IDEEËN VOOR TAALONTWIKKELENDE WERKVORMEN IN VAKLESSEN

Vergelijkbare documenten
3. Samenwerkend leren

Korte of lange opdrachten die gericht zijn op beheersing van de stof.

Thema-opdracht: Arbeiten im Restaurant

Aartsbisdom Mechelen-Brussel Vicariaat Onderwijs Diocesane Pedagogische Begeleiding Secundair Onderwijs

Thema-opdracht: Arbeiten im Tourismus

Thema-opdracht: Arbeiten im Hotel

Welke coöperatieve werkvormen gaan we aanleren?

Coöperatief leren Wat is coöperatief leren? Waarom is coöperatief leren belangrijk? Coöperatieve werkvormen

1. Denken-delen-uitwisselen

Stap 1 Voorafgaand aan het bestuderen van een nieuw onderwerp vatten leerlingen in kleine groepjes samen wat ze al van het onderwerp weten.

Activerende werkvormen. Voortgezet onderwijs

BIJLAGE 5 ACTIVERENDE WERKVORMEN

(Vak)teksten lezen in vmbo - mbo - Handleiding

INTERACTIEVE WERKVORMEN IN DE WISKUNDELES

9. Schrijfopdrachten

Activerende werkvormen. Voortgezet onderwijs

Wat is Kraak kracht? Kraak kracht

DENKEN DELEN UITWISSELEN (5 min.)

6. Meningsvorming. doel Kritisch denken voorbereiding op een gesprek over verschillende oplossingen/meningen/enzovoort.

5. Klassen-of groepsgesprek

12. Leerstof samenvatten

Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS

HOUT EN BOUW. Activerende werkvormen? De leraar doet er toe.

Coöperatief leren Wat is coöperatief leren? 1.1 Algemeen

Samenvattingen tbv BIT-leesverslagen. Vakproject 2: Vakdidactiek

VOLLEDIGE INSTRUCTIES LEESVAARDIGHEID

ZET DE BOXEN AAN! Kijk op de week. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Dalton (samenwerking/ samenwerkend leren) en Coöperatief leren

en een buitenkring. Voor de leerkracht Van groep 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 Stappen: Coöperatief leren

Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid. Leg het fundament. Crebonummer Opleiding Sociaal Cultureel Werker Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

4. Het leren van (sleutel)begrippen

WERKVORMEN MAGAZIJN. Waarom netwerken? Landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo

Speels oefenen. Relaties tussen vermenigvuldigsommen. Vermenigvuldigen

Lesontwerp 7. Een verklaring voor het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid door Soekarno en Hatta op 17 augustus 1945

Overzicht van de coöperatieve werkvormen per leerjaar Tweede leerjaar

Leerjaar 3: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A Thema 1: Communiceren en sociaal contact onderhouden

Instapmodule Niveau AA

Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid. Leg het fundament. Crebonummer Opleiding Sociaal Cultureel Werker Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

Tweede wereldoorlog:

10. Spelletjes. voorbereiding: woordzoeker of kruiswoordraadsel maken (eventueel met software)

Checklist Begrijpend lezen en woordenschat Curriculum Nederlands ? - + +

Datum: Les in reeks (nr1): Beginsituatie: wat is de aanpak van de kandidaten bij het beantwoorden van examenvragen

Als leerkracht begeleid je deze activiteit zelf, zonder gids. Bereid de activiteit voor door het pedagogisch dossier te lezen.

Van Doelstelling, naar leeractiviteit naar werkvorm

DAG 1. Werkblad Drie brainstormtechnieken

Hoe werk je met het projectenboek?

Basisinstructie Werkvormen. Kringgesprek. Basisgroep. Wat. Hoe

WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA

FC Sprint & Activerende Werkvormen

Hoe een training in metacognitieve vaardigheden leerlingen en docenten helpt! Bijeenkomst 2

Handleiding Les 1: Een toren bouwen. Zet de leerlingen zo snel mogelijk aan het werk. Nieuwsbegriponderwerp. Schrijftaak.

