Reacties met koper 4.1 (1)

Vergelijkbare documenten
5 Formules en reactievergelijkingen

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

Hoofdstuk 4. Chemische reacties. J.A.W. Faes (2019)

Samenvatting 3.1, 3.2 en 3.3 (2)

In een reactieschema staan de beginstoffen en de reactieproducten van een chemische reactie.

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4

Aantekening Scheikunde Chemie Overal

1) Stoffen, moleculen en atomen

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 6 en 8

Module 8 Chemisch Rekenen aan reacties

Samenvatting Scheikunde H3 Reacties

14 DE ATOOMTHEORIE VAN DALTON PROCESTECHNIEK

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 6: Moleculen en Atomen 6.1) (1) Moleculen ( ( 6.1) Atomen ( ( 6.2) Rekenen aan reacties ( ( 6.3) Molecuulformules ( (

3.1 Energie. 3.2 Kenmerken chemische reactie

ßCalciumChloride oplossing

Het smelten van tin is géén reactie.

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

Hoofdstuk 3-5. Reacties. Klas

5-1 Moleculen en atomen

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

Scheikunde Samenvatting H4+H5

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

Proef Scheikunde Proeven

Datum Voorzitter Secretaris Klusser

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2 stoffen en reacties

07 MOLECUULFORMULES & CHEMISCHE BINDINGEN PROCESTECHNIEK

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

Aluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Geeft het reactieschema van deze reactie.

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

Inleiding in de RedOx chemie

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Stoffen en Reacties 2

Stoffen en materialen Samenvattingen Inhoud

PROEFVERSIE HOCUS POCUS... BOEM DE CHEMISCHE REACTIE. WEZO4_1u_ChemischeReacties.indd 3

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, Mengen, scheiden en reageren

Reacties en stroom 1

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Uitwerkingen Uitwerkingen 4.3.4

Hoofdstuk 5. Reacties en energie. J.A.W. Faes (2019)

Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4

Rekenen aan reacties 3. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Er is sprake van een zuivere stof als er slechts één stof is. Salmiak is dus een zuivere stof.

Samenvatting Scheikunde Alle hoofdstukken en begrippen

Eindexamen natuurkunde/scheikunde 2 vmbo gl/tl II

4 Verbranding. Bij gele vlammen ontstaat roet (4.1)

Rekenen aan reacties (de mol)

Oefenvragen Hoofdstuk 5 Reacties en energie antwoorden. Vraag 1 Geef bij iedere blusmethode aan, welk onderdeel van de branddriehoek wordt weggenomen.

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Chemisch rekenen versie

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

Elektronenoverdracht (1)

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2, 3

Wet van Behoud van Massa

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Rekenen aan reacties. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Uitwerkingen Uitwerkingen 3.7.4

Onderwerp: Onderzoek doen Kerndoel(en): 28 Leerdoel(en): - Onderzoek doen aan de hand van onderzoeksvragen - Uitkomsten van onderzoek presenteren.

T8: Zoutoplossingen en Zuren en Basen

6.9. Boekverslag door G woorden 13 december keer beoordeeld. Scheikunde

5 a de gele vlam wappert, is minder heet en geeft roet af b vlak boven de kern c met de gasregelknop d de brander is dan moeilijk aan te steken

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

I. Basiskennis. ijs. Een chemisch verschijnsel is het verschijnsel waarbij wel nieuwe stoffen ontstaan.

NAAM: SaLVO! KLAS: 7 Verhoudingen bij. scheikundige reacties SCHEIKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO

5 Water, het begrip ph

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten

ZOUTZUUR. naar: pictogram III. pictogram IV. wel / niet. H + (aq) H 2 (aq) H 2 O (l)

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

H4sk-h1. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

7. Chemische reacties

Hulpmiddelen: Binas T99, T40A. Hulpmiddelen: Binas T99, T40A

Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

Reactievergelijkingen

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

Eindexamen scheikunde havo II

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x mol -1 normomstandigheden:

Atoommodel van Rutherford

SCHEIKUNDE. Hoofdstuk 9

Eindexamen natuurkunde/scheikunde 2 vmbo gl/tl I

natuur- en scheikunde 2 CSE GL en TL

Chemie 4: Atoommodellen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 6

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Scheikunde Hfst. 6 Chemie en schoonmaken

Eén mol vrachtauto s wegen ook meer dan één mol zandkorrels en nemen ook veel meer ruimte in. Maar het aantal vrachtauto s in een mol is exact evengro

H4SK-H1. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

3.7 Rekenen in de chemie extra oefening 4HAVO

De ijzer en zwavelreactie

Scheikunde Samenvatting H4 t/m H6

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Transcriptie:

