VERSLAG VAN DE 116 e OVERLEGVERGADERING VAN COLLEGE VAN BESTUUR en UNIVERSITEITSRAAD D.D. 21 MEI 12 5 Aanwezig: Te Beest, Buitendijk en Van der Heijden (CvB); Van Slooten (SCvB). Bodrij, Fleur, Glasbeek, Hendriks, Hoitink, Van Hoof, Jansen, Leichsenring, Maaskant, Meliksetian, Mioch (voorzitter), Ndeke, Spieksma, Stol (griffier), Suijten, Van der Velde en Verduin. Afwezig m.k.: Kaptein. 1. Opening De voorzitter opent de vergadering om.05 uur. 2. Verslag vorige vergaderingen UR/12/17797 verslag 1 e Overlegvergadering d.d. 23 april 12 Het verslag wordt vastgesteld, nadat op verzoek van Glasbeek de toevoeging wordt aangebracht dat reeds in augustus over de langetermijnvisie met betrekking tot LDE zal worden gesproken. Van der Heijden meldt dat hij gezegd heeft wat in het verslag staat, maar bereid is in augustus over dit onderwerp met de Raad van gedachten te wisselen. De inhoud van die gedachtewisseling is echter afhankelijk van de dan voorhanden zijnde nieuwe informatie. 3. Psychologie Engelstalige bachelor / decentrale selectie Zie de stukken ad punt 4 van de UR-vergadering d.d. 14 mei 12, het conceptadvies van de UR en de brief van het College van Bestuur d.d. mei 12 (UR/12/17849) In reactie op het conceptadvies meldt Buitendijk dat het College van Bestuur destijds inderdaad een marktonderzoek naar de belangstelling voor de Engelstalige variant van Psychologie heeft toegezegd en niet op tijd heeft laten weten dat besloten is daar van af te zien; zij biedt daarvoor namens het College van Bestuur excuses aan. Zij legt uit dat voortschrijdend inzicht tot de beslissing heeft geleid geen marktonderzoek te laten verrichten. Een bureau dat dergelijke onderzoeken verricht heeft aangegeven dat de doelgroep van een dergelijk onderzoek jaren 4 en 5 van tweetalig-vwo en leerlingen van internationale scholen in dit stadium nog onvoldoende bezig is met oriëntatie op studiekeuze en nog onvoldoende concrete beelden en voorstelling heeft bij een Engelstalige opleiding Psychologie. Wel is gekeken naar Groningen en Tilburg en de uitkomst daarvan is vermeld in de brief van het College van mei jl. Voorts is gesproken met studenten die nu in Leiden studeren en tot de doelgroep behoord zouden hebben; de uitkomst daarvan is dat zij, als de Engelstalige variant in hun studiejaar was aangeboden, waarschijnlijk voor die richting gekozen zouden hebben. Buitendijk herhaalt dat het College eerder had moeten laten weten dat er geen marktonderzoek zou plaatsvinden, zij begrijpt de teleurstelling van de Raad en zij biedt nogmaals excuses aan. Een deel van de Raad heeft begrip voor het niet uitvoeren van het marktonderzoek, omdat dit weggegooid geld zou zijn geweest. Een ander deel van de Raad kan de gegeven redenering volgen maar blijft er bij dat het jammer is dat geen onderzoek heeft plaatsgevonden èn dat dit zo laat doorgegeven is. De Raad vraagt zich wel af op welke gronden besloten is deze variant in te stellen, waarop Buitendijk meldt dat de ervaringen van Groningen en Tilburg aangeven dat er in Nederland een markt voor is. Daarnaast is er toeloop uit Groot-Brittannië te verwachten, aangezien het collegegeld daar drastisch verhoogd wordt. Hoewel geen garanties gegeven kunnen worden, geeft deze informatie, gevoegd bij de aanwezigheid van internationale en tweetalige scholen in deze regio het vertrouwen dat deze variant aan zal slaan. Gevraagd naar de meerwaarde van het instellen van deze Engelstalige bachelor meldt Buitendijk dat deze gelegen is in het verder internationaliseren van de academische gemeenschap, betere voorbereiding op Engelstalige masters, het leveren van bijdragen aan internationale en interculturele competenties van de studenten, Nederlandse studenten een kans geven samen te werken met internationale studenten en het voorbereiden van studenten op een carrière in een Engelse / internationale onderzoeksomgeving. Desgevraagd zegt Buitendijk toe dat