TIJDSCHRIFT. voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS. XXXV Jaargang, Deel II, N r 5 November 1960

Vergelijkbare documenten
INHOUD. Veertigste jaargang Deel II Juli-december De monetaire school versus de inkomens-bestedingsmethode, door Prof. R.T. Selden.

TIJDSCHRIFT INHOUD. Zevenendertigste jaargang Deel II Juli-december 1962

TIJDSCHRIFT VERSCHIJNT MAANDELIJKS. XXX Ve Jaargang, Deel I, Ne 5 Mei 1960

INHOUD. Eenenveertigste jaargang Deel Ti Juli-december 1966

INHOUD. Drieënveertigste jaargang Deel I Januari-juni 1968

INHOUD. Vijfenveertigste jaargang Deel I januari-juni Naar een internationale kapitaalmarkt? door Prof. R.N. COOPER 1 1

TIJDSCHRIFT VERSCHIJNT MAANDELIJKS

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2018 nam het bbp met 1,4 % toe

TIJD SCHRIFT INHOU D. Zesendertigste jaargang Deel I Juli-december 1961

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2017 neemt het bbp met 1,7 % toe

Ondernemersvertrouwen neemt in november zeer licht toe

TIJDSCHRIFT VERSCHIJNT MAANDELIJKS. XXXIIP Jaargang, Deel II, N r 6 December 1958

Het ondernemersvertrouwen neemt in november verder toe

LICHT HERSTEL VAN DE CONJUNCTUURBAROMETER IN APRIL

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 1,4 procent in Beperkte opwaartse bijstelling economische groei 2004

TIJDSCHRIFT. XXXI Jaargang, Deel II, Nr 1 Juli 1956

Lichte verslechtering van het ondernemersvertrouwen in augustus

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Het ondernemersvertrouwen stabiliseert in november

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen

Nationale Bank van België

NATIONALE BANK VAN BELGIË ALGEMENE VERGADERING. van de. Aandeelhouders der Nationale Bank van België. op 27 februari 1961 VERSLAG

Afbrokkeling van het ondernemersvertrouwen in augustus

INHOUD. Vijfenveertigste jaargang Deel II juli-december 1970

Ondernemersvertrouwen stabiliseert in februari

Verschijnt maandelijks INHOUD. Twintigste jaar Vol. II Juli-December 1945

De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

De economische groei bedraagt 0,3 % in het eerste kwartaal van De economische activiteit stijgt met 1,1 % over het hele jaar 2014

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

Resultaten van de najaarsenquête 2017 naar de investeringen in de verwerkende nijverheid

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2014

Persbericht. Economie groeit 0,9 procent in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Kwartaal-op-kwartaalgroei aangetrokken

De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks INHOUD. Negentiende jaar -- October-December 1944 Twintigste jaar Vol. I. Januari-Juni 1945

TIJDSCHRIFT. XXXIV Jaargang, Deel I, Nr 6 Juni 1959

ECONOMISCHE INDICATOREN VOOR BELGIE

Het ondernemersvertrouwen herstelt zich in november

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

TIJDSCHRIFT. XXX VIe Jaargang, Deel I, N r 5 Mei 1961

Marktontwikkelingen varkenssector

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Licht herstel economie in derde kwartaal 2009

De buitenlandse handel van België

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

XLIIe Jaargang, Deel II, Nr 4 Oktober 1967

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

XLVe Jaargang, Deel I, 1 1` 4 April 1970

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009

Zitting

Conjunctuur - nulgroei in 2015

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

De export van Latijns Amerika en het Caribische Gebied,

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

Herstel in de industrie zet door. Samenvatting. Totale industrie. Omzet stijgt. Eerste kwartaal 2014

Een goed 2015, een aarzelend

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

TIJDSCHRIFT. voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS. XXX VIII Jaargang, Deel I, N' 1 Januari 1963

Werkloosheid in de Europese Unie

Economische najaarsprognoses 2013: geleidelijk herstel, externe risico's

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 1,1 procent gekrompen

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Internationale varkensvleesmarkt

TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen

CBS: economie krimpt door lager gasverbruik

Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder

Voorjaarsprognoses 2013: EU-economie herstelt langzaam van een aanhoudende recessie

Overschot overheid in 2018 gestegen naar 1,5 procent

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen

Winstgroei en buffers ondersteunen investerings herstel

TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting

Beleggingen institutionele beleggers met 7 procent toegenomen

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 ongewijzigd 1,8 procent

TIJDSCHRIFT. Verschijnt maandelijks

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Praktische opdracht Economie Conjunctuur

NATIONALE REKENINGEN. Deel 1 Raming van de jaarlijkse aggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Crisismonitor Drechtsteden

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

Transcriptie:

NATIONALE BANK VAN BELGIE Departement Studiën en Documentatie TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting VERSCHIJNT MAANDELIJKS XXXV Jaargang, Deel II, N r 5 November Dit tijdschrift wordt als objectieve documentatie uitgegeven. De artikels geven de opvatting van de schrijvers weer, onafhankelijk van de mening der Bank. INHOUD : De huidige economische en financiële toestand van België : vergelijking met de recessie en de vorige periode van hoogconjunctuur Literatuur in verband met de economische en financiële problemen van België Economische wetgeving Statistieken. DE HUIDIGE ECONOMISCHE EN FINANCIELE TOESTAND VAN BELGIE : VERGELIJKING MET DE RECESSIE EN DE VORIGE PERIODE VAN HOOGCONJUNCTUUR Ruim twee jaar zijn verlopen sedert de Belgische volkshuishouding in 958 een conjunctureel dieptepunt heeft gekend. Het lijkt belangwekkend, ter gelegenheid van de bijdrage die periodisch in dit Tijdschrift aan de economische en financiële toestand wordt gewijd, een vergelijking te trekken tussen de huidige stand van de conjunctuur en het laagtepunt van de recessie evenals de top van de vorige periode van hoogconjunctuur. De cijfers van het tweede kwartaal van zullen, over het algemeen, worden aangewend als kenmerken voor de huidige periode; die van het derde kwartaal dragen vaak de stempel van de vacanties en die der latere maanden zijn nog zeer onvolledig. Voor de periode vanaf 30 juni jl., zullen nochtans, in de mate van het mogelijke, de tendensen aangeduid worden die uit de beschikbare gegevens naar voren treden. Om het laagtepunt van de recessie en het hoogtepunt van de vorige hoogconjunctuur te schetsen, zullen resp. de cijfers van het tweede kwartaal van 958 en van het tweede kwartaal van 957 gebruikt worden; de uitdrukkingen «recessie» en «vorige hoogconjunctuur», behoudens anders vermeld, zullen dan ook in de verdere uiteenzetting resp. betrekking hebben op die beide kwartalen.. Verloop van de buitenlandse en binnenlandse vraag. Het conjunctuurverloop heeft zich in België sedert het begin van het jaar voortgezet in het kader van een nog gunstige internationale economische ontwikkeling, hoewel de expansie van de gezamenlijke vraag tijdens de jongste maanden in talrijke industriële landen merkelijk is vertraagd. In de Verenigde Staten steeg het bruto nationale produkt gedurende de eerste drie kwartalen van slechts in lichte mate. Hoewel het particuliere verbruik nog toenam, daalden de particuliere investeringen enigszins, daar de betrekkelijk geringe bezettingsgraad van het produktievermogen de uitbreiding van de installaties of een verruiming van de voorraden niet heeft aangemoedigd. In die omstandigheden liep de Amerikaanse vraag naar goederen uit de landen van de Gemeenschappelijke Markt gevoelig terug. Volgens de verslagen van de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap heeft dit feit, mede met de vertraging van de uitvoer van de Gemeenschap naar de ontwikkelingslanden, het groeitempo van de totale vraag binnen de Gemeenschappelijke Markt geremd. Deze vraag vond meer steun bij de ontwikkeling van de binnenlandse vraag die vrij levendig was onder invloed van twee factoren. Vooreerst, onderging het particuliere verbruik, in het bijzonder dat van duurzame goederen, een krachtige impuls ten gevolge van de stijging der inkomsten en van de afneming van de neiging tot sparen in de meeste lidstaten. In de tweede plaats, zijn ook in de meeste landen zowel de particuliere als de openbare investeringen sterk toegenomen, zoals blijkt uit de verhoging van de binnenlandse bestellingen in de sectoren van de machinebouw en de elektrotechnische constructie en uit de vergroting van de invoer van uitrustingsgoederen. De andere elementen van de binnenlandse 289

