2. Bij faxbericht van 8 september 2014 heeft Tele2 haar verzoeken om ontheffing nader toegelicht.

Vergelijkbare documenten
Kenmerk: / Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008

5. Met van 12 maart 2014 is door KPN nog een overzicht verstrekt met het huidige zenderaanbod van Digitenne.

Kenmerk: / Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008

Beslissing op bezwaar

Kenmerk: / Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Zienswijze. Kenmerk: / Betreft: verzoek om openbaarmaking

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008

Beslissing op bezwaar

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.24, tweede lid, en artikel 3.25 van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.20, tweede lid, artikel 3.24, tweede lid, en artikel 3.25 van de Mediawet 2008

Beslissing op bezwaar

Kenmerk: / Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Beslissing op bezwaar

Besluit op handhavingsverzoek

3. Voor de relevante bepalingen wordt verwezen naar bijlage 1.

Besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar

Kenmerk: / Betreft: Toestemming voor nevenactiviteit Het aanbieden van rondleidingen aan groepen door het gebouw van L1 in cluster 3

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit toestemming nevenactiviteit

3. Voor een overzicht van de relevante bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij dit besluit.

Beslissing op bezwaar

Besluit. A. Verloop van de procedure. C. Status van de activiteit

Beslissing op bezwaar

Ontheffing. Verloop van de procedure. Relevante bepalingen

Beslissing op bezwaar

Beschikking op handhavingsverzoek

Kenmerk: / Betreft: afwijzing aanvraag nevenactiviteit Het exploiteren van twee digitale reclameschermen langs de Rijksweg.

Bestuurlijk rechtsoordeel

Beslissing op bezwaar

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Besluit toestemming nevenactiviteiten

Beslissing op bezwaar

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Beslissing op bezwaar

Besluit tot afwijzing van de ontheffingsverzoeken en tot het opleggen van een last onder dwangsom

gezien het daartegen op 24 september 2012 ingediende pro forma bezwaarschrift, aangevuld bij brief van 11 september 2013,

gezien het daartegen bij brief van 28 april 2014 ingediende bezwaarschrift,

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit toestemming nevenactiviteiten

gezien het advies van Provinciale Staten van Groningen van 24 april 2013;

Beslissing op bezwaar

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Beslissing op bezwaar

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb);

2. Daarnaast heeft de verzoeker het Commissariaat verzocht de kosten van het Wobverzoek

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Beslissing op bezwaar

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verzoek om openbaarmaking. B. Relevante bepalingen. Kenmerk: / Betreft: verzoek om openbaarmaking

Kenmerk: / Betreft: Aanvraag van Stichting Omroep Flevoland tot bekostiging voor 2017.

Beslissing op bezwaar

gezien de adviezen van de gemeenteraden van Alblasserdam, Hardinxveld-Giessendam, Molenwaard en Sliedrecht;

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Aard en strekking besluit

Besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende de toepassing van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Kenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008

Beslissing op bezwaar

Gelet op het bepaalde in de artikelen 2.61, 2.70, 6.13, eerste lid, aanhef en onder c, en het tweede lid, onder a, van de Mediawet 2008,

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

gelet op de artikelen 2.61 tot en met 2.69 van de Mediawet 2008; gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar

gezien de aanvraag tot aanwijzing van Stichting MEDIA036 als lokale publieke mediainstelling

6. De activiteit is derhalve een nevenactiviteit als bedoeld in artikel 2.132, tweede lid, van de Mediawet 2008.

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Besluit toestemming nevenactiviteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

gezien de adviezen van de raden van de gemeenten Boxmeer, Grave, Sint Anthonis en Cuijk, van respectievelijk 30 juni, 5 juli, 7 juli en 11 juli;

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Kenmerk: 29580/ Betreft: toestemming voor het verzorgen van een commerciële televisieomroepdienst

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Relevante bepalingen. C. Status van de activiteit

Besluit. A. Verloop van de procedure. B. Juridisch kader. C. Status van de activiteit

Transcriptie:

