Inleiding Veiligheid 618

Vergelijkbare documenten
DOMEIN(ZORGVOOR)VEILIGHEID

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland

Eindexamen maatschappijwetenschappen vwo I

Criminaliteit en slachtofferschap

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Crimiquiz over trends en ontwikkelingen

Feiten over. Veiligheidsbeleving. in de gemeente Arnhem

Integrale Veiligheidsrapportage. Gemeente Littenseradiel. Januari t/m december 2011

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

Eindexamen maatschappijwetenschappen vwo I

Misdrijven en opsporing

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

Inleiding. Beleving van veiligheid. Veiligheid als begrip

6 SECONDANT #1 MAART Slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens in acht landen POSITIEVE VEILIGHEIDS- TRENDS IN NEDERLAND. Naar inhoudsopgave

Bijlage 4 Tabellen. Verklaring van tekens in tabellen

openbare orde en veiligheid

5 Samenvatting en conclusies

Geweld in Nederland Een verkenning

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

BIJLAGE II OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE VEILIGHEID

Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 2013

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME

Het puntenpaspoort Auteur: VNL Datum: Oktober 2016

Integrale veiligheid. Uitvoeringsplan 2013 / 2014

Christen Unie: - Defensie: Het beschikbaar stellen van een veelzijdige krijgsmacht aan de internationale rechtsorde.

openbare orde en veiligheid

Analyse cijfers prioriteiten Veiligheid 2012 t/m 2016

Samenvatting en conclusies

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Veiligheidssituatie in s-hertogenbosch vergeleken Afdeling Onderzoek & Statistiek, juni 2014

Statistisch Jaarboek diversen

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Centraal Bureau voor de Statistiek

Taak Hoe moet dat Inhoud

Veiligheid I.V ERMOGENSDELICTEN. Vooraf In dit hoofdstuk schetsen we in grote lijnen de ontwikkelingen

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2017) Gemeente Leiden vergeleken met Nederland en Grotestedenbeleid G32. Leefbaarheid in de buurt

RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 8

VeiligheidsMonitor. Elke Moons en Ger Linden, Geocongres 30 juni 2016

2012 b 2013 b 2012 b 2013 b (% één of meer keer slachtoffer)

Embargo t/m woensdag 16 december 2015, uur. Publicatie Policy Brief Geen tijd verliezen. Van opvang naar integratie van asielmigranten

Leefbaarheid en overlast in buurt

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11

openbare orde en veiligheid

Criminaliteit en rechtshandhaving Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

maatschappijwetenschappen vwo 2015-II

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019

Grensoverschrijdend slachtofferschap

Eindexamen maatschappijleer vwo I

11 mei Onderzoek: Privacy vs opsporing

Slachtofferschap onder burgers naar delictsoort, volgens de VMR en de IVM*

Datum 6 januari 2016 Onderwerp Gespreksnotitie Nationaal Rapporteur rondetafelgesprek kindermisbruik. Geachte voorzitter,

Verkeersongeluk. Misdrijf. Calamiteit. Praktisch. Slachtofferhulp Nederland Veelzijdig deskundig

openbare orde en veiligheid

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

LeidenPanel. Cameratoezicht BELEIDSONDERZOEK I I

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2015)

Samenvatting Maatschappijleer Criminaliteit

Stadsmonitor. -Totaalbeeld Stedenvergelijking-

PUBLIC 14277/10 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 oktober 2010 (11.10) (OR. en) LIMITE GENVAL 12 ENFOPOL 270 NOTA

B A S I S V O O R B E L E I D

Minder geregistreerde criminaliteit, meer kinderbeschermingsmaatregelen

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 Leiden

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat

Taak en invloed gemeenteraad op de. Integrale veiligheid

Een veilige stad begint in de buurt

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Zij weer? Over inbrekers die twee keer langskomen

DEEL I DE GEVOLGEN VOOR SLACHTOFFERS VAN VERKEERSONGEVALLEN, DE REGELGEVING EN DE VOORZIENINGEN

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

GEORGANISEERDE MISDAAD EN STRAFRECHTELIJKE SAMENWERKING IN DE NEDERLANDSE GRENSGEBIEDEN

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden

Stadsmonitor. -thema Veiligheid-

Bijlage 4 Tabellen. Verklaring van tekens in tabellen

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa

Tabel 11.1 Geïndexeerd aantal slachtoffers naar delictgroep en onveiligheidsgevoelens per land

B A S I S V O O R B E L E I D

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018

Samenvatting Maatschappijwetenschappen Criminaliteit en Rechtsstaat

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

B A S I S V O O R B E L E I D

Datum 26 september 2011 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de bescherming van juweliers en andere middenstanders

Bijlagen bij hoofdstuk 11 Opvattingen van autochtonen en allochtonen over de multietnische

Transcriptie:

9. Veiligheid Inleiding Veiligheid 618 9.1 Trend: Het toenemend belang van veiligheid en de afname van de crisistolerantie 619 9.2 Trend: De verharding van de criminaliteit 621 9.3 Trend: De opkomst van de georganiseerde criminaliteit 623 9.4 Trend: Het veranderend daderprofiel 625 9.5 Trend: Emancipatie van het slachtoffer 627 9.6 Trend: Technologisering en informatisering van criminaliteit, terrorisme en de bestrijding ervan 630 9.7 Trend: Het groeiende belang van de veiligheidsgevoelens van de burger 632 9.8 Trend: De invoering van het integraal veiligheidsbeleid 635 9.9 Trend: De opkomst van supportersgeweld als nieuwe vorm van grootschalige ordeverstoringen 637 9.10 Trend: De toenemende maatschappelijke en politieke aandacht voor huiselijk geweld, opkomst van het begrip 640 9.11 Trend: De inburgering van het begrip Zinloos Geweld 643 9.12 Trend: Heroriëntatie en reorganisatie van de krijgsmacht: van verdediging van Nederland en de landen van de NAVO naar de deelname aan internationale vredesmissies 645 9.13 Trend: Nuclearisering van Nederland 647 9.14 Trend: Toenemende inzet van de krijgsmacht bij binnenlandse en internationale politionele taken 649 9.15 Trend: Toenemende bemoeienis van het parlement en de samenleving met de inzet van de krijgsmacht bij internationale missies 651 9.16 Trend: Verandering in de taken van inlichtingen diensten onder invloed van internationale ontwikkelingen 653 9.17 Trend: De opkomst en afname van het oud terrorisme 657 9.18 Trend: De opkomst van het modern terrorisme 660 9.19 Trend: Het toenemende gevoel van onveiligheid in de maatschappij 663 9.20 Trend: De opkomst van nieuwe infectieziekten en de terugkeer van oude infectieziekten 666 9.21 Trend: De toenemende controle op geneesmiddelen 669 9.22 Trend: De toenemende aandacht voor voedselveiligheid en toenemende voedselveiligheid 672 9.23 Trend: De toenemende aandacht voor productveiligheid (niet-voedingsmiddelen) 674 9.24 Trend: De opkomst en de ontwikkeling van het extern veiligheidsbeleid 678 9.25 Trend: De opkomst van mega-evenementen 680 9.26 Trend: De toenemend integrale organisatie van veiligheid 682

