INHOUD 1. Inleiding 2. Functies van geluid en muziek 3. Soorten geluid 4. Dynamiek 5. Geluidsapparatuur 6. Opname 7. Geluidscontinuïteit 8. Geluid achteraf 9. Geluidsmontage en nabewerking 10. Samenvatting
1. INLEIDING - De toevoeging van geluid aan film (rond 1927) markeerde het volwassen worden van de film. - Goed geluid bij een film wordt meestal niet opgemerkt, slecht geluid des te beter. - Geluid werkt sterk op ons onderbewustzijn.
2. FUNCTIES VAN GELUID EN MUZIEK A. Geluidsweergave De simpelste functie van filmgeluid is het weergeven van geluid uit de scène. We willen iemand die we zien praten ook horen praten. B. Sfeersuggestie Daarnaast kunnen we met geluid heel duidelijk de sfeer in een scène bepalen. Zo zit bijvoorbeeld een eng huis vol enge geluiden en suggereren vogels die fluiten dat het lente is. C. Emotionele suggestie Hierbij denken we aan romantische muziek bij een zwijmelscène om het publiek nog meer te doen zwijmelen. Ook kunnen dit soort geluiden en muziek extra perspectief aan een scène weergeven, doordat ze het innerlijk van een van de personages kunnen weergeven.
2. FUNCTIES VAN GELUID EN MUZIEK D. Suggestie gebeurtenissen buiten beeld Een auto die komt aanrijden of een deur die open gaat, hoeven we niet perse te zien. Soms is het ook leuker om de reactie van de andere persoon te zien. E. Continuïteitssuggestie Bij een montagesequentie wordt een rij losse beelden, begeleid door muziek, versneld een onderdeel van je verhaal. Zet een continu geluid (zoals muziek) over niet-continue beelden en je krijgt de suggestie van een doorlopend geheel. Ook kunnen twee verschillende locaties op die manier één locatie suggereren. F Aandacht sturen Bijvoorbeeld in een wijd landschap met in de verte een auto, wordt meteen duidelijk dat de aandacht op de auto ligt wanneer er geluid van een naderende wagen op gemonteerd wordt.
3. SOORTEN GELUID A. Direct geluid Het geluid dat tegelijk met het beeld wordt opgenomen. Dialogen voornamelijk. B. Sfeer- en locatiegeluid Geluid dat de sfeer van de scène of locatie bepaalt. De achtergrondgeluiden. Deze worden vrijwel nooit tegelijk met het beeld opgenomen maar achterna, of ze worden uit een geluidsbibliotheek gehaald. C. Effectgeluiden Elk geluid dat bij een bepaalde gebeurtenis binnen of buiten beeld - hoort, maar dat niet direct wordt opgenomen. Ze worden bijna altijd los of achterna opgenomen. D. Voice-over Vertelstem of gedachtestem: achteraf opgenomen en toegevoegd.
3. SOORTEN GELUID E. Muziek Je hebt drie soorten muziek in film: - Filmmuziek: achteraf over de scène heen gezet, hoort in feite niet bij de scène. Deze is toegevoegd om een bepaalde sfeer op te roepen of om emoties te suggereren. - Muziek die onlosmakelijk bij een scène hoort. - Sfeermuziek die bij de scène hoort, ook al wordt er in de scène mogelijk op gereageerd.
4. DYNAMIEK - De variatie tussen hard en zacht geluid heet dynamiek. - Helaas kan een videofilm nooit echt hard of echt zacht geluid bevatten. De dynamiek van video is dus niet erg groot - Om die dynamiek te vergroten, moet je manieren vinden om het geluid harder en zachter te suggereren. - Door met contrasten te werken vergroot je schijnbaar) de dynamiek enorm.
5. GELUIDSAPPARATUUR A. Microfoons - De microfoon die op de camera is bevestigd, voldoet meestal niet. Werk dus, als het kan, met een losse microfoon. - Microfoons zetten geluid om in een elektrisch signaal dat we vervolgens op een (video)band kunnen zetten.
5. GELUIDSAPPARATUUR RONDOM GEVOELIG Neemt evenveel geluid op van alle kanten. Wordt niet of nauwelijks gebruikt bij filmopnames. NIER OF CARDIOÏDE Deze microfoon is richtinggevoelig en neemt dus meer geluid op dat van voor de microfoon komt. De vorm van de lijn die zijn gevoeligheid aangeeft, lijkt op een nier.