het College in het vervolg zijn best zal doen om dit soort situaties te vermijden. In antwoord op de vraag wat er gebeurt wanneer een te klein aantal studenten zich voor deze opleiding inschrijft, meldt Buitendijk dat deze van start zal gaan onafhankelijk van het aantal aanmeldingen. Op dit moment wordt eerder gedacht aan een maximumaantal studenten in plaats van een minimumaantal, opdat de Nederlandstalige variant niet weggedrukt wordt. Maar wanneer Nederlandse studenten via de decentrale selectie aantonen dat zij bij de beste % horen is het geen probleem dat zij instromen in de Engelstalige variant. De opleiding 1
verwacht overigens dat er door het aanbieden van een Engelstalige variant meer studenten naar Leiden zullen komen en dat ook de Nederlandse variant voldoende studenten zal trekken. Gevraagd of er voor het College een ondergrens is aan het aantal inschrijvingen mede gezien het financiële aspect meldt Buitendijk dat dit een facultaire zaak is, dat de kosten voor deze variant niet heel erg hoog zullen zijn en dat er een aanlooptijd nodig is om te bezien hoe een en ander zich ontwikkelt. 4. Regeling toelating masteropleidingen Zie de stukken ad punt 5 van de UR-vergadering d.d. 14 mei 12 en het conceptadvies van de UR In reactie op het conceptadvies meldt Buitendijk dat er wat betreft de hardheidsclausule geen verschil bestaat tussen reguliere en excellente studenten. De situatie in de toelichting geldt slechts als voorbeeld, is overgenomen uit de toelichting op de wet Ruim Baan voor Talent en betekent niet dat reguliere studenten geen aanspraak zouden kunnen maken op de hardheidsclausule. Het gaat hier om een niet-generieke regeling, maar om uitzonderingen waarop een beroep door alle studenten mogelijk is. Wat betreft de opmerking dat de jaarindeling van opleidingen en faculteiten niet altijd goed is afgestemd op het nieuwe systeem van twee instroommomenten meldt Buitendijk dat de meeste opleidingen al twee instroommomenten kennen. Een uitzondering is de faculteit W&N die heel veel instroommomenten kent: deze faculteit mag komend studiejaar iedere maand studenten laten instromen, zodat men een jaar de tijd heeft om de organisatie voor te bereiden op het hanteren van twee instroommomenten. Wat betreft de communicatie over het niet meer van toepassing zijn van uitzonderingsregelingen en met name over het vóór 1 september afgelegd moeten hebben van het laatste tentamen en het vóór september geregistreerd moeten zijn van de cijfers meldt Buitendijk dat vanuit SOZ gezorgd zal worden voor tijdige voorlichting over de aanstaande wijzigingen, waarbij met name de studentenadministraties betrokken zullen worden. De centrale voorlichting aan studenten over de wijzigingen zal plaatsvinden via de studentennieuwsbrief en via de website. De voorlichting afgestemd op de opleidingen zal door de faculteiten verzorgd worden, waarbij naar verwachting ook van e-mail gebruik gemaakt zal worden. Desgevraagd meldt Buitendijk dat in het onderwijsberaad is afgesproken dat studenten die problemen ondervinden met de strakke tijdsplanning, bijv. vanwege het mogen doen van een mondeling herkansingstentamen na het niet halen van het schriftelijke tentamen of om andere redenen, zich tot hun opleiding / faculteit kunnen wenden zodat bezien kan worden of een uitzondering gemaakt kan worden. 5. Aanvulling model-0er 12 13 Zie de stukken ad punt 3B. van de UR-vergadering d.d. 14 mei 12 en het conceptadvies van de UR Er vindt geen discussie plaats over dit onderwerp en afgesproken wordt dat de Raad in zijn aansluitende extra vergadering zijn advies zal vaststellen. 