vraag kenden een meer gematigd verloop : in de voorraadvorming trad een vertraging in, terwijl het openbaar verbruik op een hoog peil gehandhaafd bleef. De uiteenlopende evolutie van de vraag naar buitenlandse produkten in de Verenigde Staten en in de Europese Economische Gemeenschap heeft een diepgaande invloed uitgeoefend op de vraag naar Belgische uitvoerprodukten. De vermindering van de Amerikaanse vraag werd bijzonder sterk aangevoeld door de Belgische economie die o.m. dit jaar geen aanvullende steun heeft gevonden in massale staalleveringen aan de Verenigde Staten, zoals dit tijdens de zomer 959 ten gevolge van de staking in de Amerikaanse ijzer en staalnijverheid het geval was. Deze toestand evenals trouwens het lage peil van de uitvoer naar Kongo verklaren de vertraging in de expansie van de totale buitenlandse vraag, ondanks een stijging van de vraag vanwege de Europese Economische Gemeenschap en in het bijzonder van Duitsland. Deze vertraging dient echter met groter perspectief beschouwd; zij volgt inderdaad op een periode van krachtige expansie, zodat de Belgisch Luxemburgse uitvoer in het tweede kwartaal van met 3, pct. boven het peil lag van het overeenstemmende kwartaal van 958 en met 8 pct. boven dit van het tweede kwartaal van 957. De binnenlandse vraag is in de loop der eerste drie kwartalen van nog vaster geworden. Het particuliere verbruik bereikte tijdens het eerste halfjaar een zeer hoog peil onder invloed van de stijging van de uitgekeerde inkomsten ten gevolge van de gunstige ontwikkeling van de economische bedrijvigheid. Volgens de ramingen van het Departement voor Toegepaste Economie van de Vrije Universiteit te Brussel (D.U.L.B.E.A.), overtrof het particuliere verbruik tegen constante prijzen reeds in 959 met 5, pet. het peil van 958 en met 2,5 pct. dit van 957. Voor beschikt men nog slechts over gedeeltelijke aanwijzingen. De invoer van verbruiksgoederen, die een krachtige herleving kende tussen het tweede kwartaal van 958 en het vierde kwartaal van 959, handhaafde zich in het begin van op een zeer hoog peil. In het tweede kwartaal van bereikten het indexcijfer van het voedselverbruik en dit van de leveringen van weefsels aan de binnenlandse markt een peil dat resp. 5,4 en 3,7 pct. hoger lag dan dit van het tweede kwartaal van 958, doch slechts het eerste dezer indexcijfers overtrof het peil welk het in het tweede kwartaal van 957 had bereikt. Op het gebied van de investeringen bleef de vraag vast wat de woningen betreft. Tijdens het tweede kwartaal van overtrof het aantal bouw Tabel I. Particulier verbruik Periode Volgens het bruto nationale produkt tegen prijzen van 950 Invoer van verbruiksgoederen (kwartaalgemiddelden of kwartalen) 2 Indexcijfer van het voedselverbruik, na uitschakeling der seizoenschommelingen 3 Volume van de leveringen van weefsels aan de binnenlandse markt 2 (in miljarden franken) (basis 953 = 00) 957 330,5 8,6 09 25 958 322,5 8,3 959 338,9 8,9 4 7 957 20 kwartaal 8,4 4 08 7 958 20 kwartaal 8,5 02 959 le kwartaal 8,4 3 20» 8,7 5 08 3e» 8,5 3 20 4e» 0,0 5 29 6 kwartaal 9, 20 24 20» 9,2 7 6 Bron : Cahiers D.U.L.B.E.A. 2 Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek Berekeningen door het Departement Studiën en Documentatie van de Nationale Bank van België. 3 Bron : Instituut voor Economisch en Sociaal Onderzoek. 4 Kwartaalgemiddelde van het eerste halfjaar. vergunningen met 32,6 pct. dat van het tweede kwartaal van 958 en met 3,5 pct. dat van het tweede kwartaal van 957. Tijdens de eerste negen maanden van werden 32.000 bouwvergunningen toegestaan : dit cijfer betekent een maximum sedert 956, jaar vanaf hetwelk ter zake maandelijkse gegevens beschikbaar zijn. Indien bovendien rekening wordt gehouden met het aantal in de loop van het jaar aangevangen of afgewerkte gebouwen, komt men tot de vaststelling dat de woningbouw nagenoeg op het zeer hoge peil van het vorige jaar gehandhaafd bleef. Het aantal verstrekte De Taeyepremies ligt weliswaar enigszins beneden het overeenstemmende cijfer voor 959, doch er dient niet uit het oog verloren dat het aantal premies, tijdens dit laatste jaar, een maximum had bereikt sedert de invoering van het stelsel in 948. Wat, ten slotte, de tussenkomst betreft van de parastatale kredietinstellingen op het gebied van de financiering der huisvesting, blijkt zich van het ene jaar tot het andere geen noemenswaardige verandering te hebben voorgedaan. 290