2 > Kerndoelen > Aan de slag > Introductie van de manier van werken > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

Voorbeelden van Activerende Werkvormen

BIJLAGE BIJ DE INLEIDING DE TIEN STAPPEN

Bekend, benieuwd, bewaard - Voorbeeld Biologie

WIJ BESLISSEN MEE: KINDEREN EN INSPRAAK

1 De leraar creëert een veilig pedagogisch klimaat

week 37 8 september 2014 Handleiding niveau A en B les 1 en 2

WOORDENSCHAT - MIDDENBOUW Met woorden aan de gang

Les Dieren met een baan, thema vermaak

Les 5: Hoe lang en hoog stuitert die bal?

SPOT EEN JOB! Later wil ik worden. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

WIJ DENKEN OVER DE MENS EN HET GOEDE. Verwerkingsboek. Philippe Boekstal DAMON. Boekstal, vwb WD denken mens en goede.indd :32

Een overtuigende tekst schrijven

Woordenschat: Je gebruikt eenvoudige woordenschat om over jezelf en wat je meemaakt te vertellen, eventueel met behulp van een online vertaalsite.

Tijdzones. geschiedenis. In dit thema verdiepen kinderen zich in een van de tijdvakken. onderstaand filmpje bekijken over het maken van een digitale

Voorbereiding leerkracht: Druk vooraf het document: Kaartjes met verschillende rollen in kleur af. Snijd de kaartjes los.

docent-leerling* vaksectie school tevredenheid over de DTT

SPOT EEN JOB! Vacatures zoeken. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Lesvoorbereiding Studie en loopbaan Keuze- en Loopbaanvaardigheden 3-4 vmbo

Aflevering 2: Solliciteren Docentenblad HO bij opdracht 1 en 2 (pagina 15, 16 en 17 van het cursistenmateriaal)

Handleiding Vergadertechnieken

Steekkaart: nummer 1Ne

Werkvorm: Bekend, Benieuwd en Bewaard.

LES 1: VOORLEZEN met STRATEGIE WEEK 1.1 0, 1, 4 en 6

OPDRACHTEN BIJ THEMA 11 BELEID

Leerjaar 4: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A

Verdiepingsvariant Training 'Psychosociale problemen signaleren'

Hoe zou je dit vertellen aan iemand die er vandaag niet bij is? Leerlingen helpen om wiskunde te begrijpen: Vragen die: Ben je het er mee eens?

Thema: Weekblad Donald Duck 60 jaar. Handleiding en opgaven niveau A1. Opgave 1: Samen

Fiche 2: Proactieve klasmanagementstrategieën

Nederlands in Uitvoering

Tijd Activiteit Leerling Activiteit Docent Hulpmiddelen Opening Het IOP met persoonlijke leerdoelen (opnieuw) bespreken.

11. Rondom toetsen The do-it-yourself quiz. doel Kennis testen. wanneer einde les(senserie) groepssamenstelling vier- of vijftallen

beoordelingscriterium Cst kan de essentie van verschillende gesprekjes over verkeers- en informatieborden begrijpen

Hoe kan je omgaan met niveauverschillen?

HUIDIG TAALPROFIEL OPLEIDINGSVLOER INFORMATICA

Wereldoriëntatie. Beginsituatie: Leerlingen hebben verschillende technische beroepen besproken of hebben een bezoek gebracht aan de

De leerlingen maken aan de hand van een boodschappenlijstje kennis met de formele notatie van breuken.

Afdeling VAVO. Praktische opdracht VMBO. Handleiding

Help! Mijn cursisten spreken geen Nederlands buiten de klas.

Workshop Samen sterk leren, een win-win voor iedereen! 9.30 uur uur

LESBRIEF LES 1 DE VOEDSELKETENLES SAMENVATTING LES 1 VOORBEREIDING BENODIGDHEDEN DUUR LESDOELEN LINK ZAAKVAKKENINHOUD. Wat is voedselverspilling?