5. GELUIDSAPPARATUUR HYPER-RICHTINGGEVOELIG OF HYPERCARDIOÏDE Neemt heel weinig op van wat er zich achter of naast de microfoon aan geluid afspeelt. Je kunt dus vrij gericht geluid opnemen. Het voordeel van een hypercardioïde microfoon is dat je er op een veel grotere afstand nog geluid mee kunt opnemen. Echte richtmicrofoons zijn bijna altijd lange dunne buizen. Helaas zijn ze erg duur
5. GELUIDSAPPARATUUR B. Hengel - Met een hengel kan de geluidsman de microfoon dichtbij de gefilmde personen brengen zonder zelf in beeld te komen. - Als niemand in beeld beweegt, kun je ook statieven gebruiken - Een hengel is niets meer dan een lange stok waaraan aan het einde de microfoon zit. Het snoer slaan we om de hengel heen en tappen we desnoods vast. - Een microfoon aan een hengel wordt meestal een boom genoemd.
5. GELUIDSAPPARATUUR C. Dasspelmicrofoons - Dasspeldmicrofoons worden veel gebruikt bij televisie. - Het zijn microfoons die aan de personen zelf zitten vastgemaakt, al dan niet onzichtbaar. - Het kunnen rondom gevoelige of niermicrofoons zijn. - Ze zitten zo dicht bij de persoon dat het geluid te close is en er niets van akoestiek opgenomen wordt. Hierdoor is het opnemen van set noise noodzakelijk. ( Oplossing kan eventueel een minidiskrecordertje zijn, dat is minder storingsgevoelig) - Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de gewone (kabel) en de zendmicrofoon (zender).
5. GELUIDSAPPARATUUR Zendmicrofonen voor- en nadelen - Voordelen - Met een zendmicrofoon zit een persoon niet in snoeren vast. - Geen zichtbare hengel of kabel bij totaal shot. - Nadelen - Zendmicrofoons vormen een inbreuk op de pricavy. - Zendmicrofoons zijn storingsgevoelig. - Zendmicrofoons zijn duur.
5. GELUIDSAPPARATUUR D. Microfoonkeuze bij documentaires - De keuze voor welke microfoon je kiest is afhankelijk van de situatie. - Waarmee verstoor je de natuurlijke situatie het minst? - Kun je met dasspeldmicrofoons werken of is het praktisch onmogelijk? - Kun je iedereen volgen met een richtmicrofoon op een afstandje? - Kun je alles alleen met een rondomgevoelige microfoon zeker zijn dat je alles opneemt? - - Voordelen van een zendmicrofoon - Als geluidsman loop je minder snel in de weg of in beeld. - De subjecten kunnen zich vrij bewegen. - De subjecten voelen zich minder afgeleid dan met een hengel. - Je hebt meestal minder last van omgevingsgeluid
5. GELUIDSAPPARATUUR E. Koptelefoon - Een koptelefoon dient om het op te nemen geluid te controleren op kwaliteit, volume en ongewenste bijgeluiden. - Je moet hiervoor een koptelefoon hebben die zo veel mogelijk van het geluid van de buitenwereld afsluit
6. OPNAME - Geluid wordt bij film altijd los opgenomen op een aparte geluidsrecorder (bijvoorbeeld DAT-recorder) - Bij video wordt het geluid soms apart en soms samen met je beeld opgenomen. - Meer sporen = mixer en meersporenrecorder (zoals een ADAT-recorder) - Bij documentaires izjn aparte geluidsdragers af te raden.
6. OPNAME A. Mono of stereo Geluid nemen we eigenlijk altijd mono op, stereo wordt achteraf in de mixage gemaakt. Alleen sfeergeluiden die ruimtelijkheid moeten suggereren kun je beter direct stereo opnemen. Deze zijn moeilijk achteraf nog stereo te maken. B. Positioneren van de microfoon Anticipeer bij het opnemen van het geluid op het geluidsniveau. De ideale microfoonpositie voor spraak is dertig centimeter tot een meter vanaf de mond. De positionering van de microfoon is natuurlijk afhankelijk van de camera. Zorg er voor dat de microfoon wel niet zo ver van je subject is want geluidssterkte vermindert kwadratisch met de afstand (3 keer zo ver = 9 keer zo zwak)
6. OPNAME C. Hengelen en geluidskwaliteit Meestal wordt er van boven gehengeld. Niet boven de mens, maar richten op de mond. Een microfoon kan je ook positioneren achter een object om zo dichter bij het subject te komen. Hoe dichter, hoe beter. Akoestiek kun je later nog bijvoegen, maar niet meer verwijderen. Bij drama wordt bijna altijd met een richtinggevoelige microfoon gewerkt. Bij documentaires is aan te raden met een richtmicrofoon van een afstandje proberen iedereen te vangen.
