De middenweg tussen blijven en uitvallen: switchen Verkenning van de effecten van switchen tussen de domeinen in het mbo (bol niveau 4) Amelia Román en Barbara van Wijk
Colofon Titel De middenweg tussen blijven en uitvallen: switchen; Verkenning van de effecten van switchen tussen de domeinen in het mbo (bol niveau 4) Auteurs Amelia Román en Barbara van Wijk Uitgave Expertisecentrum Beroepsonderwijs Juli 2012 Ontwerp Art & Design Theo van Leeuwen BNO Vormgeving Evert van de Biezen ISBN/EAN 978-94-6052-050-1 Bestellen Via verkoop@ecbo.nl o.v.v. bestelnummer A00703 expertisecentrum beroepsonderwijs ecbo s-hertogenbosch ecbo Utrecht Postbus 1585 Postbus 19194 5200 BP s-hertogenbosch 3501 DD Utrecht 073 687 25 00 030 296 04 75 info@ecbo.nl www.ecbo.nl Gebruik en overname van teksten, ideeën en resultaten uit deze publicatie is vrijelijk toegestaan, mits met bronvermelding. EvdB-A00703_v1/120705
Inhoudsopgave Woord vooraf 5 1 Inleiding 7 1.1 Achtergrond 7 1.2 Het onderzoek 9 1.3 Leeswijzer 10 2 Een theorie over switchen 11 2.1 Een theorie 11 3 Omvang van switchen 15 3.1 Switchen 15 3.2 Moment van switchen 16 3.3 Switchen per domein 16 3 4 Studievertraging en switchen 19 4.1 Verblijfsduur 19 4.2 Studieduur 21 5 Voortijdige schooluitval en switchen 23 5.1 Voortijdige schooluitval 23 5.2 Voortijdige schooluitval per domein 24 6 Diplomarendement en switchen 27 6.1 Diplomarendement op niveau 4 27 6.2 Diplomarendement op de andere niveaus van het mbo 28 6.3 Diplomarendement per domein 29 6.4 Doorstroom naar het hbo 30
7 Samenvatting en discussie 31 7.1 Samenvatting 31 7.2 Discussie 32 Bijlage 1: Domeinen 35 Literatuur 37 Gebruikte afkortingen 39 4
Woord vooraf Het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) verricht onder andere onderzoek naar leerloopbanen in en rond het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). De onderzoeken brengen in beeld welke routes in de praktijk worden bewandeld. De vraag is of leerlingstromen zich conform het onderwijssysteem (blijven) gedragen en hoe het stelsel reageert op veranderingen in deze stromen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van onderwijsnummergegevens (BRON-data). Voorliggende publicatie betreft een verkenning van de effecten van switchen. Welk effect heeft de overstap van het ene naar het andere mbo-domein op de leerloopbaan van deelnemers? De auteurs volgen daartoe zes jaar lang vmbogediplomeerde deelnemers die instromen in de bol op niveau 4. Daarbij verkennen ze de omvang en kenmerken van switchen en geven een eerste inzicht in de relatie tussen switchen en studievertraging, diplomarendement, voortijdige schooluitval en doorstroom. 5 In de conclusie van dit rapport wordt een genuanceerd beeld geschetst van het switchgedrag. Leerlingen die van domein veranderen, lopen vertraging op en vallen ook wel eens uit, maar een groot deel van de switchers behaalt wel een mbo-diploma en een vijfde stroomt door naar het hbo. De studiemotivatie en een adequate begeleiding van leerlingen zijn daarmee van directe betekenis in de discussie over de (on)wenselijkheid van switchen. Marc van der Meer Directeur Expertisecentrum Beroepsonderwijs
6
Inleiding 1 Dit hoofdstuk geeft een beknopte inleiding op het onderzoek naar de effecten van switchen tussen domeinen in het mbo. Paragraaf 1.1 schetst een beeld van de achtergrond van het onderzoek. We introduceren twee begrippen die van belang zijn voor dit onderzoek: switchen en domeinen. In paragraaf 1.2 beschrijven we kort de onderzoeksopzet. Tot slot is een leeswijzer opgenomen. 1.1 Achtergrond 7 In het vmbo en mbo zijn de inspanningen om jongeren te helpen bij het maken van een goede beroeps- en studiekeuze de afgelopen jaren fl ink toegenomen. Desondanks blijkt dat 4 op de 10 leerlingen aan het eind van het vmbo nog geen duidelijk beeld hebben van wat ze willen worden (Van Esch & Neuvel, 2010). Een deel van deze groep zal beginnen aan een opleiding die uiteindelijk niet goed bij de jongere past. Tegelijkertijd zullen ook jongeren die een weloverwogen keuze hebben gemaakt soms niet op hun plek zitten (Luken, 2009). Switchen Vaak worden beroepskeuzeproblemen direct geassocieerd met voortijdige schooluitval. Een grotere groep deelnemers maakt echter een andere keuze: zij switchen van opleiding. Deelnemers stoppen met de ene opleiding en starten (aansluitend) met een andere. Switchen van opleiding wordt in Nederland vaak als probleem gezien. De indruk is dat switchen leidt tot een langere leerloopbaan en dus extra tijd en geld kost. Verder vraagt switchen (organisatorische) fl exibiliteit van de school: deelnemers die reeds een deel van een opleiding op het mbo hebben gevolgd, komen vaak