Besluit Kenmerk: 632203/634613 Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media op het verzoek van Tele2 Nederland B.V. om ontheffing van de doorgifteverplichting van de televisie- en radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst in het digitale standaardprogrammapakket. A. Verloop van de procedure 1. Bij faxbericht van 11 augustus 2014 heeft Tele2 Nederland B.V. (hierna: Tele2) bij het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) op grond van artikel 6.14d van de Mediawet 2008, een verzoek om ontheffing ingediend van de doorgifteverplichting zoals opgenomen in artikel 6.13 van de Mediawet 2008. Tele2 verzoekt om ontheffing van de verplichting van de doorgifte van de televisie- en radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst. Dit verzoek bestaat uit verschillende onderdelen. Daarnaast verzoekt Tele2 om een tijdelijke ontheffing van de doorgifteverplichting van de programmakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare omroepdienst voor het DVB-T pakket dat Tele2 haar klanten aanbiedt. 2. Bij faxbericht van 8 september 2014 heeft Tele2 haar verzoeken om ontheffing nader toegelicht. 3. Bij brief van 17 september 2014, kenmerk 632203/633219, heeft het Commissariaat de ontvangst van de ontheffingsverzoeken bevestigd en heeft het Commissariaat op grond van artikel 4:14, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) de beslissing op het verzoek om ontheffing met acht weken verdaagd. 4. Bij brief van 3 november 2014, kenmerk 632203/634619, heeft het Commissariaat Tele2 uitgenodigd voor een hoorzitting. 5. Met e-mail van 7 november 2014 heeft Tele2 aangegeven op de hoorzitting aanwezig te zullen zijn. 6. Op 14 november 2014 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarin Tele2 haar zienswijze mondeling en schriftelijk naar voren heeft gebracht. Het verslag van de hoorzitting is als bijlage bij dit besluit gevoegd. 7. Tijdens de hoorzitting heeft Tele2 haar verzoek om ontheffing van de doorgifteverplichting van de programmakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische omroepdienst, ingetrokken. Omdat dit verzoek om ontheffing is ingetrokken, zal verder in dit besluit hier niet meer op in worden gegaan. 8. Met faxbericht van 18 november 2014 heeft Tele2, naar aanleiding van een vraag tijdens de hoorzitting, nadere informatie verstrekt over het aantal televisieprogrammakanalen dat het digitale standaardprogrammapakket van Tele2 bevat.

9. Met e-mail van 28 november 2014 heeft het Commissariaat op grond van artikel 4:14, derde lid, van de Awb de beslissing op het ontheffingsverzoek in overleg met Tele2 verdaagd tot 16 december 2014. B. Wettelijk kader 10. Voor een overzicht van de relevante wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de bijlage. C. Ontheffingsverzoek 11. Tele2 verzoekt om ontheffing van de doorgifteverplichting van de televisie- en radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst zoals opgenomen in artikel 6.13, derde lid, onder d en e, en vierde lid, onder c en d, van de Mediawet 2008 (het ontheffingsverzoek van 11 augustus 2014 in samenhang gelezen met de aanvulling van 8 september 2014). 12. Hieronder wordt het ontheffingsverzoek van Tele2 van 11 augustus 2014, de aanvulling van 8 september 2014 en hetgeen mondeling en schriftelijk tijdens de hoorzitting op 18 november 2014 naar voren is gebracht, kort samengevat weergegeven. 13. Het verzoek om ontheffing valt uiteen in drie onderdelen. Tele2 vraagt het Commissariaat ten eerste om een ontheffing voor onbepaalde tijd voor de doorgifte van de programmakanalen van de lokale publieke mediadienst in het geval de lokale publieke media-instellingen hun signaal op andere wijze (willen) aanleveren dan via de Mediahub van de Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON). Voorts wil Tele2 ontheffing van de doorgifteverplichting van lokale publieke mediadiensten die niet willen instemmen met de door Tele2 bepaalde juridische en financiële randvoorwaarden, althans met andere door het Commissariaat te bepalen randvoorwaarden die Tele2 beschermen tegen disproportionele kosten en anderszins onredelijke uitkomsten. Ten slotte verzoekt Tele2 het Commissariaat haar een tijdelijke ontheffing te verlenen van zes maanden voor de doorgifte van de programmakanalen van de lokale publieke mediadienst, die ingaat op het moment dat lokale publieke media-instellingen hun signaal aan Tele2 via de Mediahub aanleveren in het door Tele2 gewenste technische format. 14. Tele2 gaat in haar ontheffingsverzoek van 11 augustus 2014 eerst in op haar gesprekken met de OLON over een centrale aanlevering van (lineaire) lokale omroepsignalen, de zogeheten Mediahub. Daarbij is het voor Tele2 van cruciaal belang inzicht te hebben in de financiële, technische en juridische uitgangspunten van de Mediahub, teneinde een gedegen raming te kunnen maken van de daarmee gemoeide investeringen. 15. Tele2 stelt dat zij slechts een begin kan maken met de implementatie van de lokale doorgifteverplichting als er duidelijkheid is over de (voorwaarden waaronder) de Mediahub tot stand komt. Met de totstandkoming van de Mediahub zal volgens Tele2 daadwerkelijk blijken hoeveel lokale publieke media-instellingen hun signalen centraal zullen aanleveren en op welke wijze centrale aanlevering bij Tele2 zal plaatsvinden. Een eerdere implementatie van de doorgifteverplichting acht Tele2 zinledig, [niet openbaar]. Bovendien zou het in technisch en operationeel opzicht inefficiënt zijn en tot disproportionele kosten leiden. - 2 -