Kwalen aan de bloedsomloop

Tweede wereldoorlog:

Dossier opdracht 12. Vakproject 2: Vakdidactiek

Week 1 twee weken voorafgaand aan het Voorleesontbijt. Bijeenkomst 1. Materiaal

De vragen sluiten aan bij de belevingswereld van de leerlingen en zijn onderverdeeld in de volgende vijftien categorieën:

Thema: de mosasaurus. Handleiding en opgaven niveau A1. Opgave 1: Samen

Zo verstuurt u een WhatsApp! Opdracht: Analyseren, evalueren

Transcriptie:

IDEEËN VOOR TAALONTWIKKELENDE WERKVORMEN IN VAKLESSEN Aan: Nodo-docenten, vakdocenten Van: Huis van het Nederlands Brussel 25.08.2011 HOE MAAK JE HET? De vakdocent laat de cursisten per 2 nadenken/brainstormen over een bereidingswijze van een bepaald gerecht, zonder zelf eerst de uitleg te doen. Hij toont wel foto s en maakt de vergelijking met andere gerechten. Elk duo zegt in groep hoe zij het zouden aanpakken. De vakdocent noteert de belangrijkste stappen. Hij/zij laat iedereen aan het woord. Achteraf evalueert de docent met de hele groep welke bereiding de juiste/beste is. OP EIGEN HOUTJE De cursisten maken per 2 een bereiding zonder dat ze op voorhand instructies hebben gekregen van de vakdocent. Ze gaan enkel af op de receptuur in hun cursus. Na vijf minuten onderbreekt de vakdocent en geeft hij opdracht aan de cursisten om 3 vragen te noteren die ze willen stellen. De vakdocent gaat vervolgens langs bij alle cursisten, laat ze hun vragen formuleren en zet hen verder op weg. MOEILIJKE WOORDEN (DENKEN/DELEN/UITWISSELEN) Na 1 of enkele lessen. De vakdocent geeft de cursisten opdracht om alle woorden & begrippen die ze moeilijk vinden in het cursumateriaal van de les te omcirkelen. De cursisten bedenken per 2 een goede omschrijving, ze kunnen hierbij hulp vragen aan de vakdocent Samenbrengen in groep: de cursisten en de vakdocent kiezen de beste omschrijving. Elke cursist schrijft de omschrijvingen op in een woordenboekje. MATCHOEFENING N.a.v. een kookles met veel ingrediënten geeft de vakdocent de cursisten verschillende sterk op elkaar lijkende bestelbonnen. De cursisten moeten per 2 nagaan welke de juiste bestelbon is, aan de hand van de effectief geleverde bestelling. SPREEKOPDRACHT De cursisten krijgen per 2 opdracht om een menu samen te stellen n.a.v. een bepaalde gelegenheid (bv. kerstdiner, zakenlunch, een zomers feest, een kindermenu, ). De vakdocent helpt hen hierbij. Ze presenteren hun menu aan de groep. De medecursisten en vakdocent geven punten op de presentatie. Optie: het menu met de meeste punten wordt klaargemaakt. 1

SPREEKKADERS De vakdocent gebruikt spreekkaders n.a.v. spreekmomenten van cursisten. Met een spreekkader maakt de docent op voorhand duidelijk wat de verwachtingen zijn op vlak van inhoud en vorm. Hij/zij gebruikt het spreekkader ook het spreken van een cursist te evalueren en achteraf te bespreken. Bv. n.a.v. een rollenspel waarbij klantencontact ingeoefend wordt. RECONSTRUCTIE-OPDRACHT (INSTRUCTIES, VOLGORDE) ADHV STROOKJES Bv. de docent heeft een bereiding stapsgewijs uitgelegd. De cursisten leggen per 2 voor ze aan de slag gaan - strookjes met instructies in de juiste volgorde. Dan starten ze met de bereiding. De vakdocent komt langs bij elk duo en bespreekt met hen de volgorde. Bv. de cursisten krijgen 3 verknipte recepturen door elkaar (bv. eerder gemaakte gerechten). Ze proberen om de 3 recepten te reconstruceren. Ze kunnen de vakdocent om hulp vragen. 2