6. OPNAME D. Boomcheck Voor vrijwel elke opname wordt een boomcheck gedaan om te controleren dat de boom niet in beeld komt. Hierbij brengt de geluidsman de boom steeds dichter bij het subject tot de cameraman de boom in beeld ziet. Er moet wel rekening gehouden worden met het feit dat je door de zoeker of op een televisiescherm niet steeds hetzelfde kader zult hebben als het opgenomen beeld. E. Ruis Bij elke geluidsopname wordt ook ruis opgenomen, daarom zorg je ervoor dat het geluidsniveau bij een opname altijd zo hoog mogelijk is; dan is de ruis in verhouding tot het geluid zo zacht mogelijk. F. Geluidsniveau Bij een camera met geluidsmeters (VU-meters) moet je erop letten dat het geluidsniveau zo hoog mogelijk is. De meters moeten zo ver mogelijk uitslaan, maar niet het rood (= vervormd geluid).
6. OPNAME G. Stuk sterktes Wanner je de mogelijkheid hebt om het geluidsniveau met de hand in te stellen moet je de geluidsbronnen even op hun maximum meten door de boom op zijn juiste positie te houden en zo het opnamevolume op dat niveau op zijn hoogst te zetten (net niet in het rood). In vakjargon heet dit een stuk sterkte vragen. H. Tekstoverlap Wanneer je een dialoog in coverage opneemt (bijvoorbeeld in twee OTS), en de acteurs vallen in rede, wordt de in-rede-valling opgenomen met telkens een kleine pauze die later weggeknipt wordt. In de montage kun je de teksten altijd over elkaar heen plakken maar niet meer uit elkaar trekken.
6. OPNAME I. Problemen - Cameraman verantwoordelijk - Boom in beeld - Boomschaduw - Arm of een schaduw van de geluidsman in beeld - Geluidsman verantwoordelijk - Vliegtuigen en andere ongewenste bijgeluiden. (Bij docu: niets aan te doen) - Wind: kan wel een plopkap aangedaan worden bij buitenopnames - Draad- en andere storingen. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen tape je de draad best goed vast aan de hengel en rond kwetsbare punten.
7. GELUIDSCONTINUÏTEIT - We willen hebben dat er een geheel ontstaat. Als je dit effect in de montagekamer wil bereiken, moet je op de set het volgende in de gaten houden: - A. Ongewenste Bijgeluiden/achtergrondgeluiden - Als geluidsman moet je hier eisen dat het shot wordt overgedaan. - B. Voorbereiding - Ga op voorhand met de regie en de geluidsman naar de locatie. Zo kan je de locatie afkeuren of inventariseren op akoestiek en kleine bijgeluiden. - C. Gewenste bijgeluiden - Deze moeten los opgenomen worden. Pas in de montage wordt het sfeergeluid erbij gezet.
7. GELUIDSCONTINUÏTEIT - D. Bijgeluiden in de documentaire - Soms zijn bijgeluiden onvermijdbaar of zelfs logisch. Als dit niet heel erg stoort kun je het het beste direct opnemen. Zorg dan voor een shot van de oorzaak, zodanig dit duidelijk voor de kijker wordt. Neem ook zeker je set noise op - E. Akoestische continuïteit - Onderscheid tussen gesloten opname en open opname. - Gesloten: close-ups, zo min mogelijk omgevingsgeluid en akoestiek opneemt. - Open: totalen, veel van de omgeving en de bijbehorende akoestiek. - Het soort opname (Gesloten of open) is meestal wel continu binnen een scène. - In speelfilms bijna altijd met gesloten opname, sfeergeluiden achteraf toevoegen. - De richting waar je microfoon heen wijst en hoe je hengelt (boven of onder) kan een invloed geven op de geluidscontinuïteit. - In de montage wordt vaak extra achtergrondgeluid toegevoegd.
8. GELUID ACHTERAF A. Wilds Wilds zijn geluidsopnames die wel op de set maar los van het beeld gemaakt worden - Effectgeluid (zoals een autodeur) - Geluid buiten beeld (bij fictie), als het eenvoudig op de set te maken is. - Set noise: het natuurlijke geluid van de set. Heb je in de montage nodig als: - Sfeer- of achtergrondgeluid - Je een goede verhouding set noise direct geluid wilt kunnen instellen. - Je gedeeltes van shots wil gebruiken waarvan het geluid onbruikbaar is. - Je de geluidscontinuïteit moet waarborgen.