16. [niet openbaar] 17. Tele2 zegt dat het voor haar niet doenlijk is om met bijna 300 lokale publieke mediainstellingen individuele verbindingen op nog te bepalen plaatsen aan te gaan, daarover bijna 300 individuele streams in een scala aan formats aangeleverd te krijgen, om die vervolgens stuk voor stuk te converteren naar het voor haar vereiste technische profiel. 18. Tele2 stelt dat de implementatie van de doorgifte van de programmakanalen van de lokale publieke mediadienst [niet openbaar]. in 2014 niet meer haalbaar is. Op het moment dat zij zou kunnen aanvangen met een implementatie van de doorgifteverplichting [niet openbaar]. (of snel daarna) zou de totstandkoming van de Mediahub al een feit kunnen zijn. In dat geval zouden volgens Tele2 alle werkzaamheden voor de [niet openbaar]. feitelijk voor niets zijn geweest. Dit alles pleit volgens Tele2 voor het wachten op de Mediahub. 19. Tele2 stelt dat voor het beschikbaar stellen van de lokale omroepsignalen vanaf de Mediahub aan haar abonnees nog werkzaamheden moeten worden verricht die arbeidsintensief zijn en een grote mate van zorgvuldigheid vergen. [niet openbaar]., te rekenen vanaf het moment waarop de Mediahub tot stand is gebracht of op zijn minst de specificaties daarvan definitief zijn vastgesteld. 20. Tele2 verzoekt het Commissariaat te bepalen dat de doorgifteverplichting slechts op haar zal rusten ten aanzien van publieke lokale media-instellingen die hun omroepsignalen op de door haar voorgeschreven wijze via de Mediahub aanleveren en die toestemming geven voor doorgifte daarvan door Tele2 zonder te eisen dat Tele2 daarvoor een individuele of collectieve auteursrecht- (of andere) vergoeding betaalt. 21. [niet openbaar]. Tele2 stelt dat zij door een investeringsplicht van deze omvang veel zwaarder getroffen wordt dan haar directe concurrenten op de televisiemarkt. 22. Tele2 verwijst in haar verzoek ten slotte naar artikel 31 van de Universele diensten richtlijn (UDR) die stelt dat doorgifteverplichtingen beperkt moeten blijven tot hetgeen de onderliggende doelstelling van algemeen belang kan verwezenlijken en verwijst daarbij naar Europese jurisprudentie. D. Overwegingen 23. Het verzoek van Tele2 om ontheffing van de doorgifteverplichting van de televisie- en radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst, dient te worden afgewezen. Het Commissariaat overweegt daartoe het volgende. - 3 -