6. Regeling inschrijving, collegegeld en examengeld 12 13 Zie de stukken ad punt 6 van de UR-vergadering d.d. 14 mei 12 en het conceptadvies van de UR In reactie op het conceptadvies van de Raad dankt Buitendijk voor het advies en het getoonde begrip. Zij stelt voor om het komend jaar het aantal termijnen terug te brengen van 12 naar en te bezien of daarmee de problemen worden opgelost. Wanneer na dit jaar blijkt dat dit aantal niet goed werkt dan zal het aantal termijnen verder worden teruggebracht en anders blijft het aantal van gehandhaafd. De voorzitter van de UR-commissie Personeelsbeleid, Studentenzaken & Internationalisering zegt dank voor de wijze waarop het College van Bestuur met het conceptadvies van de Raad is omgegaan en meldt benieuwd te zijn naar de evaluatie van de wijziging van het aantal betalingstermijnen. 7. 4 e Bestuurlijke Financiële Rapportage 11 Zie de stukken ad punt 8 van de UR-vergadering d.d. 14 mei 12 en de conceptreactie van de UR In reactie op de conceptreactie van de UR meldt Te Beest dat het positieve resultaat bij de faculteiten veroorzaakt wordt door vertraging in de besteding van middelen voor de profileringsgebieden en sectorplannen, waardoor met deze programma s samenhangende openstaande vacatures nog niet vervuld zijn. De onderbesteding heeft ook te maken met het nemen van maatregelen als gevolg van de bezuinigingen die voort gaan vloeien uit de Kadernota: dat hóeft nog niet te gebeuren maar de eenheden anticiperen daar wel al op. Het is niet zo dat de investeringen achterblijven, maar eerdere positieve 2
resultaten samenhangend met afschrijving het Gorlaeus worden nu ingezet, waardoor het resultaat in deze BFR goed is. Voorts is het zo dat de faculteiten buffers hebben die komend jaar ingezet kunnen worden om de bezuinigingen op te vangen, zodat geen paniekvoetbal behoeft te worden gespeeld. De profileringsmiddelen en sectorgelden zitten in de bestemde reserves, maar worden uitgegeven voor deze programma s waarvoor de selectie van kandidaten in uitvoering is. De constatering dat de wp/obpverhouding een positieve ontwikkeling doormaakt is juist en zal dat ook blijven, want er wordt op gestuurd. Wat betreft de verschuiving van uhd s naar ud s meldt Te Beest niet de indruk te hebben dat dit een trend of beleid is. Hij voegt daaraan toe dat het aan de faculteiten is om de mix van het personeel te bepalen en wanneer deze van mening zijn dat een ud geschikt is voor een bepaalde functie zal geen uhd aangesteld worden. Onderwijs wordt verzorgd door docenten die zowel een onderwijs- als een onderzoektaak hebben, aangezien in Leiden verwevenheid van onderwijs en onderzoek uitgangspunt is. Uitzondering wordt gemaakt voor het geven van trainingen, waarbij docenten met een onderzoekstaak niet noodzakelijk zijn. Wat betreft de solvabiliteit meldt Te Beest dat die van Leiden beter is geworden en van andere instellingen minder. Wanneer de solvabiliteit groter is dan % is dat aan de hoge kant: de universiteit krijgt geen geld om het op te potten en voorts is een goede mix van uitgaven en reserves van belang. In 12 zal het positieve resultaat bijdragen aan een verdere groei van de solvabiliteit, maar die moet zich niet te veel doorzetten omdat de ontvangen middelen bedoeld zijn om de kwaliteit van onderwijs en onderzoek te bevorderen. Vanuit de Raad wordt de hoop uitgesproken dat er geen geld bij de faculteit blijft hangen dat voor onderwijs en onderzoek gebruikt kan worden. Gevraagd naar een streefpercentage voor de solvabiliteit meldt Te Beest dat een minimumpercentage van % voor de enkelvoudige jaarrekening wordt gehanteerd, maar dat het College geen streefpercentage naar boven voor ogen heeft. Het ministerie hanteert een signaleringspercentage van en komt langs om te vragen wat de plannen zijn wanneer dat percentage overschreden wordt. De Raad spreekt de hoop uit dat de door hem gesignaleerde verschuiving van uhd naar ud geen trend zal worden, omdat dit ten koste kan gaan van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Tot slot wordt opgemerkt dat in de wandelgangen van de faculteit W&N het gerucht de ronde doet dat het moeilijker is uhd-er te worden dan hoogleraar. 