8. GELUID ACHTERAF B. Nasynchronisatie (ADR) Als de geluidsopnames niet goed gelukt zijn of er is te veel omgevingsherrie gebruikt met nasynchronisatie of ADR (Automatc Dialog Replacement). Tijdens de opnames wordt wel al geluid opgenomen (Wild guide of Guide track) maar meer om de acteurs te helpen. Voor nasynchronisatie is set noise noodzakelijk. C. Foley De foley artist maakt alle geluiden die niet goed op de band staan na adhv een koffertje met voorwerpen. Het zijn allerlei subtiele geluiden die de kijker meestal niet bewust hoort. D. Geluidseffecten Als Foley niet binnen het budget valt kun je nog altijd je eigen creativiteit of een geluidseffectenbibliotheek raadplegen.
8. GELUID ACHTERAF E. Muziek Nadat de film gemonteerd is wordt de muziek pas gecomponeerd. Daarna wordt de muziek in de mixage op de juiste sterkte toegevoegd. In afwachting van de te componeren muziek wordt temp-muziek op de band gezet zodat de montage wat makkelijker wordt.
9. GELUIDSMONTAGE EN NABEWERKING A. Professionele geluidsbewerking In de montage plaatst de editor het directe en het meest basale overige geluid al op de beelden (de stemmen en de geluidseffecten). Het geluid wordt zo veel mogelijk op verschillende tracks gezet. Een professionele geluidseditor moet daarbij: - Het directe geluid in stukken knippen en stiltes weghalen. - De opgenomen set noise toevoegen op een apart spoor. - Andere geluidssporen gebruiken voor oneven scènes dan voor even scènes. - Vaste geluidssporen aanhouden voor muziek en voice-overs - Sporen reserveren voor nasynchronisatie. Door niet-dialoog zo strikt mogelijk te scheiden van dialoog, kan nasynchronisatie in een andere taal. Als alles een eigen track heeft, kun je beginnen met toevoegen van foley, nasynchronisatie, voice-over en muziek.
9. GELUIDSMONTAGE EN NABEWERKING B. Mixage In de mixage wordt bepaald hoe hard elk geluid moet zijn. Elk spoor heeft een volumeschuif en knopjes om de geluiden te voorzien van kleur (equalizer), akoestiek (galm) en eventuele effecten. Pas in de mixage wordt het geluid stereo gemaakt. Hierbij is er sprake van een linker- en een rechterkanaal (2). Bij bijvoorbeeld een Dolby Digital Surround zijn er echter 7 kanalen (links, rechts, front, LFE, surround links, surround rechts, surround achter). Bij mono is er slechts 1 kanaal. Soms wordt er naar precies 2 of 3 keer zoveel sporen gemixt, omdat dialoog muziek en effecten (DM & E) nog gescheiden worden.
9. GELUIDSMONTAGE EN NABEWERKING C. Lowbudget geluidsafwerking De meeste montagesoftware bevat eenvoudige mogelijkheden tot mixage. Hierbij nog enkele tips: - Een goede mix is ook afhankelijk van de omliggende scènes. - In de mixage niet het stereogeluid precies het beeld laten volgen, wel een klein stereo effect. - Stereo moet de ervaring van het beeld versterken, niet ervan afleiden.
10. SAMENVATTING Functies van geluid: Geluidsweergave, sfeersuggestie, continuïteitssuggestie, suggestie van gebeurtenissen buiten beeld en het sturen van de aandacht. Soorten geluid: Direct geluid, sfeergeluid, effectgeluid, muziek, voice-over Een gesloten opname laat niets van de akoestiek van de locatie horen, een open opname wel. Overlap in dialoog neem je niet overlappend op als niet beide sprekers in beeld zijn. Los opnemen als wilds of foley: Set noise, effectgeluid, geluid buiten beeld. Het directe geluid wordt eerst gemonteerd samen met het beeld. Daarna de rest. Mixage: Het afstemmen, samenvoegen en stereo maken van al het geluid.
10. SAMENVATTING Gebruik van een hengel (boom): - Op de mond van de spreker richten. - Zo dicht mogelijk bij de geluidsbron. - Geluidsniveau altijd zo hoog mogelijk, maar niet in het rood. - Geen (schaduw van) boom of geluidsman in beeld, eerst boom check. - Vraag om een stuk sterkte om het geluidsniveau in te stellen. - Denk aan de geluidscontinuïteit.