24. Eerst wordt ingegaan op de wettelijke doorgifteverplichting (i), het doel van deze wettelijke bepalingen (ii) en de voorwaarden om voor ontheffing van deze wettelijke bepalingen in aanmerking te komen (iii). Vervolgens wordt ingegaan op het onderdeel van het ontheffingsverzoek dat ziet op een ontheffing voor onbepaalde tijd voor de doorgifte van de programmakanalen van de lokale publieke mediadienst als de lokale publieke media-instellingen hun signaal niet aanleveren via de OLON Mediahub (iv). Vervolgens wordt ingegaan op het onderdeel van het ontheffingsverzoek dat ziet op tijdelijke ontheffing van zes maanden voor de doorgifte van de programmakanalen van de lokale publieke mediadienst, die ingaat op het moment dat lokale publieke media-instellingen hun signaal aan Tele2 op de Mediahub aanleveren (v). Daarna wordt ingegaan op het onderdeel van het ontheffingsverzoek van Tele2 dat ziet op lokale publieke mediadiensten die niet willen instemmen met de door Tele2 bepaalde juridische en financiële randvoorwaarden (vi). Ten slotte wordt ingegaan op de verwijzing van Tele2 naar artikel 31 van de Universele dienstenrichtlijn (vii). (i) Wettelijke doorgifteverplichting 25. Sinds de wijziging van de Mediawet 2008 per 1 januari 2014 geldt de verplichte doorgifte van de belangrijkste publieke zenders in het digitale standaardpakket behalve voor kabelbedrijven ook voor andere pakketaanbieders met meer dan 100.000 abonnees. Artikel 6.13, derde lid, aanhef en onder d. en e., en vierde lid, aanhef en onder c. en d. van de Mediawet 2008 bepaalt dat het standaardprogrammapakket in elk geval één televisie- en één radioprogrammakanaal bevat van de publieke lokale mediadienst van de gemeente waarbinnen de abonnee woonachtig is. Daarnaast dient het standaardprogrammapakket nog ten hoogste twee televisie- en ten hoogste vijf radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst te bevatten met ander programma-aanbod dat zij verzorgt en dat gericht is op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden. (ii) Doel van de wettelijke doorgifteverplichting 26. Blijkens de Memorie van Toelichting bij het voorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, nr. 33 426, nr. 3, pagina 6) heeft de wetgever met de doorgifteverplichting willen realiseren dat in ieder programmapakket de belangrijkste publieke zenders worden doorgegeven en dat op de markt voor pakketaanbieders zoveel als mogelijk een gelijk speelveld wordt gecreëerd. De doorgifteverplichting beschermt dus zowel de belangen van de consumenten, de abonnees, als de belangen van de pakketaanbieders. Hieronder wordt eerst ingegaan op de bescherming van de belangen van de abonnees en daarna op de bescherming van de belangen van de pakketaanbieders. 27. De doorgifteverplichting legt aan pakketaanbieders de verplichting op om aan hun abonnees in het kader van de overeenkomst over de ontvangst van programma-aanbod in elk geval een digitaal standaardprogrammapakket aan te bieden. Op welk digitaal programmapakket een abonnee zich ook abonneert, tot het abonnement behoort in elk geval het standaardprogrammapakket. De belangrijkste publieke zenders moeten in het standaardprogrammapakket worden opgenomen, zonder dat de abonnee hiervoor het standaardprogrammapakket hoeft uit te breiden. - 4 -