8. Jaarrekening 11 Zie de stukken ad punt 9 van de UR-vergadering d.d. 14 mei 12 en de conceptreactie van de UR In reactie op de conceptreactie van de UR meldt Te Beest dat de jaarrekening transparant is in hetgeen bedrijfsvoering en vastgoed opleveren. Het effect van grondexploitatie dan wel verkoop van gebouwen is zichtbaar en in 11 is een resultaat van k 1.079 behaald op vastgoedontwikkeling. De invloed hiervan op het totale resultaat is mede niet groot omdat afschrijvingen op gebouwen over jaar worden uitgesmeerd. Wat betreft het niet of later aanleggen van voorzieningen, waardoor het resultaat over 11 nog beter was geweest meldt Te Beest dat de universiteit een voorziening treft wanneer men de kosten aan ziet komen; wanneer de kosten betaald moeten worden kan dit uit de getroffen voorziening gedaan worden. Een voorbeeld daarvan is de extra voorziening voor de asbestgerelateerde claims. 9. Jaarverslag 11 Zie de stukken ad punt van de UR-vergadering d.d. 14 mei 12 en de conceptreactie van de UR In reactie op de conceptreactie van de UR meldt Van der Heijden dat in het instellingsplan de ambitie van % groei marktaandeel is neergelegd. Het College is nog steeds van mening dat dit een gezonde groeiambitie is en het doet zijn best om deze te realiseren. De afgelopen jaar is de studentenpopulatie gegroeid van 13.000 naar.000 en de Universiteit Leiden wil doorgroeien naar totaal 22 à 23 duizend, waarvan à 21 duizend in Leiden en de rest in Den Haag. Het gaat de goede richting uit; ook is het aantal opleidingen gegroeid en gaat in Den Haag de nieuwe opleiding International Studies van start, waar de vooraanmeldingen (op dit moment + 0) aangeven dat het een succes zal gaan worden. Bij nieuwe opleidingen zal de groei wat tijd kosten, maar het College is optimistisch dat de beoogde groei gerealiseerd zal worden. Wat betreft usis zegt Te Beest toe dat aan het verzoek van de Raad om de gerealiseerde verbeteringen en de op korte termijn te verwachten verbeteringen in het jaarverslag op te nemen gevolg zal worden gegeven. Te Beest meldt dat het creëren van een betaalfunctie voorlopig niet aan de orde is en zegt toe dat de desbetreffende tekst in het jaarverslag zal worden aangepast. Wat betreft de ontwikkelingen rondom de ontsluiting van het Bioscience-park meldt Te Beest dat de ontsluiting van de A44/N6 naar het zich laat aanzien geen gevolgen heeft voor de reeds verleende 3
vergunningen. De situatie is nu zo dat de RijnGouweLijn definitief niet doorgaat, maar dat overleg plaatsvindt met provincie en betrokken gemeenten over hoogwaardig openbaar vervoer van Leiden naar de kust. Het realiseren van de ontsluiting van de A44/N6 zal echter wel invloed hebben op de verkeersinfrastructuur en de bereikbaarheid van het Bioscience-park en daarmee op de ontwikkelingen aldaar. Voor zover nu kan worden overzien zal dit geen consequenties hebben voor de nieuwbouw van W&N. Het College meldt dat op de opmerkingen en vragen van de Raad over de VGM-onderwerpen schriftelijk gereageerd zal worden. (Namens de Raad zijn de opmerkingen en vragen in een brief aan het College gezonden en de antwoorden daarop zijn reeds ontvangen.) Tot slot wordt gemeld dat informatie over het project Living Lab The Hague in het jaarverslag over 12 zal worden opgenomen, aangezien eerst in januari van dit jaar iets structureels gebeurd is en de officiële opening in september van dit jaar zal plaatsvinden. Desgevraagd meldt Van der Heijden dat de ambitie wat betreft de groei van het Leidse marktaandeel aan het einde van de looptijd van het instellingsplan (14) gerealiseerd zou moeten zijn, waarbij zij aangetekend dat het percentage van minder belangrijk is dan de groei op zich. Voorts meldt hij dat bepaalde opleidingen en faculteiten meer groeien en andere minder of niet; er is een aantal opleidingen dat op een groei van % uitkomt. Desgevraagd meldt Te Beest dat onderzoek gedaan wordt naar een betaalfunctie en dan niet in het