1. Schip en uitrusting 2

Vergelijkbare documenten
Cursus CWO RO III. Begrippen: BPR (Binnenvaart Politie Reglement) Aantekeningen. versie 1.2 jan-2002 pagina 1

1. Schroef en roerwerking. 2

Instructiemateriaal voor het diploma CWO Roeiboot 1/2 Met bijbehorend insigne roeien Wilhelminagroep Zeeverkenners

BPR. Algemene Bepalingen. Instructie CWO 3 BPR

Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam

Veilig varen. Welkom KBC Utrecht.

BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017

BPR. Dagtekens. Instructie ZI BPR

Elk vaartuig dat geschikt is als vervoersmiddel op het water. Een boot die door spierkracht wordt voortbewogen.

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt

Klein vaarbewijs. 6 e bijeenkomst

Admiraliteit No. 14 Zuidhollandse Stromen

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt

Digitale thuiscursus VB1(KVB1)

Begrippen en Definities. Ivar ONRUST

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 13 maart 2010

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 MEI 2008

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

VAARREGELS DE BELANGRIJKSTE

Kielboot zeilen - Basistheorie BPR in het kort. Inleiding

Examen Maart De vrije zijde van een beperkt manoeuvreerbaar schip wordt overdag aangeduid met (CEVNI):

borden en diversen 13 maart 2017

1 In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed?

Vaarbewijs 1. Verlichting

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 16 november 2013

Reglementen. Ivar ONRUST

Eisen. Buitenboordmotor. (versie 2012)

Opzet van de theoriecursus

lichten en bruggen/sluizen 28 februari 2017

Basis gedragsregels & veiligheid sloeproeien

Opzet van de theoriecursus

1. Als een schip wordt opgelopen door een ander schip, waar moet je dan rekening mee houden?

Inhoudsopgave hoofdstuk 10 Buitenboordmotor

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 8 MAART 2008

BINNENVAART POLITIE REGELEMENT (BPR)

Het ROEIEN en de vaarregels

Commando's & Manoeuvres

Instructieboekje Roei-insigne

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 19 november 2011

DEEL 1 - VRAGEN 1-20

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 21 november 2009

Examen CWO roeien III

Theorieavond. URV Viking - 1 -

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 14 maart 2009

Dit boekje is van: ...

BPR. Betonning. Kardinale Betonning. Laterale Betonning. Splitsingen. Hoe herken je de betonning? Betonning. Om aan te geven waar je kan varen

Vaarbewijsopleidingen (VBO) PROEFEXAMEN WATERSPORT CERTIFICAAT

WWS Dameszeilen! Kort lesschema! Benamingen en begrippen!

Examen CWO buitenboordmotor III

Insigne Roeien CWO Roeien I II

Examen November 2007

TOELICHTING OP DE THEORIE-EISEN Kielboot I, II en III

Examen Beperkt stuurbrevet

Commando's & Manoeuvres

BPR. Betonning. Instructie ZI BPR

H4 Lichten, seinen & termen

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 22 november 2008

Zeil insigne kielboot 1. Termen Zeil standen Overstag Gijpen Stormrondje... 5 BPR Regels Goed zeemanschap...

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 6 juni 2009

Borden en diversen 13 maart 2017

CWO 1. Optimist WSV De Ank. Dit boek is van:

CWO. Jan van Galen Juniorwacht - 1 -

Commando's & Manoeuvres

Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB.

3. In onderstaande tekening is een verkeerssituatie afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

2. In onderstaande tekening is een verkeerssituatie afgebeeld.

Naam: Geboorte datum: Adres: Postcode: Datum: Instructeur/trise:

Examen CWO kielboot II

Examen November 2005

Houd plezier in de vaart!

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 5 mei 2012

Proefexamen 6. 2 Welk vaarreglement is van kracht op de Waddenzee?

1. Hieronder is een verkeerssituatie afgebeeld. Geen van beide schepen volgt stuurboordwal. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft.

Een aantal bepalingen uit het Binnenvaart Politie Reglement * welke voor roeiers van belang kunnen zijn.

Theorieboekje CWO-Rb3

Examen Maart Twee schepen naderen elkaar met tegengestelde koersen bij een engte. Bij gevaar voor aanvaring moet (CEVNI):

Samenvatting BPR KZV 2005/2006

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

CWO II Theorie. 1. Schiemanswerk. 2. Zeiltermen. Op deze pagina vind je de theorie van CWO II KB. Het is een aanvulling op de theorie CWO I.

ALGEMEEN EN BEPERKT STUURBREVET 17 mei 2014

hebt tussen de 25 en 40 meter lengte. Je moet dan een Beperkt Groot Vaarbewijs of een Groot Pleziervaartbewijs hebben.

Examen Maart 1999 BEPERKT STUURBREVET

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Examen November 2003

Examen CWO kielboot I

Veilig het water op! Vaarregels recreatie- en beroepsvaart. Algemeen. hoofdvaargeul varen.