28. De techniek neutrale regeling geldt zowel voor aanbieders van kabelnetwerken als ook voor aanbieders van netwerken waar programma-aanbod via de ether en op de satelliet wordt verspreid. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen eigenaren van netwerken of andere pakketaanbieders die van de netwerken van die eigenaren gebruikmaken. 29. Om abonnees te verzekeren van minimumwaarborgen dienen alle pakketaanbieders die een of meer programmapakketten naar ten minste 100.000 abonnees in Nederland verspreiden of laten verspreiden aan de doorgifteverplichting te voldoen. Indien een pakketaanbieder meent niet aan de doorgifteverplichtingen te kunnen voldoen, dan kan er om ontheffing worden verzocht. (iii) Voorwaarden voor ontheffing 30. Op grond van artikel 6.14d van de Mediawet 2008 kan het Commissariaat geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen bedoeld in onder meer artikel 6.13 van de Mediawet 2008, als het onverkort nakomen daarvan leidt tot disproportionele kosten, tot een belemmering van innovatie of tot anderszins onredelijke uitkomsten. Het Commissariaat kan aan een ontheffing voorschriften verbinden. 31. In de Memorie van Toelichting bij het voorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, nr. 33 426, nr. 3, pagina 7) heeft de wetgever aangegeven dat zowel de publieke lokale media-instellingen als de pakketaanbieders extra voorzieningen dienen te treffen om digitale televisiedistributie via het kopernetwerk in beginsel mogelijk te maken. Omdat het tijd en geld kost deze vereiste technische aanpassingen in het hele land te realiseren, heeft de wetgever aangegeven pakketaanbieders bij het Commissariaat een tijdelijke ontheffing kunnen vragen van de verplichte doorgifte van de lokale publieke mediadienst. Pakketaanbieders moeten een dergelijk verzoek om ontheffing met redenen omkleden en een scenario opstellen voor de geleidelijke uitbreiding van digitale doorgifte van lokale publieke media-instellingen. Daarbij heeft de wetgever aangegeven dat het in de rede ligt dat het reële bereik van het distributieplatform in de desbetreffende regio evenals de bij doorgifte behorende investeringen worden gewogen. Lokale publieke media-instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van digitale signalen van de uitzendstudio naar het omroepnetwerk van de pakketaanbieder, inclusief de daarbij behorende kosten. 32. Over de mogelijkheid tot het verlenen van ontheffing merkt het Commissariaat op dat het verlenen van een (gedeeltelijke) ontheffing een discretionaire bevoegdheid is van het Commissariaat. In artikel 6.14d van de Mediawet 2008 is opgenomen dat het Commissariaat geheel of gedeeltelijk ontheffing kan verlenen. 33. Tele2 heeft zelf de vrijheid de digitale standaardprogrammapakketten samen te stellen, maar dient daarbij net als andere pakketaanbieders rekening te houden met de verplichtingen die voortvloeien uit de Mediawet 2008. Vast staat dat de doorgifteverplichtingen op Tele2 van toepassing zijn. Dit wordt door Tele2 erkend en volgt ook uit het feit dat zij een verzoek om ontheffing heeft ingediend. - 5 -