9.27 Trend: De toename van (de aandacht voor) agressie en geweld tegen hulpdiensten en personen met een publieke taak 685 9.28 Trend: De toenemende maatschappelijke inbedding van de politie 688 9.29 Hotspot: De acties van Zuid-Molukkers (1966-1978) 692 9.30 Hotspot: Kruisrakettendebat (1979-1988) 694 9.31 Hotspot: De besmetting van hemofiliepatiënten met hiv (1982-1988) 696 9.32 Hotspot: DES-dochters (1986- na 2005) 698 9.33 Hotspot: Kernramp van Tsjernobyl (1986) 700 9.34 Hotspot: Liquidatie van Klaas Bruinsma (1991) 702 9.35 Hotspot: De IRT-affaire (1993) 704 9.36 Hotspot: Het verbod op asbest (1993) 706 9.37 Hotspot: De val van Srebrenica (1995) 708 9.38 Hotspot: BSE in Nederland (1996) 710 9.39 Hotspot: De Herculesramp (1996) 711 9.40 Hotspot: Legionella-uitbraak Bovenkarspel (1999) 713 9.41 Hotspot: De vuurwerkramp in Enschede (2000) 715 9.42 Hotspot: Cafébrand in Volendam (2001) 717 9.43 Hotspot: Aanslagen New York, Madrid en London (2001-2005) 719 9.44 Hotspot: Dance Valley (2001) 721 9.45 Hotspot: De moord op Pim Fortuyn (2002) 723 9.46 Hotspot: Moord op Theo van Gogh 725 9.47 Hotspot: Schipholbrand (2005) 727

Inleiding Veiligheid Het domein Veiligheid omvat de volgende onderwerpen: openbare orde landsverdediging criminaliteit hulpverlening (brandweer, politie, ambulancedienst) terrorismebestrijding verkeersveiligheid rampen veiligheid op de werkplek (arbo) en voedselveiligheid. Deze indeling heeft als beginpunt gediend voor een onderverdeling van het domein in vier subdomeinen, waarin die onderwerpen zijn ondergebracht die een zekere inhoudelijke samenhang vertonen: criminaliteit en sociale veiligheid, dat wil zeggen veiligheid in de (semi-)publieke ruimte defensie, inlichtingendiensten en terrorismebestrijding veiligheid en geneesmiddelen, veiligheid en infectieziekten, voedselveiligheid, productveiligheid openbare orde, hulpverlening, rampen. Uit pragmatisch oogpunt zijn de subdomeinen Verkeersveiligheid en Veiligheid op de werkplek (arbo) ondergebracht bij, respectievelijk, het domein Verkeer en Vervoer en het domein Werk en Inkomen. Trends op het gebied van veiligheid in termen van (het voorkomen van) natuurrampen worden besproken bij domein Natuur en Milieu. Trends met betrekking tot criminaliteit die sterk samenhangen met handhaving dan wel niet-handhaving zijn ondergebracht in het domein Recht. Nationaal Archief Veiligheid 618

9.1 Trend: Het toenemend belang van veiligheid en de afname van de crisistolerantie Verkorte titel: Afname crisistolerantie Metatrends: 13.1 Individualisering, 13.11 Secularisatie, 13.13 Medialisering, 13.6 Verzakelijking Relatie met 2.12 Gedoogcultuur 5.18 Brand Pension De Vogel 9.42 Cafébrand Volendam 10.4 Daling aantal verkeersslachtoffers Datering Vanaf begin jaren tachtig. Beschrijving Tot begin jaren tachtig stond het begrip veiligheid minder hoog op de maatschappelijke en politieke agenda dan in de decennia erna. Sterker nog, de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid voorspelde in 1977 dat bijvoorbeeld criminaliteit in 2000 een randverschijnsel zou zijn. [Boutellier, 2007, 184] Desondanks werd veiligheid in de loop van de jaren tachtig een belangrijk maatschappelijk thema, dat op uiteenlopende terreinen speelde. De toename van criminaliteit werd een bron van maatschappelijke onrust en deed de gevoelens van onveiligheid van de burger groeien. Internationale rampen als die in Tsjernobyl maakten dat de overheid beleid ontwikkelde op het gebied van externe veiligheid. Ook de aanslagen van 9 september 2001 op de Twin Towers vormden een aanslag op de veiligheidsgevoelens van de burger. De groeiende behoefte aan veiligheid werd zodoende gevoed door een opeenvolging van ontwikkelingen en gebeurtenissen. Desondanks was de samenleving in diezelfde periode veiliger dan ooit. De burger was gezonder, welvarender en had een hogere levensverwachting, maar zag zich tezelfdertijd geconfronteerd met nieuwe onzekerheden die samenhingen met maatschappelijke ontwikkelingen als vergrijzing, opwarming van de aarde, globalisering, ziekten en migratie. (Jonker 2007, 27) Voor de geïndividualiseerde, geseculariseerde burger konden deze onzekerheden niet langer worden verklaard dan wel opgelost door zich neer te leggen bij het lot. In de nieuwe maatschappelijke orde kende iedere situatie een verantwoordelijke, en in de ogen van de burger was de overheid bij uitstek verantwoordelijk voor kwesties rond veiligheid. [Interview met Safranski door Van den Bergh, 2005, 29] Dit werd gestimuleerd door ontwikkelingen als de politisering, juridisering, mobilisering en medialisering van veiligheid, crises en rampen. Dat wil zeggen dat bij incidenten betreffende de veiligheid in toenemende mate werd gedacht in termen van verantwoordelijke autoriteiten, strafrechtelijke consequenties, en genoegdoening voor de slachtoffers en gedupeerden. De media speelden bovendien niet alleen een belangrijke rol in het verspreiden van nieuws rond onheil, maar ook in de publieke roep om controle en verantwoording. [Rosenthal, 2009, 23-27] De overheid kwam ondertussen in een spagaat tussen terugtreden en optreden te zitten. [Boutellier 2007, 191-192] In reactie op specifieke gebeurtenissen, bijvoorbeeld de vuurwerkramp in Enschede, werd ingegrepen en aangestuurd op beter toezicht, terwijl in het algemeen het overheidsbeleid in toenemende mate gericht was op responsabilisering, ofwel op de eigen verantwoordelijkheid van de burger. In meer specifieke zin ging de overheid naar aanleiding van de vuurwerkramp en de cafébrand in Volendam, na jaren van bestuurlijk gedogen, weer over op het handhaven en controleren van vergunningen. Het toenemende belang van veiligheid bracht voor de overheid groeiende kosten met zich mee. Voor criminaliteitsbestrijding en rechtshandhaving werd in 1972 2,2 miljoen uitgegeven tegen 7,6 miljard in 2009. Per hoofd van de bevolking betekende dit een stijging van 290 naar 458 euro. [website profnews] Nationaal Archief Veiligheid 619

De toegenomen aandacht voor veiligheid ging gepaard met de opkomst van een private beveiligings- en opsporingsbranche. Tussen begin jaren tachtig tot eind jaren negentig verdubbelde het aantal werknemers in de particuliere beveiliging. Naast private bewaking is sprake van een groeiend aantal commerciële aanbieders van (bedrijfs-)recherche- en opsporingsdiensten. [website tegenwicht] Actoren Overheid Burger Openbaar Ministerie Private beveiligings- en opsporingsbranche Media Bronnen en literatuur Rosenthal. Crisis en crisismanagement, in Muller e.a, Crisis. Studies over crisis en crisisbeheersing (Deventer 2009) 5-29. Van Duin, Rampen in Nederland in Muller e.a, Crisis. Studies over crisis en crisisbeheersing (Deventer 2009) 33-60. Bos en De Jong, Crisiscommunicatie in Muller e.a, Crisis. Studies over crisis en crisisbeheersing (Deventer 2009) 429-445. Schaap, Veilige evenementen, 2009 (Uitgave van het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement COT) Hans Boutellier Tussen controle en vertrouwen. De ontwikkeling van veiligheid en burgerschap in: Madelon de Keizer, Staat van Veiligheid. De Nederlandse samenleving sinds 1900 (Zutphen 2007). Ed Jonker, Van veiligheidskooi naar kreukelzone. Over onzekerheid en vertrouwen, in Madelon de Keizer, Staat van Veiligheid. De Nederlandse samenleving sinds 1900 (Zutphen 2007). Boutellier, De Veiligheidsutopie. Hedendaags onbehagen en verlangen rond misdaad en straf (Den Haag 2003) 1-21. Hans Boutellier e.a., Leven in een risicosamenleving (Amsterdam 2005). Rüdiger Safranski geciteerd uit Babs van den Bergh en René Gudde, Deskundigen spreken nooit het laatste woord, in Hans Boutellier e.a., Leven in de risicosamenleving (Amsterdam 2005) 27-33 (eerder gepubliceerd in De Groene Amsterdammer, jrg. 128, nr. 47, 19-11-2004). 13TUhttp://www.profnews.nl/944016/overheidskosten-veiligheid-nemen-sterk-toeU13T (geraadpleegd 7 februari 2011). 13TUhttp://www.tegenwicht.org/10_amerikanisering/veiligheid.htmU13T (geraadpleegd 7 februari 2011). Nationaal Archief Veiligheid 620