Veilig varen doen we samen

Examen November 1999

A. Verbodstekens A.1 In-, uit- of doorvaren verboden (algemeen teken)

Inhoudsopgave hoofdstuk 9 Roeien

Scouting JWF, CWO rb-3 cursus boek

Lichten & Seinen. Antwoord. Antwoord. Verkeerstekens. Verkeerstekens. In-, uit of doorvaren verboden (Bordnr. A.1)

2012 examen 3 Beperkt Stuurbrevet

versie SCOUTING: NAAM:

Examen CWO roeien III

Hoofdstuk 13. Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart van, naar en in de haven van Den Helder

Inhoud. Het belang van goed sturen Vaarregels en vaartekens Roeireglement Viking, Orca en Triton Algemene aandachtspunten. 6 mei mei 2008

Buiten gebruik gestelde gedeelten van de vaarweg; vaarverbod, niet geldend voor een klein schip dat geen motorschip is

Versie 6.1 Februari 2008 Copyright Kleine admiraliteit t Westland

Eis i en Roe o ie i n (versie 2012)

Transcriptie:

pagina 1 1. Schip en uitrusting 2 2. Schroef en roerwerking 3 2.1 De links en rechts draaiende schroef. 3 2.2 Ronddraaien in smalle vaarwateren 3 2.3 Afstoppen 3 2.4 Achteruit varen 4 2.5 Stromend water 4 3. Aan en afmeren 3.1 Afvaren 5 3.2 Afmeren 5 3.3 aankomen op de achtertros 6 3.4 roerwerking 6 4. Praktisch varen 4.1 Zuiging 6 4.2 ondiep water 6 4.3 ankeren 7 4.4 man over boord 7 4.5 Aan de grond lopen 7 5. Binnenvaart Politie reglement 5.1 Toepassing 8 5.2 Vaarbewijs 8 5.3 Leeftijden 8 5.4 Kentekens 9 5.5 Begrippen 9 5.6 Aan en afmeren B.P.R. 10 5.7 Uitwijkregels 10 5.8 Algemene voorangsregels 11 5.9 Geluidsseinen 12 6. Lichtvoering, dagtekens en bruggen 6.1 lichtvoering algemeen 13 6.2 dagtekens 14 6.3 Spui en inlaattekens 15 6.4 Bruggen en sluizen 16 6.5 Verkeerstekens en vlaggen 17,18,19 7. Kaarten en almenak 7.1 Waterkaarten 21 7.2 Almenak 22 7.3 Weer 22 8. Knopen 8.1 Soorten lijnen 22 8.2 Knopen 23 9. Betonning 9.1 betonning algemeen 26

pagina 2 10 Ankers 27 11. Controlevragen 30

pagina 3 1. Schip en uitrusting. Voor dat je gaat varen, moet je natuurlijk zelf er van overtuigd zijn dat dit op een veilige manier kan. Denk maar dat je goed gebruik van de gangboorden moet kunnen maken. Zorg dat deze schoon zijn, veel viezigheid kan gladheid veroorzaken, en dat er geen obstakels liggen. Vergeet niet er voor te zorgen dat het voordek goed toegankelijk moet zijn. Je moet daar nog al eens zijn voor bepaalde manoeuvres uit te voeren. Denk maar aan ankeren en aanleggen. We lopen even het door: Indien er een gasinstallatie aan boord zich bevind, dan moet er hiervan een gascertificaat aan boord zijn. 4 lijnen van voldoende lengte, waarvan 2 minimaal de lengte van het schip en 2 minimaal 2 maal de lengte van het schip. Voldoende stootwillen met voldoende lijn. Dweil, spons, puts. Lenspomp Anker, zwaar genoeg voor jullie schip, met voldoende lijn. Een ankerbol. Scheepshoorn (toeter) E.H.B.O. trommel Voor elke opvarende een zwemvest Gereedschap en reserve onderdelen Navigatieverlichting Reddingsboei (bij voorkeur met lijn) Voldoende brandblusmiddelen die werken en bereikbaar zijn. Recente uitgave B.P.R. (Almanak) en waterkaarten (Open motorschepen van <7 meter zijn hier van de verplichting recente B.P.R. aan boord uitgezonderd ) Afhankelijk van het vaargebied, een marifoon (plus machtiging en bedieningscertificaat) Voor dat je afvaart, controleer het schip. Is de olie van de motor in orde, werken de lampen en de scheepshoorn. Tevens kijk je of de lijnen e.d. opgeruimd zijn. Een opgeruimd schip is een veiligheid op zich. Indien je in het bezit bent van vaarbewijs 1 dan hoef je alleen maar examen te doen in Schiemanswerk. (knopen)

