LESTIP bovenbouw havo/vwo: Tijdvakken oefenen Half mei worden leerlingen van 5 havo en 6 vwo onder meer getest op hun kennis van de tijdvakken en de kenmerkende aspecten. In deze les gaan leerlingen een spel spelen waarin deze kennis in sneltreinvaart wordt getoetst. Dit kunt u op allerlei momenten in het jaar met een havo of vwo-klas doen. Tijdsduur ca 50 minuten Leerdoelen Leerlingen oefenen een deel van de examenstof die ze voor het Centraal Examen moeten kennen, zoals omschreven in het 'Examenprogramma geschiedenis havo/vwo': 2 De kandidaat kan de volgende tijdvakken met bijbehorende tijdsgrenzen in chronologische volgorde noemen en als referentiekader gebruiken [10 tijdvakken] 3. De kandidaat kan: - de tijdvakken van eindterm 2 plaatsen in de periodes Prehistorie, Oudheid, Middeleeuwen, Vroegmoderne Tijd en Moderne Tijd 8. De kandidaat kan voor elk van de tien tijdvakken die genoemd zijn in eindterm 2: - de kenmerkende aspecten voor ieder tijdvak noemen; - bij elk kenmerkend aspect van een tijdvak een passend voorbeeld geven van een gebeurtenis, ontwikkeling, verschijnsel of handeling dan wel gedachtegang van een persoon en dit voorbeeld gebruiken om het betreffende aspect te verduidelijken; Relevante hoofdstukken in Geschiedeniswerkplaats (2e editie): - Handboek historisch overzicht vwo: 1.1 t/m 10.5 - Handboek historisch overzicht havo: 1.1 t/m 10.5 Benodigdheden - Envelop met 5 kaartjes van de historische periodes x aantal teams in de klas (bijlage 1) - Envelop met 10 kaartjes van de historische periodes x aantal teams in de klas (bijlage 2) - Envelop met 49 kaartjes van de kenmerkende aspecten x aantal teams in de klas (bijlage 3) - Envelop met 49 voorbeelden van kenmerkende aspecten x aantal teams in de klas (bijlage 4) (let erop dat de kaartjes in de enveloppen goed door elkaar gehusseld zitten) - Duidelijk schrijvende stiften Handleiding - U vertelt de leerlingen dat ze in een race tegen de klok hun kennis van de tijdvakken en de kenmerkende aspecten gaan testen. - Verdeel de klas in groepjes van 2 à 3 leerlingen. - Ieder groepje neemt plaats rond twee tegen elkaar geschoven tafels. Op de tafels gaan ze tijdens het spel hun kaartjes in de juiste volgorde leggen. - De race bestaat uit 5 rondes. Het begint heel makkelijk en wordt steeds moeilijker. Ronde 1: - Ieder team krijgt een envelop. Daarin zitten vijf kaartjes waarop de historische periodes staan: prehistorie, oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd en moderne tijd (bijlage 1). - Leerlingen maken de enveloppen tegelijk open. - Leerlingen leggen zo snel mogelijk de kaartjes op de juiste volgorde. Het team dat het snelste klaar is, heeft deze eerste ronde gewonnen. Hoewel dit nog een zeer makkelijke opdracht is, moet u natuurlijk toch controleren of het team geen fout gemaakt heeft. Als dat zo is, wordt er doorgespeeld, totdat een ander team klaar is.
