behalve die voor geluidwering) te bieden. Daarnaast blijft het eerdere voornemen gehandhaafd de funderingskopkosten in de proefperiode te verrekenen op basis van de werkelijke aanlegdiepte. 3.2.6. Herberekening van de kopkosten Met betrekking tot het toegekende kopkostenbudget (uitgezonderd dat voor geluidwering) ben ik voornemens dit budget te corrigeren indien en voor zover de marges bij de realisatie van het totale gecontingenteerde programma in de sociale huursector in een gemeente worden onderschreden. Dit als praktisch hanteerbaar controlemiddel op de te leveren prestatie. Overigens blijft als uitgangspunt gelden dat de bouwplaatskopkosten alleen in bestaand stedelijk gebied aangewend dienen te worden. 3.3. Uitwerking van de aangepaste voorstellen 3.3.1. Huurniveau onder het NKS Naar aanleiding van eeder door het departement naar buiten gebrachte simulatie-uitkomsten is van verschillende kanten kritiek gekomen in de zin dat men vreesde dat het NKS tot sterk verhoogde stadsvernieuwingshuren zou leiden. De kritiek is mijns inziens mee ingegeven door interpretatieverschillen en door misverstanden als gevolg van de grote hoeveelheid cijfers. Een deel van de kritiek richtte zich bovendien selectief op onderdelen die er ongunstig leken uitte springen. Gemiddeld genomen vielen de ongunstig scorende delen van de produktie grotendeels weg tegen de gunstig scorende delen. Bovendien dient bij de interpretatie van de simulatie-uitkomsten bedacht te worden dat er in 1983 en 1984 uiteraard geen NKS-normen waren. Aan de schijnbaar betrekkelijk grote positieve en negatieve huuruitkomsten van de simulaties dient dus ook om deze reden geen absolute betekenis te worden gehecht. In bijlage 1 treft u de uitkomsten aan van de simulatie waarin de hierboven besproken voorgenomen aanvullende voorstellen zijn verwerkt. Bij deze huursimulatie is ervan uitgegaan dat met de beschikbare normbouwkosten/kopkosten wordt gebouwd. Dat is realistisch omdat per gemeente gemiddeld de investeringsbedragen overeenstemmen met de bedragen die in 1984 beschikbaar waren. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk XI, nr. 31 6

In drie gemeenten (Leeuwarden, Almelo en Goes) zijn er aanzienlijke afwijkingen naar beneden die verklaard worden uit enkele bijzondere bouwplannen die in dat jaar zijn gebouwd. Uit deze simulatie blijkt dat de huurniveaus zowel in de stadsvernieuwing als de nieuwe uitleg op eenzelfde niveau liggen als voorheen mogelijk was. De uitzondering vormt de gemeente Utrecht. Dit wordt veroorzaakt door het overwegend bouwen van eengezinswoningen in deze gemeente waardoor de gemiddelde grondkosten hoger liggen dan bij de overige grote steden. Uiteraard zijn er binnen een gemeente verschillen tussen de individuele plannen. Maar door het aan het lokale niveau geboden fijnregelmechanisme (gedifferentieerde toedeling van kopkostenbudget en van stadsvernieuwingstoeslag) blijft het onder het NKS mogelijk voor individuele plannen een huurniveau tot stand te brengen en te garanderen dat aansluit bij het huurniveau onder de oude systematiek: dit geldt zowel voor de huidige vergelijkingshuurplannen als voor de 0,75%-aftrekplannen. 3.3.2. Kwaliteit onder het NKS De NKS-normering gaat ervan uit dat in stadsvernieuwingsgebieden en nieuwe uitleggebieden woningen gebouwd worden van eenzelfde kwaliteit. De normbedragen en subsidiebedragen worden gebaseerd op het gemiddelde kosten- en kwaliteitsniveau van de nieuwbouwplannen in de sociale huursector uit de voorafgaande jaren. Gemeenten hebben onder het NKBS de mogelijkheid plannen van verschillende kwaliteit te realiseren. Deze mogelijkheid blijft onder het NKS bestaan. 3.4. Reactie op resterende punten 3.4.1. Exploitatiezijde van het NKS Ik ben bereid op zo kort mogelijke termijn een simulatie van de exploitatiezijde van het NKS aan de BPD voor te leggen, zodat de externe leden de consequenties van de NKS-voorstellen op dit punt beter kunnen beoordelen. Vooralsnog ga ik ervan uit dat op dit punt geen wijziging van de voorstellen nodig zijn: voor de noodzaak daarvan heb ik geen aanwijzingen. 