9.2 Trend: De verharding van de criminaliteit Verkorte titel: Verharding criminaliteit Metatrends: 13.1 Individualisering, 13.4 Technologisering en informatisering, 13.6 Verzakelijking, 13.13 Medialisering, 13.8 Welvaartsgroei Relatie met 2.8 Strenger strafklimaat 5.10 Aanpak verslavingen 9.3 Georganiseerde criminaliteit 9.4 Daderprofiel 9.6 Informatisering criminaliteit 9.8 Integraal veiligheidsbeleid Datering Vanaf begin jaren 80 Beschrijving De eerste decennia na de oorlog kende Nederland zulke lage criminaliteitscijfers dat er bijna sprake was van volledige handhaving op het gebied van openbare orde en veiligheid. De overheid hoefde op dit gebied dan ook nauwelijks beleid te ontwikkelen. Vanaf de tweede helft van de jaren 60 veranderde het beeld echter snel en ingrijpend. De problemen rond criminaliteit namen in omvang en ernst toe. (Cachet en Ringeling, 2004, 635) De criminaliteitsgroei hing samen met een aantal (macro-)veranderingen in de samenleving. De groeiende welvaart en urbanisatie zorgden voor een criminaliteitsimpuls. Daarnaast kwam de jeugdcultuur op en werd afstand gedaan van de traditionele gezagsverhoudingen. Vanaf de jaren zestig was bovendien het gebruik van alcohol en drugs sterk toegenomen, wat niet alleen gevolgen had voor de sociale veiligheid, maar ook een grote illegale markt voor met name drugs met zich meebracht. (Bruinsma, 2004, 291) Tussen 1980 en 1984 groeide de hoeveelheid geregistreerde criminaliteit in Nederland aanzienlijk en vond het altijd veilige Nederland aansluiting bij het Europese gemiddelde. (Van de Bunt, 2004, 680) Criminaliteit werd een zichtbaar probleem, met name de veel voorkomende, minder zware misdrijven, ofwel de kleine criminaliteit. De commissie Kleine criminaliteit onder leiding van voorzitter Roethof kreeg de opdracht dit probleem in kaart te brengen. De resultaten van het onderzoek werden in 1985 gepubliceerd in de nota Samenleving en criminaliteit. De overheid koos voor een beleid waarin de preventie van kleine criminaliteit en de harde aanpak van georganiseerde criminaliteit prioriteit kregen. (Cachet en Ringeling, 2004, 636) In de tweede helft van de jaren tachtig groeide het besef dat juist de georganiseerde misdaad een gevaar vormde voor de Nederlandse samenleving. In de nota Georganiseerde misdaad in Nederland uit 1992 ging het ministerie op deze problematiek in. (Van de Bunt, 2004, 683) Het karakter van de criminaliteit in Nederland veranderde in de loop van de jaren geleidelijk. De ideologisch geïnspireerde criminaliteit van de jaren zeventig en tachtig (de Molukse treinkapingen, de aanslagen van RaRa, etc.) verdween nagenoeg. Andere delicten, zoals drugshandel, fraude en overvallen, wonnen aan belang. (SCP 1998) Daarnaast dienden zich nieuwe delicten aan als de fabricage en handel in synthetische drugs als ecstasy, internetfraude en andere vormen van cybercrime. (SCP 1998) Bovendien was sprake van verharding van delicten. Enerzijds was dit te wijten aan de opkomst van criminaliteit met een sterk expressief karakter, zoals uitgaans- of verkeersgeweld en/of gebruik van irrationeel dan wel zinloos geweld. Deze vormen van geweld worden vaak (mede) veroorzaakt door overmatig drugs en alcoholmisbruik. Anderzijds was sprake van verharding van delicten als gevolg van verschuiving van het type delict. Zo heeft geslaagde preventie van inbraken, waarbij relatief weinig geweld werd gebruikt, ertoe geleid dat men is overgegaan op het plegen van overvallen, waarbij relatief veel slachtoffers worden gemaakt. (SCP 1998) Nationaal Archief Veiligheid 621

Actoren Ministerie van Justitie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties Commissie Kleine criminaliteit (Commissie-Roethof ) Bronnen en literatuur Sociaal Cultureel Planbureau, Sociaal Cultureel Rapport 1998. 25 jaar sociale verandering (Rijswijk 1998). Cachet, A. en A.B. Ringeling, Integraal veiligheidsbeleid: goede bedoelingen en wat ervan terechtkwam, in: Muller, E.R. (ed.), Veiligheid. Studies over inhoud, organisatie en maatregelen (Alphen aan den Rijn 2004) 635-660. Dienst Nationale Recherche Informatie, Nationaal dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit (Zoetermeer, 2004). Bruinsma, G.J.N., Oorzaken van veranderingen in onveiligheid, in: Muller, E.R. (ed.), Veiligheid. Studies over inhoud, organisatie en maatregelen (Alphen aan den Rijn 2004) 189-210. Bruinsma, G.J.N. e.a., De stad en de sociale onveiligheid, in: Muller, E.R. (ed.), Veiligheid. Studies over inhoud, organisatie en maatregelen (Alphen aan den Rijn 2004) 279-318. Boutellier, H., Veiligheidsutopie, in: Muller, E.R. (ed.), Veiligheid. Studies over inhoud, organisatie en maatregelen (Alphen aan den Rijn 2004) 125-152. Bunt, H. van de, Organised Crime Policies in the Netherlands, in: C.J.C.F. Fijnaut en L. Paoli: Organised Crime in Europe. Concepts, Patterns and Control Policies in the European Union and Beyond (Dordrecht, 2004) 677-713. Stol, W. Ph., Geweld in Nederland: aard, omvang en ontwikkeling. Van grote lijnen naar een lokale oriëntatie, in: Muller, E.R. (ed.), Veiligheid. Studies over inhoud, organisatie en maatregelen (Alphen aan den Rijn 2004) 211-232. Nationaal Archief Veiligheid 622