Voor de gebouwen ten behoeve van het bedrijfs of zakenleven, stegen de bouwvergunningen met 29 pct. tussen het tweede kwartaal van 958 en dit van ; tijdens deze laatste periode bleven zij nochtans met pct. beneden het cijfer van het tweede kwartaal van 957. In het tweede kwartaal van waren de bestellingen van outillage bij de Belgische nijverheid vanwege de binnenlandse markt met 7 pct. gestegen sedert het tweede kwartaal van 958 en met,5 pct. sedert het eerste kwartaal van 957 (d.i. sedert het hoogtepunt dat in de loop van de vorige periode van Tabel II. Investeringen Periode Woningbouw : bouwvergunningen (in du zenden) Nietwoningbouw : bouwvergunningen Bestellingen van outillage bij de Belgische nijverheid door de binnenlandse markt 2 (indexcijfer basis 953 = 00) Invoer van uitrustingsgoederen 3 Uitgaven van de Staat voor nieuwe vastleggingen 4 (in miljarden franken) 957 Kwartaalgemiddelde 8,7,8 42 4,7 958» 8,,4 27 4,9 3,9 959» 9,7,5 44 5, 4,5 957 25 kwartaal 0,8 2,2 4 4,7 5 958 2e kwartaal 9,3,5 33 4,9 3,6 959 le kwartaal 8,7,2 30 4,7 4,9 2e»,7,8 40 5,2 4,3 3e» 9,6,7 47 4,7 4,5 4e» 8,8,5 59 5,7 4,5 le kwartaal 9,7,5 v 56 6,4 4,7 2e» 2,3 2,0 v 56 5,6 4,5 3e» v 9,8 v,7 4,5 Bron : Nationaal Instituut voor de 2 Bron : Ministerie van Economische 3 Bron : Nationaal Instituut voor de 4 Bron : Algemene Toelichting bij de aandeel in de gemeentewerken, de 5 Kwartaalgemiddelde van het eerste Statistiek. Zaken. Statistiek Berekeningen door het Departement Studiën en Documentatie van de Nationale Bank van België. Begroting voor 96, blz. 9, incl. de financiering door het Gemeentekrediet van het door de Staat gesubsidieerde verrichtingen van het Fonds voor Schoolgebouwen, het Wegenfonds, de parastatale instellingen voor de huisvesting. halfjaar. hoogconjunctuur werd bereikt). De ontwikkeling van de investeringen in outillage kwam eveneens tot uiting in een toeneming van de invoer van uitrustingsgoederen, die de invloed van de conjunctuurverbetering onderging vanaf het tweede kwartaal van 959 en een toppunt bereikte in het begin van, om nadien tijdens het tweede kwartaal op een enigszins lager peil terug te vallen. De relatief afgetekende daling van de verbintenissen van de overheidssector tijdens de eerste drie kwartalen van het jaar oefende geen invloed uit op de betalingen. Tot besluit, kan de vraag worden gesteld in welke mate de expansie van de gezamenlijke vraag, die zich sedert de recessie en sedert de vorige periode van hoogconjunctuur heeft voorgedaan, resp. aan de uitvoer, het verbruik en de investeringen kan worden toegeschreven. Het is moeilijk op die vraag nauwkeurig te antwoorden, omdat de gegevens van het bruto nationale produkt jaarcijfers zijn en met vrij grote vertraging gepubliceerd worden en omdat de beschikbare recente gegevens over het verbruik en de investeringen nog zeer onvolledig zijn. Nochtans mag worden aangenomen dat de uitvoer en de investeringen in woningen tot die bestanddelen van de totale vraag behoren, die de sterkste ontwikkeling kenden zowel sedert de recessie als sedert de vorige hoogconjunctuur. Het blijkt eveneens dat de inves teringen in vaste activa van de bedrijven sedert de recessie sneller zijn gestegen dan het particuliere verbruik; dit stemt overeen met wat men a priori had mogen verwachten gelet op het versnellingsbeginsel. Moeilijker valt het te zeggen of het de investering in vaste activa van de bedrijven dan wel het particuliere verbruik is welk sedert de vorige hoogconjunctuur de grootste ontwikkeling heeft gekend; het is nochtans belangrijk vast te stellen dat de invoer van uitrustingsgoederen tussen het eerste halfjaar van 957 en het tweede kwartaal van met 9 pct. steeg, terwijl die van verbruiksgoederen slechts met 0 pct. toenam. 2. Industriële produktie. De meeste industriële sectoren voerden hun produktie op tot een hoger peil dan dat van het tweede kwartaal van 957. Slechts de sectoren van de textiel en van de brandstoffen en energie kenden een minder gunstige toestand. In deze laatste sector lag de produktie zelfs beneden die van het tweede kwartaal van 958. De textielproduktie lag aanzienlijk hoger dan tijdens het tweede kwartaal van 958, doch bleef beneden die van het tweede kwartaal van 957. In vergelijking met deze periode daalde de produktie in de spinnerijen en weverijen. De omvang die de invoer.29

Grafiek. Evolutie van de nijverheidsproduktie sedert de recessie en de vorige periode van hoogconjunctuur (Uitgedrukt in procent) Bronnen : D.U.L.B.E.A. Instituut voor Economisch ere Sociaal Onderzoek. =0% 2! kwart. tegenover 2! kwart. 958 Aandeel von iedere sector in de bijgevoegde waarde van de nijverheid in 958 Papier Textiel r(//r 2! kwart. tegenover 2! kwart. 957 W= de uitvoer, naar uitrustingsgoederen en produkten van eerste verwerking. De produktie van bouwmaterialen heeft sedert het begin van 958 steeds verder uitbreiding genomen. In de scheikundige nijverheid wordt het structurele karakter bevestigd van de vooruitgang dezer industrie waarvan het indexcijfer steeg van 25 (basis 953=00) in het tweede kwartaal van 957 Grafiek 2. Indexcijfers van de produktie in verschillende nijverheidstakken (Basis 953 = 00) Bron : Instituut voor Economisch en Sociaal Onderzoek. Voeding Scheikundige nijverheid Bouwmaterialen Zware metaalnijverheid Metaalverwerkende nijverheid r4 50 00 00 70 60 ~*.. Fabriek i Algemeen indexcijfer l Brandstoffen en energi e erheid I...\ _ Brandstoffen en energie Scheikundige nijverheid Andere Algemeen indexcijfer 0 0 +0 +20 +30 20 0 0 +0 +20 0 30 00 Te strielnijverheid van weefsels sedert het einde van 958 heeft aangenomen, heeft in belangrijke mate de textielproduktie geremd. In de breigoedsector daarentegen werd in het tweede kwartaal van het peil van de vorige hoogconjunctuur overtroffen. In de ijzer en staalnijverheid handhaaft de produktie zich sedert het einde van 959 op een merkelijk hoger peil dan in het tweede kwartaal van 957 en a fortiori dan tijdens hetzelfde kwartaal van 958. Dit is vooral te verklaren door de betekenis van de bestellingen vanwege de Europese markten. Van de Amerikaanse markt daarentegen, gaat praktisch geen vraag meer uit. Het indexcijfer van de produktie van het tweede kwartaal van in de sector der nonferro metalen overtreft dit van de vorige periode van hoogconjunctuur. Evenals voor de ijzer en staalnijverheid vindt deze beweging haar oorsprong in de krachtige buitenlandse vraag die op haar beurt beheerst wordt door de grote conjuncturele bedrijvigheid in WestEuropa. In de metaalverwerkende nijverheid bleef de produktie sedert einde 959 op een hoog peil. Ten opzichte van de vorige periode van hoogconjunctuur werd echter een minder sterke vooruitgang geboekt dan in de andere sectoren. De vooruitgang is toe te schrijven aan een stijging van de vraag, vooral bij 50 0 60 0 60 _ 00 Metoolverwerkende nijverheid the, en Bouwmaterialen staal r\..., ro n I I I I 956 958 tot 57 in het tweede kwartaal van. Bovenstaande grafiek 2 onderstreept duidelijk de omvang van deze beweging. Sedert het conjuncturele minimum tot in het tweede kwartaal van, bedroeg de stijging 2 pct. voor de gezamenlijke industriële produktie en 7 pct. voor de fabrieksnijverheid. In vergelijking met de vorige periode van hoogconjunctuur, was de toeneming niet zeer afgetekend : de industriële produktie van het tweede kwartaal van heeft nauwelijks deze van het tweede kwartaal van 957 overtroffen; in de fabrieksnijverheid vermeerderde de produktie met 5 pct. tussen deze beide periodes. Opgemerkt.. 292

