LOKALE ECONOMIE WERELDWIJD



Vergelijkbare documenten
Paradoxaal genoeg hebben juist veel landarbeiders geen toegang tot betaalbaar groenten en fruit

Lesbrief Iedereen betaalt belasting

Beste lezers van De Geldfabriek,

SHEPHERD. Foto s gemaakt door: Cordaid- Karin Mol Tekst: Frank van Lierde

Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 2,3,4,7,8

Alles over microkrediet Informatie voor een spreekbeurt of klassenproject op de basisschool

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

PROJECTEN STICHTING ZWANENBURG ONTWIKKELINGSFONDS

Transition Town Castricum filmavond 19 mei Visie op voedsel

4,3. Werkstuk door een scholier 2417 woorden 3 november keer beoordeeld. Aardrijkskunde. 1. Wat zijn de kenmerken van onderontwikkeling?

Sustainable development goals

Winst: overproductie, werkloosheid

STEPPING S T O N E L I B E R I A MET LANDBOUW EEN EINDE MAKEN AAN HONGER EN ARMOEDE IN LIBERIA

Rechtbanken, banken en het geld, beide liegen en bedriegen

10-Jarige Minasayesh uit Ethiopië kan weer kind zijn. Indiase Angel (14 jaar) komt op voor kinderen met problemen

UIT arbeidsdeling

7,3. Werkstuk door een scholier 2076 woorden 22 oktober keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Arm en Rijk. Hoofdstuk 2: Arm en rijk in de Verenigde Staten

6,2. Werkstuk door een scholier 1726 woorden 7 januari keer beoordeeld. 10 kenmerken over de mate van ontwikkeling van een land:

Coöperatieve Burgerbank

Docentenvel opdracht 19 (campagne voor een duurzame wereld en een samenwerkend Europa)

UIT balans en resultatenrekening

Spreekbeurtinformatie Millenniumdoelen

de kortste weg naar eerlijke bedrijfskleding 1

Mosterd uit Almen, kaas van boerderij Pas Op, verse asperges om

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8

FAIRTRADE. Een beter leven. Wat is Fairtrade

Hoeveel manieren worden er gebruikt bij aardrijkskunde om de welvaart in een land te meten?

Uitzicht op de heuvels 10 km van Kabaya Uitzicht op de heuvels ten noorden van Kabaya. Ongeveer 7 km van het dorp.

Verantwoord lenen bij Delta Lloyd

Kleine boeren oogsten succes dankzij zaden op krediet

Uit het voortgangsverslag 2012, van januari tot juni

van ondernemers zijn. Om continu oplossingen te vinden, blijf ik op zoek naar nieuwe informatie. Alles wat bruikbaar bleek in de praktijk, bracht ik

Een nieuwe bank. Lesvoorbereiding Crisis graad 2. Verwondering

5.5 a. Een bezit: Natascha heeft nog geld van de klant tegoed. b. Er is nog niets verkocht, dus ook niet op rekening.

Eindexamen vmbo gl/tl economie II

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis

Voorbeeld van mensen die een tweedehands wagen wensen aan te kopen die ouder is dan 2 jaar met een lening bij ING.

UIT geld en banken

Eén panellid, werkzaam in de juridische dienstverlening, geeft juist aan dat zijn omzet is toegenomen door de kredietcrisis.

Werkstuk Economie Verschillen tussen arme en rijke landen

Leven met een handicap in Peru Samenvatting Verkenningsonderzoek

Artiesten interview. Artiest1

Nieuwe krukken maken Joseph gelukkig

Thema 1 Pizzeria. Deel 1 Consumptie

UIT VWO geld en banken

Lesbrief Meneer Beer

a Wie lenen er allemaal voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed? b Wie lenen er allemaal wegens een onverwachte tegenslag?

Management en Organisatie. Proefles

Les 1: Kinderarbeid. Bedelende jongen

Maak je eigen jaarbegroting

H1: Economie gaat over..

Mede mogelijk gemaakt door de Iona Stichting en Vos/Abb

Verantwoord lenen bij OHRA

Informatie over Kinderarbeid.

SPEL VAN DE GOUDEN EEUW - LESMATERIAAL

Nigeria. 1. Bevolking en welvaart in Nigeria 2. Voedselvoorziening in Nigeria 3. Nigeria in de wereldeconomie 4. Gezond in Nigeria

Kenneth Wyffels 2L2 19 JAARTAAK SEI

Wij een huis, zij een huis

Afbetaling Aflossing Aflossingsvrije lening Beleggingskrediet BKR of Bureau Kredietregistratie Consumptief krediet Creditcard

Rekenmodule procenten Pagina 1

Ik ben de Klomp. Europees landbouwbeleid groep 5-6. De Klomp is een boer. Wel een hele aardige boer. Maar wel met een boer n accent.

Dagboek Nederland onder water?! Komt Nederland onder water te staan? En wat kunnen jij en de politiek doen om dit te voorkomen?

Rekenmodule procenten Pagina 1

Dagboek september 2016

Johannes 6, We danken God, want Jezus zorgt voor ons

Interview. Vrouwen als. fotografie hermien lam tekst Tobias Reijngoud

Waar moet u op letten bij de levensloopregeling?

Expeditie M&M. Microkredieten. lesbrief. ontdek avontuurlijk leren. Foto: Roel Burgler / Hollandse Hoogte

JONGEREN IN GELDERLAND OVER

Hypotheekrecht en - vormen

Op de bank, of op de beurs? Sparen of beleggen: wat kies jij?

Dit is het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Dit vindt de ChristenUnie belangrijk voor Nederland. Lees maar!

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Wij een huis, zij een huis

Bijlage bij lesbrief Pensioenworkshop Mañana

Veel veld voor vlees, weinig veld voor groenten

Investeren in zelfredzaamheid. Rabobank Foundation

Arbeidsongeschiktheid en je ZZP Pensioen

Meander. Aardrijkskunde WERKBOEK

Speech Annet Bertram,DG Wonen, namens de minister van VROM bij Jubileumbijeenkomst SVN 5 oktober 2006 te Rotterdam

Michichi, Alba, Canada, 24 december Vader en Broeders,

Antwoorden Economie Handel

JAARVERSLAG 2015 VERSLAG VAN DE ACTIVITEITEN IN HET BOEKJAAR 2015

De Pensioenkrant. Wilt u ook uw pensioen veilig stellen? Lees verder in de pensioenkrant...

HET BEROEP VAN MAKELAAR IN ONROEREND GOED VIND IK ONTROEREND GOED!!!!!

Social Trade Organisation: Het NieuweGeld. symposium Alles zullen we eerlijk delen, 30 november 2013

Hoofdstuk 1 Zet de geldmachine aan

Hoe meer, hoe beter 2

vooruitgang met financieringsinstrumenten vanuit ESI-fondsen Het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling Financieringsinstrumenten

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Kritisch kijken op verschillende schaalniveaus

In 2007 reisde ik als beeldend kunstenaar voor het. De rijkdom van Peru - Deel 9 WEVEN VOOR EEN NIEUW LEVEN

In economische termen is geld de voorraad bezittingen die direct voor handen is om transacties te doen. Geld heeft drie functies:

UIT de arbeidsmarkt

REDEMPTION CHILDREN S HOME

Buitenlandse handel. Europese Schoolagenda De volgende pagina s zijn afkomstig uit de Europese Schoolagenda 2009/2010.