(iv) Verzoek ontheffing doorgifteverplichting bij niet aanleveren omroepsignaal via de OLON Mediahub 34. Tele2 vraagt het Commissariaat om ontheffing voor onbepaalde tijd van de doorgifteverplichting van de programmakanalen van de lokale publieke mediadienst indien de lokale publieke media-instellingen hun omroepsignaal op een andere wijze aanleveren dan via de OLON Mediahub. 35. De doorgifteverplichting is techniek neutraal en geldt onverkort. De Mediawet 2008 schrijft niet voor hoe aan de doorgifteverplichting moet worden voldaan en schrijft dus ook niet voor dat alleen die omroepsignalen van lokale publieke mediadiensten hoeven te worden doorgegeven die via de OLON Mediahub worden aangeleverd. Het Commissariaat kan, mede gezien deze techniek neutraliteit, niet op voorhand bepalen of het voorschrijven door Tele2 van het gebruik van een bepaald platform voor aanlevering van het omroepsignaal (ic. de OLON Mediahub) reëel is. Daarbij komt dat deze voorziening voor dat doel thans nog niet operationeel is en de specificaties daarvan nog niet bekend zijn. 36. De verwachte komst van de OLON Mediahub is gezien het voorgaande niet relevant voor de doorgifteverplichting van de lokale publieke mediadienst. De doorgifteverplichting geldt onverkort. Het door Tele2 gedane verzoek aan het Commissariaat om te bepalen dat de doorgifteverplichting slechts op haar rust ten aanzien van lokale publieke mediadiensten die hun omroepsignalen op de voorgeschreven wijze via de Mediahub aanleveren, komt niet voor inwilliging in aanmerking. 37. Het Commissariaat is van oordeel dat het ook voor een lokale publieke media-instelling die niet gebruik kan of wil maken van de Mediahub, mogelijk moet zijn het omroepsignaal bij Tele2 aan te leveren voor verspreiding op het netwerk. Bijvoorbeeld als de technische, financiële en juridische voorwaarden voor aanlevering bij Tele2 vergelijkbaar zijn met de voorwaarden die zullen worden gesteld aan de aanlevering via de Mediahub. Op deze voorwaarden wordt onder (vi) ingegaan. 38. [niet openbaar]. Tele2 geeft in haar verzoek om ontheffing aan enkel de benodigde investeringen voor de doorgifte van programmakanalen van de lokale publieke mediadienst te willen doen, ten behoeve van die lokale publieke media-instellingen die hun omroepsignaal bij Tele2 aanleveren via de OLON Mediahub. Tele2 acht iedere investering die zij moet doen om de doorgifteverplichting te realiseren die niet rechtstreeks verband houdt met de OLON Mediahub onredelijk en disproportioneel. Deze stelling van Tele2 slaagt niet. 39. Het feit dat Tele2 investeringen moet doen, om los van de OLON Mediahub, de doorgifteverplichting te realiseren, maakt deze investeringen niet bij voorbaat onredelijk of disproportioneel. Het argument van Tele2 dat zij door een investeringsplicht van deze omvang zwaarder wordt getroffen dan haar directe concurrenten volgt het Commissariaat niet. Iedere pakketaanbieder zal genoodzaakt zijn om enige kosten te maken om aan de doorgifteverplichting te voldoen. Dit maakt de kosten nog niet onredelijk. Nu iedere pakketaanbieder wordt geconfronteerd met deze kosten, wordt het gelijke speelveld op de markt hierdoor niet verstoord. - 6 -

40. De investeringen die Tele2 ten behoeve van de doorgifte van lokale publieke mediadiensten moet doen, hebben betrekking op het gehele netwerk. Het Commissariaat is van oordeel dat deze investeringen daarmee in verhouding zijn met het reële bereik van het netwerk van Tele2 dat geheel Nederland omvat. Naar het oordeel van het Commissariaat leiden in dit specifieke geval deze investeringen niet tot disproportionele kosten. 41. Het Commissariaat kan Tele2 niet volgen in haar argumentatie dat de implementatie van de doorgifte van de programmakanalen van de lokale publieke mediadienst ten tijde van het indienen van het ontheffingsverzoek niet meer haalbaar was. Tele2 stelt dat eerst met de totstandkoming van de Mediahub daadwerkelijk zal blijken hoeveel lokale publieke media-instellingen hun omroepsignalen centraal zullen aanleveren en op welke wijze centrale aanlevering bij Tele2 zal plaatsvinden. Het Commissariaat is van oordeel dat Tele2 ook zelf had kunnen (laten) onderzoeken hoeveel lokale publieke mediainstellingen hun omroepsignaal via haar netwerk willen laten verspreiden. Dat Tele2 dit niet heeft gedaan, komt voor haar eigen rekening en risico. 42. Zolang een publieke media-instellingen geen omroepsignaal wil of kan aanleveren, kan van een pakketaanbieder logischerwijs niet worden verwacht dat hij het omroepsignaal doorgeeft. Dit laat echter onverlet dat als een lokale publieke media-instelling er voor kiest wel haar omroepsignaal aan te leveren om in het standaardprogrammapakket van Tele2 te worden opgenomen, Tele2 in principe aan een dergelijk verzoek dient te voldoen. (v) Verzoek ontheffing doorgifteverplichting vanaf de start van de OLON Mediahub 43. Tele2 verzoekt om een tijdelijke ontheffing van de doorgifteverplichting van de programmakanalen van de lokale publieke mediadienst voor zes maanden vanaf de komst van de OLON Mediahub. Nu de verwachte komst van de OLON Mediahub niet relevant is voor de doorgifteverplichting, dient het verzoek van Tele2 om haar ontheffing te verlenen van de doorgifteverplichting van de televisie- en radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst tot zes maanden na de komst van OLON Mediahub, te worden afgewezen. Dit omdat het lokale publieke media-instellingen op grond van de Mediawet 2008 niet kan worden verplicht hun signalen via de OLON Mediahub aan te leveren. (vi) Het stellen van voorwaarden aan doorgifte of aanlevering van omroepsignalen 44. Voorts heeft Tele2 verzocht te bepalen dat zij alleen die signalen hoeft door te geven van lokale publieke mediadiensten die toestemming geven voor doorgifte van het omroepsignaal, zonder te eisen dat Tele2 daarvoor een individuele of collectieve auteursrecht- (of andere) vergoeding betaalt. Tele2 meent dat van haar niet kan worden verwacht dat zij met bijna 300 individuele lokale publieke mediadiensten bilaterale contracten uit-onderhandelt en vervolgens onderhoudt. Hierover merkt het Commissariaat het volgende op. - 7 -