dient evenwel dat de cijfers voor het bruto nationale produkt, opgesteld door het Departement voor Toegepaste Economie van de Vrije Universiteit te Brussel (D.U.L.B.E.A.), voor de jongste jaren, wijzen op een gunstiger verloop; van 957 tot 959 steeg de in dit produkt opgenomen industriële produktie met 0,4 pct. tegen constante prijzen, terwijl het indexcijfer van de industriële produktie daalde met 2,9 pct. Volgens sommige inlichtingen bleef de voortbrenging in de loop der jongste maanden enigszins toenemen, behoudens in sommige sectoren zoals de ijzer en staalnijverheid. De produktie heeft zich dus over het algemeen blijkbaar verder op een hoog peil gehandhaafd sedert het tweede kwartaal van. 3. 'Werkgelegenheid en werkloosheid. De hoge industriële bedrijvigheid oefent een gunstige invloed uit op de arbeidsmarkt. In de meeste sectoren krimpt de werkloosheid verder in. Hoewel het indexcijfer van de industriële produktie nagenoeg op hetzelfde peil ligt als in het tweede kwartaal van 957, heerst er nochtans, in vergelijking met die periode, een afgetekend grotere werkloosheid in alle sectoren. Het daggemiddelde van het totaal aantal werklozen, incl. de door de overheid te werk gestelden, bedroeg immers 0.980 eenheden in het tweede kwartaal van 957 tegen 6.520 in het tweede kwartaal van. Die ontwikkeling houdt gedeeltelijk verband met de bijzondere moeilijkheden in de Belgische steenkoolnijverheid. Het daggemiddelde der werklozen in de steenkolenmijnen steeg van.073 eenheden in het tweede kwartaal van 957 tot 8.507 in het tweede kwartaal van, waarna het tot 9.784 in het derde kwartaal van hetzelfde jaar slonk. In die totaalcijfers vertegenwoordigde de gedeeltelijke en toevallige werkloosheid resp. 59, 4.88 en 5.09 eenheden. De bestrijding van de werkloosheid stuit nog op een andere moeilijkheid, nl. het tamelijk groot aantal moeilijk te werk te stellen werklozen, zoals blijkt uit Tabel III. Aantal werklozen (Daggemiddelden, in duizenden) Bron : Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling en Werkloosheid. 2e kwartaal van 957 2e kwartaal van 958 2e kwartaal van 959 2e kwartaal van 3e kwartaal van Oktober Volledig en gedeeltelijk werklozen 96 66 82 48 23 2 Werklozen te werk gesteld door de overheid 6 22 3 3 8 «Economische» werkloosheid 02 77 204 6 36 29 Werkloosheid in de mijnen, 26 8 0 8 «Economische» werkloosheid zonder de mijnen 0 66 78 43 26 2 De werkloosheid in de mijnen omvat de gedeeltelijke werkloosheid, veruit de belangrijkste, en de volledige werkloosheid. tabel IV. In dit verband zij erop gewezen dat de statistiek opgemaakt door de Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling en Werkloosheid over de gehandicapte werklozen, het voor het eerst mogelijk maakt nauwkeuriger de werkelijke betekenis te doen uitschijnen van de werkloosheid voortvloeiend uit economische factoren. Het aantal gehandicapte werklozen bedraagt inderdaad ongeveer de helft van het totaal geheel werklozen. Die arbeidersmassa is moeilijk om scholen en ze beïnvloedt vrij sterk het algemene werkloosheidspeil. Nochtans dient opgemerkt dat de aanwerving van arbeidskrachten ten gevolge van het conjunctuurherstel in België tot dusver niet die omvang aannam die in de vorige opgaande fase van de conjunctuur werd vastgesteld. Sinds 958 overschreed het indexcijfer van de werkaanbiedingen nog geen 80, d.w.z. een peil dat aanzienlijk lager ligt dan het conjuncturele maximumcijfer voor het eerste halfjaar van 955, toen het 2 bedroeg. Het algemene indexcijfer van de werkgelegenheid (953=00), dat in het tweede kwartaal van 957 09,3 beliep, bedroeg dan ook slechts 0,2 in het tweede kwartaal van ; van de ene periode tot de andere daalde het peil van de werkgelegenheid in alle sectoren, behalve in de bouwnijverheid, waar het praktisch niet veranderde. Tabel IV. Moeilijk te werk te stellen volledig werklozen (In pct. van het totaal volledig werklozen) Bron : Half jaarlijkse tellingen van de Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling en Werkloosheid. Per 5 mei Werklozen van 50 en meer jaar oud Ongeschoolden Gehanditapte werklozen 957 58 45 39 958 45 45 30 959 4 44 28 56 45 48 293

Grafiek 3. TEWERKSTELLING teere Algemeen indexcijfer von de tewerkstelling ( 953.00) ore w e kerjke bezettingsgraad in procent von het aantal mogelijke arbeidsdagen 0 t o ge aangeboden betrekkingen in procent van de twee WERKLOOSHEID rned oontermen 948 954 (Gliidend gemiddelden ) Indencljler 953.00 4 0.._ no plischoke eng von seizoe invloeden II 6 I 20 00 A 80 ii gedeeltelijke werklozen / i,.7 lis Ir \s ir ao I \Pit II I I I, I I il I II II 't 0,i li ti /* I 40 Werkgelegenheid en werkloosheid Bronnen : Instituut voor Economisch en Sociaal Onderzoek. Nationale Bank van België. 00 80 60 \ii / I II I I II I/ I II II volledige werklozen 956 958 De curve van de werkelijke bezettingsgraad in procent van het aantal mogelijke arbeidsdagen, wordt als volgt door het Instituut voor Economisch en Sociaal Onderzoek opgesteld : het aantal effectief gewerkte dagen wordt bekomen door het verschil te maken tussen het totale aantal mogelijke arbeidsdagen (aantal ingeschreven werkzoekende arbeiders x aantal werkdagen der maand) en het totaal der werkloosheidsdagen van do volledig en gedeeltelijk werklozen. Dit aantal effectief gewerkte dagen wordt dan uitgedrukt in procent van het aantal mogelijke arbeidsdagen zoals hoger is bepaald. De curve van de ontvangen werkaanbiedingen in procent van de twee mediaantermen 948954 (glijdende gemiddelden) wordt door het Instituut voor Economisch en Sociaal Onderzoek als volgt opgesteld : de tijdens de maand door de nijverheid aangeboden betrekkingen worden in verhouding gebracht tot de verruimde mediaan (2 of 8 termen) van de betrekkingen aangeboden gedurende dezelfde maand in de loop van de jaren 948954. Het indexcijfer van de werkaanbiedingen wordt dus opgesteld volgens de formule : I werkaanbiedingen tijdens de maand x 00 mediaan van de werknanbiedingen tijdens dezelfde maand 948954 Dit indexcijfer wordt bovendien gevoegd bij de indexcijfers van de twee vorige maanden en het bekomen totaal wordt gedeeld door 8. Aldus bekomt men een indexcijfer dat steunt op een glijdend gemiddelde van de laatste drie maanden. Dank zij de inspanningen van de Belgische bedrijven inzake modernisering en rationalisatie, vooral in de recessie van 958 en de hiermee gepaard gaande vooruitgang van hun produktiviteit (i), konden zij, in het tweede kwartaal van, met een kleinere personeelsbezetting, hetzelfde volume als in het tweede kwartaal van 957 produceren. ( ) Een indexcijfer van de arbeidsproduktiviteit per uur in de nijverheid werd berekend door het indexcijfer van de produktie te delen door het indexcijfer van het aantal manuren. Op basis 953 = 00, bereikte het achtereenvolgens 9 in 956, 2 in 957, 24 in 958, 35 in 959 en 4 in het eerste halfjaar van. Ten overstaan van het tweede kwartaal van 958, tijdstip waarop het indexcijfer van de industriële produktie op een zeer laag peil lag, daalde de «economische» werkloosheid met 5.50 eenheden in het tweede kwartaal van. De vermindering is alleen merkbaar bij de gedeeltelijke en toevallige werkloosheid, daar de volledige werkloosheid in het tweede kwartaal van een lichte stijging t.o.v. dezelfde periode van 958 te zien gaf (8.000 eenheden tegen 0.00 eenheden). Die paradoxale stijging ligt hieraan dat er zich een tijdsverschil voordeed tussen het tijdstip waarop de industriële produktie haar minimum bereikte en dat waarop de werkloosheid haar maximum bereikte; nadat de industriële produktie in het tweede kwartaal van 958 tot het minimum was gedaald, ging de werkloosheid nog bijna één jaar toenemen; de bedrijven lieten wellicht een zekere tijd verlopen vooraleer hun personeelsbezetting aan hun bedrijvigheid aan te passen en, gedurende een groot deel van 958, heeft de Wereldtentoonstelling te Brussel klaarblijkelijk een betrekking bezorgd aan een zeker aantal personen die anders wegens het conjunctuurverloop werkloos zouden gebleven zijn. Hieruit volgt dat voor het meten van de inkrimping der werkloosheid voortvloeiend uit de huidige conjunctuuropgang, het tweede kwartaal van met het overeenstemmende kwartaal van 959 en niet van 958 dient vergeleken. Tussen beide periodes verminderde de volledige werkloosheid met 23.60 eenheden en de gedeeltelijke werkloosheid met 9.500 eenheden. Om de invloed van de seizoenschommelingen te weren, werd hieronder de werkloosheid in de recessie en in de voorafgaande hoogconjunctuur niet met de laatste beschikbare cijfers, doch met die van het tweede kwartaal van vergeleken. Sindsdien trad een verdere verbetering in : het totaal aantal werklozen, met inbegrip van diegenen die door de overheid zijn te werk gesteld, slonk van 25.250 eenheden van het tweede tot het derde kwartaal van ; in oktober deed zich een nieuwe daling met 6.650 eenheden voor. 4. Prijzen en lonen. Het algemene indexcijfer van de groothandelsprijzen voor de industrieprodukten is sedert het midden van het eerste kwartaal van neerwaarts gericht. Het volgt aldus de tendensen die op de wereldmarkten voor basisprodukten overheersen. Op deze laatste daalden de noteringen van de grondstoffen opgenomen in het Schulzeindexcijfer sedert het begin van het jaar, doordat de grondstoffenvoorziening, ondanks de expansie van de industrieproduktie over de gehele wereld, zeer vlot verliep. Het indexcijfer van de groothandelsprijzen der afgewerkte industrieprodukten herstelde zich ternauwernood t.o.v. het in het tweede kwartaal van 958 bereikte peil. Het daalde van 09,5 (Ministerie van Economische Zaken 953 = 00) in het tweede 294