in aanmerking voor vrijstellingen, hebben behoefte aan extra instroommomenten etc. Tot slot zou switchen uitval niet uitsluiten; geswitchte deelnemers zouden later alsnog uitvallen. Is dit negatieve beeld terecht? Is switchen daadwerkelijk een probleem of is het juist een oplossing? Naar switchen in het mbo is nog weinig onderzoek gedaan. In deze verkenning gaan we daarom na hoe vaak switchen voorkomt en wat de effecten zijn van switchen. Wat betekent een switch voor de studieduur, het diplomarendement, voortijdige schooluitval en het stapelen van diploma s tot een hoger onderwijsniveau? We verkennen de onderzoeksvragen aan de hand van gegevens van deelnemers die met een vmbo-gl- of -tl-diploma zijn doorgestroomd naar de bol op niveau 4. 8 Domeinen Helaas is nauwelijks na te gaan of deelnemers switchen van opleiding. Om verschillende redenen komt het veelvuldig voor dat een deelnemer in zijn beleving nog steeds dezelfde opleiding volgt, terwijl deze volgens de administratie geswitcht is naar een andere opleiding. 1 Om deze vervuiling van de onderzoeksdata te voorkomen, wordt in dit onderzoek niet gekeken naar switchen van opleiding, maar naar switchen van domein. De domeinindeling is de meest relevante mbo-breed gebruikte indeling die niet vervuild is door administratieve switches. De domeinen zijn daarom bruikbare eenheden voor de analyse. In het mbo worden 16 domeinen ontwikkeld. Een domein is een cluster van kwalificatiedossiers (zie bijlage 1). Voorbeelden van domeinen zijn Bouw & infra en Voedsel, natuur & leefomgeving. In elk van de domeinen kunnen vanaf schooljaar 2012-2013 brede domeinopleidingen worden aangeboden; breed oriënterende opleidingen voor deelnemers die op het moment van instroom in het mbo nog niet weten voor welk beroep of voor welk diploma ze willen worden opgeleid (MBO Raad, 2008). 1 Bijvoorbeeld: het crebonummer van een opleiding wordt gewijzigd; of de deelnemer start in een brede opleiding, die daarna specialiseert. In de onderzoeksdata is het daarmee een andere opleiding geworden, maar voor de deelnemer niet. Er is slechts sprake van een administratieve switch.
Relevant voor het onderzoek is dat bij de samenstelling van de domeinen onder andere rekening gehouden is met switchpatronen (MBO Raad, 2008; Triple A, 2009). De domeinen zijn zodanig samengesteld dat zoveel mogelijk switches van opleiding binnen een domein plaatsvinden. 2 Van de switches heeft 62% plaats binnen de domeinen 3 ; 38%van de switches speelt zich wel tussen de domeinen af (Triple A, 2009). De analyses van switchen tussen domeinen hebben dus betrekking op een minderheid van de switches in het mbo. De analyse op domein- in plaats van op opleidingsniveau maakt de uitkomsten van deze verkenning niet minder interessant. Veel opleidingen hebben inmiddels mogelijkheden om maatwerkprogramma s te verzorgen voor deelnemers die binnen een domein switchen. Zij kunnen enkele vakken overslaan en de opleiding versneld afronden. Bij domeinoverstijgende switches zijn deze mogelijkheden beperkter. Domeinswitches worden minder vaak gemaakt, en het onderwijscurriculum overlapt in veel mindere mate. Hierdoor is het veel lastiger om een doorlopende leerlijn te organiseren. We verwachten daarom dat juist de deelnemers die van domein switchen te maken krijgen met hindernissen in hun leerloopbaan, zoals studievertraging en voortijdige schooluitval. Deze problematische kant van switchen van opleiding is juist zichtbaar bij deelnemers die niet alleen van opleiding, maar ook van domein switchen. 9 1.2 Het onderzoek Dit onderzoek verkent de omvang en de effecten van switchen van domein. De onderzoeksvraag is als volgt: Wat is de omvang van switchgedrag naar domein in de bol niveau 4 en welke effecten, in de zin van studieduur, voortijdige schooluitval, diplomarendement en doorstroom naar het hbo, kunnen worden gevonden? 2 Het onderzoek van Triple A betreft alle leerwegen en alle niveaus van het mbo. 3 Uit de berekeningen blijkt ook dat het percentage switches binnen domeinen verschilt. In het domein Techniek & procesindustrie vindt 81% van de switches binnen het domein plaats, in het domein Orde & veiligheid 35%.