9.3 Trend: De opkomst van de georganiseerde criminaliteit Verkorte titel: Georganiseerde criminaliteit Metatrends: 13.1 Individualisering, 13.6 Verzakelijking, 13.12 Multiculturalisering, 13.9 Mondialisering, 13.10 Europeanisering Relatie met 2.8 Strenger strafklimaat 2.9 Medialisering strafrechtketen 2.11 Drugsbeleid 9.2 Verharding criminaliteit 9.35 IRT-affaire Datering Vanaf de jaren 80 Beschrijving Vanaf het begin van de jaren tachtig was de georganiseerde criminaliteit in Nederland in opkomst. Dit was geen typisch Nederlands verschijnsel: door de opkomst van drugs in de jaren zeventig en tachtig ontstond een transnationale drugshandel die werd gerund door internationaal opererende criminele organisaties. (Interview Kleemans) De eerste jaren was er nauwelijks sprake van publieke en de politieke onrust rond het fenomeen. De georganiseerde misdaad was niet zichtbaar in het straatbeeld en werd bovendien nog nauwelijks serieus in kaart gebracht. Aan het eind van de jaren tachtig kwam hierin verandering toen de eerste empirische analyses m.b.t. het onderwerp verschenen. Daaruit bleek het probleem van de georganiseerde misdaad groter te zijn dan tot die tijd was aangenomen, een gegeven dat door de media werd opgepikt. De moord in 1991 op drugsbaron Klaas Bruinsma bij het Hilton Hotel in Amsterdam maakte de problematiek nog zichtbaarder. De eerdere laconieke houding ten opzichte van de georganiseerde misdaad maakte plaats voor een gevoel van maatschappelijke en politieke urgentie. Het ministerie van Justitie liet in 1992 een nota verschijnen onder de naam Georganiseerde misdaad in Nederland, waarin benadrukt werd dat de georganiseerde misdaad, mede gezien de morele en economische gevolgen, een groot gevaar vormde voor de Nederlandse samenleving. Dit vroeg niet alleen om hardere repressieve maatregelen, maar ook om een preventieve aanpak waaraan de samenleving een bijdrage te leveren had. Dit was een breuk met het beleid dat zijn oorsprong vond in de nota Samenleving en criminaliteit uit 1985 waarin alleen politie en justitie verantwoordelijkheid droegen voor de preventie van georganiseerde misdaad. Dankzij de IRT-affaire en de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden (de commissie-van Traa) die daarvan het gevolg was, werd onder leiding van professor Fijnaut voor het eerst een grootschalig onderzoek gestart naar de aard, ernst en omvang van georganiseerde misdaad in Nederland. Volgens diens definitie is er sprake van georganiseerde criminaliteit indien groepen die primair gericht zijn op illegaal gewin systematisch misdrijven plegen met ernstige gevolgen voor de samenleving, en in staat zijn deze misdaden op betrekkelijk effectieve wijze af te schermen. [Geciteerd in WODC Monitor 1998: 2] Voorbeelden van zware, georganiseerde criminaliteit zijn de handel in traditionele en synthetische drugs, mensensmokkel, vrouwenhandel, wapenhandel, fraude en witwassen. De ontwikkelingen in de georganiseerde misdaad werden sindsdien nauwlettend in kaart gebracht. Uit onderzoek bleek dat de georganiseerde criminaliteit in Nederland een sterk transitkarakter heeft. Dat wil zeggen dat veel grensoverschrijdend handelsverkeer plaatsvindt van zowel mensen (vrouwen en vluchtelingen) en verboden goederen als drugs, wapens en gestolen auto s. Het grote belang van mobiliteit, transport en logistiek voor de uitvoering van misdrijven sluit in die zin aan bij de traditie van Nederland als handelsland. Nationaal Archief Veiligheid 623

De Nederlandse georganiseerde criminaliteit bleek daarnaast geen vastomlijnde piramidale structuur te hebben, maar te bestaan uit criminele netwerken, waarbinnen daders in wisselende verbanden samenwerken. [Kleemans e.a. 2002, 2] Bepaalde personen nemen als financier of organisator een belangrijke plek als de knooppunten van het netwerk. Anderen fungeren als facilitators, zoals geldwisselaars, witwassers, documentvervalsers en transporteurs, die specifieke diensten leveren aan het criminele netwerk. In het Nationaal Dreigingsbeeld 2004 gaat men nog verder door te stellen dat criminele samenwerking in alle mogelijke vormen voorkomt. Van de traditionele piramide tot mengvormen als de kwal. Deze criminele netwerken worden grotendeels gevormd op basis van familie- en vriendschapsbanden. Daarnaast hebben ze een etnisch heterogeen karakter doordat de belangrijkste toevoerlanden voor drugs in Nederland (Turkije voor heroïne, Marokko voor cannabis en Suriname, Aruba en de Nederlandse Antillen voor Colombiaanse cocaïne) een grote vertegenwoordiging van immigranten in Nederland hebben, met sterke banden met de landen van herkomst. Kortom: Economische en demografische kenmerken maken Nederland extra aantrekkelijk voor transnationale vormen van georganiseerde criminaliteit. [DNRI, 2004: 58] Begin jaren negentig maakte de geïmproviseerde aanpak van georganiseerde criminaliteit, plaats voor verwetenschappelijking van het beleid. [Van de Bunt, 2007: 678] Het netwerkkarakter van georganiseerde criminaliteit vroeg om een andere aanpak dan een piramidestructuur. Een groot deel recherchecapaciteit werd besteed aan de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, waarbij de Strategie van korte klappen centraal kwam te staan. Niet de langdurige observatie van en infiltratie in de criminele organisatie werd het doel, maar het hard en goed raken van onderdelen van het netwerk. Internationale samenwerking was hierbij van groot belang. Daarnaast maakte de overheid gebruik van wetgeving als Melding Ongebruikelijke Transacties (MOT) en de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB) om het criminelen lastig te maken. Met een aantal maatregelen die in het gangbare taalgebruik bekend zijn komen te staan als Plukze -maatregelen worden sinds 1993 pogingen gedaan het financiële voordeel dat criminelen uit hun strafbare activiteiten halen terug te vorderen. [website rechtsbegrippen] Actoren Ministerie van Justitie Ministerie van Binnenlandse Zaken Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) Bronnen en literatuur Sociaal Cultureel Planbureau, Sociaal Cultureel Rapport 1998. 25 jaar sociale verandering (Rijswijk 1998). Bunt, H. van de, Organised Crime Policies in the Netherlands, in: C.J.C.F. Fijnaut en L. Paoli, Organised Crime in Europe. Concepts, Patterns and Control Policies in the European Union and Beyond (Dordrecht, 2004) 677-713. Kleemans, E.R. e.a., Georganiseerde criminaliteit in Nederland. Rapportage op basis van de WDOC- monitor (WODC 1998). Kleemans, Brienen, Van de Bunt (e.a.), Georganiseerde criminaliteit in Nederland. Tweede rapportage op basis van de WODC-monitor, (WODC 2002). Van de Bunt, Kleemans (e.a.), Georganiseerde criminaliteit in Nederland. Derde rapportage op basis van de monitor Georganiseerde Criminaliteit (WODC 2007). Kleemans, E.R. en C.J. de Poot, Criminele carrières in de georganiseerde misdaad (Den Haag, 2007). Dienst Nationale Recherche Informatie, Nationaal dreigingsbeeld zware of georganiseerde misdaad, (Zoetermeer 2004). Ministerie van Justitie, Georganiseerde criminaliteit in Nederland (Den Haag 1992). Interview met Prof. Dr. E.R. Kleemans, 30 augustus 2010. 13TUhttp://recht.blog.nl/begrippen/2006/05/18/pluk-zeU13T (geraadpleegd 7 februari 2011). Nationaal Archief Veiligheid 624