kwartaal van 957 tot 08,4 in het overeenstemmende kwartaal van 958 en tot een minimum van 06,9 in september 959. Naderhand ging het weer opwaarts en wel tot 08,7 in het tweede kwartaal van en tot 09,2 in oktober. Hieruit blijkt Grafiek 4. 20 0 00 Indexcijfers van de groothandelsprijzen der industriële produkten (Basis 953 = 00) / Belgisch indexciller( 5chulzeindeeeijle r 90 I I 956 9'58 dus dat, in weerwil van de toegenomen vraag in de huidige hoogconjunctuurperiode, de mededinging een sterke druk op de prijzen bleef uitoefenen, waardoor zij praktisch op het peil werden gehouden dat in de laatste recessie was bereikt. De kenmerken die hierboven werden aangestipt in de ontwikkeling van de groothandelsprijzen, gelden eveneens voor de voornaamste industriesectoren, zowel voor de gezamenlijke drie stadia van de produktie als voor de afgewerkte produkten in het bijzonder. In de ijzer en staalnijverheid vinden we de algemene tendens terug; het prijsindexcijfer van de af gewerkte produkten lag echter in het tweede kwartaal van op een aanmerkelijk hoger peil dan in het tweede kwartaal van 958, ook al bleef het lager dan in het tweede kwartaal van 957. In de metaalverwerkende nijverheid bleven de prijzen tussen 957 en stabiel. De herneming in de textielnijverheid, sedert het tweede kwartaal van 959, heeft nochtans de prijzen tot dusver niet tot hun peil van het tweede kwartaal van 957 doen stijgen. De industrialisatie in de zich ontwikkelende landen en de oprichting van textielfabrieken vormen een factor van scherpe concurrentie voor de produktie in de geïndustrialiseerde landen en verhinderen een belangrijke stijging van de prijzen der afgewerkte produkten. De chemische produkten bleven tussen 957 en zeer stabiel. Ten gevolge van de sterke toeneming van het bouwbedrijf stegen de prijzen voor bouwmaterialen daarentegen in aanzienlijke mate tussen 957 en en ze bleven in het lopende jaar zeer vast. In de sector van de brandstoffen en energie is de teruggang van de groothandelsprijzen voor de grondstoffen t.o.v. 957 aanzienlijk groter dan de gemiddelde daling van de groothandelsprijzen der gezamenlijke industriële grondstoffen. De prijs van de halfafgewerkte produkten is niet alleen kleiner dan die in het tweede kwartaal van 957, doch hij is eveneens aanmerkelijk lager dan de prijs in het tweede kwartaal van 958. Wat de afgewerkte produkten betreft, vertoonden de prijzen, na een tijdelijke stijging tussen het tweede kwartaal van 957 en het tweede kwartaal van 958, sedertdien een algemene baissetendens. De papier en kartonprijzen daalden trapsgewijze tussen 957 en. Momenteel houden zij zich blijkbaar stabiel op een peil dat beneden de prijzen zowel van 957 als van 958 ligt. Het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen bedroeg 09,84 in het tweede kwartaal van tegen 08,39 in het tweede kwartaal van 958 en 06,29 in Tabel V. Bron : Ministerie van Economische Zaken. Indexcijfers van de groothandelsprijzen per nijverheidssector (Basis 953 = 00) Nijverheidssectoren 2e kwartaal van 957 2e kwartaal van 958 2e kwartaal van 3e kwartaal van Oktober Metalen en metaalprodukten 5,5 08,5 0, 0,7 09,6 waarvan : ijzer en staalnijverheid 25, 2,9 3,7 5,2 4,0 metaalverwerkende nijverheid 2,4 3,,9 2,2 2,2 Textielprodukten 99,3 88,8 93,4 90,0 92,7 Chemische produkten 09,5 07,9 07,6 05,5 05,0 Bouwmaterialen 2, 5, 2,3 2,3 2,7 Steenkolen 9,7 20,8 09,2,2 2,3 Petroleum 6,5 0,8 5,7 8,3 8,9 Papier en karton 2,0 3,8 09,7 09,8,7 295

de overeenstemmende periode van 957. Ten opzichte van 959 trad een lichte dalende tendens naar voren; volgens de eerste gegevens voor het vierde kwartaal van blijkt echter een ommekeer te zijn ingetreden. Grafiek 5. Indexcijfers van de kleinhandelsprijzen en van de gemiddelde brutoverdienste per gewerkt uur (Basis 953 = 00) Bronnen : Ministerie van Economische Zaken. Berekeningen door het Departement Studiën en Documentatie van de Nationale Bank van België. 40 Gemiddelde brutoverdienste.m.smrcsi Reële gemiddelde brutoverdienste lowne.m. Algen,. indexcijfer der kleinbond Isnrti4en factoren en, in het bijzonder, door de verbetering van de produktiviteit waarover hierboven enkele gegevens werden verstrekt. 5. Buitenlandse handel. In het eerste hoofdstuk handelend over de ontwikkeling van de vraag werd reeds de aandacht gevestigd op de omvang van de stijging van de uitvoer zowel sedert de recessie als sedert de voorafgaande hoogconjunctuur. Ook de uitbreiding van de invoer verdient vermelding; naar waarde bedroeg zij 25 pct. tussen het tweede kwartaal van 958 en de overeenstemmende periode van, en bijna 0 pet. tussen het tweede kwartaal van 957 en hetzelfde kwartaal van. 30 Voedingsmiddelen Niet voedingsmiddelen D'ensten Grafiek 6. Buitenlandse handel van de BelgischLuxemburgse Economische Unie (Maandgemiddelden, in miljarden, franken) 20 Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek. 7 UITVOER 5 0 3 00,.., INVOER 5 De reële verdiensten gingen verder opwaarts tijdens de conjunctuurteruggang, zij het in een trager tempo dan voordien. Het indexcijfer van de gemiddelde brutoverdienste per gewerkt uur, gedeeld door het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen, steeg inderdaad met 2,4 pct. tussen juni ( ) 957 en de overeenstemmende maand van 958. In de daaropvolgende twaalf maanden onderging de reële gemiddelde brutoverdienste weinig of geen verandering, doch zij steeg met 4,8 pct. van juni 959 tot juni ; die stijging droeg bij tot de belangrijke toeneming van het particuliere verbruik, dat zich, zoals in het begin van het artikel werd aangestipt, in voordeed. De evolutie van de gemiddelde brutoverdienste per uur kan nauwelijks enige geldige aanwijzing verschaffen betreffende de evolutie van de kostprijzen. Deze wordt inderdaad ook beïnvloed door andere ( ) De indexcijfers van de gemiddelde brutoverdienste worden niet per kwartaal, maar in de maanden maart, juni, september en december berekend; om die reden verdiende het de voorkeur het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen van de overeenstemmende maand (in onderhavig geval : juni) als deler te nemen. 3 0 2 _.../' u.r....,ide..v *I /.rr..._,.... Invoersoldo r...,.irri.,,,i.,t., \,.....,.r, 956 958 Daar de prijzen over de laatste drie jaar zowel bij de invoer als bij de uitvoer daalden, nam de buitenlandse handel sedert de vorige hoogconjunctuur nog sterker naar hoeveelheid dan naar waarde toe. Naar hoeveelheid, vergrootte de in en uitvoer sedert de voorafgaande hoogconjunctuur sterker dan het nationale produkt. Dit verschijnsel moet ongetwijfeld gedeeltelijk worden verklaard door de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap. Het betekent dat de BelgischLuxemburgse Economische Unie meer en meer een open volks. 296