Met deze verkenning willen we een eerste inzicht geven in omvang en effecten van switchen. Hiermee voeden we de discussie over de (on)wenselijkheid van switchen. Voor de analyse is gebruik gemaakt van onderwijsnummerdata: het zogenaamde BRON-bestand. Het bestand bevat onderwijsloopbaangevens van leerlingen in het regulier bekostigd voortgezet- en middelbaar onderwijs. Omwille van analyseerbaarheid is de onderzoeksgroep van deze verkenning beperkt. Gekozen is voor de deelnemers die: in het schooljaar 2003/2004 een diploma vmbo-gl of -tl hebben behaald; in het schooljaar 2004/2005 instroomden in het mbo; instroomden in een bol-opleiding op niveau 4. Daarnaast beperken we ons, tenzij anders vermeld, tot switches gemaakt tijdens of direct na het eerst verblijfsjaar in het mbo. 10 Uitgaande van de start op het mbo op 1 oktober 2004 kunnen we deze deelnemers zes schooljaren volgen: tot en met 1 oktober 2009. We weten hoeveel en welke diploma s tijdens de eerste vijf schooljaren zijn behaald en hoeveel deelnemers op 1 oktober 2009 nog een opleiding volgen in het mbo of hbo (schooljaar 6). 1.3 Leeswijzer In dit hoofdstuk is de achtergrond en opzet van het onderzoek beschreven. Hoofdstuk 2 geeft inzicht in de motieven van deelnemers om al dan niet te switchen. In de hoofdstukken 3 tot en met 6 analyseren we het switchen aan de hand van onderwijs nummer data. Hoofdstuk 3 gaat over de omvang van switchen, hoofdstuk 4 over studie vertraging, hoofdstuk 5 over voortijdig schoolverlaten en hoofdstuk 6 over diploma rendement. In hoofdstuk 7 brengen we alle informatie uit deze verkenning bij elkaar in een samen vatting en discussie over de (on)wenselijkheid van switchen.
Een theorie over switchen 2 In de hoofdstukken 3 tot en met 6 analyseren we de omvang en de effecten van switchen. Om deze data goed te kunnen duiden is enige kennis over de motieven die een rol spelen bij de afweging om van domein te switchen noodzakelijk. Het BRON-bestand met onderwijsnummerdata geeft geen inzicht in de motieven van deelnemers. In dit hoofdstuk beschrijven we daarom wat uit onderzoek bekend is over switchmotieven. In de discussie (hoofdstuk 7) zullen we de theorie verbinden met de uitkomsten van de analyse van de onderwijsnummerdata. 11 2.1 Een theorie Waarom switchen deelnemers van opleiding? Switchen kan gezien worden als een afweging tussen factoren die ervoor pleiten om: a) in de huidige opleiding te blijven, b) aan een andere opleiding te beginnen of c) voortijdig het onderwijs te verlaten. Bij de keuze tussen die drie mogelijkheden spelen drie soorten factoren een rol: 1 Pushfactoren: de deelnemer wil of moet weg uit de huidige opleiding. 2 Pullfactoren: de deelnemer kiest bewust voor een andere opleiding die naar verwachting beter past. 3 Beschermende factoren: de deelnemer ervaart omstandigheden waardoor deze, ondanks het ervaren van push- of pullfactoren, besluit om toch in de opleiding van eerste keuze te blijven en niet te switchen of voortijdig het onderwijs te verlaten. Luken (2009) stelt daarbij dat er een aantal valkuilen is bij het denken over het maken van juiste keuzes op het terrein van studie- en beroep. Allereerst
bestaat dé juiste keuze niet, jongeren kunnen in diverse richtingen succesvol zijn. Ten tweede wordt de juistheid van een keuze niet op één specifiek moment bepaald; gebeurtenissen tijdens de studie kunnen het slagen van de keuze beïnvloeden. Goed onderbouwde keuzes kunnen door gebeurtenissen tijdens de opleiding mislukken, slecht onderbouwde keuzes op dezelfde manier slagen. Tot slot gaat men er vaak vanuit dat voldoende oriëntatie en inzet leidt tot een succesvolle keuze. In feite is het echter niet altijd mogelijk een dergelijke langetermijnvoorspelling te doen. Zeker niet voor adolescenten die steeds weer nieuwe ervaringen opdoen en hun perspectieven vaak bijstellen. 