pagina 4 2. Schroef en roerwerking 2.1 De links en rechts draaiende schroef. Ieder schip met een schroef draait naar links of rechts. Dit is afhankelijk van welke kant je motor op draait en/of hoe de keerkoppeling werkt. Hierbij een voorbeeld van een linksdraaiende schroef. (Alleen het linker gedeelte) Ga er maar van uit dat de meeste jachtjes een linksdraaiende schroef hebben. Alleen de grotere motorschepen hebben een rechtsdraaiende schroef. Bij het achteruitslaan met een linkse schroef zal het achterschip naar stuurboord trekken. Dit noemen we het wieleffect. De makkelijkste manier om dat te ontdekken is de schroefas bekijken bij vooruitslaan. Waarom is dit belangrijk om te weten. Je kan er gebruik van maken en er last van hebben. Zoals net gezegd trekt het schip met een linksdraaiende schroef bij achteruit slaan naar stuurboord. Je meert dus bij voorkeur aan de stuurboordwal. De achterkant komt bij achteruitslaan (remmen) vanzelf bij de wal. Je kan nu ook begrijpen waarvoor je hier last van kan hebben. 2.2 Rondraaien in nauwe vaarwateren. (smal) Zelfde truc als bij het aanleggen. Je draait (wederom met je linkse schroef) over bakboord rond, en omdat je het niet in een keer haalt zul je een keer achteruit moeten draaien, en daarbij gaat het achterschip naar stuurboord, de boeg draait daardoor naar bakboord en je zult zijn dat je met een keer vooruitslaan (met je roer in de goede positie) het rondje hebt gemaakt. Probeer het maar eens. (rechter plaatje rechtse schroef) 2.3 Stop! Het is belangrijk dat je weet hoe lang je erover doet om te stoppen. Bijvoorbeeld als er een balk in de weg ligt. Ook hierbij moet je denken aan het wieleffect. Voor je weet lig je dwars in de vaart. Je kan dit opvangen door middel van je roer te draaien als je nog vaart vooruit hebt. Ook dit is goed om te proberen.! Tip: Als je van vooruit naar achteruit schakeld, laat dam de schroefas eerst tot een minimaal toerental komen. Doe je dit niet, dan krijgt de keerkoppeling een enorme dreun en slijt harder met alle gevolgen van dien.

pagina 5 2.4 Achteruit varen Op je praktijk examen zul je een stuk achteruit moeten varen. Hoe dat in zijn werk gaat gaan we hier in theorie doornemen. Op de eerste plaats zul je rekening moeten houden met de wind. Op het plaatje kun je zien dat een zeilboot met vaste kiel veel dieper in het water ligt. De motorboot zal dus eerder "wegwaaien" Hiervan heb je vooral last bij geringe snelheden. Achteruit varend zul je merken dat als je tegen de wind in vaart ( ) dat de voorpunt niet erg verwaait.ga je nu achteruit varen halve of voor de wind dan zul je merken dat de voorpunt wegwaait. Dit kan je oplossen door het roer zo te zetten dat als je een klapje ( dit is eventjes gas geven) vooruit geeft, het schip weer op de gewenste koers komt. Hierna vervolg je de weg achteruit. Een vlaggetje voorop (geusje)kan een hierbij een hulpmiddel zijn. 2.5 Stromend water Stroom Op stromend water zul je er niets van merken tijdens het varen. Dit merken we pas met afmeren of rondgaan.

pagina 6 3. Af en aanmeren: 3.1 Afvaren Rechtdoor wegvaren: Plaatje 2 : achterspring laten staan, achteruit draaien tot de boeg voldoende van de wal af is (denk aan je achterschip) Plaatje drie: klapje vooruit, achterspring ontspant en kun je binnenhalen en vertrekken. Achteruit wegvaren: Voorspring laten staan, vooruit draaien tot je achterschip voldoende van de wal af is daarna achteruit wegvaren. Denk aan het wieleffect. 3.2 Afmeren

pagina 7 WE hebben het al een beetje over gehad, denk aan het wieleffect. Probeer dit voor jezelf te uit te zoeken wat er gebeurd. 3.3 Aankomen op de achertros. Dit kan voorkomen als we met de wind of stroom van achteren voor een sluis of brug moeten wachten. Hierbij moeten we het achterschip eerst vastmaken. 3.4 Roerwerking Bij koersveranderingen moeten we eerst daadwerkelijk roer geven en dan pas gas geven.als je dit niet doet zal het roer geven erg zwaar gaan. Dit komt door het vele schroefwater wat tegen het roerblad aankomt. 4. Praktisch varen: 4.1 Zuiging Als je een schip oploopt (oplopen zie verder in dit boek) Dan wordt je naar elkaar toe gezogen. Je krijgt een soort stroomversnelling tussen de boten, het water zakt. Als je elkaar tegemoet komt zal je uit elkaar worden geduwd. De golven botsen dan. Het water stijgt. Als je te dicht bij de wal vaart zal hetzelfde gebeuren naar de wal toe. Dit kun je oplossen door of meer in het midden te varen of vaart te verminderen.