huishouding wordt, die een steeds groter deel van haar produktie in het buitenland afzet en er zich een steeds toenemend aandeel der benodigde produkten aanschaft. Grafiek 7. Volume van de uitvoer en van de invoer en ruilvoet (Indexcijfers basis 953 = 00) Bro, : Instituut toer Economisch en Sociaal Ondersoek. 80 60,0 20 00 Ruilvoet srs 956 958 Sedert het einde van de recessie en ook sinds de voorafgaande hoogconjunctuur, ging de uitvoer, zowel naar waarde als naar hoeveelheid, sterker vooruit dan de invoer. Wellicht is dit toe te schrijven aan het feit dat de hoogconjunctuur in het tweede kwartaal van nog niet een zo gevorderd stadium als in het tweede kwartaal van 957 had bereikt; het is immers bekend dat in de laatste fase van de opgaande conjunctuur, de invoer relatief sneller toeneemt dan de uitvoer; de eerste wordt beïnvloed door de stijging van het binnenlands verbruik ten gevolge van de verspreiding der inkomens van de hoogconjunctuur over de volkshuishouding, terwijl de tweede daarentegen de terugslag ondervindt van de verzwakking van de conjunctuur die zich in het buitenland begint af te tekenen. De stijging van de waarde van de buitenlandse handel in de laatste jaren bestreek niet gelijkelijk al de geografische gebieden. De uitbreiding van de invoer tussen het tweede kwartaal van 957 en het tweede kwartaal van had hoofdzakelijk betrekking op de aankopen in de Europese Economische Gemeenschap; in het tweede kwartaal van 958 en het tweede kwartaal van daarentegen, waren alle belangrijke geografische gebieden bij de stijging betrokken. Wat die uitvoer betreft, ging de aangroei in het tweede kwartaal van t.o.v. hetzelfde kwartaal van 957 of van 958 naar de geïndustrialiseerde landen en naar de landen van het Oostelijk blok; de uitvoer naar de andere landen verminderde tussen het tweede kwartaal van 957 en de overeenstemmende periode van 958, terwijl de afzet in LatijnsAmerika en Kongo naderhand verder terugliep. De beschikbare gegevens over de ontwikkeling van de buitenlandse handel sedert het einde van juni toont aan dat de invoer in het derde kwartaal en in oktober weinig of niet veranderde. Het maandgemiddelde bedroeg in die periode fr. 6,4 miljard tegen fr. 6,3 miljard in het eerste halfjaar. Daartegenover verzwakte de uitvoer in het derde kwartaal. Tijdens die periode bedroeg het maandge Tabel VI. Geografische spreiding van de buitenlandse handel van de BelgischLuxemburgse Economische Unie (Maandgemiddelden, in miljarden franken) Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek Berekeningen door het Departement Studiën en Documentatie van de Nationale Bank van België. Invoer Uitvoer Landen 2e kwartaal van 957 2e kwartaal van 958 le kwartaal van 20 kwartaal van 30 kwartaal van 2e kwartaal van 957 2e kwartaal van 958 le kwartaal van 2e kwartaal van 3e kwartaal van Geïndustrialiseerde landen 0,6 9,4 2,0,7,9 9,8 8,7 2,2 2,0,3 waarvan : Europese Economische Gemeenschap 6,2 6,0 7,7 7,6 7,9 6,3 5,6 7,6 7,9 7,6 VerenigdKoninkrijk,2 0,9,2,2, 0,7 0,7 0,9 0,9 0,8 NoordAmerika 2,0,5,9,8,7,4,,6 2,,5 Landen van het Oostelijk blok 2. 0,3 0,2 0,4 0,4 0,4 0,3 0,4 0,7 0,8 0,5 Andere landen, inzonderheid minder ontwikkelde 3,6 3, 4,2 3,8 4,0 3,5 3, 3,2 3,2 2,7 waarvan : LatijnsAmerika 0,7 0,7 0,7 0,8 0,8 0,7 0,8 0,8 0,6 0,6 Kongo en lluanda Urundi 0,9 0,6 0,,0, 0,6 0,5 0,4 0,4 0, Totaal 4,5 2,7 6,6 5,9 6,3 3,6 2,2 6, 6,0 4,5 Europese Economische Gemeenschap, Scandinavische landen, VerenigdKoninkrijk, Ierland, NoordAmerika, Zwitserland, Oostenrijk, Japan. 2 Sovjetzone, Joegoslavië, China, NoordVietnam, Noord Korea. 297