45. Het Commissariaat is van oordeel dat het Tele2 in principe vrij staat redelijke technische, financiële en juridische voorwaarden te stellen bij de aanlevering en doorgifte van programmakanalen van de publieke lokale media-instellingen. Echter, de kosten die Tele2 in rekening brengt, zullen niet zodanig hoog mogen zijn dat daardoor het recht van (digitale) doorgifte van de programmakanalen van de lokale publieke mediadienst wordt bemoeilijkt of zelfs onmogelijk wordt gemaakt. Zie in die zin onder meer het standpunt van het Commissariaat in zijn besluit van 4 december 2012. 1 Voor de aanlevering van de omroepsignalen door publieke lokale media-instellingen kan Tele2 uniforme voorwaarden hanteren, zodat Tele2 niet met elke publieke lokale mediainstelling hoeft te onderhandelen over bijvoorbeeld het formaat waarin het omroepsignaal bij haar moet worden aangeleverd. Over de kosten van aanlevering van de digitale omroepsignalen naar haar omroepnetwerk zal Tele2 niet hoeven te onderhandelen, omdat deze kosten zoals al eerder opgemerkt voor rekening van de lokale publieke media-instellingen zijn. 46. Het Commissariaat kan echter niet op voorhand bepalen onder welke voorwaarden de lokale publieke media-instellingen hun omroepsignaal dienen aan te leveren. Van geval tot geval zal alsdan moeten worden beoordeeld of de door lokale publieke mediainstellingen voor aanlevering en doorgifte van de programmakanalen gestelde voorwaarden voor aanlevering of doorgifte van de programmakanalen als redelijk kunnen worden aangemerkt. Het Commissariaat kan op dit moment dan ook geen uitspraak doen of dit in een concreet geval voor Tele2 zal leiden tot disproportionele kosten of tot anderszins onredelijke uitkomsten. (vii) Verwijzing naar artikel 31 van de Universele dienstenrichtlijn 47. Ten slotte wordt hieronder ingegaan op de verwijzing van Tele2 naar artikel 31, eerste lid, van de Universele dienstenrichtlijn (hierna: UDR) (richtlijn 2002/22). Tele2 verwijst naar dit artikel en Europese jurisprudentie hierover. Aan deze verwijzing van Tele2 is geen conclusie verbonden. Het Commissariaat begrijpt deze verwijzing aldus dat artikel 31 van de UDR haar beschermt tegen onredelijke doorgifteverplichtingen. Een beroep op artikel 31, eerste lid, van de UDR leidt derhalve niet tot een ander oordeel over de doorgifteverplichting respectievelijk het ontheffingsverzoek van Tele2. Op grond van artikel 6.14 van de Mediawet 2008 kan het Commissariaat in individuele uitzonderlijke gevallen waarin de doorgifteverplichting leidt tot een belemmering van de innovatie, disproportionele kosten en anderszins onredelijke uitkomsten een ontheffing verlenen. Nu Tele2 niet heeft aangetoond dat de doorgifteverplichting voor haar tot een belemmering van de innovatie, disproportionele kosten of anderszins onredelijke uitkomsten leidt, is niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een onredelijke doorgifteverplichting als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Universele dienstenrichtlijn. Zie in deze zin ook de uitspraak van de rechtbank Groningen van 6 november 2009 (ECLI:NL:RBGRO:2009:BL7177). 1 Handhavingsbesluit Commissariaat 4 december 2012 (Lokale Omroepstichting Alphen aan den Rijn/Ziggo), kenmerk 25508/20120011251. - 8 -