3.4.2. Recht op de normbouwkosten en de stadsvernieuwingstoeslag Door de VNG en de Woonconsumentenorganisaties is bij dit recht een nuancerende kanttekening gemaakt. Inperken van dit recht zou de relatieve positie van de corporaties in het lokale krachtenveld sterk verzwakken. Ik blijf derhalve ervan uitgaan dat corporaties recht op de acceptabele stichtingskosten als geheel en op de afzonderlijke onderdelen daarvan te weten de normbouwkosten en de acceptabele grondkosten hebben en dat alleen in overeenstemming met de corporaties van dit recht kan worden afgeweken. Voor wat betreft de binnengemeentelijke differentiatie van de stadsvernieuwingstoeslag ga ik ervan uit dat dat gebeurt na overleg met de corporaties. 3.4.3. Positie opdrachtgever Door de LC's is gevraagd zo spoedig mogelijk het opdrachtgeverschap in een beschikking vast te leggen. Ik deel u hierbij mee hiertoe vooralsnog onvoldoende aanleiding te zien. Vergeleken met het NKBS houdt het NKS immers een relatieve versterking in van de positie van de corporaties. In de nota NKS die betrekking heeft op het landelijk in 1988 in te voeren NKS, kom ik op dit onderwerp terug. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk XI, nr. 31 7

3.4.4. Personele gevolgen voor de gemeenten Van de zijde van de VNG is gevraagd de gemeenten financiële compensatie te bieden voor de personele gevolgen indien en zodra de proef met het NKS start. Voor de deelname aan de decentralisatieproef heeft elke gemeente een eenmalige bijdrage gekregen. Een verhoging daarvan overweeg ik niet. 4. SLOT Naar mijn oordeel ben ik met de hierboven beschreven aanvullende maatregelen voldoende tegemoet gekomen aan de geuite bezwaren tegen de proef met het NKS in 1986. Mede gelet hierop ben ik voornemens de gemeenten die besluiten in 1986 niet met de proef met het NKS mee te doen, weer in aanmerking te brengen voor het traditionele systeem van individuele plantoetsing. Voortzetting van de NKBS-situatie waarin de subsidiegevolgen van lokale investeringsbeslissingen voor rekening van het rijk komen, acht ik ongewenst. Afschrift van deze brief heb ik gestuurd aan de Voorzitter van de vaste Commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Aan de individuele proefgemeenten zal zo spoedig mogelijk de naar aanleiding van het vorengaande aangepaste model-afsprakenbrief NKS 1986 gestuurd worden benevens een afschrift van deze brief. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, G. Ph. Brokx Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk XI, nr. 31 8

BIJLAGE 1 Simulatie NKS 1986/bouwprogramma sociale huursector 1984 Aantal Gem.groot- Sv-toeslag 4-grote steden f 900 3 te in m 2 b.k.o. Gedifferentieerde sv-toeslag 4 grote steden 4 NKS- tabel huur NKS- tabel huurverschil huurbere- huurbere- verschil huurbere- huurberekening ken ing c.q. kening kening c.q, vergelijkings- vergelijkingshuur huur A. 4 grote steden «Normale huur» Idem + bouwplkk. 0,75%' + verg. huur Totaal 1720 69 458 456 2 458 456 2 1571 56 378 372 6 378 372 6 5407 74 414 413 1 408 413-5 8698 69 416 414 412 414 8. 4 grote steden vergelijkingshuren Amsterdam 2447 66 374 355-11 374 385-11 Den Haag 1179 81 452 435 17 435 435 0 Rotterdam 1586 81 445 440 5 437 440-3 Utrecht' 195 70 438 410 28 421 410 11 Totaal 5407 74 414 413 1 408 413-5 C. Overige proefgemeenten 1 «Normale huur» 3566 74 493 497-4 493 497-4 Idem + bouwplkk. 2282 62 427 425 2 427 425 2 0,75% 1057 73 443 446-3 443 446-3 Totaal 6905 70 464 465-1 464 465-1 Legenda: «normale» huur: woningen met een «normale» tabelhuur (incl. 0,3'ó-huuraftrek), dus zonder 0,75%-huuraftrek; idem + bouwplkk: woningen met een «normale» tabelhuur (incl. 0,3%-huuraftrek), waaraan in het verleden excessieve kosten zijn toegekend: 0,75%: woningen met een tabelhuur die is verlaagd met 0,75% (woningen met lage aanvangshuren); vergelijkingshuur: woningen met vergelijkingshuren (woningen met lage aanvangshuren in de 4 grote steden); 1 15 woningen met 0,75%-aftrek in Utrecht. 2 M.u.v. Assen en Harmeien; geen budgetafspraak nieuwbouw voor 1984. 3 Sv-toeslag overige proefgemeenten f 600; toeslag ter vervanging van de 0,3%-huuraftrek f 180 (niet in combinatie met sv-toeslag!). 4 Sv-toeslag Amsterdam f 900, Utrecht en Den Hang f 1100, Rotterdam f 1000. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk XI, nr. 31 9