Transcriptie:

LOKALE ECONOMIE WERELDWIJD over ruil-, spaar- en kredietsystemen in het zuiden STICHTING STROHALM

Colofon Dit is een uitgave van Stichting Strohalm Oudegracht 42 3511 AR Utrecht tel: 030-2314314 fax: 030-2343986 email: info@strohalm.nl Aan deze uitgave werkten mee : Annelies Vlasblom, Arie Bosma, Camilo Ramada, Guus Peterse, Pascal van Wanrooy en Wim van Ginkel Druk : Rooddruk, Utrecht Opmaak van dit document voor de website: Gerard van der Rijst ISBN-nummer: 9070334933 Jaar van uitgave: 1998 Stichting Strohalm, Utrecht Deze uitgave is mogelijk gemaakt door een subsidie van het NCDO.

INHOUDSOPGAVE 1 Lokale Economie Wereldwijd, over ruil-, spaar- en kredietsystemen in het Zuiden. 2 Het belang van de lokale economie binnen de mondiale economische orde. 2.1 De rol van geld in de armoede-problematiek. 2.2 Waarom het geld weglekt. 2.3 De rol van lokaal sparen en ruilen bij het oplossen van de problematiek. 2.4 Financiële Micro-Initiatieven. 3 Spaar- en kredietgroepen: een gemeenschapsversterkende zaak. 4 Informele spaar- en kredietgroepen: over Rosca's en Ascra's. 4.1 De vele varianten van een Rosca. 4.2 Ascra's. 4.3 Flexibel, toegankelijk en efficiënt. 5 Microkredieten. 5.1 De Grameenbank. 5.2 De microwave. 6 Credit Unions. 7 Hoe formele instellingen trachten in te spelen op het succes van spaar- en kredietgroepen. 7.1 Informele spaar- en kredietgroepen. 7.2 Microkredieten. 7.3 Credit Unions. 8 Ruilsystemen 9 Trueque, ruilen op z n Argentijns. 10 Mogelijkheden voor de toekomst 11 Township tokens, kansen voor een Zuid-Afrikaanse krottenwijk. 12 Een bonus voor India. 13 Rentevrij bankieren. 14 De kracht van het samen ondernemen. Literatuurlijst. Lijst van tekstkaders Creatief met afval. Microkrediet en ruilhandel in Kirgizstan. Bomenproject in Bangladesh. Papa- en mama-kaarten. Samenwerken in Tanzania. Spaarclubs in Zimbabwe. Creatief met cavia's. Güns lokaal en wereldwijd. Van spaargroep naar landeigenaars. Susu's in Ghana. Spaardozen in Nepal. Zelfredzaamheid onder Indiase vrouwen. Theeboeren in Sri Lanka. Microkredietprogramma's ook in het Westen.

Mary Akoth, Kenya. Succesvol bankieren voor de armen in Bolivia. De Bourse d'argent van de Bamileke. De COWAN, een combinatie van traditionele en moderne vormen in Nigeria. Provinciaal geld in Argentinië. Lokaal geld in Mexico. Rentevrije kredieten in Yogyakarta.

1. Lokale Economie Wereldwijd over ruil-, spaar- en kredietsystemen in het Zuiden Lokale Economie Wereldwijd heet het project dat Aktie Strohalm dit jaar gestart is en dat beoogt te onderzoeken wat voor lokale financiële initiatieven er ontwikkeld zijn in het Zuiden. Lokaal en wereldwijd, is dat niet tegenstrijdig? En de economie, wordt die niet steeds mondialer? Waarom zo'n titel en wat wordt er mee bedoeld? De lokale economie, dat is wat er op plaatselijk niveau allemaal plaatsvindt aan onderlinge uitwisseling van goederen en diensten. Want hoe mondiaal 'De Economie' ook geworden is, ook op plaatselijk niveau vindt er economisch handelen plaats. Al raakt die plaatselijke economie op veel plaatsen in de wereld wat in het slop. Maar juist lokale ruil-, spaar- en kredietsystemen kunnen helpen om haar weer vlot te trekken. Dergelijke systemen kunnen worden opgezet buiten de 'normale' (mondiale) geldeconomie om, maar ze kunnen daar ook op inhaken. Altijd zijn het systemen die gericht zijn op de gemeenschap zelf, op het versterken van de onderlinge handel binnen die gemeenschap, ofwel: op het versterken van de lokale economie. En daarmee is de cirkel rond. Een groot probleem in met name de arme gemeenschappen (arme wijken, arme regio's, maar ook arme landen) is het weglekken van geld naar rijkere gemeenschappen. En het weglekken van geld heeft voor zo'n gemeenschap kwalijke gevolgen. Werkgelegenheid verdwijnt, de welvaart gaat achteruit, mensen en bedrijven trekken het geld achterna en langzaam raakt zo'n gemeenschap steeds verder ontwricht. Gelukkig zijn overal op de wereld mensen bezig hun lokale economie weer in eigen handen te krijgen. Mensen werken op gemeenschapsniveau met elkaar samen, proberen hun eigen boontjes te doppen en het geld in eigen beheer te houden. Vaak worden mensen gedwongen om zelf iets op te zetten. De meeste arme mensen in het Zuiden kunnen immers geen beroep doen op het formele bankcircuit. Ze worden als onbetrouwbaar, niet-kredietwaardig gezien. En vaak willen mensen helemaal geen gebruik maken van de bestaande banken. Ze moeten daarvoor vele ingewikkelde formulieren invullen, ze worden minachtend behandeld door het personeel en een buskaartje naar de dichtstbijzijnde bank is soms duurder dan de lening die ze willen aanvragen. Daarom proberen veel mensen het heft in eigen handen te nemen. Dit doen ze door gebruik te maken van lokale ruil-, spaar- en kredietsystemen. We denken daarbij aan de inmiddels bekende microkredieten, maar ook aan roterende en accumulerende fondsen, Credit Unions, lokale geldsystemen, ruilclubs, rentevrije banken etc. Allemaal zijn het initiatieven die een stimulans zijn voor de lokale economie. We noemen ze Financiële Micro-Initiatieven (FMI's). We richten ons dus vooral op het financiële aspect van een lokale economie. Concreter gezegd op de rol van geld; van sparen, investeren, lenen en ruilen. Dit boekje geeft een aantal voorbeelden van FMI's in het Zuiden. Het pretendeert niet volledig te zijn, er gebeurt ongetwijfeld nog veel meer op dit gebied. Maar het geeft wel een goed beeld van wat er allemaal gebeurt en mogelijk is. Vaak worden de ontwikkelingen waar we op doelen als marginaal bestempeld. Door ze naast elkaar te zetten wordt duidelijk dat het absoluut niet om marginale ontwikkelingen gaat, maar veeleer om wezenlijke perspectieven voor een betere samenleving. Een samenleving die is gebaseerd op onderlinge verbondenheid. Een samenleving waarbij iedereen

