Provincie Groningen Afdeling Milieubeleid en Bodemsanering Postbus AP Groningen`

Vergelijkbare documenten
Actieplan Biomassa Provincie Groningen

Biobased economy in het Groene Hart

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Transitie naar een duurzame elektriciteitsvoorziening en de rol van biomassa. Ir. Harry A. Droog

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Strategische visie Biomassa drs. Marten Hamelink Directie Topsectoren & Industriebeleid

Opties voor productie van duurzame energie in de regio Helmond d.m.v. van mest en andere biomassa

De Overheidsvisie op de bio-based economy in de energietransitie

Klimaatakkoord. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat T.a.v. de heer ir. E.D. Wiebes Postbus EK 'S-GRAVENHAGE

De Europese lidstaten in het kader van de Lissabon-afspraken de EU tot de meest innovatieve economie ter wereld willen maken;

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie

Symposium De Groene Delta van Nijmegen. Dag van de duurzaamheid 10 oktober 2014

Flevoland maakt werk van duurzame energie

Biomassa: realistisch doel of niet?

PAKKET ENERGIE-UNIE BIJLAGE STAPPENPLAN VOOR DE ENERGIE-UNIE. bij de

Stand van zaken bioenergie in Nederland subsidies en regelgeving

Klimaatakkoord Rijk en UvW

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Mono vergisting in Wijnjewoude?!

Perspectief voor klimaat neutraal en hernieuwbaar gas

PROEFTUIN VOOR HET EUROPESE ENERGIESYSTEEM VAN DE TOEKOMST

Energieneutraal keten sluisdeur Goese Sas

Wat verstaan we onder warmtehuishouding? Jo Cox Sponsor P2

Vertaling strategische Visie Biomassa 2030 naar Klimaattafels

Meer grip op klimaatbeleid

Groene warmte uit houtpellets Ervaringen met houtpellets voor stadsverwarming

ENERGIE-INFRASTRUCTUUR IN HET ROTTERDAMSE HAVENGEBIED. Maart 2019

Voortgangsrapportage 4 CO 2 -Prestatieladder

WATER- SCHAPPEN & ENERGIE

Voortgangsrapportage 3 CO 2 -Prestatieladder

Fiche 6: Mededeling Een snellere overgang van Europa naar een koolstofarme economie

Intentieverklaring biomassa uit bos, natuur, landschap en de houtketen

Gas op Maat. Postbus 250, 3190 AG Hoogvliet Rotterdam Telefoon +31(0)

Vario Grass B.V. Keteninitiatieven. Masters in Green. CO2-Prestatieladder Eis: 1.D.1, 1.D.2 en 3.D.1. Koningslinde 5b MP, Lichtenvoorde

Subsidie voor innovatieve projecten. Informatie over het Innovatief Actieprogramma Groningen. provincie groningen

WKO in duurzame gebiedsontwikkeling case Westland Ir. Marion Bakker SenterNovem

Uitwerking categorie: Overig Hernieuwbaar (of wel de 186 PJ)

ARN, uw duurzame innovatieve partner!

4.3. Biomassa. Lopende projecten

Programma Energie Samenvatting Projectplan

Biomassa in het Voorstel voor Hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (VHKA)

Helmonds Energieconvenant

Green Deal. 21 November 2013 Herry Nijhuis (AgentschapNL) Coördinerend manager Green Deals

STARTDOCUMENT. 1. De kracht van samenwerking. 2. Waarom een NWP

Energie uit hout. Inzet van lokaal en niet-lokaal hout en borging van duurzaamheid. Your partner in bioenergy

Uitvoeringsplan klimaatbeleid provincie Groningen

Voortgangsrapportage 5 CO 2 -Prestatieladder

Onderwerp: Kaders voor windenergie

Samen geven we richting aan de koers van de NKC

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Energietransitie bij Mobiliteit

Innovatieagenda. Topsector Energie. Wind op Zee. Gas en groen gas. Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving. Energiebesparing in de industrie

Biomassa WKK in de glastuinbouw

Het Energiebeleid van komende jaren. dr.j.a. Vijlbrief DG Energie, Telecom en Markten

Biomethanol. Resultaten en bevindingen van project. Datum September 2010 Status Definitief. BioMCN, e.a. in opdracht van Agentschap NL

Programma Kas als Energiebron

Green Deals gesloten voor stimuleren groene economische groei

MEMO GAD BNG ISO Gewestelijke Afvalstoffen Dienst. Portefeuillehouders Milieu. Werkgroep biomassa en 'rijden op groen gas'

A8-0392/337. Dario Tamburrano, Piernicola Pedicini, Eleonora Evi, David Borrelli, Rosa D'Amato, Marco Zullo namens de EFDD-Fractie

CO2-uitstoot Regio Noord-Veluwe

H-vision Blauwe waterstof voor een groene toekomst Alice Krekt, programmadirecteur Deltalinqs Cimate Program

1 Kunt u zich de antwoorden herinneren van eerdere vragen over de import van groen gas? 1

Spelregels BioRaffinage

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Bio-energiecentrales Eindhoven

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0258/36. Amendement. Peter Liese namens de PPE-Fractie

Definitielijst HG- Certificatensysteem

Achtergrond en doel presentatie

Circulair Congres TKI-BBE Ronald Zwart, Platform Bio-Energie 08 mei 2019

Sector- en keteninitiatieven

Bijlage 1 Programma- en actielijnen Pieken

Samenvatting. economy.

Duurzame biomassa. Een goede stap op weg naar een groene toekomst.

Mobilisatie Biomassa een visie vanuit het bedrijfsleven. WUR/Alterra-workshop 3 juli 14 Fokke Goudswaard, voorzitter Platform Bio-Energie

Green Deal van Essent, Nederlandse Groen Gas Maatschappij, en Friesland Campina met de Rijksoverheid

Biomassa: brood of brandstof?

Stichting Springtij Ophelialaan 69-A 1431 HA, Aalsmeer

Toelichting op de Nederlandse Roadmap Bioraffinage

Regionale Energie Strategie

Debat Kansen voor duurzame biomassa in Zeeland. Goes, 22 januari 2009 Conclusies en aanbevelingen CE Delft

VRAAG EN ANTWOORD HOUTIGE BIOMASSA ALGEMEEN

B-85 Green Deal verduurzamen dierenbeschermingcentra

Energie uit afval, een schone zaak

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 4 juli 2019

gemeente Eindhoven Hierin wil GroenLinks in ieder geval de volgende vragen beantwoord hebben.

Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid Vaals

EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, Korte uitleg over de bijeenkomsten. KIVI-E/USI energynl2050 UvU 13 /10/16

Betekenis Energieakkoord voor Duurzame Groei voor de Installatiebranche. Teun Bokhoven Duurzame Energie Koepel 3 februari 2014 / VSK beurs

Energie Management ACTIE Plan

Sector- en keteninitiatieven CO 2 -prestatie

Ga in de Businesscase ook in op het bredere economisch/financieel perspectief en denk daarbij aan:

Regionale Energie Strategie

Initiatieven CO2 reductie MVOI BV.