9.4 Trend: Het veranderend daderprofiel Verkorte titel: Daderprofiel Metatrends: 13.1 Individualisering, 13.2 Emancipatie en participatie, 13.12 Multiculturalisering, 13.9 Mondialisering Relatie met 9.2 Verharding criminaliteit Datering 1975 na 2005 Beschrijving Onder verdachten en veroordeelden van criminaliteit is van oudsher sprake van een oververtegenwoordiging van jonge mannen. [Zie o.a. SCP/WODC/ CBS, 154] Desondanks vertoonde het profiel van daders van criminaliteit in de loop van de periode 1975 tot 2005 een zekere ontwikkeling: de daders werden jonger, de criminaliteit verkleurde, en er was in beperkte mate sprake van emancipatie van de criminaliteit. Voor commune criminaliteit, de gangbare misdrijven die zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht, geldt dat deze veelal gepleegd wordt door jongeren en jongvolwassenen. Sinds de Tweede Wereldoorlog is sprake van de verjonging van de dader [SCP, 1998: 634]. Dat wil zeggen dat het aantal jeugdige verdachten sterker gestegen is dan de groei van de verdachtenpopulatie als geheel. [Sociale Staat van Nederland 2005: 250]. Dit aantal blijft stijgen, met name voor geweldsmisdrijven en vernielingen. Daarbij speelt mee dat jeugdcriminaliteit steeds beter werd in de gaten werd gehouden [Sociale Staat van Nederland 2001: 175]. Het gangbare verloop van criminaliteit bij jonge dader is dat de frequentie van het plegen van delicten snel toeneemt vanaf ongeveer het 10 e levensjaar. Tussen het 15 e en 17 e levensjaar bereikt deze een piek, om vervolgens geleidelijk weer af te nemen. [Kleemans en De Poot in WODC Cahier 2007-13, 6] Het criminele gedrag gaat als het ware vanzelf weer over op het moment dat men trouwt, kinderen of een vaste baan krijgt. (Kleemans en De Poot, 33) (Voor de georganiseerde misdaad is het beeld overigens anders. Onder de verdachten georganiseerde criminaliteit komen niet tot nauwelijks jeugdigen voor. De daders zijn juist relatief oud: 40% van hen komt pas tussen het 20 e en 30 e levensjaar voor het eerst in aanraking met justitie. Zij raken bij de georganiseerde criminaliteit betrokken door reeds bestaande sociale, werk- of beroepsgerelateerde relaties, hobby s of nevenactiviteiten, life events, of door bewuste rekrutering. [SCP/WODC/ CBS 154, 7] De zichtbare, sociale onveiligheid in de steden wordt dan ook voor een aanzienlijk deel veroorzaakt door jeugdige daders. Kenmerkend voor de jeugdcriminaliteit is het groepskarakter. Het zijn groepen vrienden die op straten, pleinen en in winkelcentra hun vrije tijd doorbrengen en in groepsverband delicten plegen. Bepaalde etnische jongeren zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteitcijfers: Marokkaanse en Antilliaanse jongens en in mindere mate Surinaamse en Turkse jongens. Hiervoor zijn uiteenlopende verklaringen opgeworpen, variërend van hun achterstandspositie tot de woonomgeving, maar nog steeds is niet helemaal duidelijk welke factoren in welke mate van belang zijn. [Bruinsma, 2004: 294; Gijsberts en Dagevos, 2009: 2] Overigens betekent hun oververtegenwoordiging in de criminaliteitscijfers niet dat zij het grootste deel van de criminaliteit plegen. De oververtegenwoordiging van bepaalde etnische groepen in de jeugdcriminalitiet sluit aan bij het algemene beeld dat het veiligheidsprobleem de afgelopen decennia verkleurd is. Zoals Boutellier stelt hebben etnische minderheden [ ] een groot aandeel in de criminaliteitscijfers. [Boutellier, 2004: 199] Sinds eind jaren tachtig is het taboe op onderzoek naar het verband tussen allochtonen en criminaliteit in Nederland doorbroken. [Van der Leun en Engbersen, 2004: 249] Het beeld dat niet-westerse allochtonen een relatief groot aandeel hebben in criminaliteit wordt inmiddels door verschillende studies onderschreven en baart zowel de overheid als de samenleving als geheel zorgen. [WODC Rapportage 1998: 8] Desondanks ligt het thema Criminaliteit en migratie politiek nog altijd gevoelig. Nationaal Archief Veiligheid 625

Waar het onderzoek zich in eerste instantie richtte op commune criminaliteit onder de vier grote groepen allochtonen (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen) is de aandacht sinds het begin van de 21 e eeuw verschoven naar nieuwe groepen immigranten als Joegoslaven en Afrikanen, de participatie van etnische groepen in de georganiseerde misdaad, en de rol van migranten bij mensensmokkel. Ook de mogelijke aanpak van overlast veroorzakende jongeren met een allochtone achtergrond krijgt veel aandacht. [Bruinsma, 2004: 293] Een laatste trend op het gebied van criminaliteit en daderschap is de constatering dat sprake is van een groeiend percentage van jonge, vrouwelijke daders. (SCP) Sinds 2000 neemt volgens het KLPD het aantal vrouwelijke verdachten van misdrijven langzaam, maar structureel toe. [Van Tilburg, 2008: 6-12] Actoren Ministerie van Justitie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties WODC KLPD Bronnen en literatuur Sociaal Cultureel Planbureau, Sociaal Cultureel Rapport 1998. 25 jaar sociale verandering (Rijswijk 1998). Boutellier, H., De veiligheidsutopie. Hedendaags onbehagen en verlangen rond misdaad en straf (Den Haag, 2003). Bruinsma, G.J.N., De stad en de sociale onveiligheid, in: Veiligheid. Studies over inhoud, organisatie en maatregelen (Alphen aan den Rijn 2004), 279-318. Gijsberts, M. en J. Dagevos (ed.)., Jaarrapport integratie 2009 (Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau 2009) 2. Kleemans, E.R. en C.J. de Poot, Criminele carrières in de georganiseerde misdaad (Den Haag, 2007) 6. Leun, van der, J.P. en Engbersen, G. in: Muller, E.R. (ed.) Veiligheid. Studies over inhoud, organisatie en maatregelen (Alphen aan den Rijn 2004), 233-252. Kleemans, E.R. e.a., Georganiseerde criminaliteit in Nederland. Rapportage op basis van de WODC-monitor (Den Haag 1998) 8. SCP/ WODC/ CBS, Jaarrapport Integratie 2005 (Den Haag 2005). Tilburg, W. van, Delictgedrag van vrouwen verandert. Vrouwen en criminaliteit 1996-2007, in Secondant, 22 5 2008, 6-12. Nationaal Archief Veiligheid 626

9.5 Trend: Emancipatie van het slachtoffer Verkorte titel: Emancipatie slachtoffer Metatrends: 13.2 Emancipatie en participatie Relatie met 2.8 Strenger strafklimaat 2.9 Medialisering strafrechtketen 9.7 Veiligheidsgevoelens burger 9.8 Integraal veiligheidsbeleid Datering Jaren zestig - na 2005 Beschrijving In de jaren zestig van de twintigste eeuw is er een proces op gang gekomen dat tot de emancipatie van het slachtoffer heeft geleid. Er is bijvoorbeeld een nieuwe wetenschappelijke discipline ontstaan, de victimologie, die het slachtoffer centraal stelt. In de loop van tijd is het accent binnen deze wetenschap verschoven van de rol van het slachtoffer bij de totstandkoming van misdrijven naar de conditie en behoeftes van de slachtoffers zelf en het vormgeven aan hulpverlening (Scheepmaker 2007: 6). Ook in de samenleving is het slachtoffer steeds meer in het middelpunt van de belangstelling komen te staan. Dit kwam onder meer door de plotselinge en explosieve stijging van criminaliteit eind jaren zeventig en begin jaren tachtig die steeds meer slachtoffers maakte, en door de steeds mondiger wordende burger die, vaak in groepsverband, voor zijn rechten opkwam. Omdat een groot aantal delicten bij de politie ongeregistreerd bleef, begon men in 1978 met het uitvoeren van slachtofferenquêtes die op systematische basis ervaringen van slachtoffers in kaart brachten. Dit werd gedaan om beter inzicht te krijgen in de omvang en aard van het groeiende criminaliteitsprobleem en de mening van de burger over het functioneren van de politie en justitie te polsen. Er werden beleidsmatige maatregelen getroffen die slachtoffers van de criminaliteit in staat stelden zelfstandig op te treden. Het criminaliteitsprobleem wordt tegenwoordig grotendeels gezien als slachtofferprobleem (Van Dijk, Groenhuijsen en Winkel 2007: 20). Men spreekt dan ook van de herontdekking van het slachtoffer, van de victimologische wending in het strafrechtelijk denken (Boutellier 1993) en van het geëmancipeerde slachtoffer (Kool 1999). In het proces van verzelfstandiging van het slachtoffer hebben in Nederland drie ontwikkelingen een belangrijke rol gespeeld, namelijk de vrouwenbeweging en haar aandacht voor slachtoffers van geweld van mannen tegen vrouwen en kinderen, de aandacht voor gevolgen van de Tweede Wereldoorlog voor de door de oorlog getroffenen en de medische aandacht voor fysieke kindermishandeling (Boutellier 2003:108). Al in de jaren zestig werden enkele initiatieven gestart die het herstel van de verhouding tussen de dader en het slachtoffer van een delict of schaderegeling en conflictbemiddeling ten doel hadden. Zij worden dan ook beschouwd als voorlopers van de latere reguliere slachtofferhulpverlening (Boutellier 2003:108). Terwijl de eerste hulpverleningsprojecten vooral de resocialisatie van de dader beoogden, verschoof de aandacht steeds meer naar het slachtoffer, voor wie de straf niet zozeer verbetering van de dader maar eerder genoegdoening zou moeten bewerkstelligen (SCP-Rapport 1998: 639). In de jaren zeventig en tachtig werden ook wetten aange - nomen die de materiële erkenning van de oorlogsslachtoffers mogelijk maakten: de Wet Uitkering Vervolgingsslachtoffers en de Wet Uitkeringen Burger-Oorlogslachtoffers. Na de gijzelingacties van Molukse jongeren werd de noodzaak van psychiatrische hulpverlening aan de slachtoffers onderkend. De Stichting Psychotrauma werd in het leven geroepen, die niet alleen de slachtoffers van de gijzelingen begeleidde maar slachtoffers van criminaliteit in het algemeen. In 1970 werd de Vereniging tegen Kindermishandeling, in 1972 de eerste Bureaus Vertrouwensartsen inzake Kindermishandeling en in 1974 het eerste Blijf-van-m n-lijfhuis opgericht. In de opvanghuizen voor mishandelde vrouwen werd in tegenstelling tot de gangbare hulpverlening mishandeling gezien als een maatschappelijk probleem en niet als een probleem van het individuele slachtoffer. In 1979 gingen verschillende projecten en initiatieven samen in Landelijk Overleg Slachtofferhulp, in 1984 omgevormd Nationaal Archief Veiligheid 627