medeverantwoordelijk is voor het reilen en zeilen van de eigen economie en voor het lokale welzijn. We beginnen met een inleidend verhaal over het belang van een lokale economie en de rol van geld en rente daarbij. We leggen uit wat Financiële Micro-Initiatieven precies zijn en wat voor rol ze kunnen spelen bij armoedebestrijding. In de volgende hoofdstukken wordt concreet besproken welke spaar- en kredietsystemen er in het Zuiden zijn ontwikkeld. Aan bod komen onder meer roterende fondsen (Rosca's), accumulerende fondsen (Ascra's), microkredieten en Credit Unions. Vervolgens worden ruilsystemen als de Club del Trueque in Argentinië behandeld, alsmede een aantal nog niet bestaande FMI's die goede perspectieven bieden. De hoofdtekst wordt begeleid door een groot aantal tekstkaders. Daarin worden praktische voorbeelden behandeld. Voorbeelden waarin mensen naar voren komen en waaruit blijkt dat Financiële Micro-Initiatieven daadwerkelijk deze mensen hebben geholpen. Daar gaat het tenslotte om: dat mensen weer grip op hun samenleving krijgen en perspectief voor de toekomst. Het versterken van de lokale economie kan daar een belangrijke rol in spelen. Dat willen we met dit boek laten zien: dat wereldwijd mensen op een creatieve manier bezig zijn met het opbouwen van hun lokale economie.

2. Het belang van de lokale economie binnen de mondiale economische orde De economie is de laatste decennia steeds verder geglobaliseerd. We halen onze producten uit alle uithoeken van de wereld en overal zijn ze verkrijgbaar. Steeds meer lokale bedrijven worden onderdeel van een groter mondiaal opererend bedrijf. Een bedrijf dat voortdurend op zoek is naar het hoogste rendement en geen enkele binding meer heeft met de plaats van vestiging. Als het investeringsklimaat ergens beter is, wordt er niet moeilijk over gedaan om (delen van) het bedrijf te verplaatsen naar een ander land. Lokale, maar ook nationale overheden lijken hierdoor steeds meer hun greep op de economie te verliezen. Mensen als u en ik hebben er al helemaal niets over te zeggen. Terwijl we wel allemaal dagelijks met de economie te maken hebben. We ontvangen lonen, uitkeringen, studiebeurzen of andere inkomsten en daarmee kopen we producten en diensten en we sparen of beleggen. Allemaal economische handelingen. Handelingen die we zelf verrichten. Het is dus helemaal niet zo gek als we daar iets meer over te zeggen hebben. Zeker als blijkt dat die hele mondialisering van de economie ook kwalijke kanten heeft. Niet alleen wordt de zeggenschap steeds meer bij de burger weggehaald, ook wordt het milieu steeds verder aangetast en de kloof tussen arm en rijk vergroot. Hoewel het alweer enige jaren goed gaat met de economie in veel landen, zijn er vele gemarginaliseerde groepen die niet deelnemen aan de toegenomen welvaart. Ook in het Zuiden zijn vele lokale gemeenschappen slachtoffer van de mondiale verrijking. In deze gemeenschappen heerst vaak totale armoede. Mensen hebben geen werk, geen inkomen en nauwelijks te eten. Velen zitten in een vicieuze cirkel van armoede. Het lijkt wel of er voor deze mensen bijna geen uitzicht meer is. De economie raast immers voort en heeft geen oog voor de slachtoffers. We proberen de slachtoffers weliswaar hulp te bieden, maar structureel verandert er niet zoveel. Moeten we de economie niet terug brengen naar de mensen? Moeten we haar niet dichter bij huis halen, lokaler maken? Op die manier kunnen we meer zeggenschap over de economie krijgen. Zo kunnen we daadwerkelijk een duurzame ontwikkeling op gang brengen, waarbij armoedebestrijding hand in hand gaat met de zorg voor een betere samenleving en een schoner milieu. 2.1 De rol van geld in de armoede-problematiek Ons geld maakt ons rijk. Maar hetzelfde geld dat ons welvaart verschaft, creëert tegelijkertijd armoede. In veel landen die wij onderontwikkeld noemen, waren mensen op het platteland prima in staat zichzelf en elkaar van het nodige te voorzien. Er heerste een geldloze vorm van welvaart. Mensen hadden te eten, werkten voor en met elkaar, en er was sprake van een groot sociaal en cultureel welzijn. Maar de introductie van geld, van 'echte welvaart', heeft juist vele problemen met zich meegebracht. Want waar geld is, is er ook de noodzaak van geld. En als geld nodig is, is er ook gebrek aan geld. En waar gebrek aan geld is, is het veel lastiger om samenwerking tussen mensen te organiseren. Voor alles is nu geld nodig en er gebeurt niets meer zonder geld. Waarom maakt gebrek aan geld mensen arm? Hoe komt het dat mensen gebrek aan huizen hebben, terwijl ze samen in staat zijn die huizen te bouwen en ook de materialen om ze te bouwen voor handen zijn? Waarom is er honger terwijl er nog