Broeikasgasemissies Landbouw en Visserij: cijfers en beleid

Biowkk in de glastuinbouw Praktijkvoorbeeld BioEnergieBergerden. 10 september 2009 Zevenhuizen Presentatie; Jan Willemsen

Bijlage 1: klimaatdoelstellingen & ambities

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten - Generaal Postbus EA 's-gravenhage

Transcriptie:

Provincie Groningen Afdeling Milieubeleid en Bodemsanering Postbus 610 9700 AP Groningen` 12 december 2006

2

Inhoud Blz. 1 Inleiding 5 2 Beleidskader biomassa 7 2.1.1 Het Actieplan Biomassa in Europees perspectief 7 2.1.2 Het Actieplan Biomassa in Nationaal perspectief 8 2.1.3 Het Actieplan Biomassa in Gronings perspectief 9 3 Uitgangspunten voor het Actieplan 13 3.1 Samenloop met andere programma's en projecten 13 3.2 Inbedding en afstemming binnen de Provincie 13 3.3 Randvoorwaarden voor biomassa initiatieven 14 4 Het biomassaprofiel van Provincie Groningen 17 4.1 De definitie van biomassa 17 4.2 Biomassastromen en -partijen 17 5 Actieplan Biomassa 2007-2010 Meerjarenprogramma - Transportbrandstoffen uit biomassa 19 20 1. Toekomstagenda duurzame transportbrandstoffen Noord Nederland 20 2. Duurzame concessieverlening 21 3. Workshop vergunningverlening duurzame transportbrandstoffen 22 4. Experimenteerruimte en proeftuin biomassa 23 5. Haalbaarheidstudie opwerken van bio-ethanol tot zuivere bio-ethanol 24 6. Aanjaagcentrum Duurzame Mobiliteit (Katalysatorcentrum) 25 7. IEE aanvraag stimuleren van biobrandstoffen 26 Meerjarenprogramma - Elektriciteit en warmte uit biomassa 27 8. Alternatieven voor gemeentelijk GFT-afval en groenafval verwerking 27 9. Energie & grondstoffen uit provinciale organische reststromen uit landschapsonderhoud en natuurbeheer* 10. Communicatie en voorlichting mestvergisting 28 29 11. Warmtenetten op bio-energie 30 Meerjarenprogramma Biomassa als grondstof voor raffinage 31 12. Plan van Aanpak mogelijkheden en randvoorwaarden energieteelt 31 Meerjarenprogramma - algemene projecten 32 13. Biomassa vergunningverlening 32 14. EU subsidie aanvraag biomassa (Europese Territoriale Samenwerking) 33 15. Monitoren van projecten 34 16. Ontwikkelen van duurzaamheidcriteria 35 17. Opstellen Actieplan Biomassa II (2011-2014) 36 Ondersteuningsprogramma 37 1. Inzetten van organiserend vermogen 37 2. Makelen en schakelen 38 3. Subsidiëren van haalbaarheidsstudies 39 6 Raming van benodigde capaciteit en externe kosten 41

4

1 Inleiding Voor u ligt het Actieplan Biomassa 2007-2010 Provincie Groningen dat wij opgesteld hebben in het kader van het BANS Uitvoeringsplan Klimaatbeleid. In dit Actieplan Biomassa beschrijven wij een actieplan voor de jaren 2007-2010. Hierin staat een programmatische aanpak ter stimulering van het gebruik van biomassa centraal. Het actieplan beschrijft, naast het beleidskader waarbinnen dit Actieplan Biomassa is ontwikkeld en het biomassaprofiel van de provincie, een aantal specifieke projecten, gericht op het stimuleren van het gebruik van biomassa. Deze projecten zijn onder te verdelen in enerzijds een meerjarenprogramma met door ons zelf op te pakken projecten en anderzijds een ondersteuningsprogramma met middelen voor door derden aangedragen projecten. We zullen niet alle initiatieven en projecten omarmen. Daarom hebben we, gezien onze beperkte invloed, middelen en instrumenten, een set van randvoorwaarden vastgesteld waaraan uit te voeren of te ondersteunen projecten moeten voldoen. Deze randvoorwaarden zijn in het actieplan beschreven. Naast een beschrijving van de inbedding van het Actieplan Biomassa in de organisatie hebben we ook een overzicht van de financiële en tijdgebonden consequenties voor de organisatie opgenomen. 5

6

2 Beleidskader biomassa Klimaatverandering is een actueel thema. Zowel op Europees als Nationaal als Gronings niveau is er beleid geformuleerd om de emissie van broeikasgassen te beperken. Het gebruik van hernieuwbare bronnen (zoals biomassa) voor de productie van duurzame elektriciteit/warmte/gas, transportbrandstoffen en in toenemende mate groene grondstoffen speelt hierbinnen een belangrijke rol. Het toepassen van biomassa in de energieketen biedt, naast een bijdrage aan de klimaatdoelstellingen, ook kansen voor een verbreding van de landbouwsector en een versterking van de economie. De onderstaande paragrafen beschrijven het beleidskader waarbinnen het Actieplan Biomassa is opgesteld. 2.1.1 Het Actieplan Biomassa in Europees perspectief Klimaatverandering is een feit. In wetenschappelijke kringen is men het er vrijwel over eens dat de oorzaak hiervan moet worden gezocht in de uitstoot van broeikasgassen ten gevolge van menselijke activiteiten. Deze emissies en de voortdurende toename daarvan veroorzaken een temperatuurstijging, die naar het zich laat aanzien de komende decennia nog zal voortzetten. Als gevolg hiervan zal de temperatuur volgens de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering tegen het jaar 2100 wereldwijd met 1,4 à 5,8 C zijn toegenomen ten opzichte van de temperatuur in 1990. De Europese Unie heeft zich in het Kyoto Protocol gecommitteerd aan een reductie van 8% CO 2 -equivalenten in de periode 2008-2012, ten opzichte van de emissie in 1990. De verdeling van de EU-taakstelling heeft voor Nederland geleid tot een reductiedoelstelling van 6% CO 2 -equivalenten ten opzichte van 1990. Om de doelstelling uit het Kyoto Protocol te realiseren heeft de Europese Commissie in 2000 het European Climate Change Programme I (2000-2004) vastgesteld. In het ECCP zijn de meest milieu- en kosteneffectieve beleidsmaatregelen geïdentificeerd om de broeikasgas emissies te reduceren. De productie van duurzame energie uit biomassa speelt hierin een belangrijke rol. Post Kyoto (na 2012) vraagt het beperken van de klimaatverandering om verdergaande maatregelen. De EU heeft vastgesteld dat de stijging van de gemiddelde mondiale temperatuur beperkt moet blijven tot 2 graden Celsius om onomkeerbare veranderingen te voorkomen. Om dit te bereiken is het noodzakelijk de mondiale emissies van broeikasgassen in 2050 tot wel 50% terug te brengen (ten opzichte van 1990). Hiertoe is de Commissie gestart met het opstellen van het European Climate Change Programma II (2005 - ) teneinde vast te stellen welke nieuwe acties kunnen worden ondernomen in synergie met de Lissabon strategie 1, in het bijzonder met betrekking tot energie-efficiëntie, duurzame energie, de vervoersector en de opslag van koolstof. Bovenstaande is in lijn met het op 8 maart 2006 gepubliceerde GroenBoek energie (COM(2006)105) van de Europese Commissie. Drie doelstellingen staan hierin centraal: a) duurzaamheid (o.a. door de ontwikkeling van concurrerende hernieuwbare energiebronnen, zoals biomassa en door het terugdringen van de vraag naar energie), b) concurrentievermogen (o.a. door innovatie en ontwikkeling te verzekeren, door het bewerkstelligen van een interne markt), en c) continuïteit van de energievoorziening (o.a. door de toenemende afhankelijkheid van ingevoerde energie in Europa aan te pakken onder meer door gebruik te maken van concurrerende duurzame energie die in de EU is geproduceerd). Pagina 7 van 44 1 Lissabon-strategie is een actie- en ontwikkelingsplan van en voor de EU, dat in maart 2000 voor een periode van 10 jaar is aangenomen. Economische pijler: ontwikkelen van de meeste competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld. Sociale pijler: de instandhouding en de verbetering van het Europese sociale welvaartsmodel. Ecologische pijler: duurzame groei. 7