12 Steens (2011) concludeert dat er veel onderzoek wordt gedaan naar studiekeuze en naar redenen om te stoppen met een opleiding, maar eigenlijk nauwelijks naar motieven van jongeren om van opleiding te switchen. Op grond van literatuuronderzoek komt zij tot een theoretisch model dat in licht aangepaste vorm wordt beschreven in tabel 2.1 en 2.2. Dit model is ontwikkeld voor het hbo, maar lijkt als indicatie van de motieven die meespelen bij de beslissing om van opleiding te switchen, ook relevant voor het mbo. Tabel 2.1 Push- en pullfactoren die aanzetten tot switchen Interesse en studiekeuzevoorkeur Carrière of werkperspectieven Studielast of studieresultaten De wijze waarop de studie aangeboden wordt Persoonlijke problemen of toevallige gebeurtenissen De deelnemer heeft een (al dan niet goed onderbouwde) keuze gemaakt die niet goed uitpakt. De opleiding of het beroep is anders dan verwacht of de interesse van de deelnemer is veranderd. De deelnemer kan geen stage-/bpv-plek krijgen of verwacht met een andere opleiding een beter langetermijnperspectief te hebben. Er zijn onvoldoende resultaten behaald, de leerling is niet in staat om het tempo van de opleiding bij te houden of de opleiding is niet uitdagend genoeg. De deelnemer vindt dat er slecht onderwijs wordt gegeven, vindt de organisatie slecht, heeft moeite met de onderwijsvorm of voelt zich er niet thuis. De opleiding dient als parkeerstudie, de deelnemer krijgt te maken met een handicap/ziekte, met ruzie of pestgedrag of maakt iets mee waardoor een andere opleiding aantrekkelijker wordt. Bron: Steens, 2011.
Niet alle leerlingen die met deze factoren te maken krijgen, zullen van opleiding switchen. Beschermende factoren kunnen de deelnemer daarvan weerhouden. Tabel 2.2 Beschermende factoren die weerhouden van switchen Financiële redenen Geen studievertraging willen oplopen Druk vanuit ouders, werkgever, opleiding Binding met studiegenoten of docenten Goede resultaten behalen Goede doorstroommogelijkheden Een goede baankans Geen goed alternatief voorhanden Bron: Steens, 2011. 13
14
Omvang van switchen 3 In dit hoofdstuk beschrijven we de omvang van het switchen tussen domeinen. We doen dit aan de hand van gegevens van deelnemers die in het schooljaar 2004/2005 uit het vmbo-gl of -tl zijn ingestroomd in een bol-opleiding op niveau 4. We volgen deze deelnemers uiterlijk zes schooljaren, tot 1 oktober 2009. Zodra de deelnemer een mbo-diploma heeft behaald, zijn verdere switches naar vervolgopleidingen in het mbo niet meer meegeteld. Hoe vaak komt switchen van domein voor? Wanneer vindt de switch plaats? En zijn er domeinen waar naar verhouding veel of weinig wordt geswitcht? 15 3.1 Switchen De meeste niveau 4-deelnemers blijven leren binnen het in eerste instantie gekozen domein; 15% switcht wel van domein. Meestal switchen zij één keer, een enkele deelnemer switcht vaker (tabel 3.1). Tabel 3.1 Switch van domein Aantal switches Aantal deelnemers Percentage 0 18.695 85,0 1 2.918 13,3 2 348 1,6 3 38 0,2 4 1 0,0 Totaal 22.000 100
3.2 Moment van switchen Deelnemers die bij de start van het schooljaar 2004/2005 instromen in het mbo, switchen vooral in de periode tot 1 oktober 2005. Bijna twee derde (64%) van de switches vindt plaats tijdens of direct na het eerste verblijfsjaar in het mbo. Erna switchen steeds minder deelnemers van domein (zie tabel 3.2). Tabel 3.2 Moment van switchen Moment Aantal Percentage Tijdens of direct na verblijfsjaar 1 2.113 64 Tijdens of direct na verblijfsjaar 2 845 26 Tijdens of direct na verblijfsjaar 3 455 14 Tijdens of direct na verblijfsjaar 4 235 7 16 Bij de berekeningen in de rest van deze publicatie beperken we ons, om praktische redenen en tenzij anders vermeld, tot de 64% switches tijdens of direct na het eerste verblijfsjaar in het mbo. 3.3 Switchen per domein Niet ieder domein kent evenveel vertrekkende switchers. Het domein Zorg & welzijn kent het laagste percentage switchers; nog geen 6% switcht. Uit het domein Transport, scheepvaart & logistiek switchen de meeste deelnemers, ruim 10% meer dan in het domein Zorg & welzijn (figuur 3.1).