tot de Landelijke Organisatie Slachtofferhulp (LOS) (Boutellier 2008: 109/110). In overleg met de ANWB en het Nationaal Fonds Verkeersveiligheid breidde de LOS haar hulpverlening uit naar verkeersslachtoffers. In 2002 fuseerden alle organisaties die aangesloten waren bij de LOS in één stichting onder de naam Slachtofferhulp Nederland (www.slachtofferhulp.nl). Het valt hierbij op dat wat slachtofferhulp betreft, slachtoffers van criminaliteit niet meer scherp worden onderscheiden van andere slachtoffers (SCP-Rapport 1998: 640) In de jaren tachtig werden enkele projecten m.b.t. slachtofferhulp voor het eerst van overheidswege gesubsidieerd. In de nota Samenleving en criminaliteit uit 1985 werd de subsidieverstrekking tot beleid gemaakt (Boutellier 2003: 111). De hulp aan slachtoffers groeide uit tot een van de kerntaken van justitiebeleid. Meerdere commissies werden ingesteld om de rechtspositie van het slachtoffer te onderzoeken, onder meer de werkgroep Aangifte sexuele misdrijven (voorzitter De Beaufort) en de werkgroep Justitieel Beleid en Slachtoffer (voorzitter Vaillant). De door hen opgestelde slachtofferrichtlijnen ten aanzien van een behoorlijke bejegening van het slachtoffer door politie en openbaar ministerie werden eind jaren tachtig dan ook ingevoerd. Het doel daarvan was de strafrechtelijke procedure zodanig in te richten dat het door het misdrijf geschokte vertrouwen van het slachtoffer in de samenleving zoveel mogelijk hersteld zou worden (Van Dijk, Groenhuijsen en Winkel 2007: 22). In 1985 werd de Commissie wettelijke voorzieningen binnen het strafproces (voorzitter Terwee) ingesteld. Haar adviezen resulteerden in een nieuwe wet- en regelgeving. De wet-terwee uit 1995 opgevolgd in 2004 door de Aanwijzing Slachtofferhulp vormt de grondslag van de huidige slachtofferzorg. Deze wetten maken het mogelijk dat het slachtoffer zich als benadeelde partij voegt in het strafproces en recht heeft op schadevergoeding van de dader zonder daarvoor een aparte civiele procedure te hoeven voeren (Van der Heijden 2009: 16). Beide wetten leggen de taken van het ministerie van Justitie in het kader van slachtofferzorg vast. Tot deze horen (1) een correcte bejegening van en adequate informatieverstrekking aan slachtoffers, (2) het treffen van schaderegelingen tussen slachtoffers en daders, (3) het versterken van de positie van het slachtoffer in het strafproces en (4) de opvang en begeleiding van slachtoffers (Wittebrood 2006: 168). De mogelijkheden om als slachtoffer te participeren in het strafproces zijn uitgebreid met de invoering van een schriftelijke slachtofferverklaring in 2004 en een jaar later in bepaalde gevallen van het spreekrecht (Wittebrood 2006: 177). De inrichting van het Nederlandse justitiële slachtofferbeleid wordt beïnvloed door internationale ontwikkelingen en wetgeving. Een mijlpaal vormt het EU Kaderbesluit van 15 maart 2001 betreffende de status van het slachtoffer in de strafrechtelijke procedure. Dit besluit heeft in tegenstelling tot de in 1985 verschenen documenten, de United Nations Declaration of Basic Principles of Justice for Victims of Crime and Abuse of Power en de Recommendation on the Position of Victims in the Framework of Criminal Law and Procedure van de Raad van Europa, een voor de lidstaten bindend karakter (Wittebrood 2006: 171 en Groenhuijsen en Pemberton 2007: 69). Actoren Slachtofferhulp Nederland Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Ministerie van Justitie Commissie-De Beaufort Commissie-Vaillant Commissie-Terwee Politie Openbaar Ministerie (OM) Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) Vereniging Humanitas Amsterdams Jongeren Centrum (JAC) Stichting Tegen Haar Wil Vrouwen tegen Verkrachting Algemeen Maatschappelijk Werk ANWB Nationaal Fonds Verkeersveiligheid Verzekeraars Schadefonds Geweldsmisdrijven Raad van Europa VN Nationaal Archief Veiligheid 628

Bronnen en literatuur SCP-Rapport 1998 (Den Haag 1998). Sociale Staat van Nederland (Den Haag 2001 en 2005). M.P.C. Scheepmaker, Voorwoord. Justitiële verkenningen 33(2007)3: 5-8. M.S. Groenhuijsen en A. Pemberton, Het slachtoffer in de strafrechtelijke procedure. De implementatie van het Europees Kaderbesluit. Justitiële verkenningen 33(2007)3: 69-91. K. Wittebrood, Slachtoffers van criminaliteit: Feiten en achtergronden (Den Haag 2006). R.S.B. Kool, Uit de schaduw. De emancipatie van het slachtoffer binnen de rechtspleging. Justitiële verkenningen 25(1999)9: 60-73. H. Boutellier, Solidariteit en slachtofferschap. De morele betekenis van criminaliteit in een postmoderne cultuur (Amsterdam (1993) 2008). www.slachtofferhulp.nl (15.07.2010). Y. van der Heijden, Interview directeur Jaap Smit van Slachtofferhulp Nederland. Slachtofferhulp is een seculiere vorm van pastoraat. In: Secondant: tijdschrift van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid 19(2009) 6: 15-19. Nationaal Archief Veiligheid 629