De Europese Top nam slechts een deel van de voorstellen van de Europese Commissie uit het Groenboek over, zoals het voorstel om in 2006 een Actieplan inzake energie-efficiëntie op te stellen en het voorstel om voor 2020 met doelstellingen voor het percentage duurzame energie te komen. De Europese Commissie zal de suggesties nu verder uitwerken tot concrete voorstellen en wetsteksten. De belangrijkste Europese beleidsmaatregelen in relatie tot het gebruik van biomassa zijn: Richtlijn 2001/77/EC het stimuleren van de productie van duurzame energie (om bio-energie) tot ca. 21% van het totale EU elektriciteitsverbruik in 2010; COM(2005) 628 het Biomassa Actie Plan waarin de EC een programma beschrijft met als doel het stimuleren van het aanbod van en de vraag naar biomassa (tot ca. 150 Mton olie equivalenten in 2010) in de energie en vervoerssector; Verordening 795/2004/EC welke een subsidie van 45 per ha voor energieteelt t.b.v. de energieproductie of de productie van biobrandstoffen beschikbaar stelt; Richtlijn 2003/30/EG het stimuleren van het gebruik van biobrandstoffen waarin de doelstelling is geformuleerd voor het gebruik van (transport) biobrandstoffen: voor 2006 is een streefcijfer van 2% geformuleerd (als percentage van de totale transport brandstoffenmarkt op energie basis) oplopend naar 5,75% in 2010. 2.1.2 Het Actieplan Biomassa in Nationaal perspectief Het nationale klimaatbeleid stoelt op de afspraken in het Kyoto Protocol en de aansluitende afspraken in de Europese Unie. Nederland moet in de periode 2008-2012 6% minder broeikasgassen uitstoten dan in 1990. De overheid zal de Nederlandse CO 2 -uitstoot met 20 Mton verminderen m.b.v. Joint Implementation en het Clean Development Mechanism. Dit wordt wel de 'buitenlandse taakstelling' genoemd. In eigen land wil Nederland in de periode 2008-2012 niet meer dan 220 Mton broeikasgassen per jaar uitstoten. Voor deze 'binnenlandse taakstelling' zijn streefwaarden opgesteld voor overige broeikasgassen en voor CO 2 voor de sectoren 'gebouwen', 'landbouw', 'verkeer en vervoer' en 'industrie en energie'. In de uitvoeringsnota klimaatbeleid uit 1999 en 2000 staat hoe de overheid denkt de Kyoto-doelstellingen te halen. Deze nota is in 2005 geëvalueerd en aangepast. Als afgeleide van de Kyoto taakstelling streeft de Nederlandse overheid naar een aandeel van 10% duurzame energie op de totale Nederlandse energievoorziening in 2020. Bio-energie (energie uit biomassa) moet in 2020 42% van de totale doelstelling realiseren. Op de lange termijn wil de overheid de overgang (transitie) naar een duurzame energiehuishouding bereiken en de CO 2 -uitstoot verder beperken. De Task Force Energietransitie heeft medio 2006 het Transitieactieplan gepresenteerd, waarin voorstellen voor de lange termijn koers ('transitie') naar een duurzame energievoorziening worden uiteengezet. Het Plan beschrijft ambities op zes kernthema's: groene grondstoffen, duurzame mobiliteit, ketenefficiency, nieuw gas - schoon fossiel, duurzame elektriciteit (o.m. energie uit biomassa) en gebouwde omgeving. Hieraan wordt gewerkt in 6 platforms. Het Transitieactieplan heeft de status van advies aan de Nederlandse regering. In de Toekomstagenda Milieu: schoon, slim, sterk (april 2006) schrijft het kabinet over de 4 grote beleidsopgaven in de (nabije) toekomst: schone lucht en klimaat, schoon water, behoud van de kwaliteit van de lokale leefomgeving en behoud van de mondiale biodiversiteit. Het kabinet heeft in het kader van de transitie naar een duurzame energievoorziening in 2050 een aantal voorstellen geformuleerd waaronder die voor hernieuwbare energie. Zij stelt dat hernieuwbare energie (onder meer bio-energie en 8

biobrandstoffen) een belangrijke rol zal gaan spelen in het reduceren van de CO 2 - emissie, echter dat de prijs van hernieuwbare energie nu nog te hoog is. In het beleid staat kostendaling door innovatie dan ook centraal. In het integrale energiebeleid spelen naast klimaatoverwegingen overwegingen omtrent de energievoorzieningszekerheid een steeds grotere rol bij het nadenken over de toekomstige (Europese) energievoorziening. Om een duurzaam gebruik van biomassa te waarborgen is het kabinet bezig met het formuleren van duurzaamheidscriteria voor de productie van biomassa. Zij onderzoekt tevens of dit met een internationaal certificeringsysteem uitgewerkt kan worden. In het kader van de transitie Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen wordt momenteel gewerkt aan 3 partnerschappen, waarin bedrijven, kennisinstelling en maatschappelijke organisaties samenwerken. Deze richten zich op duurzame visserij, duurzaam landgebruik en op groene grondstoffen (duurzame biomassaproductie). De integratie van biodiversiteit in gerelateerde beleidsterreinen zoals landbouw, klimaat, toerisme speelt hierbij een rol. Groene Grondstoffen kunnen worden ingezet voor de productie van materialen, chemicaliën, transportbrandstoffen, elektriciteit en warmte. Het Platform Groene Grondstoffen ambieert 30% van de fossiele grondstoffen in 2030 te vervangen door Groene Grondstoffen uitgaande van een gelijkblijvend verbruik van energie door energiebesparing. Het kabinet onderzoekt de haalbaarheid hiervan. Op het gebied van duurzame mobiliteit concentreert de transitie naar Duurzame Mobiliteit zich op de versnelde marktintroductie van duurzame brandstoffen, voertuigtechnologie, en voertuiggeleiding en communicatiesystemen. In dit kader is het bijmengen van biobrandstoffen 2% in 2007 (en 5,75% in 2010) verplicht gesteld (in navolging van de Richtlijn Biobrandstoffen). In 2004 heeft de ministerraad ingestemd met de Beleidsnota Verkeersemissies. In dit stuk staan voorstellen om het verkeer in Nederland schoner, stiller en zuiniger te maken. Mede op basis van deze nota heeft het kabinet Balkenende besloten dat in 2006 het bijmengen van biobrandstof bij 'gewone' brandstof fiscaal gestimuleerd moet worden. In de beleidsnota staat ook dat de innovatie gericht op tweedegeneratiebiobrandstoffen in gang gezet moet worden. 2.1.3 Het Actieplan Biomassa in Gronings perspectief Klimaat is een actueel thema. In het Provinciaal Omgevings Plan is het beleid ten aanzien van klimaatverandering verwoord: De Provincie Groningen heeft als ambitie een evenredige bijdrage te leveren aan de internationale CO 2 -emissiereductie doelstellingen. In de 'Potentieelstudie Provincie Groningen, keuzes voor het energiebeleid van de Provincie Groningen' (juni 2003) zijn vervolgens haalbare mogelijkheden voor energiebesparing en duurzame energie geïdentificeerd, waarbij drie hoofdrichtingen worden onderscheiden: energiebesparing in de bebouwde omgeving; energiebesparing in de industrie; opwekking van duurzame energie. 9