pagina 8 4.2 Ondiep water Bij het varen op ondiep water zal je merken als je te hard vaart dat het schip niet luistert naar haar roer. Dit komt door dat de speling tussen het schip en de bodem minder wordt. Het schip zal naar de bodem toe getrokken worden. Dit kun je oplossen door vaart te verminderen. 4.3 Ankeren Anker neer: Schip tegen de wind in op de plaats waar je wilt gaan ankeren. Achteruit slaan op het moment dat het schip vaart achteruit krijgt anker laten zakken en de ankerlijn vieren tot de gewenste lengte (gemiddeld drie keer de diepte). Daarna kijken of het anker krabt (niet houdt). Vergeet niet de ankerbol te plaatsen of s'nacht een rondomschijnend licht. Anker op: Anker lijn ophalen tot recht op en neer. (Het kan handig zijn om hierbij een klapje vooruit te geven om het minder zwaar te maken) Ankerop en wegvaren in gewenste richting. Anker binnenhalen schoonmaken opruimen. 4.4 Man over boord Achterkant van de drenkeling afdraaien. Net als bij roeien en zeilen, direct roepen naar de drenkeling ZWEM! Zo mogelijk iets drijvend naast hem of haar gooien. Zo snel mogelijk rond en met de boeg tegen de wind in de drenkeling oppikken. Let op: zorg ervoor dat je tijdig stilligt en de schroef niet meer draait. (denk hierbij aan dat de schroef bijna nooit geheel stil staat.) 4.5 Aan de grond lopen: Loop je vast, probeer terug te gaan waar je vandaan komt. Eventueel het schip schuin laten hangen. Controleer na het vastlopen, of het roer werkt, schroef goed functioneert en de koeling goed werkt. Handig kunnen hier de metertjes voor zijn.

pagina 9 5. BPR (Binnenvaart Politie Reglement) 5.1 toepassing Het BPR bepaald de regels op bijna alle binnenwateren (uitgezonderd het water dat in verbinding staat met open zee.) Het BPR is verder niet geldig op 6 grote rivieren, namelijk de Rijn, Waal, Lek, Westerschelde, Kanaal van Terneuzen en de Eemsmonding. Het BPR is wel geldig op de Waddenzee en Ijsselmeer. Indien je een motorschip hebt moet je bijgewerkt exemplaar van het B.P.R. aan boord hebben. Dit is niet is niet van toepassing op een klein (<20m) open motorschip. 5.2 Vaarbewijs Indien het motorschip gebouwd is als sleepboot, dan is het verplicht om een vaarbewijs voor het desbetreffende vaargebied te hebben. Dus een beting of sleepbolder hebben of gehad hebben. Tevens Als het schip harder kan als 20 KM/H. Ook schepen langer als 15 meter moeten ook iemand met een vaarbewijs aan boord hebben. LET OP! Dit is niet volledig. Er zijn meer schepen waar je Een vaarbewijs voor nodig hebt. 5.3 Leeftijden Voorbeeld van een Klein Vaarbewijs. Een schip mag niet varen als het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam en ten minste 16 jaar oud persoon. Je mag 12 jaar of ouder zijn om een klein open motor schip te besturen indien deze niet harder gaat en kan als 12,964 KM/H. (13). Een snelle motorboot en een groot schip mogen bestuurd worden indien men 18 jaar is en in het bezit van een vaarbewijs.

pagina 10 5.4 Kentekens van kleine schepen ER moet op een klein schip zijn aangebracht de naam of kernspreuk hetzij de naam van de instelling waartoe het schip toebehoort. Tevens de naam en woonplaats van de eigenaar op een zichtbare plaats aan de binnen of buitenzijde. Dit is niet van toepassing op een klein (<7m) open vaartuig. Voor we verder gaan met de regelgeving van het BPR moet je een paar begrippen kennen. Zoals die in het BPR omschreven staan. 5.5 Begrippen: Schip: Roeischip: Motorschip: Zeilschip: Veerpont: Groot schip: Klein schip: Sleep: Assisteren: Vaarweg: Vaarwater: Dag: Nacht: Elk vaartuig dat geschikt is voor gebruik of vervoer te water. Schip dat uitsluitend wordt voortbewogen door spierkracht. Elk schip dat gebruikt maakt van mechanische middelen om zich voort te bewegen. Een schip dat uitsluitend wordt voortbewogen door middel van zeilen Een schip dat een veerdienst onderhoud, waarbij de vaarweg wordt overgestoken. Let wel, het moet een erkende veerdienst zijn. (door de overheid) Een schip, langer dan 20 meter. Een schip, korter dan 20 meter. Uitzonderingen: -sleepboot -veerpont -vissend visserschip -boot die wettelijk meer dan 12 passagiers mag vervoeren (rondvaart) -duwboot Motorschip, verbonden d.m.v. 1 of meer trossen aan andere schepen, met als doel deze te verplaatsen en te sturen. Een motorschip dat helpt bij manoeuvreren door andere motorschepen, Overal waar je met een schip kan en mag komen. Dat gedeelte van de vaarweg waar je echt kan varen. De tijd tussen zonsopgang en zonsondergang. De tijd tussen zonsondergang en zonsopgang.