plek is voor een fruitboom of een graanakker? Waarom werken mensen niet voor elkaar en leveren ze geen goederen en diensten meer aan elkaar? Stel je het volgende vereenvoudigde geval voor. Er is een bakker, een smid, een ossenkar-bouwer en een paardenfokker. Ze zijn alle vier arm. De bakker wil graag brood bakken voor de smid, de ossenkar-bouwer en de paardenfokker. En die willen alle drie ook graag brood van hem. En de bakker wil wel een ossenkar van de ossenkar-bouwer en een paard van de paardenfokker, en de paardenfokker wil van de smid hoefijzers voor zijn paarden en de ossenkar-bouwer wielen voor zijn wagens. Enzovoorts. Alleen: ze hebben geen van allen geld. Dus bakt de bakker geen brood voor de smid, de ossenkar-bouwer en de paardenfokker, maakt de smid geen hoefijzers voor de paarden van de paardenfokker enzovoorts. Het ruilmiddel ontbreekt, en daarmee het communicatiemiddel dat deze door allen gewenste transacties aan elkaar moet koppelen. Daardoor zijn ze werkloos en zullen ze steeds armer worden. Hoewel de capaciteiten én de behoeften aan die capaciteiten aanwezig zijn. Deze situatie doet zich in arme landen in het Zuiden veelvuldig voor. Geld heeft de neiging te accumuleren. Het concentreert zich waar er al veel van is. Financiële en economische centra trekken geld aan van perifere gebieden. Binnen de centra ziet men stijgende opbrengsten, die ze nog attractiever maken. De periferie verliest steeds meer geld en dat leidt tot een groeiend gebrek aan ruilmiddel. Wat er al in de arme gebieden achterblijft, concentreert zich daar bij enkele rijken. Die besteden het grotendeels aan kapitaalintensieve producten uit het Noorden (televisies, videorecorders, auto's), en nauwelijks aan plaatselijk geproduceerde goederen. Het gevolg is dat het meeste geld dat in het Zuiden verdiend wordt, razendsnel uit de plaatselijke kringloop verdwijnt en niet meer gebruikt kan worden als ruilmiddel in de gemeenschap. Als de grootgrondbezitter een auto koopt in plaats van een plaatselijk gefabriceerde ossenkar, wordt de ossenkar-bouwer werkloos, raken de paardenfokker en de smid hun werk kwijt, mist de bakker die voor hen bakte hun klandizie en ga zo maar door. Een keten van activiteiten wordt onmogelijk. Natuurlijk zijn er mensen genoeg die nuttig gebruik zouden kunnen maken van een ossenkar, maar alleen de rijke heeft er geld voor, en die koopt liever een Mercedes. In veel verarmde gemeenschappen komt zo de interne handel tot stilstand. Ze verpauperen en lopen leeg. Op het leven in de arme gemeenschappen heeft het geglobaliseerde financiële systeem dan ook een desastreuze invloed. Kapitaalvlucht wordt vaak gevolgd door een brain drain van jonge mensen die elders betere arbeidsomstandigheden zoeken. Over-exploitatie van de omgeving leidt tot erosie en verlies van vruchtbare landbouwgrond, tot milieuvervuiling en landschappelijke destructie en tot onleefbare steden. Niet alleen een groot deel van de huidige bevolking is gedoemd tot werkloosheid en armoede, ook voor komende generaties worden de vooruitzichten steeds slechter. 2.2 Waarom het geld weglekt We zien dat er voortdurend en in alle geledingen een geld-trek plaatsvindt van waar weinig geld is naar waar overschotten zijn. Het duidelijkst zien we die terug in de mondiale schuldensituatie. In 1980 bedroeg de totale buitenlandse schuld van de ontwikkelingslanden 567 miljard dollar. In de volgende twaalf jaar betaalden die landen 1662 miljard dollar aan hun buitenlandse geldschieters. In 1992 hadden ze

echter niet een tegoed van 1095 miljard dollar, maar 'restte' een schuld van 1410 miljard dollar! 1 Het zijn verbijsterende cijfers, en ze worden voor een belangrijk deel veroorzaakt door rente. Wie arm is betaalt immers rente aan wie rijk is. En wat hier in het groot gebeurt, gebeurt overal in het klein. Overal betalen arme boeren en arbeiders rente aan geldschieters en woekeraars. Bovendien betalen we allemaal mee aan de rentes die vrijwel alle bedrijven betalen aan hun geldschieters. Want vrijwel elk bedrijf leent van tijd tot tijd geld voor investeringen. Over al die leningen wordt rente betaald die vervolgens in de prijzen doorberekend wordt. Zo betalen we bij alles wat we kopen, en ook bij de huur en de belastingen die we betalen, een flinke portie rente aan de geldschieters. In de wereldhandel spelen deze verborgen rentebetalingen via prijzen een grote rol. Omdat arme landen altijd veel minder kapitaal geïnvesteerd hebben dan rijke landen, stroomt er op die manier veel meer geld van de arme landen naar de rijke dan omgekeerd. De rijke landen hebben in de loop der tijd een indrukwekkend machinepark opgebouwd waarin veel geld tegen rente is geïnvesteerd. Die rente betalen ook de arme landen die producten uit het rijke Noorden kopen. Overal verdwijnen op die manier kleine beetjes geld uit de gemeenschap naar financiële instellingen, en tezamen vormen deze kleine beetjes een gigantische kapitaalstroom. Jaar-in-jaar-uit stromen er miljarden van arm naar rijk, van Zuid naar Noord. De gevolgen zijn desastreus. Fabrieken sluiten, lokale markten storten in en er blijft niets over voor eigen onderlinge handel. De functies van geld en rente Waarom bestaat rente? Waarom kunnen armen zich niet aan die rentestroom onttrekken? Aan deze vraag gaat een andere vooraf: waartoe dient geld eigenlijk? Geld regelt het ruilverkeer tussen mensen. Het maakt een soepele uitwisseling van goederen en diensten mogelijk want het stelt ons in staat tot ruil tussen meer dan twee personen: ik heb iets voor Frits, Frits voor Sandra en Sandra voor mij. We ruilen niet rechtstreeks, maar betalen elkaars goederen of diensten met geld. Bovendien overbrugt geld de tijd: ik verdien nu iets en kan daar vier weken lang vers brood van kopen. Daarmee staat geld aan de basis van de ingewikkelde economie die we nu kennen. Door geld konden boeren en handwerkslieden zich specialiseren. Niet iedereen hoefde zijn of haar eigen eten te verbouwen, niet iedereen hoefde zijn of haar eigen huis te bouwen. Als een smid een ploeg smeedde voor een boer, kreeg hij daarvoor niet tien kilo vlees, maar munten. Die bedierven niet en hij kon ermee kopen wat hij nodig had, wanneer hij het nodig had en waar hij het krijgen kon.