Hoofdstuk 4: ELEMENTEN Onderwerpen: Kringloopschema van koper ( ( 4.1) Kleinste deeltjes van de materie (moleculen en atomen) ( ( 4.2) Reactieschema in symbolen ( ( 4.3) Massaverhouding bij reacties ( ( 4.4) Eigenschappen van elementen (= niet- ontleedbare stoffen) ( ( 4.5) 1 Reacties met koper 4.1 (1) In deze les leer je: Aan de hand van een serie proeven een kringloopschema op te stellen 2

Reacties met koper 4.1 (2) Het onderstaande kringloopschema kende je al: > water vorming (exotherm) Reacties: water (l) ontleding zuurstof + < waterstof ontleding (endotherm) waterstof (g) + zuurstof (g) vorming waterstof (g) + zuurstof (g) water (l) 3 Uitvoering: Reacties met koper 4.1 (3) Je krijgt een beetje blauwe vloeistof in een bekerglas 1. Voeg 10 ml natronloog aan de blauwe vloeistof toe (bremerblauw( bremerblauw) 2. Verwarm voorzichtig; kan spatten 3. Als het neerslag zwart is geworden, stop je met verwarmen (tenoriet( tenoriet) 4. Laat de tenoriet bezinken en schenk, langs een roerstaaf, de bovenstaande vloeistof af 5. Voeg 10 ml water toe laat bezinken en schenk weer af 6. Voeg 10 ml zwavelzuuroplossing toe en wacht tot de stof opgelost is (blauw vitriool) 7. Dompel een stukje staalwol in de blauwe oplossing. 8. Vis dit uit de oplossing en werp het in de stalen afvalbak 4

Het oplossen van koper in geconcentreerd salpeterzuur 4.1 (3) + metaal koper + water geconcentreerd salpeterzuur opgelost koper 5 Koperkringloopschema 4.1 (3) koperoplossing + natronloog metaal koper + staalwol (ijzer) blauw vitriool bremerblauw + zwavelzuur tenoriet verwarmen 6

Reacties met koper 4.1 (5) Koperkringloopschema: + staalwol (ijzer) blauw vitriool metaal koper als koper opgelost is in salpeterzuur dan + natronloog bremerblauw + zwavelzuur tenoriet verwarmen 7 Bouwstenen (moleculen en atomen) 4.2 (1) In deze les leer je: dat moleculen de kleinste deeltjes van ontleedbare stoffen zijn dat moleculen zijn gevormd uit atomen dat er ruim 100 niet-ontleedbare stoffen (= atoomsoorten = elementen) zijn uitleggen welke niet-ontleedbare stoffen uit een ontleedbare stof kunnen ontstaan de symbolen van een aantal elementen op te noemen de namen van de elementen die bij de aangegeven symbolen horen te noemen 8

Bouwstenen (moleculen en atomen) 4.2 (2) Wat er precies bij een reactie gebeurt kun je niet zien. Daarom stellen we ons voor dat elke ontleedbare stof uit hele kleine onzichtbare deeltjes bestaat, die we moleculen noemen. Je kunt ze voorstellen als bolletjes. Bij ontledingsreacties vallen de moleculen uiteen in niet- ontleedbare stoffen waarvan we de deeltjes atomen noemen. Ook atomen kun je je als bolletjes voorstellen: ijzersulfide (ijzersulfidemolecuul) ijzer + zwavel (ijzeratoom) + (zwavelatoom) 9 Bouwstenen (moleculen en atomen) 4.2 (3) ijzersulfide (ontleedbare stof) ijzer + zwavel (niet-ontleedbare stof) (niet-ontleedbare stof) + (ijzersulfidemolecuul) (ijzeratoom) (zwavelatoom) Moleculen zijn dus de kleinste deeltjes van een (ontleedbare) stof. Iedere stof heeft zijn eigen soort moleculen. Niet-ontleedbare stoffen bestaan uit atomen en worden elementen genoemd, omdat ze de basis van alle stoffen vormen. Voor alle soorten moleculen zijn maar ongeveer 100 verschillende atoomsoorten nodig. 10

Bouwstenen (moleculen en atomen) 4.2 (4) ammoniak (g) (ammoniakmoleculen) + zoutzuur (g) (zoutzuurmoleculen) salmiak (s) (salmiakmoleculen) (mengsel, want er staat een + tussen) Bij een mengsel heb je met verschillende stoffen te maken, dus ook met verschillende soorten moleculen. 11 Bouwstenen (moleculen en atomen) 4.2 (5) Bij een vormingsreactie versmelten de verschillende atoomsoorten met elkaar tot moleculen. Er zijn dan volkomen nieuwe stoffen ontstaan waarin niets meer van de eigenschappen van de oorspronkelijke stoffen is terug te vinden. voorbeeld zwavel (s) + + ijzer (s) ijzersulfide (s) Zoals we eerder gezien hebben, kan ijzersulfide weer worden ontleed in zwavel en ijzer (sheet 9) 12