Voor de laatste richting is in het bijzonder energie uit biomassa als een kansrijke optie geïdentificeerd. In de studie 'Van Kyoto via Den Haag naar Groningen' (sept. 2003) is berekend dat een evenredige bijdrage aan de CO 2 -emissiereductie doelstellingen in 2010 een reductie tussen 1,1 en 2,4 Mton CO 2, afhankelijk van de economische ontwikkeling, vertegenwoordigt. Tevens is in deze studie het praktisch potentieel voor de provincie ingeschat op 2,5 Mton CO 2 -reductie. Hierbij is aangegeven dat de rol die de provincie kan spelen en de invloed die zij heeft beperkt en voor een deel afhankelijk van derden is. In 2004 is het Uitvoeringsplan Klimaatbeleid Provincie Groningen tot stand gekomen. Daarin staan concrete activiteiten benoemd die we uitvoeren in het kader van het BANS Klimaatconvenant (2004-2007) en die invulling geven aan het realiseren van het 'praktisch potentieel'. Eén van de activiteiten is het opstellen van het voorliggende Actieplan Biomassa. Als provincie Groningen stimuleren wij innovatie in het Groninger bedrijfsleven. Om innovatie een impuls te geven, hebben wij het Innovatieve Actieprogramma Groningen (IAG) opgezet. Het IAG ondersteunt innovatieve projecten met een experimenteel karakter o.a. binnen het thema 'duurzame energie'. Er zijn reeds verschillende projecten gestart, zoals Biogas in het Westerkwartier en Puur Dierlijke Olie. De looptijd van het IAG is 2 jaar (2005-2007), echter er zijn geen subsidiegelden meer beschikbaar voor duurzame energie projecten. Op ons initiatief is het Energieconvenant Groningen (ECG), een samenwerkingsverband met als deelnemers provincie Groningen, gemeente Groningen, Nuon en Gasunie, opgezet. Het doel van het Energieconvenant Groningen is het gezamenlijk realiseren van resultaten op het gebied van duurzame energie en energiebesparing. Het Energieconvenant Groningen loopt van maart 2003 tot en met maart 2007. De landbouw is een belangrijke sector in de provincie Groningen en is sterk in ontwikkeling. Wij willen de ontwikkeling van hoogwaardige en duurzaam producerende land- en tuinbouw ondersteunen door het zoeken naar mogelijkheden om de bedrijfsbasis te versterken met het toepassen van innovatieve teelten en de introductie van nieuwe technieken en processen (Provinciaal Omgevingsplan II); verbreding door onder andere biomassateelt en energieopwekking uit biomassa. Actuele projecten zijn de energieteelt van koolzaad en miscanthus en mest- en covergisting in Lellens en Oldehove. Groningen heeft met zijn bestaande energiecluster (bedrijven, infrastructuur en kennis) het potentieel om uit te groeien tot een strategische schakel voor de internationale energiemarkt en - distributie. We hebben daarom het project Costa Due opgezet dat gericht is op het versterken van de duurzame ontwikkeling van de Eemsmondregio door het opwekken van groene energie. Het doel is in een dialoogproces met verschillende stakeholders te komen tot één of twee kansrijke ketensystemen voor energie en grondstoffen uit biomassa in de Eemsdelta die leiden tot geïntegreerde projecten en voorwaarden voor samenhangende investeringen. 10

Ook willen wij ons samen met Friesland, Drenthe en de kop van Noord Holland profileren als energieregio. Hiertoe is Energy Valley opgericht. Energy Valley heeft tot doel de bestaande activiteiten op energiegebied uit te bouwen tot een breed cluster van energiegerelateerde bedrijvigheid dat in Nederland en daarbuiten onderscheidend is. Om de strategie uit te werken en projecten te ontwikkelen is Stichting Energy Valley opgericht. Zij zet zich in op de ontwikkeling van 3 pijlers en de realisatie van projecten hierbinnen: bedrijfsactiviteiten, duurzame energie en kennis. Vanuit het North Sea Bio Energy project 2 is in september 2006 het project Bio Energie Noord (looptijd tot 2008) opgezet. Dit wordt gecontinueerd en beheerd als een onderdeel van Energy Valley. Bio Energie Noord heeft als doel om meer bedrijvigheid op het gebied van bio-energie uit biomassa in Noord Nederland te realiseren. Hiertoe beschikt zij over een netwerk van installateurs, uitvoerders en kennisinstellingen. Pagina 11 van 44 2 North Sea Bio Energy is een internationaal project waarin Provincie Friesland lead partner is en dat gericht is op het stimuleren van het gebruik van biomassa voor energie productie. 11

12

3 Uitgangspunten voor het Actieplan 3.1 Samenloop met andere programma's en projecten Binnen de Provincie Groningen bestaan er verschillende programma's en projecten die zich (deels) op biomassa richten. In de vorige paragraaf zijn deze beschreven en in onderstaande figuur zijn deze in relatie tot elkaar en het Actieplan Biomassa weergegeven. Figuur 1. Samenloop energie programma's en projecten binnen de Provincie Groningen. Het Actieplan Biomassa richt zich op de volgende twee sporen: 1. Meerjarenprogramma: het meerjarenprogramma beschrijft projecten ter formulering van integrale beleidskaders en randvoorwaarden voor biomassa toepassingen en biomassaprojecten die wij zelf kunnen en willen oppakken. Het Actieplan sluit hiermee aan bij onze ambitie om op verschillende momenten in de planvormingfase een actieve rol te spelen bij de totstandkoming van biomassa projecten, als facilitator van initiatieven. 2. Ondersteuningsprogramma: het ondersteuningsprogramma beschrijft in te zetten tijd, expertise en financiële middelen (subsidies) ter ondersteuning van concrete biomassa projecten afkomstig van derden of projecten voortkomend uit andere programma's zoals Costa Due. 3.2 Inbedding en afstemming binnen de Provincie Voor het opstellen en het uitvoeren van het Actieplan Biomassa is de afdeling Milieubeleid & Bodemsanering verantwoordelijk. Binnen deze afdeling zal de Projectleider Biomassa de uitvoering van de verschillende projecten uit het Meerjarenprogramma tussen de afdelingen coördineren en de voortgang ervan monitoren. In het in hoofdstuk 4 beschreven actieplan is per project aangegeven welke afdeling de trekker van het project zal zijn. Daarnaast zal de Projectleider Biomassa het centrale aanspreekpunt zijn voor projecten die ondersteuning behoeven vanuit het Ondersteuningsprogramma van het Actieplan Biomassa. Het is de verantwoordelijkheid van de Projectleider Biomassa om de planning, de kwaliteit, het budget en de financiële dekking van het Actieplan Biomassa te bewaken en dit af te stemmen binnen de organisatie. 13