Geld als ruilmiddel is uit de moderne samenleving niet meer weg te denken. Maar om als ruilmiddel te dienen moet geld rollen. Want ruilen kan alleen zolang daadwerkelijk geld voorhanden is. Dat betekent dat voldoende geld in roulatie moet zijn. En dat is in veel situaties niet het geval. Dat komt doordat geld niet alleen geschikt is als ruilmiddel, maar ook als middel om rijkdom mee vast te leggen. Geld is ook een schatvormer. Het is waardevol op zichzelf en wie ervan over heeft, wil het graag voor zichzelf houden, voor later. Wie wat bewaart, die heeft wat, niet waar? Hierdoor ontstaat een probleem. Geld wordt gebruikt voor twee doeleinden die elkaar als het ware het geld betwisten: de handelaar wil ermee handelen en de rentenier wil zich rijk rekenen. De eerste wil voldoende geld in omloop hebben om het ruilverkeer soepel te laten verlopen. De tweede wil zo weinig mogelijk geld in omloop, zodat de handelaar zijn geld nodig heeft. Dat is daardoor extra veel waard. Zelf houdt hij zijn geld het liefst bij zich. Dat is het veiligst. Daarmee vermindert hij echter de hoeveelheid geld die beschikbaar is als ruilmiddel en daardoor dreigt een tekort aan geld in de omloop. Stagnatie ligt op de loer: de smid heeft geen werk en de boer blijft met zijn vlees zitten. Uiteindelijk zal het steeds meer mensen aan geld ontbreken om spullen te kopen en de bedrijvigheid valt stil. Kortom: als teveel mensen hun geld vasthouden stopt uiteindelijk iedereen met het maken van dingen voor elkaar of het leveren van diensten aan elkaar. Het gevolg is armoede en werkloosheid. In de praktijk gaat het geld, voor zover we het niet op korte termijn nodig hebben, naar een spaarrekening of wordt belegd. In beide gevallen is het beschikbaar voor mensen die er iets mee willen ondernemen. Stagnatie doordat mensen hun geld bij zich houden, komt dan ook niet vaak voor. Maar dat is alleen zo doordat sparen en beleggen zo aantrekkelijk zijn. Omdat de spaarder rente krijgt en de belegger rendement. Dat zorgt ervoor dat het geld in omloop blijft. Rente en rendementen, die zorgen voor een structurele geldstroom van arm naar rijk, zijn dus nodig om de economie draaiende te houden. Ze zorgen ervoor dat het ruilmiddel beschikbaar blijft. Willen we een einde maken aan die geldstroom, dan moet de schatvormersfunctie van geld gescheiden worden van de ruilfunctie. Met andere woorden: geld moet onaantrekkelijk worden gemaakt als schatvormer en tegelijk de mogelijkheid openhouden van een eerlijke ruil. Daarvoor moet dus een ander soort geld gecreëerd worden. Geld dat niet geschikt is om op te potten, maar wel de economie draaiende houdt. Een economie waarin het geld dusdanig functioneert, dat meer mensen er zeggenschap over hebben en niet alleen zij die het in overvloed bezitten. 2.3 De rol van lokaal sparen en ruilen bij het oplossen van de problematiek Een andere manier van omgaan met geld, misschien zelfs wel eigen geld creëren, dat klinkt nogal groots. Dat het dat helemaal niet hoeft te zijn, bewijst het fenomeen LETS, de lokale ruilkringen die ook in Nederland en België inmiddels overal uit de grond schieten. Een treffend voorbeeld van hoe deze basisgedachte in een derde wereld-situatie heel eenvoudig vorm kan krijgen, is het verhaal van Minati. Minati woont in een hut met een dak van zinkplaten. Per openbaar vervoer kun je er niet komen. Soms sjokken over de dijk naar haar hut door buffels getrokken karren, maar verder gaat iedereen te voet. In de maanden dat overstromingen het boerenland van een vruchtbare sliblaag voorzien, is zelfs dat nauwelijks mogelijk.

Dan ligt ook het dijkje kniediep onder water. Minati woont dan op een eiland, want haar hut is gebouwd op een stukje opgehoogd land. Minati is mandenvlechtster. Vóór de overstroming zorgt ze dat er voldoende bamboe in huis is om tijdens de overstroming door te kunnen werken. De manden kunnen pas naar de markt gebracht worden als het water weer gedaald is. Het is altijd weer moeilijk om de overstromingsperiode door te komen. De aankoop van bamboe vraagt immers een investering vooraf en daar heeft Minati het geld niet voor. Traditionele woekeraars 'helpen' mensen als Minati die tijd door met leningen. Niet zelden moet daar 50 tot 100% rente over betaald worden. Als ze tenminste snel genoeg terugbetalen. Zo verging het ook Minati, tot 1987. Sindsdien heeft zij zich samen met een aantal lotgenoten verenigd in een collectief dat samen spaart. Ze kunnen eigenlijk nauwelijks iets missen, maar leggen cent aan cent en zijn zo toch in staat één van hen uit handen van de woekeraars te houden. En dat tikt aan, want die ene is daardoor in staat het hele geleende bedrag in één jaar terug te betalen. Geld dat anders naar de woekeraar verdween, komt nu terug in het collectief. Zo hebben ze langzaam maar zeker terrein gewonnen. Minati heeft nu al een gulden of twaalf op haar eigen naam gespaard en negen gulden in het collectief spaarfonds. Ze heeft al verschillende keren geleend. De eerste 50 gulden heeft ze na de vloed al terug kunnen betalen. Later, toen ze een voordelige partij bamboe kon inkopen, heeft ze zelfs 120 gulden geleend. Een griezelige transactie, want van dat bedrag moet ze een heel jaar leven. Maar het is goed gegaan en van de lening rest nu nog maar 15 gulden, terwijl ze voorlopig nog bamboe genoeg heeft. Normaal had Minati op de leningen van 50 en 120 gulden zeker 200 gulden aan rente moeten terugbetalen aan de woekeraar. Nu hoeft ze slechts 12% te betalen, en dat geld wordt bovendien gebruikt voor verdere uitbouw van het collectief. Indirect is ze dus van dat geld nog zelf eigenaar. Bij een volgende transactie zal ze daarvan weer profijt hebben. De rest van de ruimte die is ontstaan, heeft ze gebruikt om iets beter te kunnen leven en om een privé-spaartegoed op te bouwen. Het verhaal van Minati laat zien hoe arme mensen zich een beetje aan de greep van de geldwereld kunnen onttrekken. Gelukkig gebeurt dit op veel plaatsen. Overal in de wereld zijn mensen bezig buiten het formele financiële circuit om een basis voor een eigen lokale economie te ontwikkelen. Daarvoor is samenwerking nodig, onderling vertrouwen en een manier waarop het probleem kan worden aangepakt. Wanneer er gebrek is aan geld dat tussen mensen circuleert, kan dat ruwweg op twee manieren worden opgelost. Ofwel door een eigen ruilmiddel te introduceren. Een soort alternatief, lokaal geld dus dat dient voor een eigen ruilsysteem. Ofwel door stukje bij beetje het spaargeld bij elkaar te leggen en aan elkaar uit te lenen: een lokaal spaar- en kredietsysteem. 2.4 Financiële Micro-Initiatieven Als we over dergelijke lokale ruil-, spaar- en kredietsystemen praten, gebruiken we meestal de afkorting FMI, die staat voor Financiële Micro-Initiatieven. FMI's zijn initiatieven die op micro-schaal, in de lokale gemeenschap, de samenhang versterken, en die de economische activiteiten naar het lokale niveau richten. Initiatieven ook die een bijdrage leveren aan een milieuvriendelijker en lokalere economie. Initiatieven die bovendien nieuwe kansen bieden aan mensen zonder werk of mensen die anderszins buitengesloten zijn.