pagina 11 We gaan nu een aantal regels bekijken die in het B.P.R. staan en jullie moeten weten. - De schipper is verantwoordelijk voor naleving van de regels. 5.6 Bijzonderheden bij het aan of af meren: Buiten dat je moet weten of je ergens mag aanmeren, (denk aan borden, eigen aanlegsteigers enz) en of je ergens kan aanmeren, (denk aan je diepte, valt het niet droog, kan ik daar weer weg komen enz) moet je de volgende 2 regels ook kennen. -Aanmeren: Als je langzij een schip aanmeert, dan moet dat schip daar toestemming voor geven. Als je ligt dan is het een goed gebruik om over de voorzijde van het schip naar de wal te lopen. -Afvaren. Als je tussen wal en schip ligt, of tussen schepen, die zo liggen dat jij niet af kunt varen, dan moeten de overige schepen medewerking verlenen aan jouw vertrek. Koersen: We spreken straks over de volgende koersen. Tegengestelde koers: kruisende koers: Oplopende koers + 5.7 Uitwijkregels: De hoofdregel op het water is goed zeemanschap. (art. 1.04 + 1.05 B.P.R.) Art. 1.04 B.P.R.: Je moet alles doen om een aanvaring te voorkomen en de veiligheid te garanderen, Art. 1.05 B.P.R.: ook als je daarvoor van de BPR regels moet afwijken.

pagina 12

pagina 13 5.8 Algemene voorrangsregels: De volgorde van de regelgeving op het water is heel belangrijk. Hieronder krijg je de uitwijkregels op het water in de juiste volgorde. 1) Klein wijkt voor groot: Kleine boten moeten wijken voor grote boten. 2) SB-wal: Je moet uitwijken voor boten die SB-wal aanhouden. 3) Roei wijkt voor zeil: Roeiboten moeten wijken voor zeilboten. 4) Motor wijkt voor roei: Motorboten moeten wijken voor roeiboten Let op: soms wordt er onderscheid gemaakt tussen hoofd- en nevenvaarwater (vergelijkbaar met een uitrit). Als je vanuit een nevenvaarwater het hoofdvaarwater op wilt, moet je wijken voor alle boten die op het hoofdvaarwater varen. Kleine motorboten onderling hebben ook regels: Voor boten die elkaar op een kruisende koers naderen hebben de regel: BB wijkt voor SB Boten die elkaar tegemoet varen (tegengestelde koers) moeten beide naar SB wijken Als je elkaar inhaalt (oplopende koers) moet degene die ingehaald (opgelopen) wordt wijken voor degene die inhaalt (oploper. Opgelopene wijkt voor oploper.)

pagina 14 5.9 Geluidsseinen Een manier om elkaar op het water wat duidelijk te maken is met behulp van geluidsseinen. Ieder schip (ook kleine schepen) moeten geluidsseinen kunnen geven. = korte stoot van ± 1 seconde = lange stoot van ± 4 seconde = Attentiesein = Ik kan niet manoeuvreren (herhalen) = Noodsein = Verzoek tot opening van brug of sluis = Ik ga stuurboord uit = Ik ga bakboord uit = Ik sla achteruit (herhalen) = Blijf weg sein

pagina 15 Hoofdstuk III B.P.R. 6. Lichtvoering, dagtekens en bruggen 6.1 Lichtvoering algemeen Toplicht: 225, Wit. (Een sleepboot die sleept heeft twee toplichten.) Boordlichten: 112 30, Groen aan SB, Rood aan BB. Heklicht: 135, Wit. (Een sleepboot die sleept heeft een GEEL heklicht.) Rondom schijnend licht: 360, Wit Het rondomschijnend licht geeft licht in dezelfde sectoren als het top- en heklicht samen. Toplicht Heklicht Boordlichten Rondom schijnend licht Des daags Kleine schepen Schepen < 7 meter xx Motorschip > 7 < 20 meter. xx xx xx (xx) Zeilschip > 7 < 20 meter xx xx Gesleept schip xx Grote schepen Motorschip > 20 meter xx xx xx Zeilschip > 20 meter xx xx xx (groen onder rood) Assisterend schip 2 maal geel xx cylinder Gesleept schip xx (laatste schip) xx Gele bol Vrijvarende veerpont xx xx xx Groen/wit Kabel of gierpont Groen/wit Schip met gevaarlijke stoffen xx xx xx 1,2 of 3 blauwe 1,2 of 3 blauwe kegels N.B. Een schip mag geen andere tekens of lichten voeren als volgens de reglementen zijn gesteld. Dit in verband met mogelijke verwarring.