De Projectleider Biomassa zal deelnemen aan het interne Energie afstemmingsoverleg dat 2-wekelijks plaatsvindt. In dit overleg staat de afstemming en samenwerking tussen de verschillende afdelingen, programma's en projecten binnen de Provincie Groningen centraal. Een overzicht van de binnen de Provincie lopende energie projecten wordt in dit overleg bijgehouden. De projecten op het gebied van duurzame transportbrandstoffen zullen getrokken worden door de afdeling Milieubeleid & Bodemsanering in samenwerking met afdeling Verkeer en Vervoer en het OV Bureau. De projectleider biomassa zal de voortgang en de markt- en beleidsontwikkelingen op dit gebied eens per 2 maanden afstemmen met de afdeling Verkeer en Vervoer. Tevens zal de Projectleider Biomassa 1x per 3 maanden een afstemmingsoverleg hebben met het Bio Energie Noord (BEN) om de samenwerking in en de ondersteuning van projecten te bevorderen en elkaar te versterken. Het BEN heeft, net zoals het Actieplan Biomassa, tot doel bio-energie projecten te realiseren en stimuleren maar staat door haar positie als uitvoeringsorganisatie dichter bij de markt dan de Provincie. 3.3 Randvoorwaarden voor biomassa initiatieven De Provincie Groningen zal niet elk projectvoorstel omarmen. Wij hebben daarom - gezien onze beperkte invloed, middelen en instrumenten- een aantal randvoorwaarden opgesteld op basis waarvan wij de mate van actieve steun kunnen bepalen. Niet alle randvoorwaarden zullen in alle gevallen even zwaar wegen. Dit is vooraf echter niet duidelijk aan te geven. Wij zullen dit per project beoordelen. Randvoorwaarden 1. Biomassa projecten dienen bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van de provincie en in algemene zin aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Het Ministerie van EZ werkt op dit moment aan richtlijnen die meer duidelijkheid moeten verschaffen over wat onder 'duurzame bio-energie' moet worden verstaan (zgn. duurzaamheidcriteria voor de productie van biomassa). De huidige duurzaamheidscan van de Provincie is beperkt bruikbaar voor het bepalen van de duurzaamheid van bio-energie initiatieven. Het is gewenst dat de Provincie, voortbouwend op de bestaande duurzaamheidscan en de duurzaamheidcriteria van EZ specifieke duurzaamheidcriteria voor bio-energie initiatieven ontwikkelt ter bewustwording en discussie. 2. Provincie Groningen wil het gebruik van die biomassa stimuleren die op de plaats van herkomst geen nadelige effecten heeft (hier, nu, later, elders). 3. De initiatieven en projecten dienen een bijdrage aan de reductie van de emissie van broeikasgassen te bewerkstelligen. 4. De projecten dienen bij voorkeur bij te dragen aan de sociale en economische structuurversterking van de provincie. Bij het hanteren van de randvoorwaarden kan er een spanningsveld ontstaan tussen initiatieven die op relatief korte termijn, en initiatieven die op wat langere termijn bijdragen aan de economische structuur. In het eerste geval gaat het dan om bijvoorbeeld relatief grootschalige initiatieven, die op basis van bewezen techniek op korte termijn aanzienlijke CO 2-reducties kunnen realiseren, en als positief bij-effect bijvoorbeeld nieuwe werkgelegenheid genereren. In het tweede geval gaat het dan om meer innovatieve initiatieven, bijvoorbeeld gericht op cascadering van biomassagebruik, waarvan de economische haalbaarheid nog niet is aangetoond en het CO 2- en werkgelegenheidseffect op korte en middellange termijn beperkt is. Dergelijke projecten kunnen dan wel weer bijdragen aan het nagestreefde profiel van innovatieve biomassa Provincie, ondermeer door samenwerking met kennisinstituten. 14

5. Het biomassa initiatief moet passen binnen het provinciaal beleid. 6. Het is een pre als het biomassa initiatief vernieuwend is (uniek en innovatief). Om voor ondersteuning in aanmerking te komen is het een pre dat een project een innovatief karakter heeft. Projecten waarvan de milieuprestatie beter is dan de Best Bestaande Technieken (BBT) hebben een innovatief karakter (Toekomstagenda Milieu, VROM, april 2006). Zo heeft een project dat gebruik maakt van een nog niet bewezen techniek een innovatief karakter. Maar ook bijvoorbeeld de manier van exploitatie, de input, de toepassing van de producten of de gekozen organisatievorm kan innovatief zijn. 7. Het is een pre indien projecten met weinig middelen veel tot stand kunnen brengen om daarmee een vliegwielfunctie te creëren. Inbedding van toetsing binnen de provinciale organisatie De Projectleider Biomassa zal het initiatief aan de bovengenoemde randvoorwaarden beoordelen. De initiatiefnemer zal hiertoe schriftelijke informatie voorleggen. De beoordeling en het daaraan gekoppelde voorstel voor ondersteuning zal door de Projectleider Biomassa worden teruggekoppeld in het twee wekelijkse interne Energie afstemmingsoverleg. 15

16

4 Het biomassaprofiel van Provincie Groningen Middels het biomassaprofiel van Provincie Groningen maken we inzichtelijk wat voor biomassastromen binnen de provincie Groningen beschikbaar zijn, of deze worden verwerkt, en wat kansen zijn voor een meer optimale benutting. Het doel van het biomassaprofiel is het speelveld voor het Actieplan Biomassa te bepalen. Daarbinnen zullen keuzes moeten worden gemaakt, waar het meeste rendement uit de activiteiten kan worden gehaald. 4.1 De definitie van biomassa Voor de definitie van biomassa wordt in dit actieplan aangesloten bij de EU Richtlijn 2001/77/EC: 'Biomassa omvat de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen uit de landbouw - met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen-, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval'. Aansluitend bij bovenstaande definitie kan biomassa in de volgende drie hoofdgroepen worden onderverdeeld: residustromen (organisch afval) die ontstaan binnen de Provincie Groningen als bijproduct of afvalproduct van andere activiteiten; biomassa die wordt geteeld binnen de Provincie Groningen (energieteelt) met het doel benut te worden als brandstof voor energieopwekking, transportbrandstof of groene grondstof; alle biomassa die wordt geïmporteerd van buiten de Provincie, dat wil zeggen vanuit andere Provincies in Nederland of vanuit het buitenland. Dit kunnen zowel residustromen als producten van energieteelten zijn. Voor de benutting van biomassa als energiedrager kunnen drie hoofdroutes worden onderscheiden: biomassa als -direct inzetbare- brandstof voor kleinschalige of grootschalige energiecentrales binnen de Provincie, waarmee elektriciteit, gas en/of warmte wordt geproduceerd (bijvoorbeeld verbranding, vergassing, vergisting, pyrolyse); biomassa als grondstof voor de productie van transport brandstoffen, die aansluitend binnen of buiten de Provincie worden ingezet; biomassa als grondstof voor bioraffinage, waarbij een diversiteit aan producten (waaronder specifieke energiedragers) wordt geproduceerd, die vervolgens binnen of buiten de Provincie worden ingezet. In dit Actieplan Biomassa beschouwen we in beginsel alle typen biomassa, biomassaenergie-conversieroutes en conversieproducten/vormen van energie. 4.2 Biomassastromen en -partijen Binnen de Provincie Groningen is een grote variëteit aan biomassastromen beschikbaar. Voor het vaststellen van het biomassaprofiel voor het Actieplan Biomassa is het vooral van belang om te weten de grootte orden van welke typen biomassa beschikbaar zijn of komen. Vervolgens is gekeken naar de huidige projecten op het gebied van biomassa, welke verwerkings- of toepassingsroutes op dit moment beschikbaar zijn en welke (nieuwe) kansen er zijn voor het inzetten van de stromen. Deze kansen bestaan soms uit onderzoeken of studies die al worden gedaan, soms zijn het ook mogelijkheden die nog moeten worden bestudeerd. Met name vanuit de laatste categorie zijn projecten voor het actieplan gedefinieerd. 17