WERKVORMEN MET EEN INFORMATIEKLOOF Bv. Verdeelde taken Cursist 1 krijgt alle instructies van de docent. Cursist 2 krijgt deze instructies niet. Cursist 1 moet instructies geven aan cursist 2, hij mag zelf niet uitvoeren. Cursist 2 voert uit, stelt extra vragen. Cursist 1 geeft bijkomende instructies en vraagt zo nodig extra uitleg aan de vakdocent. Bv. Spreekopdracht De vakdocent laat de cursisten op basis van een (onvolledige) receptuur beginnen aan een opdracht. Hij geeft proactief geen uitleg of instructies. De docent zegt niets, tenzij de cursisten het vragen. Bv. Spreekopdracht Les 1: groep 1 maakt gerecht A. Groep 2 maakt gerecht B. Aan het einde van de les vertelt groep 1 aan groep 2 hoe ze gerecht 1 hebben gemaakt. Dit gebeurt in duo s. Groep 2 noteert alle instructies nauwkeurig, zij moeten immers de volgende les ook gerecht 1 maken. En vice versa. Les 2: o.b.v. van elkaars instructies maakt groep 1 gerecht B en groep 2 gerecht A. Bv. Spreekopdracht sociale babbel De vakdocent deelt cursisten op in duo s. Beide cursisten moeten van elkaar het antwoord op een reeks personaliavragen te weten komen (Wat heb je gedaan in het weekend? Wat zijn je hobby s? Heb je kinderen? Ben je getrouwd? Welke job wil je later graag uitoefenen? ). In groep vertellen de cursisten wat ze van hun medecursist te weten zijn gekomen. BEVEL IS BEVEL De vakdocent geeft enkel instructies/herhaalt en verfijnt ze, hij doet niets voor. Cursisten moeten (per 2) enkel afgaan op wat ze horen. Bv. n.a.v. een les waarin tafeldekken of mis-en-place aan bod komt. SIMULATIE-OPDRACHT KLANTENCONTACT De vakdocent verdeelt de groep in duo s. Cursist 1 van elk duo speelt klant. Cursist 2 doet de bediening. Alle klanten moeten min. 3 vragen stellen aan de ober. De ober moet gepast reageren. Daarna wordt een andere cursist de ober, tot iedereen aan de beurt is geweest. De duo s brengen hun rollenspel voor de groep. RAAD HET GERECHT-KWIS De vakdocent legt enkele recepten uit maar vervangt in elk recept belangrijke ingrediënten en materialen door nonsense-woorden. Het gaat om bereidingen die de cursisten al eens hebben gemaakt. De cursisten moeten per 4 raden welk gerecht het is. Het groepje dat het meeste gerechten raadt, is gewonnen. WAT HEB JE NODIG? Verschillende recepten/kaartjes met materialen/kaartjes met ingrediënten Elke cursist krijgt 1 recept, een hoop kaartjes met ingrediënten en kaartjes met materialen. Hij/zij moet op zoek naar de juiste (hoeveelheid) ingrediënten en materialen om dit recept te kunnen maken. Hiervoor moet hij/zij aan z n collega-cursisten vragen of ze de benodigde materialen en ingrediënten die hij/zij nodig heeft, kunnen missen. Ook de vakdocent doet mee. 3

SABOTAGE De vakdocent laat cursisten beginnen aan een opdracht maar zorgt ervoor dat er bepaalde gereedschappen of ingrediënten te kort zijn/niet werken. De cursisten moeten het probleem signaleren en vragen wat ze moeten doen. Dit is de aanleiding voor de vakdocent om het te hebben over Hoe signaleer je een probleem?, Hoe vraag je om hulp?. OPLOSSEN De vakdocent schetst een probleemsituatie. Elke cursist schrijft voor zichzelf op wat hij/zij zou doen om het op te lossen. Per 2 leggen de cursisten de zinvolle oplossingen samen. Ieder duo komt aan het woord. De vakdocent maakt een oplijsting van de geschetste oplossingen. Hij evalueert ze nadien, met de groep. OVEREENKOMSTEN VERSCHILLEN Zoek 3 verschillen tussen 2 gerechten Zoek 3 gelijkenissen tussen 2 gerechten EXPERTGROEPJES : zorgen voor gedeelde informatie voor de leden van de groep. Deze werkvorm is geschikt als er veel informatie moet worden verwerkt. De docent schetst de overkoepelende opdracht. De docent verdeelt deze complexe opdracht in net zo veel goede deelvragen/opdrachten als er nodig zijn voor elke groep. De individuele leden van elke groep beantwoorden hun eigen deelopdracht. Zij zijn nu de expert voor dat deel van de opdracht binnen hun groep. De expert presenteert nu zijn kennis aan de andere leden van de groep. Dit herhaalt zich voor de andere experts. Hierna is de hele groep expert geworden voor de gehele opdracht. De docent controleert door willekeurige leden van verschillende groepen vragen te stellen. DRIESTAPPENINTERVIEW Vaak moeten cursisten veel samen doen maar hoe goed luisteren cursisten naar elkaar? Deze werkvorm zorgt voor goed luisteren. Eerst worden er groepen van vier gevormd. Binnen elke groep worden de cursisten genummerd als A, B, C en D. Hierna wordt de vraag aan de groepen gesteld. Dat kan een meningsvormende vraag zijn, maar ook een vraag over behandelde leerstof. De rest gaat als volgt: A ondervraagt B en C ondervraagt D. Hierna wordt het omgekeerde gedaan, B ondervraagt A en D doet dat bij C. Hierna geeft A weer wat B heeft gezegd of uitgelegd en daarna doet B dat van A. Voor C en D geldt hetzelfde. Daarna vindt een rapportage plaats waarna eventueel een klassendiscussie kan plaatsvinden. Deze werkvorm kan heel nuttig zijn als je wilt dat cursisten bepaalde vaardigheden van elkaar leren. 4