middelde ervan fr. 4,5 miljard tegen fr. 6 miljard in het eerste halfjaar. In oktober verbeterde de afzet aanzienlijk. Het gaat hier echter, in ruime mate, om seizoenbewegingen die duidelijk de vertraging van het expansietempo in vergelijking met het begin van het jaar laten doorschemeren. Zulks is in de eerste plaats toe te schrijven aan de teruggang van de uitvoer naar de Verenigde Staten en Kongo. De buitenlandse vraag blijkt niet meer voortstuwende kracht in de conjunctuuropgang in de Belgisch Luxemburgse Economische Unie te zijn. 6. Monetaire en financiële aspecten ( ). In de vorige secties werd de evolutie geschetst van de verscheidene reële aspecten van de Belgische volkshuishouding sedert de recessie en de vorige periode van hoogconjunctuur. In de onderhavige sectie zal vooreerst worden onderzocht op welke wijze deze evolutie in de betalingen tot uiting komt. Deze laatste zijn slechts gekend voor zover zij worden verricht via het debet van een depositorekening bij een bank of van een tegoed bij het Bestuur der Postchecks, aangezien geen gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot betalingen uitgevoerd door middel van munten of biljetten. Anderzijds, vertegenwoordigt een gedeelte van de debiteringen financiële transacties, bij voorbeeld inschrijvingen op leningen van de overheid. Met het voorbehoud voor ogen dat de cijfers tegelijkertijd minder en meer dan de hierboven besproken economische transacties bestrijken, overtroffen de betalingen door middel van debiteringen van direct opeisbare bankdeposito's in het eerste halfjaar van met 6 pct. die van het eerste halfjaar van 958 en met 0 pct. die van het eerste halfjaar van 957. Wat de betalingen betreft die met behulp van tegoeden in postrekening werden verricht, beliepen de percentages resp. 7,5 en 5, terwijl ze voor de gezamenlijke verrichtingen,9 en 2,3 bedroegen. De vertraging van de omloopsnelheid had enkele tijd na het hoogtepunt van de vorige hoogconjunctuur een aanvang genomen. Voor de bankdeposito's sloeg deze tendens om gedurende de laatste maanden van 959; dezelfde ommekeer komt nog niet duidelijk aan het licht wat de tegoeden in postrekening betreft. De meest volledige gegevens met betrekking tot de monetaire aspecten van het conjunctuurverloop in België worden verstrekt door de statistiek over de oorzaken van de veranderingen in de geldhoeveelheid en in de quasimonetaire liquiditeiten. In de tabellen bij dit artikel werd deze statistiek hergroepeerd in een bepaald aantal behoorlijk homogene periodes. De meest recente van deze periodes wordt gevormd door het laatste kwartaal van 959 en het eerste halfjaar van. Gedurende deze periode vergrootte de geldhoeveelheid gemiddeld met fr., miljard per maand. Voor ( ) De tabellen met betrekking tot dit gedeelte van het artikel werden in bijlage gerangschikt. de quasimonetaire liquiditeiten beliep de toeneming fr. 0,6 miljard; zij zou kunnen toegeschreven worden aan de hogere rente die door de banken werd vergoed voor deposito's in deviezen, ten gevolge van rentestijging in het buitenland, en voor termijndeposito's, ten gevolge van de verhoging van de discontovoet van de Nationale Bank op 24 december 959, en van de vaststelling, vanaf januari, van de rente voor de schatkistcertificaten «B» en de certificaten van het Rentenfonds op een peil dat 0,25 pct. lager ligt dan de discontovoet, in plaats van 0,75 pct. zoals vroeger; nochtans dient aangestipt dat de termijndeposito's nog sneller waren toegenomen gedurende de eerste drie kwartalen van 959, periode waarin zij een betrekkelijk lage rente opleverden. In totaal, stegen de gezamenlijke geldhoeveelheid en de quasimonetaire liquiditeiten van oktober 959 tot 30 juni met gemiddeld fr.,7 miljard per maand. Deze aangroei is merkelijk sterker dan die van de laatste twee en een half jaar ( januari 95530 juni 957) van de vorige periode van opgaande conjunctuur. De omvang ervan is toe te schrijven aan het feit dat de transacties met het buitenland, de kredieten aan bedrijven en particulieren gevestigd in het binnenland en de geldschepping ten behoeve van de overheid, elk afzonderlijk, niet onaanzienlijke overschotten hebben opgeleverd. De overdrachten van deviezen aan de geldscheppende instellingen, voortvloeiend uit andere verrichtingen met het buitenland dan de kapitaaltransacties van de overheid en de officiële schenkingen, bereikten, van september 959 tot einde juni, gemiddeld fr. 0,8 miljard per maand. In de mate waarin zij hun ontstaan vinden in het hoge peil van de overschotten op het buitenland uit hoofde van goederen en dienstentransacties, wijzen zij erop dat de opgaande conjunctuur het punt heeft bereikt waarop de uitvoer een aanzienlijk peil bereikt, doch waarop de daaruit voortvloeiende inkomsten zich nog niet ten volle over de economie hebben verspreid en nog geen gelijklopende stijging van de invoer hebben met zich gebracht. Te dien opzichte kan de beschouwde periode vergeleken worden met de periode gevormd door het jaar 955 en het eerste halfjaar van 956, toen de transacties met het buitenland een gemiddeld maandoverschot lieten van fr. 0,5 miljard. Dit batige saldo ligt beneden de fr. 0,8 miljard geboekt tussen oktober 959 en 30 juni, doch er dient aan herinnerd dat dit laatste cijfer werd opgevoerd door de nettoaanvoer van particulier kapitaal en een hoger bedrag particuliere schenkingen uit Kongo. De discontokredieten, voorschotten en acceptkredieten die door geldscheppende instellingen aan in België gevestigde bedrijven en particulieren werden verstrekt en door hen werden gefinancierd, stegen tussen oktober 959 en 30 juni met gemiddeld fr. 0,5 miljard per maand. Wanneer ook de kredieten worden in aanmerking genomen, die buiten 298

de geldscheppende instellingen worden gefinancierd, dan beloopt de stijging fr. 0,6 miljard. In dit opzicht dient de beschouwde periode vergeleken, niet met de periode 955 eerste halfjaar van 956, zoals dit het geval was met de transacties met het buitenland, aangezien de kredieten aan de bedrijven en particulieren tijdens die periode slechts met fr. 0,2 miljard waren gestegen, doch wel met de periode tweede halfjaar van 956 eerste halfjaar van 957, waarin bedoelde kredieten met fr. 0,7 miljard vermeerderden. Weliswaar is aan de aangroei van de kredieten aan bedrijven en particulieren in de loop van de huidige fase van opgaande conjunctuur een scherpe inkrimping voorafgegaan, wat gedurende de vorige cyclus niet het geval is geweest; gelet op deze voorafgaande inkrimping, zijn de kredieten aan de bedrijven en particulieren wellicht in een minder gevorderd stadium van de conjuncturele expansie beginnen stijgen. Op een enkel punt echter gelijkt de toestand op 30 juni op die van 30 juni 956 en niet op die van 30 juni 957 : de kredieten aan in België gevestigde bedrijven en particulieren, die bij de Nationale Bank werden ondergebracht, bereikten in fr. 2,8 miljard, tegen fr. 3,9 miljard in 956 en fr. 2,3 miljard in 957. Dit betekent dat de banken, per saldo, tussen 30 juni 956 en 30 juni niet genoopt werden een beroep op de Bank te doen voor de financiering van de grotere kredieten aan de bedrijven en particulieren; de belangrijkste reden hiervan is dat deze uitbreiding tussen de beide data slechts 7 pct. ( ) bedroeg, terwijl de werkmiddelen van de banken, in de vorm van direct opeisbare en termijndeposito's, over dezelfde periode met 28 pct. waren toegenomen. Nog een ander feit verdient vermelding : het totaal van de kredieten aan in België gevestigde bedrijven en particulieren lag op 30 juni (fr. 6,2 miljard) praktisch op hetzelfde peil als op 30 juni 957 (fr. 6 miljard). Daar de kredieten voor de financiering van de verkopen op afbetaling met nagenoeg één miljard verminderden, zijn de kredieten aan het bedrijfsleven wellicht enigermate toegenomen; het is mogelijk dat de voorraden nauwelijks zijn vergroot; meer waarschijnlijk is echter dat zich een stijging heeft voorgedaan, die echter met andere middelen gefinancierd werd dan met de kredieten van de geldscheppende instellingen, bij voorbeeld met behulp van niet uitgekeerde winsten. Tot de sectoren die tussen einde september 959 en einde juni een groter beroep op bankkrediet hebben gedaan, behoren : financiële bedrijven, metaalverwerkende nijverheid, textielindustrie, cement en kalknijverheid en kleinhandel. De ijzernijverheid, de steenkoolindustrie en de scheikundige nijverheid hebben hun schuld tegenover de banken verminderd. De geldschepping ten behoeve van de overheid steeg met gemiddeld fr. 0,5 miljard per maand gedurende de periode gevormd door het laatste kwartaal van 959 en het eerste kwartaal van, d.i. in totaal met fr. 4,4 miljard. Voor de Staat bedroeg de aangroei fr. 2,8 miljard; de Schatkist ontving van de geldscheppende instellingen voor fr. 8,6 miljard directe kredieten, doch kocht bij hen voor fr. 5,8 miljard deviezen ter financiering van haar schenkingen en kapitaaluitgaven in het buitenland. Het betreft hoofdzakelijk schenkingen en voorschotten aan Kongo en Ruanda Urundi, stortingen van participaties aan verschillende instellingen van de Europese Economische Gemeenschap en terugbetalingen van schatkistcertificaten aan Kongo, RuandaUrundi en aan buitenlandse banken. De omvang van de directe kredietverlening vanwege de geldscheppende instellingn aan de Schatkist tussen 30 september 959 en 30 juni is ten dele toe te schrijven aan het feit dat de voorschotten van de Nationale Bank op de eerste van beide data, slechts fr. 5,3 miljard bereikten ten gevolge van de recente uitgifte van een staatslening, terwijl zij op de tweede datum fr. 8,4 miljard bedroegen. De fr. 8,6 miljard nieuwe directe monetaire kredieten samen met de fr. 7 miljard welke de Schatkist bekomen heeft bij niet geldscheppende kredietgevers, werden aangewend voor de terugbetaling van fr. 2, miljard van de vlottende schuld, ondergebracht in het buitenland ( ), en voor de dekking van het tekort van fr. 23,5 miljard voortvloeiend uit de begrotingsverrichtingen. Het begrotingstekort dat in 958 toen de conjunctuur haar dieptepunt had bereikt, in belangrijke mate was gestegen, vergrootte nog enigszins in 959 en zal, blijkens de cijfers over de eerste acht maanden, in wellicht niet gevoelig afnemen. Om die reden en spijt de gunstige conjunctuur, ligt het thans op een peil dat driemaal hoger ligt dan dit van 956 of van 957. De geldschepping ten behoeve van de andere publiekrechtelijke instellingen dan de Schatkist verhoogde gedurende de beschouwde periode met fr.,6 miljard. Dit bedrag vertegenwoordigt in hoofdzaak de DM. 20 miljoen die in januari voor 5 jaar door het Wegenfonds in de Bondsrepubliek werden geleend. Over de gezamenlijke periode had de tegeldemaking van overheidspapier slechts betrekking op een niet noemenswaardig bedrag. Statistieken over de oorzaken van de veranderingen in de geldhoeveelheid en in de quasimonetaire liquiditeiten over het derde kwartaal van, zijn nog niet beschikbaar. De gedeeltelijke indexcijfers waarover men thans beschikt, wijzen er nochtans op dat de monetaire en financiële evolutie tijdens ( ) Dit percentage werd berekend op basis van het totaal der aanvankelijk door de banken verleende kredieten, incl. de kredieten ten gunste van in het buitenland gevestigde bedrijven en particulieren. ( ) Deze terugbetaling beantwoordt voor een deel aan de in vorige alinea vermelde deviezenaankopen ten belope van fr. 5,8 miljard. Het saldo van die fr. 5,8 miljard stemt overeen met begrotingsuitgaven. 299