In de onderstaande tabel hebben wij de beschikbare biomassastromen binnen de provincie geïnventariseerd, aangegeven wat op dit moment met de stromen gebeurt en waar de kansen liggen voor de verdere ontwikkeling van het biomassapotentieel. Uitwerking van deze kansen tot projecten gebeurt in hoofdstuk 5. Tabel 1 - Biomassaprofiel Provincie Groningen; speelveld Actieplan Biomassa Biomassastroom Huidige verwerking/afzet Kansen voor verdere optimalisering van gebruik 1 Gemeenten a. Gemengd huishoudelijk afval incl. GFT en papier/karton b. GFT en groenafval (enkele tienduizenden tonnen per jaar) 2 Agrifood keten a. Mest (per jaar ca. 230 kton droge stof) b. Overige agrarische reststromen (o.m. stro, bietenpuntjes) c. Residuen V&G industrie (suikerindustrie, aardappelverwerkers) VAGRON vergisting organische stromen, prod. biogas ± 160 kton/jr Compostering Landbouw, deels kleinschalige vergisting Hergebruik als veevoer/onderwerken op land Veevoer 3. Waterschappen a. Zuiveringsslib Drogen, verwerken tot energiekorrels (ca. 17 kton droge stof per jaar). Soms eerst vergisting op locatie b. Reststromen uit beheer Groencompostering; laten liggen op terrein 4. Weg- en natuurbeheer a. Bermgras en natuurgras ed Groencompostering; laten liggen op terrein 5. Overig bedrijfsafval a. Resthout en afvalhout Spaanplaatindustrie (schone stromen), energietoepassingen b. Swill en vet/olie Verwerking met ba/gft, lozing op riolering, hergebruik als vee- en diervoer c. Residuen uit de papierindustrie (slib) 6. Energieteelt Diverse stromen voor verschillende toepassingen Verbranding in AVI's. Meestook in e-centrales kan maar is geen onderverdeeld succes n.v.t. VAGRON onderzoekt de mogelijkheden om het digestaat van vergisting energetisch beter te benutten. Afscheiden houtachtige fractie uit groenafval t.b.v. inzet in bio-energiecentrales. Vergisting van GFT. Vergroten aandeel mestvergisting (decentraal of centraal). Ondersteunen van innovatieve opties (Nota Mestvergisting) Toepassing als co-substraat in mestvergisting, monovergisting, productie van brandstof via pyrolyse van stro, toepassingen in groene chemie Toepassing als co-substraat in mestvergisting, monovergisting, nieuwe toepassingen bij productie van brandstof (bio-ethanol), toepassingen in groene chemie (cascadering). Verbetering van het energierendement in de keten door bijvoorbeeld een groter deel van het zuiveringsslib eerst te vergisten. Bio-energieopties voor bermgras onderzoeken (samen met stromen van andere ontdoeners, zie bijv. 4 a), toepassing voor groene chemie. Voor houtachtige fracties aansluiten bij 1b. Bio-energieopties voor bermgras onderzoeken (samen met stromen van andere ontdoeners), toepassing voor groene chemie. Mogelijkheden voor inzet schoon hout in groene chemie, uitbreiding energietoepassingen, bio-ethanol (2 e generatie) Geen beschikbare energieopties voorhanden. Geen beschikbare energieopties voorhanden. Aansluiten bij mogelijkheden die in Zweden worden uitgewerkt? teelt verwerkingscombinaties, Productie van bioethanol/biodiesel, (co-)substraten voor vergisting, Inzet als biobrandstoffen, R&D onderzoek naar concepten zoals cascadering 7. Import van biomassa Diverse stromen n.v.t. Grote projecten zoals grootschalige mee- en bijstook in een kolengestookte energiecentrale. Een groot deel van de stromen die in Groningen beschikbaar komen, bestaat uit residustromen van verschillende ontdoeners. Voor een deel overlappen deze stromen elkaar (bermgras kan van gemeenten, natuurbeheerders of waterschappen komen), voor een deel zijn dit ook hele verschillende stromen. Behalve stromen die als residu vrijkomen bieden ook geteelde biomassa en geïmporteerde stromen mogelijkheden voor de ontwikkeling van biomassaprojecten. 18

5 Actieplan Biomassa 2007-2010 De Provincie wil haar rol als facilitator van initiatieven invullen door enerzijds het zelf oppakken van biomassa projecten, en anderzijds het ondersteunen van door derden aangedragen projecten. Dit betekent voor het in dit hoofdstuk gespecificeerde actieplan 2007-2010 dat het bestaat uit twee onderdelen: Meerjarenprogramma Biomassa: projecten die door verschillende afdelingen binnen de provincie worden getrokken en uitgevoerd; Ondersteuningsprogramma Biomassa: middelen en uren voor de financiële ondersteuning van haalbaarheidsstudies, het leveren van een competente trekker voor projectondersteuning en het 'makelen en schakelen' voor projecten van derden of projecten voortkomend uit andere programma's zoals Costa Due en Energy Valley. Naast een aantal algemene projecten zijn specifieke biomassa projecten in gesprek met geïnterviewden (bijlage 1) en met de kansen uit het biomassaprofiel ontwikkeld langs drie sporen: 1. Transportbiobrandstoffen uit biomassa; 2. Elektriciteit en warmte uit biomassa; 3. Biomassa als grondstof voor raffinage. Voor alle projecten, zowel die uit het Meerjarenprogramma als die waarvoor de provincie organiserend vermogen, tijd of middelen inzet, geldt dat ze dienen te voldoen aan de in hoofdstuk 3 gespecificeerde randvoorwaarden. In de onderstaande tabellen is per project beschreven: Context: achtergrond van het project Doelstelling en resultaat: doel en beoogde resultaat van het project Afdeling: afdelingen die aan het project zullen werken en de afdeling die het project zal leiden Werkzaamheden: activiteiten die binnen het project worden uitgevoerd Startdatum en doorlooptijd: geplande datum dat het project start en de verwachte doorlooptijd ervan Planja(a)r(en): jaren dat het project loopt binnen het Actieplan Biomassa Externe kosten: inschatting van de 'out of pocket' kosten Uren intern: inschatting van het aantal uren per afdeling die aan het project werkt Projectpartners: partijen met wie het project opgepakt zal worden Stakeholders: partijen die in het project geraadpleegd of betrokken zullen worden Samengevat kan de opbouw en inhoud van het onderstaand uitgewerkte actieplan 2007-2010 als volgt worden geïllustreerd: Actieplan Biomassa Transportbrandstoffen uit biomassa Elektriciteit en warmte uit biomassa Biomassa als grondstof voor raffinage Meerjarenprogramma Projecten met beleidskaders/ Algemene projecten Biomassa projecten Ondersteuningsprogramma Organiserend vermogen Makelen en schakelen Haalbaarheidsstudies 19

Meerjarenprogramma - Transportbrandstoffen uit biomassa 1. Toekomstagenda duurzame transportbrandstoffen Noord Nederland Context De provincies Friesland, Drenthe en Groningen, verenigd binnen Energy Valley, willen het gebruik en aanbod van duurzame transportbrandstoffen stimuleren. Echter vragen zoals 'op welke brandstoffen kan Noord Nederland zich het beste richten?' en 'wat zijn onze concrete beleidsdoelstellingen?' zijn nog onbeantwoord. Om een eenduidige ambitie te kunnen uitdragen en omdat transportbrandstoffen bij uitstek (provincie-)grensoverschrijdend zijn willen de drie provincies, ondersteund door Energy Valley, een gezamenlijke visie op duurzame transportbrandstoffen ontwikkelen. Deze visie vertaalt zich in gezamenlijke beleidsdoelstellingen, op basis waarvan een uitvoeringsprogramma voor de periode 2007-2010 (specifiek voor de Provincie Groningen) wordt ontwikkeld. Op basis van de beleidsdoelstelling en gesteund door het uitvoeringsprogramma kunnen gemeenten en private partijen met projecten gericht bijdragen aan het behalen van de doelstelling. Doelstelling Stimuleren van duurzame transportbrandstoffen in Noord Nederland door het vaststellen van een zo concreet mogelijke beleidsdoelstelling en een uitvoeringsprogramma 2007-2010 om deze beleidsdoelstelling te bereiken. Resultaat Visie van de noordelijke provincies op duurzame transportbrandstoffen vertaalt in concrete beleidsdoelstellingen en een uitvoeringsprogramma voor de periode 2007-2010. Afdeling Milieubeleid & bodemsanering (PL) Werkzaamheden Overleg met Provincie Friesland, Drenthe en Energy Valley Verzamelen relevante informatie (buitenland: Duitsland/ Zweden) en analyse Intern overleg en afstemming Opstellen toekomstagenda incl. uitvoeringsprogramma Bestuurlijk vaststellen toekomstagenda in provincies Startdatum en januari 2007, uitvoeringsprogramma 2007-2010 doorlooptijd Planja(a)r(en) 2007 2010 Externe kosten 5.000 euro (opstellen visie), 50.000 euro 2007 en 100.000 euro voor het uitvoeringsprogramma voor de jaren 2008-2010 Uren intern 100 uur 2007, 200 uur 2008/2009/2010 MB Projectpartners Energy Valley, Provincie Friesland, Provincie Drenthe Stakeholders Costa Due, BEN, Platform Duurzame Mobiliteit, E85 netwerk, dealers (Fors, Saab ed.), oliemaatschappijen (Argosoil) en distributeurs (Dutch4). 20