Figuur 3.1 Percentage vertrekkende switchers per domein Zorg & welzijn Voedsel, natuur & leefomgeving Veiligheid & sport Ambacht, laboratorium & gezondheidstechniek Afbouw hout & onderhoud Economie & administratie Bouw & infra Totaal Handel & ondernemerschap Horeca & bakkerij Media & vormgeving Techniek & procesindustrie Informatie- & communicatietechnologie Mobiliteit & voertuigen Toerisme & recreatie Transport, scheepvaart & logistiek 0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14% 16% 18% Switchen betekent dat deelnemers uit een bepaald domein verdwijnen, maar tegelijkertijd dat er in een ander domein deelnemers bijkomen. In welk domein leren de switchende deelnemers verder? 17 Tabel 3.3 geeft per domein een overzicht van in- en uitstromende switchers. 4 De meeste domeinen kennen ongeveer evenveel uitstromende als instromende switchers. De domeinen Afbouw, hout & onderhoud en Veiligheid & sport trekken meer deelnemers dan dat ze verliezen door switchen. Het gaat echter om kleine aantallen. Het domein Techniek & procesindustrie verliest meer deelnemers dan dat er instromen. 4 De kolommen beschrijven van links naar rechts: het domein in verblijfsjaar 1 (domein); het aantal deelnemers in verblijfsjaar 1 op niveau 4 (jaar 1); het aantal deelnemers dat switcht vanuit de niveau 4-opleidingen in het domein naar een niveau 3- of 4-opleiding in een ander domein (uitstroom); het aantal deelnemers dat switcht naar de niveau 3- en 4-opleidingen in het domein (instroom); het saldo van uit- en instroom (saldo); het percentage winst dan wel verlies (winst/verlies).
Tabel 3.3 Saldo vertrekkende en instromende switchers per domein Domein Jaar 1 Uitstroom Instroom Saldo Winst/ verlies Uiterlijke verzorging* 0 0 93 +93 100% Afbouw hout & onderhoud 111 10 23 +13 12% Veiligheid & sport 883 74 118 +44 5% Handel & ondernemerschap 2.238 252 292 +40 2% Voedsel, natuur & leefomgeving 984 72 85 +13 1% Horeca & bakkerij 1.306 156 168 +12 1% Media & vormgeving 1.155 138 143 +5 0% Bouw & infra 891 86 88 +2 0% Mobiliteit & voertuigen 499 72 73 +1 0% Zorg & welzijn 6.010 353 346-7 0% Informatie- & com.technologie 895 115 110-5 -1% Toerisme & recreatie 918 135 122-13 -1% Economie & administratie 3.627 335 283-52 -1% 18 Ambacht, lab. & gez.techn. 460 40 31-9 -2% Transport, scheepvaart & logistiek 475 77 58-19 -4% Techniek & procesindustrie 1548 198 80-118 -8% Totaal 22.000 2.113 2.113 0 * De analyses hebben betrekking op deelnemers die starten op niveau 4 in de bol (verblijfsjaar 1) en na een switch doorleren op niveau 4 óf 3 in het mbo (verblijfsjaar 2). Het domein Uiterlijke verzorging kent geen opleidingen op niveau 4. Op niveau 3 kent het domein Uiterlijke verzorging wel opleidingen. Hierdoor kent dit domein in verblijfsjaar 1 geen deelnemers en geen uitstromende switchers, en in verblijfsjaar 2 wel 93 ingestroomde switchers.