Ronde 2: - Ieder team krijgt een envelop. Daarin zitten tien kaartjes waarop de tijdvakken staan (bijlage 2). - Leerlingen maken de enveloppen tegelijk open. - Leerlingen leggen zo snel mogelijk de kaartjes op de juiste volgorde bij de juiste historische periodes. Het team dat het snelste klaar is, heeft deze tweede ronde gewonnen. U controleert weer of het team geen fout gemaakt heeft. Als dat zo is, wordt er doorgespeeld, totdat een ander team klaar is. Ronde 3: - Ieder team pakt een goed leesbare viltstift. - Leerlingen moeten nu op de kaartjes met de tien tijdvakken de juiste begin- en eindtijd zetten. tijdvak 1: van jagers en boeren ( 3000 v.c.) tijdvak 2: Grieken en Romeinen (3000 v.c. 500 n.c.) tijdvak 3: monniken en ridders (500 1000) tijdvak 4: steden en staten (1000 1500) tijdvak 5: ontdekkers en hervormers (1500 1600) tijdvak 6: regenten en vorsten (1600 1700) tijdvak 7: pruiken en revoluties (1700 1800) tijdvak 8: burgers en stoommachines (1800 1900) tijdvak 9: de wereldoorlogen (1900 1950) tijdvak 10: televisie en computer (vanaf 1950) - Het team dat het snelste klaar is, heeft deze derde ronde gewonnen. U controleert of het team geen fout gemaakt heeft. Als dat wel zo is, wordt er doorgespeeld, totdat een ander team klaar is. Ronde 4: - Ieder team krijgt een envelop. Daarin zitten 49 kaartjes met de kenmerkende aspecten (bijlage 3). - Leerlingen maken de enveloppen tegelijk open. - Leerlingen leggen de kenmerkende aspecten zo snel mogelijk bij de juiste tijdvakken. Het team dat het snelste klaar is, heeft deze vierde ronde gewonnen. - U controleert of het team geen fout gemaakt heeft. Als dat wel zo is, wordt er doorgespeeld, totdat een ander team klaar is. Ronde 5: - Ieder team krijgt een envelop. Daarin zitten 49 kaartjes met voorbeelden van de kenmerkende aspecten (bijlage 4). De voorbeelden bestaan uit historische afbeeldingen, kaarten, uitspraken, etc. - Leerlingen maken de enveloppen tegelijk open. - Leerlingen leggen deze kaartjes zo snel mogelijk bij de juiste kenmerkende aspecten. Het team dat het snelste klaar is, heeft deze laatste ronde gewonnen. U controleert of het team geen fout gemaakt heeft. Als dat toch zo is, wordt er doorgespeeld, totdat een ander team klaar is. - Na iedere ronde vraagt u de leerlingen van de overige teams of ze de opdracht ook foutloos hebben volbracht of dat er nog gaten zitten in hun kennis van de examenstof. - Het zou leuk zijn als u ervoor kunt zorgen dat er kleine prijzen zijn, zodat er bij iedere ronde daadwerkelijk iets te winnen valt.
Bijlage 1: historische periodes prehistorie oudheid middeleeuwen vroegmoderne tijd moderne tijd Bijlage 2: tijdvakken jagers en boeren Grieken en Romeinen monniken en ridders steden en staten ontdekkers en hervormers regenten en vorsten pruiken en revoluties burgers en stoommachines de wereldoorlogen televisie en computer
Bijlage 3: kenmerkende aspecten de levenswijze van jagers - verzamelaars het ontstaan van landbouw en landbouwsamenle vingen het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen de ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat de klassieke vormentaal van de Grieks -Romeinse cultuur de groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks -Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde de confrontatie tussen de Grieks- Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa de ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten de verspreiding van het christendom in geheel Europa het ontstaan en de verspreiding van de islam de vrijwel volledige vervanging in West -Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarischurbane samenleving de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben de expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten het begin van staatsvorming en centralisatie het begin van de Europese overzeese expansie het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling de hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid
de protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat het streven van vorsten naar absolute macht de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek wereldwijde handelscontacten, handelskapitalism e en het begin van een wereldeconomie de wetenschappelijke revolutie rationeel optimisme en verlicht denken dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme) uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving discussies over de sociale kwestie de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie de opkomst van emancipatiebewe gingen voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces de opkomst van politiek -maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme de rol van moderne propaganda- en communicatiemid delen en vormen van massaorganisatie het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/ nationaalsocialism e de crisis van het wereldkapitalisme het voeren van twee wereldoorlogen
racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden de dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld de Duitse bezetting van Nederland de eenwording van Europa verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietiging swapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering de toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsproce ssen vormen van verzet tegen het West -Europese imperialisme de ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog Bijlage 4: voorbeelden van de kenmerkende aspecten (de afbeeldingen corresponderen met de kenmerkende aspecten in de twee schema's in bijlage 3 - enkele afbeeldingen zijn een kwartslag gedraaid) 'Het enige dat ik weet is dat ik niets weet'
'Stadslucht maakt vrij' Christus geeft de sleutel aan de paus en het zwaard aan de keizer 'De staat, dat ben ik' 'Alles voor het volk, niets door het volk' Am I not a man and a brother?
'De proletariërs hebben niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen' Come mothers and fathers Throughout the land And don't criticize What you can't understand Your sons and your daughters Are beyond your command Your old road is rapidly agin'... For the times they are a- changin'