2. Duurzame concessieverlening Context De Werkgroep Schone Bussen van het nationale Platform Duurzame Mobiliteit (Energietransitie) onderschrijft de rol van concessieverleners als het gaat om duurzame innovatie in het openbaar busvervoer. Afgelopen periode heeft de Provincie Groningen samen met de Gemeente Groningen, Arriva en Gasunie en in overleg met het OV Bureau gesproken over de introductie van 20 bussen op aardgas. Dit project is niet geslaagd omdat de concessieperiode met maar één jaar (i.p.v. twee jaar) is verlengd en de bussen zouden moeten worden opgenomen in de aanbesteding van de eerstvolgende concessieperiode. Op 9 december 2003 hebben de gemeente Groningen, de provincie Drenthe en de provincie Groningen de exploitatie van het vervoer gegund aan Arriva. De nieuwe concessie is op 1 juni 2004 ingegaan voor een periode van 3,5 jaar en wordt verlengd met 1 jaar tot 1 december 2008. Voor de nieuwe concessieperiode zal in dit project gekeken worden naar de mogelijkheden van duurzame mobiliteit. Doelstelling Met behulp van het in dit project ontwikkelde Programma van Eisen komen tot de integratie van duurzaamheid in de aanbesteding van de OV concessie (busvervoer). Resultaat Een bestuurlijk vastgesteld Programma van Eisen waarin (varianten voor) de integratie van duurzaamheid in de aanbesteding van OV diensten (busvervoer) is opgenomen, en dat rechtstreeks deel kan uitmaken van het uiteindelijk te gebruiken totale Programma van Eisen. Afdeling Milieubeleid en Bodemsanering (PL) Werkzaamheden overleg met projectpartners inventariseren ervaringen andere provincies (IPO projecten) opstellen Programma van Eisen presentatie & verkrijgen bestuurlijk commitment Startdatum en januari 2007, 6 maanden doorlooptijd Planja(a)r(en) 2007 Externe kosten 25.000 euro Uren intern 100 uur MB Projectpartners OV Bureau, Gemeente Groningen, Provincie Drenthe Stakeholders Platform Duurzame Mobiliteit, IPO, Costa Due, Energy Valley 21

3. Workshop vergunningverlening duurzame transportbrandstoffen Context Gemeenten zijn bevoegd gezag voor nieuw te ontwikkelen faciliteiten voor productie, opslag en distributie van duurzame transportbrandstoffen, inclusief tankvoorzieningen (mits beneden specifieke schaalgroottes). Met de huidige en te voorziene ontwikkelingen in die markt, worden gemeenten geconfronteerd met een nieuw type inrichtingen waarvoor vergunningaanvragen moeten worden beoordeeld en vergunningen moeten worden afgegeven. De provincie wil op basis van bestaande informatie (Infomil, Senternovem, IPO) voor de gemeenten en provincie een workshop Vergunningverlening Duurzame transportbrandstoffen organiseren, waarin naast achtergrondinformatie over duurzame transportbrandstoffen (beleid en marktontwikkelingen) vooral handvatten worden geboden voor vergunningverlening. Doelstelling Faciliteren van de vergunningverlening door gemeenten en provincies van duurzame transportbrandstof inrichtingen Resultaat Een praktische workshop voor gemeenten en provincie met inbreng van bijvoorbeeld Infomil en gemeenten met praktische ervaring Afdeling Milieubeleid en bodemsanering (PL), Vergunningverlening Werkzaamheden inventarisatie beleid & marktontwikkelingen duurzame transportbrandstoffen o.b.v. bestaande informatie en projecten identificeren kansen en knelpunten vergunningverlening organiseren workshop Startdatum en maart 2007, 3 maanden doorlooptijd Planja(a)r(en) 2007 Externe kosten 7.500 Euro Uren intern 60 uur MB en 15 uur MV Projectpartners - Stakeholders Gemeenten, Infomil, IPO, Senternovem, Costa Due, Energy Valley 22

4. Experimenteerruimte en proeftuin biomassa Context De Provincie Groningen heeft de ambitie experimenteerruimte te creëren om bio-energie initiatieven te ontwikkelen in samenwerking met derden. Dit wil zij doen door een proeftuin op te zetten waar bedrijven de ruimte en de voorzieningen krijgen voor het uittesten/beproeven van (pre-commerciële) installaties op het gebied van bio-energie. Hierbij denkend aan apparatuur voor drogen en bewerken van ruwe biomassa tot verhandelbare brandstoffen, conversietechnieken voor de omzetting van biomassa in vloeibare brandstoffen, elektriciteit en warmte, het opwerken van biogas tot aardgaskwaliteit (zoals IAG project Biogas in het Westerkwartier) en dit inbrengen in het (de)centraal net. Provincie Groningen wil experimenten met bovengenoemde toepassingen faciliteren door voor de proeftuin een toegesneden set randvoorwaarden te formuleren. Deze randvoorwaarden hebben betrekking op ondermeer de locatie, de eisen aan de inrichtingen en de bedrijfsvoering, alsmede de verplichting tot monitoren van de resultaten door initiatiefnemers. Om te komen tot de realisatie van experimenteerruimte en een proeftuin dient een aantal vragen te worden beantwoord: wat zijn potentieel geschikte locaties voor een proeftuin? welke voorzieningen zijn benodigd? hoe dient een proeftuin te worden georganiseerd, m.a.w. welke partijen zijn het meest geschikt als beheerder/vergunninghouder? hoe dienen activiteiten op de locatie te worden vergund? welke randvoorwaarden worden gesteld aan bedrijven/instellingen die gebruik maken van de proeftuin? hoe kan de proeftuin worden gefinancierd? Dit project sluit aan bij het BANS project Experimenteerruimte Biomassa waar momenteel invulling aan wordt gegeven. Doelstelling Het faciliteren van innovatieve biomassa toepassingen, waarvoor regelgevende kaders op dit moment nog onvoldoende zijn ontwikkeld. Resultaat Proeftuin voor partijen met innovatieve biomassa toepassingen en installaties. Set van randvoorwaarden op basis waarvan de initiatieven kunnen worden beoordeeld, toegelaten en geëvalueerd Afdeling Milieubeleid en Bodemsanering (PL), Vergunningverlening Werkzaamheden inventarisatie ervaringen met proeftuinen elders definiëren van type gewenste activiteiten, i.o.m. mogelijke partijen vinden van partijen, initiatieven identificeren mogelijk locaties voor proeftuin (overleg derden) analyse van lancunes en wet- en regelgeving en vaststellen van mogelijkheden voor experimenteerruimte (pilots) en pakket randvoorwaarden uitwerken financiële randvoorwaarden communiceren van randvoorwaarden met partijen opzetten proeftuin biomassa Startdatum en Maart 2007 januari 2008, 10 maanden doorlooptijd Planja(a)r(en) 2007 Externe kosten 25.000 euro Uren intern 120 uur MB en 40 uur MV Projectpartners Milieudienst Gemeente Groningen Stakeholders Gasunie, TLN, Costa Due, Energy Valley, BEN, RUG, Profacto, Ministerie VROM 23