BIJLAGE 2 De «aantallenmarge» (+/ 5%) en prijsbijstellingen Rekenvoorbeeld Contingent 5%-marge Aantal woningen 100 95 Gemiddelde grootte 73 81.3 Totaal aantal m : 7 300 7 724 Investeringsbedragen gemeentelijk budget gemeentelijk budget - normbouwkosten 8 655 000 8 735 000 -grondkosten 1600 000 1520 000 Ace. stichtingskosten 10 255 000 10 255 000 - kopkosten' 576 300 576 300 : Investeringsbedrag 10 831300 10 831300 Extra marge van 2% op grond van de prognose voor de bouw- en grondkostenstijging Rekenvoorbeeld Contingent 7%-marge Aantal woningen 100 93 Gemiddelde grootte 70,4 82,0 Totaal aantal m 2 7 040 7 626 Investeringsbedragen gemeentelijk budget gemeentelijk budget - normbouwkosten 8 655 000 8 767 000 - grondkosten 1 600 000 1 488 000 Ace, stichtingskosten kopkosten 10 255 0C0 576 300 10 255 000 576 300 10 831 300 10 831 300 1 Funderingskopkosten Bouwplaatskopkosten Regiokopkosten Geluidkopkosten (10m) 2500 x 73/76 2401 3500 x 73/76 = 3362 0 0 Kopkosten totaal 600 x 73/76 = 5763 ; Het kopkostenbudget wordt niet aangepast, er van uitgaande dat een «teveel» aan kopkosten wordt gespaard. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk XI, nr. 31 10

MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Advies inzake de proef met het normkostensysteem in 1986 Aan de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Zoetermeer, 14 november 1985 1. Inleiding In haar vergadering van 28 augustus jl. heeft de Begeleidingscommissie Proefprojecten Decentralisatie (BPD) een eerste bespreking gewijd aan de voorstellen voor de proef met het NKS in 1986. Afgesproken werd toen ter afronding van de bespreking een extra vergadering van de Commissie te beleggen op 30 oktober. Hierbij brengt de commissie haar advies inzake deze proef aan u uit. 2. Algemeen Over de proef met het NKS in 1986 wordt verschillend gedacht door de BPD-leden. De niet-departementale leden adviseren u de proef niet in 1986 te starten. Met uitzondering van VNG en de Woonconsumentenorganisaties adviseren de niet-departementale leden u de proef in 1987 te starten. Zij gaan er daarbij van uit dat er dan geen «goed» NKS op tafel ligt, namelijk een waarin op voldoende wijze tegemoet is gekomen aan de hieronder op onderdelen ingebrachte bezwaren. De VNG en de Woonconsumentenorganisaties tekenen hierbij aan dat hieruit niet moet worden afgeleid dat zij a priori tegen de start van de proef in 1987 zijn, maar dat naar hun oordeel de eventuele gang van zaken in 1987 thans niet aan de orde is. Belangrijke overwegingen voor de niet-departementale leden om tegen de start met de proef met het NKS in 1986 te adviseren zijn de vrees dat het nieuwe systeem tot verhoging van de stadsvernieuwingshuren, tot kleinere kwalitatief mindere woningen, tot het vervallen van huurgaranties en tot problemen bij de exploitatie leidt en de vrees dat, zelfs wanneer bij de nadere uitwerking aan de hierboven gesignaleerde knelpunten tegemoet wordt gekomen, de tijd ontbreekt om bij de planvoorbereiding tijdig over te kunnen schakelen op het nieuwe systeem. Overwogen werd verder door de niet-departementale leden dat deze zaken op hun beurt een aantal ernstige gevolgen dreigen te hebben, namelijk vertroebelde verhoudingen op lokaal niveau, stagnatie, onderuitputting en bezuiniging op de woningbouw, problematisch wordende evaluatie van de proef, inweven van systeemfouten in het definitieve systeem met als uiteindelijk gevolg een te betreuren terugslag voor de decentralisatie in het algemeen terwijl het mogelijk uitsluitend om introductieproblemen gaat. Ten slotte liggen er naar het oordeel van deze leden ook buiten het NKS redenen om niet in 1986 met de proef met het NKS te starten. Verhoging van de woonlasten als gevolg van de (voorgestelde) structurele verhoging van de aanvangshuren van vergelijkingshuurplannen (in casu het huurbeleid) en als gevolg van een verhoogde aardgasprijs maken het al moeilijk genoeg de continuïteit van de stadsvernieuwing te handhaven. Deze zaken dreigen de discussie over het NKS te belasten. De niet-departementale leden van de BPD constateren dat er onduidelijkheid bestaat over wat onder budgettaire neutraliteit van het NKS moet worden verstaan. Zij adviseren u dat hierbij niet alleen gekeken wordt naar de uitgaven van de rijksoverheid maar dat er hierbij ook op wordt gelet dat de gerealiseerde exploitatiebaten en huren onder het NKS dezelfde hoogte hebben als onder het huidige systeem. Van de zijde van de VNG wordt hieraan toegevoegd dat het NKS zo dient uit te werken dat zich die budgettaire neutraliteit in elke gemeente voordoet. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk XI, nr. 31 11

Ter bevordering van een vlotte overgang naar het nieuwe systeem oordelen de niet-departementale leden het noodzakelijk dat de hiervoor gememoreerde en de hierna nader uitgewerkte problemen structureel worden opgelost. In dit verband achten zij het treffen van niet-budgettair neutrale overgangsmaatregelen wenselijk. Naar hun oordeel dienen noch de structurele maatregelen noch de overgangsmaatregelen ten laste van de niet-proefgemeenten of ten laste van de VROM-begroting te worden gebracht en dus exogeen te worden gecompenseerd. 3. Onderdelen 3.1. Simulatie NKS op plannen uit 1984 De VNG constateert dat voor de gemeenten Arnhem en Groningen het trekken van conclusies uit de aangepaste simulatie 1984 wordt bemoeilijkt omdast het daaraan ten grondslag liggende basismateriaal nog enige aanvulling vraagt. Zij adviseert u dat het ministerie hierover zo spoedig mogelijk nader overleg voert met de desbetreffende gemeenten. 3.2. Vergelijkingshuren in de 4 grote steden De BPD constateert dat de NKS-systematiek in zijn thans voorliggende vorm, vergeleken met de huidige vergelijkingshurensystematiek dreigt te leiden tot hogere huren, mindere kwaliteit an wegvallen van de huurgaranties vooraf. De niet-departementale leden adviseren u daarom het huidige stelsel van vergelijkingshuren te handhaven. Wanneer mocht besloten worden toch op de NKS-systematiek over te gaan, adviseren zij u die systematiek zodanig aan te passen dat deze op dezelfde manier uitwerkt als de vergelijkingshurensystematiek. Als oplossingsrichtingen stelt de BPD hiertoe voor: ophoging van de budgettaire middelen (de departementale leden ondersteunen deze oplossingsrichting niet), ophoging van de stadsvernieuwingstoeslag tot f 1200 a f 1500, differentiatie tussen gemeenten en binnen een gemeente van de stadsvernieuwingstoeslag en compensatie voor prijsstijgingen zowel in de investeringssfeer als in de sfeer van de eenmalige en jaarlijkse bijdragen. Voor wat betreft de differentiatie van de stadsvernieuwingstoeslag binnen een gemeente adviseert de BPD u daaraan de voorwaarde te verbinden dat gemeenten dit doen in overeenstemming met de desbetreffende corporaties. Naar het oordeel van de VNG dient hier de voorwaarde te luiden dat de gemeenten dit doen in overleg met de desbetreffende corporaties. 3.3. 0,75%-aftrekplannen De BPD constateert dat de f450 stadsvernieuwingstoeslag onvoldoende is om het vervallen van 0,75%-aftrek te compenseren. De niet-departementale leden adviseren u deze toeslag op te trekken tot f750. De BPD adviseert u ook hier het mogelijk te maken dat de stadsvernieuwingstoeslag wordt gedifferentieerd binnen een gemeente. De BPD adviseert u hierbij dezelfde voorwaarde te stellen als hierboven ter zake van dit onderwerp bij de vergelijkingshuren is genoemd. 3.4. 0,3%-aftrekplannen De BPD constateert dat de extra toeslag van f120 die wordt verstrekt ter compensatie van het vervallen van de 0,3%-aftrek in die gebieden die niet voor regiokopkosten in aanmerking komen en die wel voor de 0,3%-aftrek in aanmerking zouden komen wanneer zij geen proefgemeente zouden zijn, onvoldoende is. Zij adviseert u op dit punt volledige compensatie te bieden (toeslag van f 180) zolang landelijk (buiten de proefgemeenten) deze aftrek niet is afgeschaft. Dit om recht te blijven doen aan het ruimtelijke-ordeningsbeleid zoals b.v. het verstedelijkingsbeleid. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk XI, nr. 31 12