pagina 16 1) Roei/zeil of motorboten kleiner dan 7 meter moeten een wit rondomschijnend licht tonen (zo hoog mogelijk.)bij gevaar moet je een tweede licht kunnen tonen, bv een zaklantaarn 2) Je mag hier kiezen tussen top- en heklicht of rondomschijnend licht. 3) Zeilboten korter dan 20 meter mogen ook kiezen voor een sector licht. 4) Een cilinder is een ronde ton, horizontaal gestreept in de kleuren: wit, zwart, geel, zwart, wit. 5) Politie, Brandweer en Ambulance te water mogen, om zich kenbaar te maken, een blauw rondomschijnend flikkerlicht voeren. 6) Vastgelopen schepen of schepen die bezig zijn met werkzaamheden (bv baggerschip) Als je in nood verkeerd moet je met alle mogelijke middelen aandacht trekken 6.3 dagtekens Een klein schip wat op hetzelfde moment door de motor en zeilen wordt voortbewogen, moet voeren een zwarte kegel met de punt naar beneden. Des nachts de verlichting van een motorschip. Zwart kegel Sleepcilinder, moet worden gevoerd door schepen die slepen. Vastgelopen schepen of schepen die aan het werk zijn en aan een kant niet passeerbaar zijn. De verlichting is hetzelfde als de dag tekens. Hangt er aan het schip een rode bol of rood licht dan mag je aan deze kant niet langs varen.

pagina 17 Hangen er 2 groene ruiten of 2 groene lichten, dan mag je aan die kant langs varen Hangt er aan het schip een bord bovenste helft rood onderste wit of rood en wit licht onder elkaar, dan mag je aan die kant lang het schip varen maar moet je hinderlijke golfslag vermijden. 6.3 Spui- en inlaattekens Spuien is het uitlaten of uitpompen van water van een hoger gelegen water naar een lager en inlaten is andersom. Hierdoor kunnen er onverwachte stromingen ontstaan. Daarom wordt met behulp van deze signalen gewaarschuwd. a. Er wordt gespuid b. Er wordt ingelaten c. Er zal weldra worden gespuid/ingelaten Opmerkingen: Des daags kunnen hetzij de dagtekens, hetzij de lichten, hetzij beiden worden gebruikt. De vlaggen en wimpels kunnen worden vervangen door borden van dezelfde vorm.

pagina 18 6.4 Lichten van bruggen en sluizen Verboden doorvaart Vaste bruggen Bruggen in bedrijf Bruggen buiten bedrijf Aanbevolen doorvaart tegenliggende vaart mogelijk Aanbevolen doorvaart tegenliggende vaart verboden Doorvaart verboden, wordt aanstonds toegestaan Doorvaart toegestaan (Als rood/groen brandt, dan brandt geel niet, dan wachten.) NB. Bij een brug moet je altijd de aanwijzingen van de brugwachter opvolgen. Bovendien is het verboden voor en na de brug in te halen.

pagina 19 6.5

pagina 20

pagina 21

pagina 22

pagina 23 Waterkaarten en de almanak 7.1 Waterkaarten Er worden speciale kaarten gedrukt met de vaarroutes erop. Op de kaart staan verschillende kleuren aangegeven, met allen hun eigen betekenis. Blauw: vaarwater, vrij voor alle soorten vaartuigen. Lichtblauw: ondiep vaarwater, vrij voor alle soorten vaartuigen. Geel: vaarwater verboden voor motorvaartuigen, tenzij de boot een vergunning heeft. Roze: onbelangrijk vaarwater, verboden voor motorvaartuigen. Groen: Houtgewas. Donkergeel: Riet en biezen. De hoogte, diepte en lengte worden op de waterkaart aangegeven in DM. H = hoogte van de doorvaart (Hight) W = breedte in doorvaart (Weidth) D = diepte (Depth) L = Lengte van een sluis (Lenght) = vaste brug BB = Beweegbare brug >> = sluis (waar de pijl heen wijst is het water lager) > = keersluis (geen doorgang) I = voetbrug