Bouwstenen (moleculen en atomen) 4.2 (6) Omgekeerd blijkt dat er bij ontledingen - als je maar lang genoeg doorgaat met ontleden - moleculen splitsen in de atoomsoorten waaruit de stof (molecuulsoort( molecuulsoort) ) was ontstaan. Denk maar eens aan de koperkringloop en de kringloop van water. voorbeeld: de ontleding van water water (l) waterstof (g) + + zuurstof (g) 13 Bouwstenen (moleculen en atomen) 4.2 (7) Het is veel werk om steeds de namen van de elementen voluit te schrijven. Alle elementen worden daarom in de vorm van afkortingen, de elementsymbolen,, weergegeven. Ze staan vermeld in bron 10 op blz. 96. Deze elementsymbolen en de namen van de elementen moet je uit je hoofd kennen. Je moet het elementsymbool van een stof kunnen noemen en omgekeerd. Er volgt binnenkort een schriftelijke overhoring over. 14

Reactieschema s 4.3 (1) In deze les leer je: dat ontleedbare stoffen verbindingen worden genoemd verbindingen in symbolen weergeven hoe we een vaste stof, een vloeistof, een gas en een oplossing weergeven aan de hand van een proefbeschrijving een reactieschema in symbolen opstellen uit welke elementen oxiden, sulfiden, fluoriden, chloriden, bromiden, jodiden zijn gevormd 15 Reactieschema s 4.3 (2) De namen van ontleedbare stoffen zijn afgeleid van de namen van de elementen waaruit ze zijn gevormd. Voorbeelden: Tenoriet is het reactieproduct van koper en zuurstof en heet daarom koperoxide. Magnesiumoxide (periclaas)) is het reactieproduct van magnesium en zuurstof. IJzersulfide is het reactieproduct van ijzer en zwavel. 16

Reactieschema s 4.3 (3) naam in symbolen tweede element stofnaam koperoxide Cu,O O...oxide kaliumfluoride K,F F...fluoride calciumchloride Ca,Cl Cl...chloride magnesiumbromide Mg,Br Br...bromide ijzerjodide Fe,I I...jodide tinsulfide Sn,S S...sulfide De namen hebben allemaal de uitgang ide. Als ze zijn ontstaan uit een metaal en een niet-metaal dan zijn het zouten. Deze zouten zijn vaste stoffen. 17 Reactieschema s 4.3 (4) De volgorde van de symbolen wordt bepaald door de naam, bijvoorbeeld stikstofoxide = N,O omdat stikstof als eerste in de stofnaam genoemd wordt. Het metaal,, maar ook waterstof,, wordt als eerste symbool genoteerd, bijvoorbeeld H,Cl (waterstofchloride). Is er naast een Metaal H en O aanwezig, dan wordt de volgorde: Metaal,O,H. Als een stof is ontstaan door het samensmelten van verschillende atoomsoorten,, spreken we van verbindingen. Zo is bijvoorbeeld natriumhydroxide een verbinding van Na, O en H. In symbolen wordt deze stof weergegeven als Na,O,H 18

Reactieschema s 4.3 (5) De notatie van stoffen wordt aangevuld met de toestandsaanduiding: s: vaste stof (solid( solid) l: (vloeistof) (liquid( liquid) g: (gas) aq: (opgelost in water (= waterige oplossing, aqua = water) De schriftelijke overhoring in de tweede les na de vakantie gaat over bron 10 en 13 inclusief het gebruik van de bovenstaande aanduidingen. 19 Reactieschema s 4.3 (5) Een aantal belangrijke oplossingen waar je al eerder kennis mee hebt gemaakt en waarvan je namen, ook in symbolen, moet kennen, staan hieronder. Een oplossing van natriumhydroxide heet natronloog en wordt dus als volgt genoteerd: Na,O,H(aq). Een oplossing van H,Cl(g) ) (waterstofchloride) heet zoutzuur en wordt dus als volgt genoteerd: H,Cl(aq). Een oplossing van N,H(g) (= ammoniak) ) heet ammonia en wordt dus als volgt genoteerd: N,H(aq). 20

Reactieschema s 4.3 (6) Als je in een reactieschema de stofnamen vervangt door de notatie met symbolen en toestandsaanduidingen krijg je een reactieschema in symbolen. Voorbeeld: ammoniak (g) + waterstofchloride (g) salmiak (s) N,H (g) + H,Cl (g) N,H,Cl (s) 21 Reactieschema s 4.3 (7) Hoe kunnen we ons het ontstaan van reactieproducten in het molecuul- en atoommodel nu voorstellen? Als voorbeeld wordt de vorming van salmiak gekozen uit ammoniak en waterstofchloride. N,H (g) + H,Cl (g) N,H,Cl (s) We veronderstellen dat de moleculen bij een reactie eerst uiteen vallen tot de atoomsoorten en dat deze zich gaan hergroeperen tot nieuwe moleculen. Dit kan als volgt worden voorgesteld: 22