3.5. Bouwplaatskopkosten en overgangsregeling terzake De BPD constateert dat het nieuwe voorstel met betrekking tot de bouwplaatskopkosten in het algemeen gesproken beter bij de behoeften van de gemeenten aansluit dan het oude (1,5% van de totale woningvoorraad van voor 1945, in plaats van 1,5% c.q. 2% van de huurwoningvoorraad van vóór 1931), maar dat zich met betrekking tot nog enkele gemeenten een knelpunt voordoet (Arnhem, Hoorn en Amersfoort). Zij adviseert u op de zeer korte termijn nader te bezien of deze gemeenten in een hogere bouwplaatskopkostenklasse ingedeeld horen te worden. Voorts adviseert zij u meer in het algemeen dat, op de wat langere termijn, nader wordt bezien of er in de plaats van het criterium 'woningen van vóór 1945', andere criteria zijn (b.v. op het terrein van het verstedelijkingsbeleid) die, meer ook theoretisch benaderd, de behoefte aan bouwplaatskopkosten weergeven. De niet-departementale BPD-leden constateren dat de overgangsregeling ongunstig uitwerkt voor de gemeente Amsterdam. Zij adviseren u dat nader wordt bezien of er een alternatief bestaat dat aan dit bezwaar tegemoet komt. 3.6. Recht op normbouwkosten De huidige voorstellen gaan uit van het recht van de corporaties op de normbouwkosten. De VNG en de Woonconsumentenorganisaties stellen zich hierbij op het standpunt dat er geen sprake moet zijn van een automatisme bij het toedelen van normbouwkosten: zij gaan er daarbij van uit dat gemeente en corporaties hier in onderlinge overeenstemming tot afwijkende toedelingen zullen kunnen komen. 3.7. Sparen van kopkosten in de proefperiode In de huidige voorstellen wordt de keuze geboden tussen enerzijds het sparen van de kopkosten, (uitgezonderd die voor geluidwering) zonder enige verrekeningsmogelijkheid en anderzijds het verrekenen van de kopkosten (feitelijk die voor fundering) zonder spaarmogelijkheid. De BPD adviseert u in de proefperiode uit te gaan van verrekening van de funderingskopkosten en van de spaarmogelijkheid voor de kopkosten (uitgezonderd die voor geluid). 3.8. Compenseren van prijsstijgingen De niet-departementale leden van de BPD constateren dat de voorstellen met betrekking tot het compenseren van prijsstijgingen ongewenste risico's bij gemeente, corporaties en bewoners leggen. Als gewenste aanpassingsrichtingen adviseren zij: volledige aanpassing van normbedragen, subsidiebedragen en toeslagen aan prijsstijgingen ook voor die die gedurende het jaar optreden, vergroten van de marges voor onvoorzien, een reserve op centraal niveau aanhouden ingeval geen volledige exogene compensatie plaatsvindt en wegnemen van de huurgevolgen van rentefluctuaties. Door de woonconsumentenorganisaties is verder de mogelijkheid geopperd van een prijsbijstelling enkele malen per jaar op basis van een snellere (input) index. 3.9. Exploitatiezijde van het NKS De niet-departementale leden van de BPD constateren dat in de discussie relatief weinig aandacht is geschonken aan de exploitatie- en beheerkant van het NKS. De BPD adviseert u ook op dit punt een simulatie aan haar voor te leggen zodat aan de hand van de resultaten daarvan over eventuele aanpassingen van de voorstellen ter zake kan worden gesproken. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk XI, nr. 31 13

3.10. Positie opdrachtgevers Van de zijde van de Landelijke Centrales wordt u geadviseerd een beschikking opdrachtgeversrol tot stand te brengen met daarin onder andere vervat een regeling met betrekking tot de kosten/kwaliteitstoets en een geschillenregeling bij de HID. 3.11. Personele gevolgen voor de gemeenten Van de zijde van de VNG wordt u geadviseerd de gemeenten financiële compensatie te bieden voor de personele gevolgen indien en zodra de proef met het NKS start. De voorzitter, ir. A. Hoelen De secretaris, A. H. A. Lensen Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19200 hoofdstuk XI, nr. 31 14