5. Haalbaarheidstudie opwerken van bio-ethanol tot zuivere bio-ethanol Context Om bio-ethanol te kunnen gebruiken als transportbrandstof dient het opgewerkt te worden tot zuivere bio-ethanol van 99,7%. Binnen de gehele waardeketen van bio-ethanol is dit een kapitaalintensieve en kostbare processtap. Noord Nederland heeft met de aanwezigheid van de suikerindustrie, de landbouw en de Eemshaven (import) de potentie en ambitie om uit te groeien tot een producent van bio-ethanol. De huidige initiatieven in Noord Nederland richten zich op bio-ethanol productie op kleine schaal; zeer interessant maar uiteindelijke wel afhankelijk van opwerking technologie/markt acces/economies of scale. Door te zoeken naar de mogelijkheid om een centrale opwerkingsunit te verwezenlijken waarin, de op verschillende plaatsen geproduceerde, ethanol op een (energie)efficiënte, duurzame en innovatieve wijze opgewerkt kan worden kan bio-ethanol in Nederland en internationaal een positie verwerven. De Provincie Groningen wil dit proces faciliteren door een haalbaarheidstudie uit te voeren waarin de mogelijkheden, risico s, knelpunten en kansen voor een dergelijke unit in kaart gebracht worden. Vervolgens wil zij deze bevindingen onder de aandacht brengen van partijen in de markt. Doelstelling Ontwikkelen van Noord Nederland als belangrijke producent van biobrandstoffen (bio-ethanol). Resultaat Haalbaarheidstudie (technisch en juridisch) voor een bio-ethanol opwerkingsfabriek in Noord Nederland. Afdeling Milieubeleid en Bodemsanering (PL), EZ Werkzaamheden Op basis van een inventarisatie van bestaande initiatieven en informatie opzetten van een haalbaarheidstudie Inventariseren mogelijke partijen Communiceren resultaten haalbaarheidsstudie Startdatum en Medio 2008, 12 maanden doorlooptijd Planja(a)r(en) 2008 Externe kosten 25.000 euro Uren intern 160 uur Projectpartners mogelijk Beethanol, VDT Stakeholders Costa Due, Energy Valley, BEN 24

6. Aanjaagcentrum Duurzame Mobiliteit (Katalysatorcentrum) Context De laatste jaren is in Noord Nederland een groot aantal initiatieven gestart rondom alternatieve transportbrandstoffen. De vraag waar partijen in de noordelijke regio nu voor staan is in hoeverre deze ontwikkelingen kunnen leiden tot een structurele versterking van de Noord Nederlandse economie. Energy Valley heeft de ambitie een aanjaagcentrum op te richten en uit te bouwen dat de ontwikkeling van de duurzame brandstoffenketen in Noord- Nederland moet stimuleren. Het centrum zal zich met name richten op het einde van de keten, nl het stimuleren van de distributie en het gebruik van duurzame transportbrandstoffen door fleetowners, het bevorderen van de ontwikkeling van zowel technologische (opleiding monteurs; technische en chemische aspecten van langdurig gebruik) als bedrijfseconomische (exploitatieopzetten, restwaarde, break-evenpoints etc) kennis op dit gebied. Het centrum zal nauw samenwerken met andere organisaties die zich specialiseren op andere delen van de keten (bv BEN, die meer gericht is op de productie, het Landelijk Platform Duurzame Mobiliteit, dat meer op beleidsmatig niveau het gebruik wil stimuleren en regionale oliemaatschappijen, die zich richten op de distributie). Daarnaast zal het centrum nadrukkelijk aansluiting zoeken bij de kennisinstellingen, in het bijzonder RU Groningen en Van Hall/Larenstein/WUR. Door samenwerking met de RU Groningen, het landelijk Platform Duurzame Mobiliteit en organisaties als RAI en Bovag is het de bedoeling dat het centrum op termijn uitgroeit tot een nationaal expertise- en aanjaagcentrum op het gebied van duurzame brandstoffen. De Provincie Groningen ondersteunt deze visie en wil bijdragen in de financiering voor het Katalysatorcentrum. Het centrum zal in samenwerking met private partijen worden gefinancierd en organisatorisch binnen Energy Valley ingepast gaan worden (zoals BEN). Doelstelling Stimuleren van projecten op het gebied van duurzame mobiliteit. Resultaat Aanjaagcentrum Duurzame Mobiliteit (Katalysatorcentrum) Afdeling Milieubeleid en Bodemsanering (PL) Werkzaamheden ondersteunen van het Katalysatorcentrum ter stimulering van projecten op het gebied van duurzame mobiliteit Startdatum en 2007-2009, 3 jaren doorlooptijd Planja(a)r(en) 2007-2009 Externe kosten 60.000 euro (20.000 euro/jaar) Uren intern Nvt Projectpartners Provincie Friesland, Energy Valley Stakeholders - 25

7. IEE aanvraag stimuleren van biobrandstoffen Context De Provincie Groningen heeft tezamen met partners in Zweden, Estland, Roemenië, Italië, Spanje en Oostenrijk een Europese subsidieaanvraag (IEE) ingediend. Het project, waar de subsidie voor is aangevraagd, is gericht op het vergroten van het aandeel biobrandstoffen in de gehele keten door het wegnemen van belemmeringen. De Provincie Groningen zal binnen het project optreden als lead partner. Het project bestaat uit verschillende fasen en kent een totale doorlooptijd van 30 maanden. De eerste fase is gericht op het identificeren van niet- technische belemmeringen die het gebruik van biobrandstoffen in de weg staat. De tweede fase is gericht op het inventariseren van acties om deze belemmeringen weg te nemen. Vervolgens zullen deze acties worden uitgevoerd en de resultaten ervan worden gemonitord. Als mogelijke acties zijn de projecten op het gebied van biobrandstoffen uit biomassa uit dit Actieplan Biomassa opgenomen. Dit stelt ons in staat dat als de subsidie wordt toegekend deze projecten op te schalen danwel de subsidie te gebruiken voor financiering van de projecten. De subsidie is 31 oktober 2006 aangevraagd. Als de EU positief besluit over de aanvraag zal de provincie na onderhandeling de projectwerkzaamheden kunnen starten. Doelstelling IEE subsidie verwerven om aansluitend in samenwerking met partners het aandeel biobrandstoffen te vergroten Resultaat Een ontvankelijke subsidie aanvraag conform de daarvoor door de subsidiërende partij gestelde eisen. Uitvoeren van een aantal projecten gericht op het wegnemen van belemmeringen voor het vergroten van het aandeel biobrandstoffen. Afdeling Milieubeleid & Bodemsanering (PL), FC, ABJ Werkzaamheden identificeren van partners; contact leggen opstellen subsidie aanvraag afronden aanvraag nav beoordeling EU overleg met partners en opmaken contracten per partner coördineren van projectwerkzaamheden verzorgen van administratie en rapportages met FC en ABJ uitvoeren van projecten geïdentificeerd binnen het project. Startdatum en doorlooptijd Aanvraag oktober 2006. Project start begin 2007 tot 2010. Doorlooptijd 30 maanden. Planja(a)r(en) 2007 2010 Externe kosten 28.000 euro (voor opstellen aanvraag, inmiddels uitgegeven) 10.000 euro (afronden EU aanvraag nav beoordeling EU) Uren intern 60 uur MB en 40 uur ABJ, 180 uur FC (60 uur per jaar) Projectpartners 6 Europese partners (Italië, Noorwegen, Zweden, Roemenië, Spanje, Estland) Stakeholders Energy Valley, Costa Due 26