GROEPSROLLEN Cursisten kunnen tijdens het groepswerk rollen krijgen. Ieder groepslid wordt zodoende verantwoordelijk voor een eigen taak. Dit structureert de bijdragen van groepsleden en maakt de kans dat een lid 'meelift' op de inspanningen van de andere groepsleden aanmerkelijk kleiner. Voorbeelden van rollen Schrijver: schrijft en noteert Organisator: verdeelt de werkzaamheden over de groepsleden Vrager: mag als enige de docent om hulp vragen Materiaalchef: brengt en haalt de benodigde materialen Tijdbewaker: houdt bij hoe lang men over de verschillende onderdelen mag doen Checker: gaat na of iedereen de opdracht of de verwerking begrijpt Scheidsrechter: beslist bij meningsverschillen Opzoeker: mag als enige naslagwerken raadplegen Criticus: mag als enige lastige vragen stellen Uitvoerende: mag als enige praktische handelingen uitvoeren Informant: mag als enige naar andere groepen lopen om antwoorden te controleren of om ideeën op te doen Rekenaar: hanteert de rekenmachine en controleert het antwoord Welke rollen met welke taken worden ingezet hangt sterk af van het soort opdracht. In elk geval moet gelden: Er is sprake van positieve wederzijdse afhankelijkheid. De opdracht is zo geformuleerd dat cursisten elkaar nodig hebben voor een goed resultaat. Individuele aanspreekbaarheid. Elk lid van de groep is aanspreekbaar op de eigen inbreng en op het groepsresultaat. Er is sprake van directe interactie. De opdracht nodigt uit tot samenwerken en de opstelling is zodanig dat het de interactie bevordert. Er wordt een beroep gedaan op sociaalcommunicatieve vaardigheden. De noodzakelijke sociaalcommunicatieve vaardigheden zijn of worden expliciet aangeleerd en nabesproken. Er is aandacht voor het groepsproces. De samenwerkingsopdracht wordt nabesproken, zowel wat de inhoud betreft als het proces van samenwerken. WIE OF WAT BEN IK? Bij binnenkomst in het lokaal krijgt iedereen een sticker op de rug geplakt met een begrip uit het onderwerp dat centraal staat (stond) in de (vorige) les. De cursisten moeten erachter zien te komen wat er op hun rug staat. Iedere cursist loopt rond en vraagt diverse anderen één ja/nee-vraag om er achter te komen wat hij op zijn rug heeft staan. De cursisten mogen elke persoon maar één vraag stellen. Wanneer een cursist het juiste begrip heeft achterhaald, dan gaat hij zitten. Variatie De docent heeft een begrip in gedachten. De cursisten stellen vragen om achter het begrip te komen. De docent mag slechts ja of nee zeggen. Het spel stopt als een cursist het woord geraden heeft. 5