Conclusie 48. Het Commissariaat komt tot de conclusie dat zowel het verzoek om een tijdelijke als het verzoek om ontheffing voor onbepaalde tijd van de doorgifteverplichting van televisie- en radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst niet voor inwilliging in aanmerking komen en wijst de verzoeken om ontheffing van de verplichte opname van de programmakanalen van de lokale publieke mediadienst in het standaardprogrammapakket dat zij als pakketaanbieder verspreidt of laat verspreiden, dan ook af. Tele2 heeft niet aangetoond dat het nakomen van de doorgifteverplichting voor haar leidt tot een belemmering van innovatie, disproportionele kosten of anderszins onredelijke uitkomsten. E. Publicatie 49. Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) besluit het Commissariaat de volledige tekst van dit besluit twee weken na bekendmaking daarvan op zijn website te publiceren. Het Commissariaat ziet daartoe geen belemmering op grond van artikel 10 van de Wob. F. Besluit 50. Het Commissariaat: I. besluit, gezien het voorgaande en gelet op artikel 6.14d van de Mediawet 2008, Tele2 Nederland B.V. geen ontheffing te verlenen van de verplichting, bedoeld in artikel 6.13, derde lid, aanhef en onder d. en e., en vierde lid, aanhef en onder c. en d., van de Mediawet 2008; II. publiceert op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur de volledige tekst van dit besluit over twee weken op zijn website. Hilversum, 9 december 2014. COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA, prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning voorzitter drs. Eric Eljon commissaris Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt bezwaar maken bij het Commissariaat voor de Media, Postbus 1426, 1200 BK te Hilversum. Bijlagen: 1. Wettelijk kader 2. Hoorzittingsverslag - 9 -

Bijlage: Wettelijk kader Voor zover hier van belang: Artikel 6.13 van de Mediawet 2008 1. Als een pakketaanbieder een of meer digitale programmapakketten verspreidt of laat verspreiden, ontvangen alle abonnees die met hem een overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van een of meer digitale programmapakketten hebben gesloten, in elk geval een digitaal standaardprogrammapakket. 2. Het standaardprogrammapakket bestaat uit ten minste dertig televisieprogrammakanalen en een door de pakketaanbieder met inachtneming van het vierde lid te bepalen aantal radioprogrammakanalen. De programmakanalen worden ongewijzigd verspreid. Bij ministeriële regeling kunnen diensten worden aangewezen waarvan het signaal als integraal onderdeel van de programmakanalen moet worden doorgegeven en kunnen nadere regels worden gesteld voor de doorgifte van deze diensten. 3. Voor zover het betreft televisieprogrammakanalen, bevat het standaardprogrammapakket in elk geval: d. één televisieprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met programmaaanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; e. ten hoogste twee televisieprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel d, dat een lokale publieke mediainstelling verzorgt en dat is gericht op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden; en 4. Voor zover het betreft radioprogrammakanalen, bevat het standaardprogrammapakket in elk geval: c. één radioprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met programmaaanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; d. ten hoogste vijf radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel c, dat een lokale publieke mediainstelling verzorgt en dat is gericht op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden; en Artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Het Commissariaat kan geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 6.13, 6.14, 6.14b en 6.14c, als het onverkort nakomen daarvan leidt tot disproportionele kosten, tot een belemmering van innovatie of tot anderszins onredelijke uitkomsten. Het Commissariaat kan aan een ontheffing voorschriften verbinden. Artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur 1. Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, verschaft uit eigen beweging informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, zodra dat in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur 1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit: c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld; 2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: - 10 -

g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden. - 11 -