Wezenlijk aan FMI's is dat ze niet werken op basis van welwillendheid, maar op basis van het voordeel voor de deelnemers. Dat moet de echte motor zijn. Het voordeel voor het individu moet ook het voordeel zijn van het systeem. Dat kan de initiatieven vaart geven, ze een inherente kracht geven, waardoor ze kunnen overleven tegen de druk van de mondiale economie in. Eigen initiatief en zelfhulp zijn dan ook het uitgangspunt. FMI's zijn niet meer dan hulpmiddelen voor mensen en hun gemeenschap om zich op eigen kracht te ontwikkelen. Dat doen ze enerzijds door nieuwe communicatiekanalen te bieden, en anderzijds door de gemeenschap af te schermen tegen het leegbloeden door het mondiale geldsysteem. Enerzijds betreft het dus ruilsystemen, die de onderlinge ruil in de gemeenschap op gang houden. Ze werken met lokale ruilmiddelen, lokaal geld dus, en maken zo de lokale handel onafhankelijk van het grote geld. Bekende voorbeelden zijn bartersystemen en LETSystemen. Anderzijds gaat het om spaar- en kredietsystemen die via lokaal, onderling sparen het geld langer in de gemeenschap laten circuleren. Mensen in een gemeenschap leggen hun spaargeld, gewone nationale valuta, bijeen en beheren het collectief. Zo blijft het geld binnen de gemeenschap circuleren en creëert daar werkgelegenheid en welvaart. Spaar- en kredietsystemen kunnen vele vormen aannemen: collectieve verzekeringen, coöperatieve (rentevrije) banken, Credit Unions, roterende fondsen, microkredieten etc. Veel FMI's halen successen op terreinen waar het heersende geldsysteem niet (meer) werkt. Kleinschalige ruil- en geldsystemen bijvoorbeeld zien we vooral in lokale gemeenschappen waar een gebrek is ontstaan aan ruilmiddelen, doordat de kapitaalintensieve sector alle geld weg zuigt. Daar maken ze onderlinge transacties weer mogelijk en geven mensen de gelegenheid voor elkaar te werken en zich te specialiseren in capaciteiten die ter plaatse gewenst zijn. Daarmee valt het voordeel voor individuele deelnemers samen met dat voor de gemeenschap als geheel. Doordat het alleen te gebruiken is voor onderlinge ruil, kan bovendien het eigen, lokale ruilmiddel niet uit de gemeenschap weglekken. 1 De Natuur telt ook mee: naar een duurzaam nationaal inkomen, Wouter van Dieren (red.), Het Spectrum, Utrecht 1995.]

Creatief met afval De Braziliaanse stad Curitiba wordt door veel mensen geprezen om haar duurzame ontwikkeling. De stad is schoon. Het afvalprobleem is vrijwel opgelost en ook de armsten hebben de mogelijkheid om deel te nemen aan het sociale leven. Curitiba is de enige stad in Brazilië die geen geld aanneemt van de overheid. Bij de geïntegreerde aanpak van sociale en milieuproblemen speelt het inleveren van gescheiden afval een belangrijke rol. Toen in 1973 in Curitiba het afvalprobleem volledig uit de hand liep, besloot burgemeester Jaime Lerner het probleem op eigen wijze aan te pakken. Het merendeel van de 500.000 inwoners woonde in favelas (sloppenwijken). Door de vele smalle straatjes konden vuilniswagens de favelas niet bereiken. Daardoor bleef het vuil op straat liggen en verspreidden zich allerlei ziektes. Voor een gedegen sociaal programma om de rotzooi op te ruimen had de stad geen geld. De burgemeester kwam met een ander idee, een oplossing die nog steeds werkt. Bij bepaalde verzamelpunten rond de sloppenwijken kunnen mensen hun afval gescheiden inleveren. Per 15 kilo afval krijgt men bonnetjes. Daarvoor kan men even verderop etenswaar krijgen, maar ook buskaartjes, speelgoed of kaartjes voor de opera. Al snel waren de sloppenwijken ontdaan van hun afval en mensen konden met het openbaar vervoer naar de stad, waar het werk was. Ook mensen buiten de favelas leveren hun afval gescheiden in. Zo'n 95% van de inwoners doet momenteel mee aan het 'Afval dat geen afval is'-project. Elk jaar wordt er 750 ton gerecycled materiaal verkocht aan de lokale industrie. Dit zorgt voor geld voor sociale programma's en de recycling-industrie biedt werkgelegenheid aan inwoners van de favelas. Van het geld dat de recycling-industrie oplevert zijn onder meer medische posten in alle wijken van de stad ingericht. Voor de bevolking is hier 24 uur per dag gratis hulp beschikbaar. Ook heeft men met de opbrengsten schooltjes in de favelas gefinancierd. Hier krijgen kinderen naast 'gewone' lessen ook onderwijs over het verbouwen van groenten en fruit, koken, hygiëne en milieuzorg. Het 'afval dat geen afval is'-project is slechts een van de vele initiatieven die Curitiba tot een alom geprezen stad hebben gemaakt. Dat is ook een beloning voor de burgemeester, die het respect voor de burger tot concreet uitgangspunt van zijn beleid maakte.

Bomenproject in Bangladesh In het toch al arme Bangladesh behoren vrouwen tot het meest achtergestelde deel van de bevolking. Arme vrouwen gaan in Bangladesh amper naar school, zijn druk bezig met kinderen baren en de familie te onderhouden, en hebben niks te vertellen in het huishouden. Mannen zijn eigenaar van land, huis en familie. Komt de man te overlijden, dan gaan de bezittingen naar een zoon of een ander mannelijk familielid, maar nooit naar de vrouw. Deze vrouwen bezitten dus niets en kunnen geen enkel onderpand voorleggen. En omdat ook in Bangladesh voor een lening van een commerciële bank een onderpand nodig is, kunnen arme vrouwen in Bangladesh maar zelden een lening krijgen en zich dus nauwelijks economisch ontwikkelen. Bangladesh is niet alleen een arm land, maar ook het dichtst bevolkte land ter wereld. Zowel die bevolking als het klimaat doen een groot beroep op het aanwezige bos. Een groot deel van het bos is daardoor al verdwenen en per jaar gaat van de rest nog eens 1% verloren. Salima Sarwar, een vrouwenwerkster, heeft geprobeerd voor deze twee problemen een oplossing te vinden. Zij geeft vrouwen zaden om bomen te planten, in het dorp of in de velden waar ze geen hinder vormen. Als deze bomen vruchten beginnen te werpen, hebben ze voedsel, iets om te verkopen én een waardevol bezit dat als onderpand kan dienen. Daarmee kunnen vrouwen een lening krijgen, om nog meer bomen te planten of om iets anders te ondernemen. Zo kunnen ze zich stukje bij beetje economisch ontwikkelen. Ook hun positie in de familie zal sterker worden, zodat ze wat meer te vertellen krijgen. De vrouwen werken meestal niet alleen, maar vormen groepen die samen één of enkele bomen verzorgen. In deze groepen wordt een sterk gemeenschapsgevoel gecreëerd. Ze krijgen voorlichting over agro-bosbouw, en de groepen vormen een link naar gezondheidszorg, alfabetisering e.d. De vrouwen kunnen voortdurend hulp vragen bij Salima's organisatie. Om tegenwerking van mannen te voorkomen mogen ook zij bomen planten, maar ze moeten wel het eigendomsrecht van vrouwen erkennen. De positieve effecten van het initiatief van Salima zijn duidelijk: herstel van de ecologische balans, verbetering van de positie van de vrouwen en versterking van de lokale economie. Uit: Drayton, W. & MacDonald, S. Leading public entrepreneurs, 1993, Ashoka.