kader van de LU-Card maar in plaats van de chipknip; banken zijn bezig met andere kaarten en men oriënteert zich op de mogelijkheden. De universiteit wacht af tot dit uitontwikkeld is en zal zeker niet de eerste zijn die daar gebruik van zal maken. In antwoord op de opmerking dat het aantal buitenlandse studenten dat naar Leiden komt en het aantal Leidse studenten dat naar het buitenland gaat in 11 gedaald is, meldt Buitendijk dat reeds druk gewerkt wordt aan een internationaliseringsplan. De afspraak dat binnenkort over dit onderwerp gesproken zal worden is uitgemond in een bijeenkomst van de commissie Personeelsbeleid, Studentenzaken & Internationalisering met een aantal andere belangstellende raadsleden, waar door SC&M, SOZ en AZ uitgebreide informatie is verschaft.. Kadernota 13 16 Zie de stukken ad punt 11 van de UR-vergadering d.d. 14 mei 12 en het conceptadvies van de UR In reactie op het conceptadvies van de UR meldt Te Beest dat de verdeling van het geoormerkte bedrag voor onderwijsintensiveringen over de faculteiten zal plaatsvinden naar rato van het aantal bekostigde bachelorstudenten. De faculteiten zijn daarmee akkoord gegaan en de met deze verdeling samenhangende bedragen zullen in de komende begroting worden vermeld. Over het marktaandeel is reeds bij het jaarverslag gesproken, maar Te Beest merkt nog wel op dat het in de Kadernota opgenomen groeipercentage lager is dan in het instellingsplan omdat de groei in bekostiging niet synchroon verloopt met de groei in het marktaandeel: de hiermee samenhangende middelen komen eerst een aantal jaren na de gerealiseerde groei binnen. Wat betreft de financiering van het University College/Faculteit Campus Den Haag meldt Te Beest dat nog sprake is van aanloopbekostiging en omdat het UC nog geen volledig bachelorprogramma verzorgt omdat het nog geen twee jaar draait, kan AEG niet worden toegepast. Nu is wel besloten om Campus Den Haag en UC versneld in de budgetsystematiek onder te brengen, waarmee afrekening plaatsvindt op basis van gerealiseerde studiepunten. 11. Mededelingen & Informatie Van der Heijden meldt in het kader van de Strategische Agenda OWC en Strategische alliantie LDE dat het preadvies van de commissie-van Vught eind juli wordt verwacht en dat het ook aan de UR zal worden gezonden. De universiteit krijgt zeer kort de tijd om op het preadvies te reageren, waarna het eindadvies aan de demissionaire staatssecretaris van OCW zal worden gezonden. De voorzitter UR deelt mee dat morgen, dinsdag 22 mei 12, om 17.00 uur onder het genot van een drankje en een hapje de uitslagen van de universitaire verkiezingen 12 bekend zullen worden gemaakt. 12. Rondvraag Buitendijk meldt in antwoord op de desbetreffende rondvraag dat de BKO een basiskwalificatie is voor het geven van onderwijs aan een universiteit en door alle Nederlandse universiteiten wordt erkend. Het certificaat kan worden toegekend als wordt voldaan aan een aantal eindtermen die worden getoetst door een onafhankelijke facultaire toetsingscommissie. Het spreekt voor zich dat een ervaren docent 4
gemakkelijker aan deze eindtermen voldoet dan een promovendus, het gaat immers om een basisniveau. Voor iedere BKO kandidaat geldt dat aan de eindtermen moet worden voldaan die via een portfolio worden getoetst door de toetsingscommissie. In de toetsingscommissie zitten overigens facultaire onderwijsexperts. Voor onervaren docenten is de weg naar een BKO-certificaat langer omdat zij vaak opleidingsmodulen moeten doen bij bijvoorbeeld het ICLON. Promovendi hebben veelal geen BKO verplichting omdat hun primaire taak het opleveren van een wetenschappelijk proefschrift is. Voor de promovendi met onderwijsambities bestaat natuurlijk wel de mogelijkheid om in samenspraak met hun leidinggevende een BKO traject te starten. Voor promovendi met onderwijstaken wordt door het ICLON een crashcourse aangeboden. Als blijkt dat een ervaren docent