9.6 Trend: Technologisering en informatisering van criminaliteit, terrorisme en de bestrijding ervan Verkorte titel: Informatisering criminaliteit Metatrends: 13.4 Technologisering en informatisering, 13.9 Mondialisering Relatie met 3.14 Van IT naar ICT 9.7 Veiligheidsgevoelens burger 9.18 Modern terrorisme 12.15 Privacy Datering Jaren 90 - na 2005 Beschrijving De ontwikkeling van nieuwe technologieën schept nieuwe kansen maar brengt tegelijkertijd nieuwe risico s voor de samenleving met zich mee, onder meer omdat ze niet alleen door de burgers, overheden of bonafide organisaties kunnen worden ingezet maar ook door criminele of terroristische organisaties voor malafide doeleinden (kunnen) worden misbruikt. Informatienetwerken Internet in het bijzonder nemen in dit opzicht een bijzondere plaats in. Afgelopen decennia vormen zij steeds meer de ruggengraat van de samenleving. Veel belangrijke maatschappelijke functies en organisaties zijn al afhankelijk van informatie- en communicatietechnologie (ICT): banken, energievoorziening, de overheid, defensie en politie, ziekenhuizen enzovoort. De informatie- en communicatietechnologie heeft een internationaal karakter, is niet per se aan geografische locatie gebonden (Hoefnagel 2007: 20) en maakt een digitale wereldeconomie mogelijk; zakendoen via Internet, een-op-eencommunicatie tussen bedrijf en consument etc. Het internetgebruik in Nederland behoort tot de hoogste ter wereld. In 2004 had 74 procent van de Nederlanders thuis toegang tot internet en maakte ongeveer 60 procent van de werkenden, scholieren en studenten gebruik van een computer [SCP 2004: 16 en 228]. In feite is een huidig maatschappelijk leven zonder ICT ondenkbaar. De afhankelijkheid van informatienetwerken brengt nieuwe maatschappelijke risico s met zich mee. Informatienetwerken worden ten eerste door criminelen gebruikt om traditionele delicten te plegen: vermogensdelicten zoals fraude en witwassen, bedrijfsspionage, discriminatie, verspreiding van kinderpornografie, gokken via internet en auteursrechtelijke delicten. Door gebruik te maken van informatie- en communicatietechnologie kunnen de traditionele strafbare feiten sneller, anoniem en op grote(re) schaal worden gepleegd. De mogelijkheden van het ICT-gebruik hebben ten tweede geleid tot het ontstaan van nieuwe vormen van criminaliteit zoals inbraak in informatienetwerken, identiteitsdiefstal door middel van bijvoorbeeld phishing (het stelen van digitale persoonsgegevens door zich online voor te doen als iemand anders, bijvoorbeeld je bank), skimming (het op onrechtmatige wijze bemachtigen en kopiëren van pinpasof creditcardgegevens op het moment dat er een betaaltransactie plaatsvindt), of stalking via internet [www.websitevoordepolitie.nl], cybervandalisme of cyberterrorisme, d.w.z. beschadiging of vernietiging van informatie en ontwrichting of vernieling systemen met een vitale functie (infrastructuur/economie) etc. [Luiijf 2008: 151-158]. Criminele en terroristische organisaties beschouwen ICT enerzijds als doel van hun acties, anderzijds als ondersteunend middel. De ICT-technologie maakt dus een snelle communicatie zowel onderling als met de buitenwereld (publiciteit, uiting van bedreigingen etc.), betere coördinatie en meer effectieve sturing binnen en tussen de criminele en terroristische netwerken mogelijk. Afstanden en landsgrenzen spelen geen rol meer. Door mobiele apparatuur zoals telefoons, personal organizers, laptops en moderne draadloze communicatietoepassingen zijn criminelen op elk gewenst moment en op elke plek ter wereld bereikbaar geworden en kunnen hun informatie gemakkelijk uitwisselen [Muller et al. 2004: 118]. Nationaal Archief Veiligheid 630

Aan de andere kant biedt technologie (ICT en algemeen) ook nieuwe mogelijkheden voor de preventie, opsporing en bestrijding van criminaliteit en terrorisme, zoals het cameratoezicht in de openbare ruimte en de verzameling en het gebruik maken van DNA-materiaal voor opsporing van criminelen (Prinsen, 2008). Andere voorbeelden zijn crimemapping het maken en online publiceren van criminaliteitskaarten op basis van een database met gegevens over locaties en criminaliteit [SCP-Rapport, 2004: 476] of het gebruik van biometrische toegangssystemen, bijvoorbeeld de irisscan of handpalm-, vingerafdruk- of gezichtsherkenning. Door toepassing van nieuwe technologieën kunnen handhaving en opsporing efficiënt worden uitgevoerd, maar kan ook de privacy van de burger in het geding komen. Om te voorkomen dat de rechtsbescherming van de burger door het waarborgen van de veiligheid van het (potentiële) slachtoffer in het geding komt, zijn wettelijke maatregelen getroffen, bijvoorbeeld het invoeren van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Deze wet bepaalt regels t.a.v. verzameling, verwerking en gebruik van persoonlijke gegevens door zowel commerciële instelling als ook door de overheid [http://www.rijksoverheid.nl/ onderwerpen/wet-bescherming-persoonsgegevens]. In internationaal verband bepaalt het Europees verdrag tot bescherming van rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) de omgang met de privacy en persoonsgegevens van de burger [Prinsen, 2008: 73-122]. Nieuwe technologieën zoals ICT staan ook in dienst van de burger en bedrijven die zelfstandig en onafhankelijk van de overheid voor eigen veiligheid kunnen zorgen. Het gaat hier om toepassing van passieve veiligheidsvoorzieningen zoals hoogwaardig hang- en sluitwerk of inbraakwerend materiaal maar ook actieve veiligheidsvoorzieningen in de vorm van infrarooddetectoren, camera s, toegangspasjes, wachtwoorden, pinpasjes en detectiepoortjes enzovoort [Smit e. Van Hoof, 2004: 705]. Een betere registratie van strafbare feiten geeft een beter inzicht in de aard en omvang van criminaliteit, maar maakt de stijging van criminaliteit die hiermee vaak gepaard gaat bijzonder goed zichtbaar. Dit kan op zijn beurt leiden tot versterking van onveiligheidsgevoelens onder de burgers. Actoren Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ministerie van Justitie Politie Openbaar Ministerie College Bescherming Persoonsgegevens IND Bronnen en literatuur SCP-Rapport (Den Haag 2004). C.J.C.F. Fijnaut, Politiële samenwerking in de Europese Unie. In: E.R. Muller, Veiligheid. Studies over inhoud, organisatie en maatregelen (Alphen aan den Rijn 2004) 541-586. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-bescherming-persoonsgegevens (20.07.2010). www.websitevoordepolitie.nl (20.07.2010). L. Smit e. H. van Hoof, Technische veiligheidsmaatregelen. In: In: E.R. Muller, Veiligheid. Studies over inhoud, organisatie en maatregelen (Alphen aan den Rijn 2004) 695-710. E.R. Muller, R.F.J. Spaaij en A.G.W. Ruitenberg: Trends in terrorisme (Alphen aan den Rijn 2004). H.A.M. Luiijf, Cyberterrorisme. In: E.R. Muller, U. Rosenthal en R. de Wijk, Terrorisme. Studies over terrorisme en terrorismebestrijding (Deventer 2008) 149-168. M.M. Prinsen, Forensisch DNA-onderzoek. Een balans tussen opsporing en fundamentele rechten (Nijmegen 2008). Nationaal Archief Veiligheid 631