Studievertraging en switchen 4 Een deelnemer die naar een ander domein overstapt zal deels opnieuw moeten beginnen. De inhoud van de opleiding zal dusdanig anders zijn, dat studievertraging waarschijnlijk is. In dit hoofdstuk beschrijven we de verblijfsduur en de studieduur van deelnemers die in schooljaar 2004/2005 uit het vmbo-gl of -tl zijn ingestroomd in een bolopleiding op niveau 4. We vergelijken switchers en niet-switchers. 19 4.1 Verblijfsduur Verblijfsduur betreft het aantal jaren dat een deelnemer mbo-onderwijs volgt, alvorens het mbo, met of zonder niveau 4-diploma, te verlaten. 5 In fi guur 4.1 vergelijken we de verblijfsduur in het mbo van switchers en nietswitchers. 5 Een aanzienlijk deel van de mbo-deelnemers leert na het behalen van een mbo-diploma door op het mbo. Hiervoor is gecorrigeerd: we meten verblijfsduur tot het moment dat het niveau 4-diploma is gehaald, of totdat de deelnemer voortijdig is uitgevallen.
Figuur 4.1 Verblijfsduur naar switchgedrag 6 jaar 5 jaar 4 jaar 3 jaar 2 jaar 1 jaar 0% 10% 20% 30% 40% 50% Wel switch Geen switch 20 Figuur 4.1 leert ons dat geswitchte deelnemers langer in het onderwijs blijven; nietswitchers volgen meestal 3 of 4 jaar onderwijs, switchers meestal 4, 5 of 6 jaar. 6 Belangrijk is dat uit figuur 4.1 blijkt dat een deel van de deelnemers op 1 oktober 2009 nog onderwijs volgt in het mbo. Van de geswitchte deelnemers zit ongeveer een kwart van de deelnemers nog in het mbo (24%). Van de deelnemers die niet zijn geswitcht zit nog 4% in het mbo. Nadere analyse leert dat de meeste deelnemers die nog onderwijs volgen in het mbo dit doen op niveau 4; 16% van de switchers volgt nog onderwijs op niveau 4 tegenover 3% van de niet-switchers. Het feit dat een aanzienlijk deel van de geswitchte deelnemers van onze onderzoeks populatie nog onderwijs volgt in het mbo, is relevant voor de volgende hoofdstukken. Van deze deelnemers is nog niet bekend hoe succesvol zij zullen zijn: zij kunnen, zij het met studievertraging, nog een diploma gaan behalen maar lopen ook nog risico om zonder startkwalificatie uit te vallen. De data die we in de volgende hoofdstukken presenteren, zijn daarom voorlopige cijfers; deze kunnen 6 Of het zesde jaar ook altijd het laatste leerjaar is, kunnen we niet nagaan. Zover reikt het databestand niet.
nog wijzigen als de deelnemers die op 1 oktober 2009 nog onderwijs volgen alsnog een diploma halen dan wel voortijdig uitvallen. 7 4.2 Studieduur Studieduur betreft de tijd die deelnemers nodig hebben om hun diploma te halen. Anders dan bij verblijfsduur, betreft het dus uitsluitend deelnemers die binnen zes schooljaren het diploma hebben behaald. De deelnemers die niet van domein zijn geswitcht, halen gemiddeld na 3,7 jaar het mbo-diploma op niveau 4. Deelnemers die één keer van domein switchen, doen er gemiddeld bijna een jaar langer over: 4,5 jaar. Hoe vaker deelnemers switchen hoe langer de gemiddelde studieduur: 5,1 jaar gemiddeld voor twee keer switchen en 5,4 jaar voor 3 keer switchen. 8 Hoeveel studievertraging het switchen van domein precies oplevert, is lastig te berekenen. Niet alle opleidingen duren immers even lang. Sommige opleidingen worden regulier in een vierjarige variant aangeboden, andere opleidingen op niveau 4 duren regulier drie jaar. Bij een deel van de instellingen is het mogelijk om te kiezen uit een drie- of een vierjarig traject. Omdat de studieduur van eenzelfde opleiding (per instelling) kan variëren en niet bekend is voor welke variant leerlingen hebben gekozen, is het onmogelijk met de variatie in feitelijke studieduur rekening te houden in de analyses. In een driejarige variant betekent een studieduur van vier jaar een jaar vertraging, in een vierjarige variant een nominale studieduur. 21 Uit onderzoek is wel bekend welke domeinen veel driejarige opleidingen kennen en in welke domeinen korte niveau 4-opleidingen nauwelijks voorkomen (Neuvel, 2011). Corrigeren we hiervoor dan blijkt het gevonden patroon gehandhaafd. In zowel domeinen waarin vrijwel alle opleidingen 4 jaar duren als in de domeinen 7 De uitvalpercentages zijn nooit helemaal constant, aangezien deelnemers tijdelijk het onderwijs kunnen verlaten om later terug te keren en alsnog een diploma te halen. Bekend is dat meer dan een derde van de voortijdig schoolverlaters binnen enkele jaren terugkeert naar het onderwijs (Van Wijk e.a., 2012). In deze verkenning blijft terugkeer na 1 oktober 2009 buiten beeld. 8 Omdat een aanzienlijk deel van de geswitchte deelnemers nog geen diploma heeft en nog wel onderwijs volgt zal de gemiddelde studieduur onder switchers naar verwachting nog stijgen.