de maanden juli en augustus sterk werd beïnvloed door de speculatie tegen de Belgische frank naar aanleiding van de gebeurtenissen in Kongo en, tijdens de drie daaropvolgende maanden, door de kentering in deze speculatie. De direct opeisbare bankdeposito's en die op ten hoogste één maand in Belgische franken vertoonden in juli en in augustus een veel sterkere daling dan doorgaans onder invloed van de seizoenomstandigheden wordt waargenomen. Deze evolutie van de deposito's moet in verband gebracht worden met de aankopen van deviezen door de bedrijven en de particulieren. Deze vraag naar deviezen werd klaarblijkelijk door diverse beweegredenen ingegeven : beleggingen in het buitenland en bij Belgische banken, snellere betaling van de invoer van goederen. Waarschijnlijk hebben trouwens bepaalde Belgische en Luxemburgse uitvoerverrichtingen gedurende de beide beschouwde maanden geen aanleiding gegeven tot ontvangsten van deviezen. Ter financiering van de opvragingen van deposito's, zijn de banken overgegaan tot tegeldemaking van een deel van de certificaten van het Rentenfonds die zij in het raam van de dekkingsverplichtingen aanhouden; bovendien verhoogden zij hun beroep op de Nationale Bank in de vorm van herdiscontering van handelswissels en van voorschotten op onderpand, en verminderden zij het bedrag van hun nettotoevoer op de markt van het daggeld. Zijnerzijds, betrok het Rentenfonds de nodige middelen voor de terugbetaling van zijn certificaten en de financiering van zijn aankopen van overheidsfondsen op de Beurs, via afnemingen op het credit van zijn rekeningcourant bij de Nationale Bank en, tijdens de maand augustus, via inkrimping van zijn aanvoer op de daggeldmarkt. Globaal beschouwd, was de vraag naar buitenlandse geldsoorten vanwege de bedrijven en de particulieren de belangrijkste oorzaak van de daling met fr. 8,7 miljard van de goud en netto deviezenvoorraad van de Nationale Bank in juli en augustus. De ontspanning die bij de aanvang van september op de contante valutamarkt te Brussel was ingetreden, bracht de koers van de Belgische frank t.o.v. de belangrijkste buitenlandse geldsoorten terug op een peil dat de noteringen van einde juni benadert. Terzelfder tijd werd de afvloeiing van de goud en netto deviezenvoorraad bij de Bank gedeeltelijk goedgemaakt : de toeneming bedroeg fr.,6 miljard voor september, fr. 2,3 miljard voor oktober en fr. 2,8 miljard voor november. Het aandeel van de cessies van deviezen door de Schatkist in deze totale stijging met fr. 6,7 miljard, bedraagt echter ongeveer één derde. Een ander teken van ontspanning is de vermindering van de handelswissels en de voorschotten op onderpand in de staten van de Bank : van fr. 8,2 miljard op einde augustus daalde het totaal van deze beide rubrieken tot fr.,8 miljard op einde november. Deze evolutie vloeit tegelijkertijd voort uit de inkrimping van de kredieten verleend aan de banken en aan het Herdiscontering en Waarborginstituut. Deze laatste instelling die in juli, augustus en september tot herdisconto van een deel van haar portefeuille werd genoopt, kon in oktober haar schuld t.o.v. de Bank aanzuiveren, daar zij tijdens deze maand een groter bedrag aan daggeld kon opnemen. Sedert meer dan een jaar is de rentestand over het algemeen opwaarts gericht. De uitzonderlijke gebeurtenissen van juli en augustus hebben deze beweging versterkt; zij hebben echter slechts een voorbijgaande invloed uitgeoefend; een ontspanning is nadien ingetreden. De verhoging van de officiële discontovoet op 24 december 959 werd besproken in de bijdrage over de monetaire toestand verschenen in het Meinummer van dit Tijdschrift. Wij komen daarop slechts terug om eraan te herinneren dat de belangrijkste reden van deze maatregel werd ingegeven door de zorg om voldoende middelen ter beschikking van cle economie te houden, ten einde de conjuncturele expansie niet te belemmeren. De verhoging van cie discontotarieven van de Bank met. pct. vanaf 4 augustus, werd in zekere mate door dezelfde bekommernis ingegeven. Zij werd inderdaad doorgevoerd in verband met de wisselverrichtingen waartoe, op dat ogenblik, bepaalde interpretaties van de politieke toestand aanleiding gaven. Gelet op de aarzeling die tot uiting kwam in de vraag van sommige onzer buitenlandse cliënten en rekening houdend met de omstandigheid dat de Belgische economie noodzakelijk compensatie moet vinden voor de vermoedelijke vermindering van haar ontvangsten uit haar verrichtingen met Kongo, heeft de Bank, op 0 november, haar discontovoet voor de geviseerde bankaccepten met betrekking tot de uitvoer met pct. verlaagd. Ten gevolge van de verhoging van de officiële discontovoet op 4 augustus voor de geaccepteerde in een bank gedomicilieerde wissels, werd de rentevoet van de schatkistcertificaten «B» en der certificaten van het Rentenfonds van 3,75 op 4,75 pct. gebracht en die van de bankdeposito's in Belgische franken op 3 maanden van 3 op 3,45 pct. Ten gevolge van de hervorming doorgevoerd in november 957, steeg dit laatste tarief, tijdens de huidige expansieperiode, met,85 pct. in verhouding tot het in 959 bereikte minimum van,60 pct.; gedurende de vorige periode van expansie was dit tarief ongewijzigd gebleven op,40 pct. Op 4 augustus werden de tarieven van de schatkistcertificaten op zeer korte termijn eveneens met pct. verhoogd. De intekenaars op schatkistcertificaten reageerden op de verhoging van de discontovoet door de van de Schatkist gevraagde rente aanzienlijk te verhogen. Bij de aanbesteding van 4 oktober, de eerste die volgde op de verhoging van de officiële discontotarieven in augustus, lag de gemiddelde rente der schatkistcertificaten op 2 maanden en die der certificaten op 9 maanden resp. 300