MINDMAP Kies als docent een onderwerp en laat de cursisten zoveel mogelijk woorden noemen en/of opschrijven die bij dit onderwerp horen. Daarna kan in een klassendiscussie het geheel uitgewerkt worden, door op het bord de genoemde begrippen te laten groeperen door cursisten en de onderlinge relaties tussen begrippen te laten toelichten. MIXED UP PILES Kaarten maken (ongeveer 20) met begrippen rond een onderwerp. De begrippen moeten in twee categorieën geordend kunnen worden. Bij de introductie van een nieuw onderwerp of voor het toetsen van kennis nadat het onderwerp is behandeld, krijgen cursisten een set kaarten die over hetzelfde onderwerp gaan, maar die twee aspecten van dat onderwerp behandelen. De cursisten ordenen de kaarten in twee (gegeven) categorieën. Vraag de cursisten hun keuze toe te lichten. ODD ONE OUT/WELK WOORD WEG? Ongeveer twintig begrippen over een onderwerp verzamelen. Rijtjes maken van drie of vier begrippen, waarbij steeds één er niet bij hoort. Maak rijtjes met drie of vier woorden die schijnbaar bij elkaar horen. Dit kan op kaartjes of op het bord. Zorg ervoor dat in een reeks van vier, er steeds één niet bij hoort. Aan de cursisten natuurlijk de vraag uit te zoeken welk begrip, woord, persoon enzovoort er niet bij hoort. De cursisten moeten uitleggen waarom juist dat antwoord wordt gekozen. Het is interessant als er meer dan één goed antwoord is, afhankelijk van de invalshoek waarmee je die vier woorden bekijkt. GATENTEKST De cursisten krijgen een tekst met daarin weggelaten woorden. De cursisten moeten de ontbrekende woorden op de lege plekken invullen. Variatie De weggelaten woorden staan in willekeurige volgorde onder de tekst. Op iedere lege plek staan twee mogelijke woorden, de cursist moet kiezen welk woord het beste past. ZINNEN AFMAKEN Een voorleestekst kiezen waarin een aantal (sleutel)begrippen ontbreken of in eigen uitleg selecteren welke begrippen de docent weglaat. De docent laat steeds gaten vallen tijdens het uitleggen. De cursist moet het gat in de zin aanvullen. Dat gat kan bijvoorbeeld slaan op een formule, een apparaat, een voorbeeld, een oorzaak, een begrip, een korte uitleg of een conclusie. De cursist vult het gat eerst individueel, daarna vergelijkt hij het in een groepje. Tenslotte worden de bevindingen van de cursisten klassikaal besproken om het beste antwoord te vinden. 6

OMSCHRIJVEN Maak een hele verzameling kaartjes met op de voorkant een begrip, apparaat, verschijnsel enzovoort. Op de achterkant staat de omschrijving van het begrip, apparaat, etcetera. De cursisten werken in tweetallen. Iedere cursist krijgt een aantal kaartjes. Ieder om beurt laat een cursist de ander het begrip zien op de voorkant van het kaartje. De andere cursist moet een omschrijving geven van het begrip. Is deze omschrijving correct, dan krijgt die cursist het kaartje. De bedoeling is om zoveel mogelijk kaartjes te bemachtigen. TEXT MARKING Tekst selecteren waarin cursisten sleutelbegrippen kunnen markeren In een gegeven tekst categorieën van woorden op een bepaalde manier markeren. Voorbeeld Cursisten markeren alle ingrediënten met een cirkel en alle materialen met onderlijning. RUG AAN RUG Schematische tekeningen De cursisten zitten rug aan rug, cursist 1 beschrijft een ingrediënt/gereedschap zonder de naam te vermelden, de andere cursist probeert te raden tot hij/zij het juist heeft. Variant Of 1 cursist beschrijft een ingrediënt/materiaal voor de klas, de andere cursisten moeten ja/nee-vragen stellen om meer info te weten te komen DE CURSIST ALS DOCENT Een cursist krijgt de opdracht om de volgende les met wat begeleiding- klassikale uitleg te geven. De cursist én de klas weten dat de cursistenuitleg de uitleg van de docent vervangt. Op deze manier bereidt de docent-cursist zich goed voor en luisteren de andere cursisten luisteren goed naar de uitleg. Zeker als ze ook nog een cijfer voor de uitleg moeten geven. Als de uitleg kwalitatief onvoldoende is, kan de docent in de nabespreking het nodige aanvullen. VOORSPELLEN De vakdocent beschrijft een situatie (een bereiding). Hij maakt z n verhaal niet af maar vraagt de cursisten om te voorspellen wat er gebeurt als De cursisten doen per 2 een voorspelling over wat er gebeurt als Bronnen: Huis van het Nederlands Brussel Nodo-modules in de voedingopleidingen van CVO Elishout Anderlecht Activerende werkvormen, J.H. Flokstra, Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede, 2006 7