pagina 24

pagina 25 7.2 Almanakken We hebben 2 soorten almanakken: Deel 1: bevat de reglementen (bv het BPR) en vaartips voor plassen en rivieren. Het komt elke 3 jaar uit. (Verplicht voor gesloten boten) Deel 2: bevat de vaargegevens over doorvaartroutes en maten en bedieningstijden van bruggen en sluizen. Het komt elk jaar uit. 7.3 Weer en knopen Weer Nederland heeft een gematigd zeeklimaat. De wind wordt bepaald door; de richting waaruit hij waait en de kracht waarmee hij waait. Wind is het gevolg van drukverschillen aan het aardoppervlak. Ruimende wind, betekent dat de wind draait in de richting met de wijzers van de klok mee. De windkracht neemt toe en het weer wordt meestal mooier. Krimpende wind, de wind draait tegen de wijzers van de klok in. De windkracht wordt minder en het weer zal meestal verslechteren. De windkracht wordt uitgedrukt in getallen ingeschaald in de schaal van Beaufort. Noordelijke winden zijn in alle jaargetijden koud. Oostelijke winden zijn in de winter en het vroege voorjaar koud en in de zomer warm en in alle jaargetijden droog, zuidelijke winden zijn in alle jaargetijden warm. Westelijke winden zijn in alle jaargetijden vochtig, in de zomer koel en in de winter zacht. Als er slecht weer is tijdens het varen dan moet je: -zodra zich onweer aankondigt aan land gaan en de boot vastleggen, mast naar beneden -met ruw weer, aan hoge wal blijven of rustig water opzoeken bij een ongeluk altijd bij de boot blijven 8 Knopen 8.1 Soorten lijn Er zijn verschillende soorten lijn, afhankelijk van het doel waarvoor je de lijn wilt gebruiken. Geslagen touw is touw dat in elkaar wordt gedraaid van vezels tot garens, van die garens worden strengen gedraaid en door de strengen in elkaar te draaien worden lijnen geslagen. Je hebt afhankelijk van het materiaal lange en korte vezels. Verder heb je kort geslagen lijn, de lijn is strakker in elkaar gedraaid en je hebt lang geslagen lijn, minder strak geslagen lijn. Lang geslagen lijn is soepeler en heeft minder rek. Ook is het mogelijk een lijn te vlechten, hierdoor kun je van minder sterke vezels een sterke lijn maken. (bv. katoenen schoten) We maken onderscheid tussen natuurlijk touw en synthetisch touw

pagina 26 Natuurlijk touw manilla Voordeel/nadeel drijven Toepassing sterk, krimpt bij nat worden rot snel sisal ruw, rot snel zinkt Bindtouw katoen zacht, soepel zinkt Schoten rot snel, duur kokos slijtvast zinkt Deurmat hard, stug Synthetisch touw polyamide/ slijtvast, sterk, rekt veel zinkt Ankertrossen, sleeplijnen en nylon landvasten, rijglijn, 8.2 Knopen De mastworp wordt gebruikt als tijdelijke bevestiging. (bijvoorbeeld aanmeren) Het is verstandig om er een slipsteek op te leggen. zinkt Pioniertouw We zullen de slipsteek nog eens duidelijk laten zien: De platte knoop wordt gebruikt om 2 lijnen van gelijke dikte aan elkaar te maken.

pagina 27 Een knoop die hier erg op lijkt is de schootsteek, alleen deze is voor 2 lijnen van ongelijke dikte. De paalsteek is om een niet slippende lus in een lijn te maken. Er is een handig ezelsbruggetje voor deze knoop, vraag je leiding! De werpankersteek wordt gebruikt om een lijn op de roering van een anker te bevestigen.

pagina 28

pagina 29 Wat we op het voordek en bij de mast tegenkomen zijn kikkers. Je begint met een halve rondtorn om de voet van de kikker, om daarna B- vormige slagen te maken. De laatste slag is een slipsteek, of een gedraaide, zogenaamde knijpsteek.

pagina 30 9 Betonning 9.1 betonning algemeen Net zoals je op de weg strepen hebt, kom je op het water ook zoiets tegen. We gaan wat laten zien en kijken of het duidelijker wordt. Bij rivieren moet je zoveel mogelijk kijken vanuit de oorsprong. We spreken dan, vanaf de oorsprong gezien van een rechterzijde en een linkerzijde. Bij kanalen kijken we van het hoogste punt naar het laagste, dat wil zeggen een lager pand, en noemen we het ook linker en rechter zijde. Dit is de markering van de rechterzijde. De kleur is rood en de boeien zijn stomp van vorm. Het topteken, wat niet altijd aanwezig is, is een rode cilinder. Er staat een even nummer op met letters van het vaarwater, bijvoorbeeld HD6, dit is Hollands diep nummer 6. Dit is de markering van de linkerzijde. De kleur is groen en de boeien zijn spits van kleur. Het topteken, wat niet altijd aanwezig is, is een groene kegel. Er staat een oneven nummer op met de letters van het vaarwater. Bijvoorbeeld NM 15, dit is Nieuwe Maas 15. Op brede vaarwateren, kan naast de hoofdbetonning gebruik worden gemaakt van aanvullende betonning. Het geeft de begrenzing aan van het eveneens bruikbare vaarwater. Dit is vooral bedoeld voor de pleziervaart. De bijnaam voor dit stukje vaarwater is het fietspad.