bijscholing door middel van een cursus nodig heeft dan zal dit bij de intake aan de orde komen; het is dus niet vanzelfsprekend dat ervaren docenten geen cursussen zouden moeten volgen. De BKO is een minimumniveau van onderwijs dat de Universiteit Leiden stelt aan docenten, ud's, uhd's en hoogleraren. In deze zin is het een kwaliteitsverbetering omdat het een basisniveau garandeert. Daarnaast zal er altijd sprake moeten zijn van kwaliteit en professionalisering van onderwijs en dit wordt onder meer aan de orde gesteld in de R&O gesprekken tussen docent en leidinggevende en in onderwijscommissies. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar de mogelijke invoering van een Senior Kwalificatie Onderwijs, waarover de stuurgroep docentprofessionalisering t.z.t. een advies zal uitbrengen. De BKO is in Leiden in behoorlijke mate geüniformeerd doordat iedere faculteit werkt met een onafhankelijke toetsingscommissie en op dezelfde eindtermen toetst op basis van een door de docent samengesteld portfolio. Inhoudelijke controle vindt plaats door middel van interne en - in de toekomst - externe audits. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat er bij de faculteit Sociale Wetenschappen BKO-certificaten zouden worden uitgereikt zonder dat de colleges door een expert geëvalueerd worden, waarop Buitendijk meldt dat de facultaire toetsingscommissie hierin een belangrijke rol speelt en zij kan zich niet voorstellen dat dit niet het geval zou zijn. Zij hoopt dat het een misverstand is dat BKO-certificaten worden uitgereikt zonder tussenkomst van deze commissie. Desgevraagd meldt zij tot slot dat niet elke promovendus recht heeft op het geven van onderwijs en dat de beslissing daarover aan de desbetreffende leidinggevende is, maar als promovendi dat willen kunnen ze verzoeken om een training volgen. Te Beest meldt in de veronderstelling te zijn dat een schriftelijk antwoord op de rondvraag inzake duurzame nieuwbouw al aan de Raad is gezonden, maar aangezien dat niet het geval blijkt te zijn zal dat alsnog geschieden (is gebeurd). In antwoord op de vraag inzake problemen van buitenlandse promovendi meldt Van der Heijden dat er met enige regelmaat overleg plaatsvindt met het LEO en dat dit onderwerp in een op korte termijn te houden overleg aan de orde zal komen. Hij nodigt de vragenstellers uit bij het overleg aanwezig te zijn, waarvoor deze dank zeggen. In antwoord op de vraag naar de stand van zaken m.b.t. het Leiden Institute Global Area meldt Van der Heijden dat dit een initiatief is van de faculteit Geesteswetenschappen en dat kortgeleden door alle LIGApartners een intentieverklaring is onderteken. Het doel is dat per september de eerste gezamenlijke activiteiten van start gaan. In de LIGA zijn de volgende partners betrokken: Afrika Studiecentrum (ASC), International Institute for Asian Studies (IIAS), Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KNAW-KITLV), Museum Volkenkunde, Nederlands Instituut voor het Nabij Oosten (NINO), Rijksmuseum voor Oudheden (RMO), Roosevelt Study Center (RSC) en Universiteit Leiden. Er zijn echter ontwikkelingen gaande als gevolg van bezuinigingen op diverse terreinen waardoor musea en (inter)universitaire instituten getroffen zullen worden. Over de daardoor ontstane onzekerheid komt hopelijk na de verkiezingen op 12 september 12 duidelijkheid. Gemeld wordt dat de vragen over het Jaarverslag 11 van de Ombudsfunctionaris voor Studenten in de junicyclus beantwoord zullen worden, omdat het College het verslag nog niet besproken heeft. Gemeld wordt dat in juli een integrale voortgangsrapportage over usis gereed komt, waarin ook de resultaten van het onderzoek naar de business case van Capgemini zullen worden opgenomen. 13. Sluiting Alvorens de voorzitter de vergadering om 16. uur sluit, verzoekt zij de leden van de Raad over 5 minuten terug te zijn in de zaal voor de extra vergadering van de Raad. 5