waar veel kortere opleidingen zijn, is het verschil in studieduur tussen switchers en niet-switchers op dit moment ongeveer een jaar. 22
Voortijdige schooluitval en switchen 5 Switchen wordt vaak geassocieerd met voortijdige schooluitval. Switchers zouden vaker het onderwijs verlaten zonder startkwalifi catie. Klopt dit beeld? In dit hoofdstuk beschrijven we de voortijdige schooluitval 9 van geswitchte en nietgeswitchte deelnemers die in het schooljaar 2004/2005 uit het vmbo-gl of -tl zijn ingestroomd in een bol-opleiding op niveau 4. 5.1 Voortijdige schooluitval 23 Deze verkenning bevestigt de indruk dat switchers vaker voortijdig het onderwijs verlaten. Deelnemers die van domein switchen, vallen vaker voortijdig uit dan deelnemers die niet switchen. Op 1 oktober 2009 is van de groep switchers 19% uitgevallen, van de niet-switchers 12% (tabel 5.1). 10 Tabel 5.1 Voortijdig schoolverlaten naar switchgedrag Switchers Niet-switchers Voortijdige schooluitval 19% 12% Deelnemers die één keer switchen vallen ongeveer anderhalf keer zo vaak uit als niet-switchers. Bij deelnemers die vaker switchen loopt dit op tot een meer dan twee keer zo grote kans op uitval bij drie switches. 9 Een klein percentage deelnemers is in de periode tot 1 oktober 2009 een keer uitgevallen, maar later wel weer teruggekeerd naar een mbo-opleiding. We tellen deze deelnemers niet als voortijdig schoolverlater, aangezien deze nog steeds een startkwalifi catie kunnen behalen. 10 In hoofdstuk 4 zagen we dat 24% van de geswitchte en 4% van de niet-geswitchte deelnemers op 1 oktober 2009 nog geen diploma heeft behaald en nog wel onderwijs volgt. Deze deelnemers kunnen het diploma nog halen, maar kunnen ook alsnog voortijdig uitvallen. Het uiteindelijke percentage voortijdige schooluitvallers onder switchers zal dus wellicht nog oplopen.
5.2 Voortijdige schooluitval per domein Hoe verhouden switchen en voortijdige uitval zich tot elkaar? Een redenering zou kunnen zijn dat als in een domein veel deelnemers switchen, er minder voortijdige schoolverlaters zijn. Immers, een deelnemers die switcht kan niet tegelijkertijd uitvallen uit dit domein. Zien we in de domeinen met veel switchers weinig uitvallers en andersom? Tabel 5.2 beschrijft per domein het percentage switchers tot 1 oktober van het tweede verblijfsjaar en het percentage voortijdig schoolverlaters gedurende de gehele observatieperiode. Opgeteld vormen deze percentages de totale groep deelnemers die het domein verlaat. Tabel 5.2 Relatie switch en uitval naar domein Domein Switch Vsv Totale uitstroom Transport, scheepvaart & logistiek 16,2% 14,5% 30,7% 24 Toerisme & recreatie 14,7% 12,5% 27,2% Mobiliteit & voertuigen 14,4% 18,0% 32,4% Informatie- & communicatietechnologie 12,8% 18,2% 31,0% Techniek & procesindustrie 12,8% 9,4% 22,2% Media & vormgeving 11,9% 16,7% 28,6% Horeca & bakkerij 11,9% 16,5% 28,4% Handel & ondernemerschap 11,3% 15,9% 27,2% Bouw & infra 9,7% 9,9% 19,6% Totaal 9,6% 13,1% 22,7% Economie & administratie 9,2% 15,4% 24,6% Afbouw hout & onderhoud 9,0% 8,1% 17,1% Ambacht, laboratorium & gezondheidstechn. 8,7% 12,8% 21,5% Veiligheid & sport 8,4% 15,4% 23,8% Voedsel, natuur & leefomgeving 7,3% 9,2% 16,5% Zorg & welzijn 5,9% 9,7% 15,6%