Reactieschema s 4.3 (8) N,H (g) + H,Cl (g) N,H,Cl (s) = N = H = Cl losse atomen hergroeperen versmelting tot nieuwe moleculen 23 Reactieschema s 4.3 (9) Bij een chemische reactie komen de atoomsoorten waaruit de beginstoffen zijn ontstaan terug in de reactieproducten.. We duiden dit aan als de Wet van elementbehoud. Voorbeeld: Bij de verbrandingsreactie (= reactie met zuurstof) van kaarsvet (C,H,O(s)) ontstaan koolstofdioxide (g) en water (g): C,H,O(s) + O(g) C,O(g) + H,O(g) Links: C, H en O in kaarsvet en O = zuurstof. Rechts: C en O in koolstofdioxide en H en O in water. 24

Reactieschema s 4.3 (10) Er kunnen nooit atoomsoorten verdwijnen of nieuwe ontstaan. Als je dit zou lukken dan zou je goud kunnen maken en dat is nog niemand gelukt. Wat zou je dan rijk worden! 25 Reactieschema s 4.3 (11) Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat de namen van de stoffen in symbolen en de reactieschema s eveneens in symbolen niets zeggen over aantallen moleculen en atomen. Ze geven alleen aan uit welke atoomsoorten moleculen zijn ontstaan of welke atoomsoorten bij het uiteenvallen worden gevormd. 26

Massaverhoudingen 4.4 (1) In deze les leer je: De wet van massabehoud omschrijven Uit te leggen dat de wet van massabehoud ook opgaat voor reacties waarbij gassen betrokken zijn Te vertellen dat stoffen in een bepaalde massaverhouding met elkaar reageren Berekeningen aan reacties m.b.v. (gegeven) massaverhoudingen uit te voeren 27 Massaverhoudingen 4.4 (2) Uit verschillende proefjes is gebleken dat: De massa van alle stoffen vóóv óór r de reactie is samen net zo groot als de massa van alle reactieproducten. De atomen die de moleculen vormen hebben massa, immers waar komt anders de massa vandaan. Bij een reactie verdwijnen geen atoomsoorten en er ontstaan ook geen nieuwe. Ook het aantal atomen waaruit stoffen zijn gevormd of worden gevormd blijft gelijk. De massa verandert niet, dus is de massa vóóv óór r gelijk aan de massa na de reactie. 28

Massaverhoudingen 4.4 (3) Uit één n van de proefjes is gebleken dat stoffen in een bepaalde massaverhouding met elkaar reageren. Zo bleek Fe(s) met O(g) te reageren in de massaverhouding Fe : O = 7 : 2. Om antwoord te kunnen geven op vragen als: 1 Bereken hoeveel gram Fe(s) met 0,4 g O(g) kan reageren en 2 Bereken hoeveel g Fe,O(s) hierbij ontstaat. 3 Bereken hoeveel g Fe(s) en O(g) er uit 36 g Fe,O(s) kan ontstaan, kun je als volgt te werk gaan. 29 Massaverhoudingen 4.4 (4) 1 Schrijf het reactieschema op in symbolen Fe(s) + O(g) Fe,O(s) 2 Vertaal de massaverhouding naar g 7 g Fe(s) + 2 g O(g) (7 + 2 = ) 9 g Fe,O(s) 3 Stel een verhoudingstabel op (zoals je bij wiskunde met gelijkvormigheid hebt geleerd) massaverhouding gegeven/gevraagd Fe Fe O O Fe,O Fe,O 30

Massaverhoudingen 4.4 (5) 4 Vul de tabel in en reken de gevraagde massa( s) s) uit (Vraag 1 en 2: Bereken hoeveel gram Fe(s) met 0,4 g O(g) kan reageren en hoeveel Fe,O(s) daarbij ontstaat) massaverhouding gegeven/gevraagd 7 2 Fe 7 g Fe = Fe 0,4 2 g 0,4 g 9 g Fe,O = 1,4 g 5 Noteer het antwoord Er kan maximaal 1,4 g Fe(s) reageren met 0,4 g O(g) onder vorming van (1,4 + 0,4 =) 1,8 g Fe,O(s) 31 Massaverhoudingen 4.4 (6) Ter controle kun je de hoeveelheid Fe,O(s) die ontstaat ook uit de verhoudingstabel berekenen: massaverhouding gegeven/gevraagd 2 9 = 0,4 Fe,O 7 g Fe 2 g 0,4 g Fe,O = 9 g Fe,O 1,8 g 32