Microkrediet en ruilhandel in Kirgizstan In een van de vele schitterende valleien die Kirgizstan rijk is, bewerken Djumadilov en Moinokore hun pas verworven landbouwgrond. De 37-jarige Djumadilov heeft een stukje van 3 hectare, gelegen naast de 3,3 hectare grond die eigendom is van de 35- jarige Moinokore. Beide mannen wonen in het dorpje Arsi, niet ver van Kochkorka onder het Issyk Kul-meer. Privatisering Jarenlang hebben deze mannen gewerkt op de Lenin-kolchoze, maar met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 is er in Kirgizstan een proces van privatisering op gang gekomen. Ten tijde van de Sovjet-Unie werd het land gezamenlijk bewerkt. De landbouwmachines behoorden aan de kolchoze en in Moskou werd bepaald wat er verbouwd moest worden. In de Lenin-kolchoze van Arsi werd voornamelijk tarwe verbouwd en voor de rest leefde men van de schapenteelt. Tussen mei en oktober trok een groot deel van de van oudsher nomadische Kirgiezen met hun yurts (vilten nomadententen) hoog de bergen in, om de kuddes daar te laten grazen. Sinds 1991 is Kirgizstan echter een heel ander pad ingeslagen. Het land ontwikkelde zich tot een van de meest democratische en liberale van alle voormalige Sovjetrepublieken. Terwijl in naburige staten het land nog steeds staatseigendom is, werd het in Kirgizstan al vrij snel verdeeld onder de bevolking. Aanvankelijk besloot de bevolking van Arsi het land van de kolchoze in gezamenlijk beheer te nemen. Dit leidde echter al snel tot problemen, omdat men nu ook gezamenlijk beslissingen moest nemen. In 1996 werd dan ook besloten het land verder op te delen en middels loting kregen alle leden van de voormalige kolchoze een stukje land toe gewezen. Microkrediet en ruilhandel Uiteraard leverde ook dit problemen op, "want" zo zegt Djumadilov, "nu hadden we wel ons eigen land, maar geen machines, geen zaden en geen geld". Djumadilov en Moinokore hadden nieuwe zaden nodig, omdat ze over wilden stappen op de aardappelteelt. Aardappels zijn in Kirgizstan een goede cashcrop met een relatief hoge opbrengst. Gelukkig konden de boeren terugvallen op de Zwitserse hulporganisatie Helvetas die een microkredietprogramma in Kochkorka en omgeving aan het opzetten was. In maart 1997 kreeg Djumadilov voor 5200 Kirgieze som (ongeveer 600 gulden) aan zaden en Moinokore voor 4200 som aan zaden en 700 som aan benzine, een duur en schaars product in Kirgizstan. De kredieten werden dus in de vorm van goederen uitgekeerd. Het krediet moet echter in geld terugbetaald worden, tegen een rente van 9% (ter vergelijking: de rente bij de Nationale Bank van Kirgizstan was op dat moment 36%). Voordat de twee mannen het krediet kregen, moesten ze eerst een training doorlopen. Daarin kregen ze allerhande informatie over bemesting, opslag, bewerking en verkoop van aardappels en het toepassen van wisselbouw. De boeren hopen nu op een goede oogst, zodat ze het krediet ook terug kunnen betalen en volgend jaar hun eigen zaden hebben. Ze verwachten echter nog wel problemen. Wat ze vroeger gezamenlijk deden, moeten ze nu immers alleen doen. De landbouwmachines van de kolchoze zijn nu in handen van een coöperatie. Maar

deze machines kunnen niet door alle boeren tegelijkertijd en op het gunstigste moment gebruikt worden. Als je de machine als laatste krijgt, loop je het risico op een misoogst. Daarnaast zijn er meerdere handen nodig voor de aardappelteelt. Deze extra arbeidskrachten moeten ingehuurd worden, iets waarvoor Djumadilov en Moinokore geen geld hebben. En de meeste boeren kunnen elkaar niet helpen, want ze moeten op dezelfde tijd het land bewerken en oogsten. Hoewel de aardappels in de herfst geoogst worden, hoeven ze het krediet pas in het voorjaar terug te betalen. Als ze gelijk in de herfst hun aardappels verkopen, krijgen ze een veel lagere prijs (2 som per kilo) voor hun aardappels, dan wanneer ze wachten tot het voorjaar. Dan kunnen ze het dubbele krijgen. Een deel van de oogst wordt gebruikt voor de inmiddels wijdverbreide ruilhandel. Bij handelaren kunnen aardappels (of andere land- en tuinbouwproducten) omgeruild worden tegen bijvoorbeeld kleding, en ook onderling ruilen de boeren. Een ander deel van de aardappeloogst verdwijnt tenslotte in de eigen buik, tot grote tevredenheid van Djumadilov en Moinokore.

3. Spaar- en kredietgroepen: een gemeenschapsversterkende zaak In Short Circuit 1 beschrijft Richard Douthwaite hoe in Ierland eeuwenlang de banken de pacht van kleine boeren doorsluisden naar Londen, waar de grootgrondbezitters woonden. Daarmee verdween vrijwel de gehele meerwaarde die de mensen produceerden en bleef in de regio nauwelijks iets over om daar het levenspeil te verhogen. Het gevolg was dat talloze jonge Ieren voor wie op het land geen werk meer was, Ierland moesten verlaten, het geld achterna. Want alleen waar het geld was, bloeiden ambachten en handel. Dus alleen dáár was ander werk te vinden. Plattelandgemeenschappen zagen zo generatie op generatie jonge mensen vertrekken. Ze vergrijsden en kwijnden weg. Toen in 1782 Ierland zich onafhankelijk verklaarde en veel grootgrondbezitters naar Dublin terugkeerden, betekende dat een plotseling einde van de kapitaalvlucht uit het land. De pachten en winsten gingen naar Dublin, dat zich in een korte periode tot een voorname stad ontwikkelde. Prachtige gebouwen verrezen en honderden Ieren zetten een eigen bedrijfje op. Eindelijk was er ook in eigen land werk te vinden. Maar nauwelijks 40 jaar nadat in 1799 het Ierse Parlement weer was afgeschaft en de grootgrondbezitters weer naar Londen waren vertrokken, waren de meeste van deze bedrijfjes alweer ter ziele. Met de grootgrondbezitters en hun geld was de welvaart weer uit Ierland verdwenen. In feite gebeurt nu hetzelfde. Weliswaar gaat het nu niet om pacht maar om het spaargeld van de mensen zelf, de geschiedenis is niet voor niets twee eeuwen voortgeschreden; en weliswaar verdwijnt het geld nu niet naar Engeland maar wordt geïnvesteerd in de regio Dublin, maar het resultaat is hetzelfde. Op het platteland blijft bijna geen geld achter en jonge mensen verlaten hun geboortestreek en trekken naar de grote stad om werk te zoeken. Dublin heeft zich ontwikkeld tot een onafzienbare metropool, een economische en sociale kookpot die langzamerhand uit haar voegen barst. En het platteland stroomt leeg, verpaupert en wordt economisch steeds onaantrekkelijker. Eenzelfde verhaal kan bijna overal op aarde verteld worden. Vooral in arme landen in het Zuiden zien we die trek naar de grote steden en zien we het platteland verarmen en leeglopen. In de steden komen de meeste mensen terecht in armoedige krottenwijken en moeten ze een schamel bestaan zien op te bouwen in de informele sector. Deze trek van platteland naar stad heeft natuurlijk vele oorzaken, maar eenzelfde soort financiële onevenwichtigheid als in Ierland speelt zeker een rol. Van wat er in arme gemeenschappen al aan geld verdiend wordt, verdwijnt het merendeel uiteindelijk naar de grote investeerders. De kleine bovenlaag die zich iets meer kan veroorloven, besteedt een groot deel van zijn geld aan aankopen van producten buiten de gemeenschap. En het spaargeld dat die mensen kunnen opbrengen, komt vaak in het formele bankcircuit terecht en wordt voor het overgrote deel belegd in de rendabele economische centra in het land of zelfs daarbuiten. De arme gemeenschappen zelf zien er zelden iets van terug. De banken en beleggingsmaatschappijen verwachten daar immers geen rendabele investeringen te kunnen doen. Het is van wezenlijk belang om de geldstroom naar de centra te keren en het geld in de lokale gemeenschap vast te houden. Dat kan ook. De lokale bevolking kan het geld dat ze overhoudt, al is het nog zo weinig, collectief sparen. Vaak kunnen ze niet eens anders. Voor de allerarmsten zijn de commerciële banken geen alternatief. De