Het verwachte patroon naarmate er in een domein meer deelnemers switchen, vallen er minder voortijdig uit blijkt niet op te treden. Het domein met de meeste switchers, namelijk Transport, scheepvaart & logistiek, kent bovengemiddeld veel voortijdig schoolverlaters. Het domein met de minste switchers, Zorg & welzijn, kent weinig voortijdig schoolverlaters. Bij een meerderheid van de andere domeinen zien we ditzelfde patroon optreden: vrijwel alle domeinen met veel switchers kennen ook veel uitvallers en andersom. Over de verklaring van dit patroon kunnen we alleen speculeren. De verschillen zijn niet te relateren aan de breedte van het domein of het percentage switchers binnen het domein (vergelijk Triple A, 2009). Mogelijk worden domeinen met veel switchers en veel uitvallers vaak gekozen door deelnemers met een onduidelijke beroepswens. Of kan in de betreffende domeinen nog een flinke slag worden geslagen in het terugdringen van voortijdige schooluitval. 25
26
Diplomarendement en switchen 6 In dit hoofdstuk beschrijven we het diplomarendement van geswitchte en nietgeswitchte deelnemers die in het schooljaar 2004/2005 uit het vmbo-gl of -tl zijn ingestroomd in een bol-opleiding op niveau 4. Ook gaan we na in hoeverre doorstroom naar het hbo plaatsvindt. 6.1 Diplomarendement op niveau 4 Geswitchte deelnemers halen minder vaak binnen zes jaar het diploma op niveau 4 dan niet-geswitchte deelnemers. Meer dan driekwart van de niet-geswitchte deelnemers heeft binnen zes jaar het diploma op niveau 4, tegen nog geen 40% van de geswitchte deelnemers (respectievelijk 76% en 38%). 27 Ten opzichte van deelnemers die nooit zijn geswitcht, hebben deelnemers die één keer switchen een 5 keer kleinere kans om binnen zes jaar na instroom in het mbo het diploma op niveau 4 te halen. Bij deelnemers die vaker switchen zien we een daling tot een bijna 20 keer kleinere kans bij drie keer switchen. In hoofdstuk 4 constateerden we dat 16% van de geswitchte deelnemers en 3% van de niet-geswitchte deelnemers nog onderwijs volgen op niveau 4 van het mbo. Deze deelnemers halen wellicht alsnog hun mbo-diploma op niveau 4. Tabel 6.1 geeft inzicht in het mogelijke minimum- en maximumpercentage deelnemers dat het diploma op niveau 4 kan halen. Tabel 6.1 Verwacht diplomarendement op niveau 4 naar switchgedrag, percentage Huidig rendement Nog onderwijs volgend Maximumrendement Switchers 38% 16% 54% Niet-switchers 76% 3% 79%
Zichtbaar is dat het verschil in diplomarendement de komende verblijfsjaren wellicht kleiner zal worden doordat geswitchte deelnemers, weliswaar met een flinke studievertraging, alsnog het niveau 4-diploma gaan behalen. Desondanks blijft het diplomarendement op niveau 4 lager onder switchers dan onder nietswitchers. 6.2 Diplomarendement op de andere niveaus van het mbo Niet alle deelnemers die switchen blijven een diploma op niveau 4 volgen. In het tweede verblijfsjaar op het mbo volgt een kwart van de switchers een opleiding op een lager niveau. De reden kan zijn dat de opleiding op niveau 4 te moeilijk is gebleken, dat deelnemers door de onderwijsinstelling naar een lager niveau zijn verwezen of dat er in de gewenste richting geen opleiding op niveau 4 beschikbaar is in het nieuwe hoofddomein. 28 Meer dan een kwart van de switchers haalt weliswaar geen diploma op niveau 4, maar wel op een lager niveau. Tabel 6.2 geeft een overzicht van het diplomarendement per niveau van de deelnemers die in 2004 op niveau 4 zijn ingestroomd, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen geswitchte en nietgeswitchte deelnemers. Ook hier geldt dat de percentages van met name switchers in de toekomst nog kunnen stijgen als deelnemers die nu nog onderwijs volgen alsnog hun mbo-diploma behalen. Tabel 6.2 Diplomarendement op niveau 4 ingestroomde deelnemers binnen zes jaar, naar switchgedrag Switchers Niet-switchers Diploma niveau 4 38% 76% Diploma niveau 3 17% 7% Diploma niveau 2 9% 2% Diploma niveau 1 1% 0% Totaal rendement 65% 85%