9.7 Trend: Het groeiende belang van de veiligheidsgevoelens van de burger Verkorte titel: Veiligheidsgevoelens van de burger Metatrends: 13.13 Medialisering Relatie met 2.8 Strenger strafklimaat 2.11 Drugsbeleid 2.24 Identificatieplicht 9.8 Integraal veiligheidsbeleid Datering Jaren zeventig - na 2005 Beschrijving De afgelopen decennia heeft de beleving van onveiligheid van burgers een steeds prominentere plaats ingenomen in het maatschappelijk debat. Gevoed door de sterke behoefte en druk vanuit de samenleving is het terugdringen van onveiligheidsgevoelens en het verbeteren van sociale veiligheid tegenwoordig één van de belangrijkste doelstellingen van het overheidsbeleid geworden [SCP 1998:662, SCP 2004: 490, Sociale Staat van Nederland 2001 (Den Haag 2001): 169, Sociale Staat van Nederland 2005 (Den Haag 2005): 238 en RMO 2004: 7]. Het begrip sociale onveiligheid staat voor bedreiging van veiligheid die vanbinnen de samenleving komt, d.w.z. misdrijven en overtredingen die tot conflicten leiden tussen (groepen) burgers onderling. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen objectieve en subjectieve sociale onveiligheid. Objectieve sociale onveiligheid betekent daadwerkelijk slachtofferschap als resultaat van handelingen van anderen en verwijst naar de feitelijke criminaliteit [Idem, p. 24]. Subjectieve onveiligheid wordt daartegenover opgevat als angst voor slachtofferschap [Bruinsma et al. 2004: 1] of als spanning of vrees, dat wordt opgeroepen door een werkelijke of veronderstelde [...] bedreiging van veiligheid van een persoon zelf of diens naasten. [De Savornin Lohman en Van Hoek 1993: 1]P Terwijl de overheid zich vroeger hoofdzakelijk met het terugdringen van objectieve onveiligheid bezighield, besteedt zij tegenwoordig steeds meer aandacht aan de subjectieve veiligheidsbeleving van de burger o.a. door middel van periodieke metingen. [Boutellier 2005: 9] Zo waren tussen 1975 en 1978 vragen over onveiligheidsgevoelens opgenomen in de door het Wetenschappelijke Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie (WODC) jaarlijks uitgevoerde slachtofferenquêtes en van de jaren 1980 tot 1988 in de (twee)jaarlijks door het CBS uitgevoerde Enquête Slachtoffers Misdrijven (ESM). Sinds 1993 (1990 pilot) zijn deze gevoelens van onveiligheid terug te zien in de Politiemonitor Bevolking (PMB), een landelijk onderzoek naar criminaliteit, onveiligheid en de kwaliteit van de basispolitiezorg dat in 2005 opgevolgd werd door de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR). [Website: Kenniscentrumsv] De objectieve veiligheid is overeenkomstig de slachtofferenquêtes begin jaren 2000 licht afgenomen in tegenstelling tot de subjectieve veiligheid die juist licht is toegenomen. Het percentage inwoners dat zich volgens de Politiemonitor Bevolking weleens onveilig voelt, fluctueert sinds 1993 maar neemt af vanaf 2002. In 2004 voelde zich 27 procent weleens onveilig en vier procent vaak onveilig. Dit waren de meest positieve resultaten sinds de eerste meting in 1993. [RMO 2004: 28/29] [Al in de jaren zeventig ontstond dus belangstelling voor onveiligheidsgevoelens in de samenleving. In 1975 ging een landelijk onderzoek van start naar de aard, omvang en oorzaken van onveiligheidsgevoelens. Daaruit bleek dat de angst voor criminaliteit met de urbanisatiegraad van de gemeente waarin men woont toeneemt. Onveiligheidsgevoelens hangen samen met persoonsgebonden kenmerken zoals leeftijd en sekse: vooral jonge vrouwen en ouderen voelen zich onveilig, terwijl ze in feite minder vaak slachtoffer worden van een misdrijf dan jonge mannen die zich, op hun beurt, juist minder onveilig voelen. In dit geval spreekt men van een veiligheidsparadox. [Boutellier 2003: 6] P De relatie tussen recente slachtofferervarin- Nationaal Archief Veiligheid 632

gen en onveiligheidsgevoelens is onduidelijk. Het staat echter vast dat de beleving van onveiligheid afhankelijk is van de beoordeling van eigen kwetsbaarheid en weerbaarheid en bovendien situatiespecifiek is dus varieert per tijd en plaats. [De Savornin Lohman en Van Hoek 1993: 3-7. Zie ook Wittebrood 2008: 93-113] Eind jaren tachtig is men tot het inzicht gekomen dat onveiligheidsgevoelens niet alleen veroorzaakt worden door angst voor criminaliteit die in grote mate aangewakkerd wordt door de media die steeds meer plaats inruimen voor misdaadnieuws (Brants 2008), maar dat zij ook te maken hebben met fysieke en sociale aspecten van de directe omgeving zoals de buurt, vormgeving en inrichting van openbare ruimte, staat van gebouwen, maar ook bevolkingssamenstelling, aanwezigheid van kwetsbare bevolkingsgroepen en sociale controle in de buurt. De oplossing van de vooral in de jaren tachtig stijgende criminaliteit en het groeiende aantal van burgers dat zich onveilig voelde wordt sindsdien gezocht in integrale aanpak: mobilisering van het maatschappelijke middenveld (responsabilisering van de samenleving) buurtgericht maatwerk en meer blauw op straat. [Van de Bunt en Bijleveld 2003: 12-14; De Savornin Lohman en Van Hoek 1993:5] Tegelijkertijd treedt er een verschuiving op in datgene wat de burger als bedreiging beschouwt. [Muller (red.) 2004: 280] Niet alleen overtredingen van de strafwet versterken de onveiligheidsgevoelens in de samenleving, maar ook bijvoorbeeld overlast van rondhangende jongeren, foutparkeren, door rood fietsen, straatvuil, wildplassen, hondenpoep op straat, verloedering van de buurt enzovoorts. Ook niet-strafrechtelijke gedragingen worden daarom aangepakt naast delicten die zich afspelen in de openbare ruimte, zoals openlijk geweld, straatroven en vernielingen die tegenwoordig tot de prioriteiten in de strafrechtelijke aanpak worden gerekend. Zo is in de strafrechtspleging een opkomst van risicojustitie gaande. [Van Swaaningen 1996: 80-97] Dit houdt in dat politie en justitie hun optreden afhankelijk maken van risicoverwachtingen en taxaties van bepaalde buurten of groepen personen. Dit wordt gedaan om (potentiële) wetsovertreders zo tijdig mogelijk te identificeren en daarmee criminaliteitsrisico s te beperken. [Van de Bunt en Bijleveld 2003: 11] Actoren Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ministerie van Justitie Commissie-Roethof Politie Gemeenten Openbaar Ministerie Bronnen en literatuur SCP-Rapport 1998 (Den Haag 1998). Sociale Staat van Nederland (Den Haag 2001 en 2005). P. de Savornin Lohman en A. van Hoek: Onveiligheidsgevoelens nader bekeken. Een onderzoek ten behoeve van ed integrale veiligheidsrapportage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (Amsterdam 1993) 3-7. H. van de Bunt en C. Bijleveld: Op de kompas van het onveiligheidsgevoel. De grens van onveiligheid. Diesrede (Amsterdam 2003). H. Boutellier: Meer dan veilig. Over bestuur, bescherming en burgerschap (Den Haag 2005). E.R. Muller (red.): Veiligheid. Studies over inhoud, organisatie en maatregelen (Alphen aan den Rijn 2004). SCP-Rapport In het zicht van de toekomst (Den Haag 2004). R. van Swaaningen: Justitie als verzekeringsmaatschappij. Actuarial justice in Nederland. Justitiële verkenningen (1996)5, 80-97. http://www.kenniscentrumsv.nl/files_content/kennisbank/politiemonitor_2005.pdf (Gezien op 9 juli 2010). G.J.N. Bruinsma et al.: De stad en sociale onveiligheid. Een State-of-Art van wetenschappelijke kennis in Nederland (Leiden 2004). Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling (RMO): Sociale veiligheid organiseren. Naar herkenbaarheid in de publieke ruimte (Den haag 2004). Boutellier, H. (2003). Toename criminaliteit én onveilig gevoel: Waarom maatschappelijk werk zich met veiligheid moet bezighouden. Maatwerk, tijdschrift voor maatschappelijk werk, 2003, 6, 4-10. Nationaal Archief Veiligheid 633