pagina 31 Je zult op een moment een splitsing van vaarwateren tegenkomen. Bovenhadden we gezien dat de rode stompe boei rechts is. Als je een scheidingsboei tegenkomt met een rode bovenkant zul je deze aan je rechterhand moeten houden, snap je? Scheidingsboeien zijn altijd bolvormig. Ook bij scheidingsboeien is er niet altijd een topteken. De dikke lijn is het hoofdvaarwater. De ronde horizontaal gestreepte boei is een scheidingsboei voor vaarwateren van gelijk belang.

pagina 32 10 Ankers Een ankerlijn moet een bepaalde lengte hebben. Heb je enkel een lijn, 5 keer de diepte. Heb je een lijn met een stuk ketting, 4 maal de diepte. Heb je enkel ketting, 3 maal de diepte. Er zijn verschillende ankers. We lopen er een aantal door. Het Oud Hollands Stokanker. Het klip- en danforthanker

pagina 33 Het ploegschaar- en dreganker Net zoals een schip heeft ook een anker onderdelen. Een schacht Hand of vloei Een arm Kruis Roering En een Neuring. Kijk bij het oud Hollands stokanker voor de onderdelen. Vergelijk dit met de andere ankers en kijk of je daar ook deze onderdelen kunt vinden. Het examen: Schip vaarklaar maken en klaarmaken voor de nacht Vaartechnieken Afvaren en aankomen aan hoger-, lager- en langswal Man-over-boord manoeuvre Ankeren en anker opgaan Loskomen van aan de grond Passeren van bruggen en/of sluizen Aanvarings- en achtergrondspeiling Langszij een varend schip komen en vastmaken Slepen en gesleept worden Eenvoudige reparaties aan de motor Terminologie Veiligheids- en reddingsmiddelen Handelen bij averij Eenvoudige EHBO Reglementen Betonning en bebakening Krachten op het schip en hun gevolgen Jachtetiquette en vlagvoering Weersinvloeden Gebruik van almanak en waterkaart 25 vragen

pagina 34 10 Controlevragen B.P.R. Antwoorden op de volgende pagina. 1. Is dit een links of rechtse schroef? 2. Wat is de beste zijde om over te draaien met deze schroef? 3. Wat betekend het gele gedeelte op een waterkaart? 4. Een zeilschip met zijn buitenboord motor stand- bij aan is een..schip. 5. Je ziet s nachts dit: Wat is dit? 6. Een motorschip heeft een topsnelheid van 11 kilometer per uur. Hoe oud moet de bestuurder minimaal zijn? 7. Je ziet dit, wat betekend het? 8. Je gaat ankeren, hoe maak je dit kenbaar? 9. Verklaar dit:> > > > > > > > > > > > > > > > > 10. Geld het B.P.R. op de lek? 11. Je wilt dat de brug of sluis open gaat. Welk geluidssein geef je? 12. Je wilt keren, moet je het overige verkeer voor laten? 13. Je wilt aanmeren. Er ligt een vrachtschip met 2 rondomschijnende blauwe lampen. Mag je hiernaast. 14. Je ziet een schip met 3 toplichten, boordlichten en een heklichten. Wat is dit? 15. Je gaat aanleggen, er staat alleen een verkeersbord. Zou jij dit nemen om vast te maken? 16. Je ziet dit: Wat betekend het?

pagina 35 Antwoorden: 1. links 2. Stuurboord (wieleffect) 3. Dat je voor dit gebied een vergunning/ ontheffing of vrijstelling moet hebben. 4. Motorschip 5. Klein zeilschip. (Geen toplicht, zo wel, motorschip) groter als 7 meter. Kleiner als 7 meter mag er een rondomschijnend wit licht. 6. 12 jaar. Topsnelheid harder dan 12,964, 16 jaar. Langer als 15 of harder als 20 km/h 18 jaar. 7. Brug wordt aanstonds geopend. 8. Zwarte ankerbol hijsen. 9. Boven, klein wijkt voor groot. Onder, motor wijkt voor zeil. 10. Nee, daar geld het R.P.R. 11. Lang - kort lang. 12. Ja. 13. Nee. Rondomschijnende blauwe lampen staan voor vervoer gevaarlijke stoffen. Deze gaan ook alleen in de sluis. Je mag hier niet naast, je moet hier een afstand van houden. Er kunnen 1, 2, of 3 blauwe lampen onder elkaar zitten. 14. Een assisterend schip. (2 toplichten slepend schip en 1 motorschip in combinatie met boordlichten en heklicht) 15. Dit is niet toegestaan. 16. Verboden voor pleziervaart. (watersport)

pagina 36 2001, scouting Den hoorn, Scouting Nautilus, kleine admiraliteit t Westland Auteurs: Dennis van der Sluis en Ronald Meinema.