kleine bedragen die deze mensen sparen zijn voor hen niet interessant. In de meeste plattelandgemeenschappen in het Zuiden zijn dan ook geen banken en willen bewoners van zo'n gemeenschap toch hun schamele spaargeld op de bank zetten, dan zullen ze naar de stad moeten. Dat kost tijd en geld, en al gauw meer geld dan ze gespaard hebben. Ook als ze geld willen lenen kunnen de armsten zelden bij een bank terecht. Ze worden door hen niet kredietwaardig bevonden. Ze betalen niet terug, is de verwachting, ze hebben geen onderpand, ze vormen geen aantrekkelijke klantenkring. En anders stuiten ze wel op de vele formulieren die nodig zijn om een lening af te sluiten. Aangezien de meeste armen analfabeet zijn, zijn ze meestal niet in staat die formulieren in te vullen. Door hun spaargeld binnen de gemeenschap bij elkaar te leggen en ook weer binnen de gemeenschap te besteden, maken mensen zich onafhankelijk van banken, investeerders en financiers. Mensen die anders geen leningen kunnen krijgen kunnen dat nu wel en het spaargeld komt ten goede aan de gemeenschap zelf en aan mensen binnen de gemeenschap. Als mensen het geld lenen voor kleine, lokale investeringen, kan de gemeenschap bovendien zelf de rentetarieven bepalen. De rente moet kostendekkend zijn, maar er hoeft geen winst gemaakt te worden. Als de kosten ergens anders door gedekt kunnen worden, kan men er zelfs voor kiezen de rentebetalingen af te schaffen. Het is immers eigen geld en de mensen plukken zelf de vruchten van de opbrengst. Het idee is simpel en doelmatig en overal in de wereld bestaan dan ook allerlei vormen van spaar- en kredietsystemen die elk op een andere manier dit principe toepassen. Dergelijke spaar- en kredietsystemen voorkómen dat het geld uit de gemeenschap verdwijnt. Als je onderling spaart en leent blijft het langer beschikbaar binnen de gemeenschap en een rentestroom naar externe geldschieters is er niet. Ook als er wel onderling wat rente betaald wordt, blijft die binnen de gemeenschap. Zo creëren we een heel ander soort economieën. Lokale economieën die betrokken zijn op de eigen regio en de regionale productie versterken. Die energievretende transporten vermijden en natuurverslindende infrastructuur overbodig maken. En zo ontstaan hechte en vitale gemeenschappen waar economische ontwikkeling van de mensen hand in hand gaat met zorg voor natuur en milieu en zorg voor elkaar. 1: Short Circuit, strengthening local economies for security in an unstable world, Richard Douthwaite, The Lilliput Press, Dublin 1996

Creatief met cavia's In de Lunahuana-vallei in Peru heeft men een wel heel creatieve manier gevonden om de plaatselijke economie te stimuleren. Binnen een breder plan om zelfredzaamheid te bevorderen en inkomen te genereren is een revolving fonds opgezet: een lening die meerdere malen verstrekt wordt. Telkens wanneer de eerste lener een lening heeft afbetaald, wordt de lening aan een volgende persoon of instantie verstrekt. Zo gaat de lening als het ware van hand tot hand. Dat is op zichzelf nog niet bijzonder. Er bestaan vele revolving fondsen. Bijzonder is de 'valuta' waarin de leningen verstrekt worden. In de Lunahuana-vallei wordt geen geld uitgeleend, maar cavia's! Dat klinkt misschien gek, maar cavia's zijn hier een vast onderdeel op het menu en dus een belangrijk middel om geld mee te verdienen. Bovendien vermenigvuldigen ze zich snel. Het begon allemaal met een groep arme vrouwen. Na een cursus over cavia-teelt kreeg de eerste van drie vrouwen een lening van zes cavia's (een mannetje en vijf vrouwtjes). Daarmee ging ze fokken en toen de cavia's gejongd hadden, gaf ze zes cavia's van dezelfde kwaliteit aan een andere vrouw. Terwijl die de procedure voortzette ging de eerste vrouw zelf door met fokken. Het initiatief van het eerste groepje vrouwen heeft inmiddels navolging gekregen. Verspreid over aan aantal dorpen zijn diverse groepjes vrouwen in cavia's gegaan. Dat blijkt zeer succesvol. Na vijftien maanden hebben alle vrouwen van zo'n groepje cavia's om mee te fokken. Door voorlichting over voeding en onderhoud van de cavia's is de kwaliteit van de dieren sterk vergroot. Daardoor kunnen ze tegen een hogere prijs verkocht worden. Voor één cavia krijgen de vrouwen niet de normale prijs van vijf dollar, maar wel zes à zeven dollar. Een aanzienlijk bedrag als je bedenkt dat het gemiddelde maandloon in deze regio zo'n 25 dollar is. De cavia s worden goed verkocht, temeer omdat de vallei sterk gepromoot wordt bij toeristen en steeds meer buitenlanders de streek bezoeken. Die willen ook wel eens de lokale specialiteit proeven en daardoor neemt de vraag naar cavia's toe. Het gevolg is een stijgend inkomen voor de vrouwen. Inmiddels is het project niet meer beperkt tot vrouwen alleen. Hele families doen mee en overal ontstaan familiebedrijfjes. Deze familiebedrijfjes kunnen gebruik maken van beperkte kredieten van het ICA (Institute of Cultural Affairs) om hun activiteiten uit te breiden. De leningen variëren van 50 tot 250 dollar. Steeds meer dorpen in de Lunahuana-vallei en ook in nabij gelegen districten worden bij het project betrokken