De leden-waterschappen datum ons kenmerk contactpersoon 11 juli 2011 60071/EV mw. V.M. Anches betreft uw kenmerk e-mail Bestuursstandpunt aanpassing - vanches@uvw.nl belastingstelsel waterschappen bijlage(n) doorkiesnummer 1 070 351 98 20 Geachte leden, In het Bestuursakkoord Water dat in mei jl. tussen het Rijk, het IPO, de VNG, de Vewin en de Unie van Waterschappen is ondertekend, is overeengekomen dat de waterschappen voorstellen voor aanpassing van hun belastingstelsel zullen doen teneinde de lastenstijging die het gevolg is van de waterschapsbijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), evenwichtig over de belastingplichtigen te verdelen. De waterschapsbijdrage bedraagt op dit moment 81 mln. In 2014 bedraagt het 131 mln en in 2015 181 mln. Bij de praktische toepassing van het huidige belastingstelsel leidt het feit dat de waarde van de categorie ongebouwd mede wordt bepaald door de waarde van de tot deze categorie behorende wegen en spoorwegen tot knelpunten. Deze doen zich met name voelen bij de heffing ten aanzien van de agrarische sector en in gebieden met een hoge dichtheid aan infrastructuur. Toekomstige uitbreiding van de infrastructuur en de afname van de oppervlakte van agrarisch ongebouwd zal dit effect versterken. Een en ander staat ook wel bekend als de weeffout. Het bestuur wil deze weeffout oplossen. De hogere kosten van het HWBP en de weeffout vormden voor het Uniebestuur de directe aanleiding om de Taskforce Financiën te vragen met voorstellen voor aanpassing van het belastingstelsel te komen. De taskforce heeft deze opdracht in de maand oktober van het vorig jaar aanvaard en op 10 juni jl. heeft de taskforce haar rapport met eindvoorstellen aan het Uniebestuur aangeboden. Het rapport bevat voorstellen waarmee de weeffout kan worden opgelost en waarmee het belastingstelsel geschikt wordt gemaakt voor de hogere kosten van het HWBP. Daarnaast bevat het rapport voorstellen waarmee ook een aantal andere knelpunten van het huidige stelsel kan worden opgelost en waarmee het belastingstelsel transparanter en eenvoudiger kan worden gemaakt. De leden-waterschappen zijn op de dag van de aanbieding van de voorstellen (brief van 10 juni jl., kenmerk 59557/EV) over de voorstellen geinformeerd. Daarbij is aangegeven dat het Uniebestuur in zijn vergadering van 8 juli een nader standpunt over de voorstellen zou innemen en daarbij het element van maatschappelijk draagvlak zou meewegen. Voorts is gemeld dat het bestuur met de leden-waterschappen in overleg zou tre-
Pagina 2 van 5 den. Dit laatste is gebeurd in de regiobijeenkomsten van 15, 21 en 22 juni jl. en de ledenvergadering van 24 juni jl. Ter voorbereiding van zijn standpunt heeft het bestuur de voorstellen van de taskforce ook voor commentaar voorgelegd aan een aantal externe partijen en aan de belastingkantoren van waterschappen. In de bijlage bij deze brief treft u een tot de kern teruggebrachte weergave van de uitkomst van de regiobijeenkomsten en van de reacties van de belastingkantoren en externe stakeholders aan. Ook weergegeven is de reactie die het bestuur voorafgaand aan zijn vergadering van 8 juli jl. van het Hoogheemraadschap van Rijnland en (gezamenlijk) van de waterschappen Veluwe en Vallei & Eem heeft ontvangen. In het vervolg van deze brief informeren wij u over het standpunt dat het Uniebestuur, gehoord de eerdergenoemde reacties, over de toekomstige vormgeving van het belastingstelsel van de waterschappen heeft ingenomen. Omwille van de duidelijkheid volgt eerst een beknopte weergave van de voorstellen van de taskforce. Deze luidden als volgt: Voer een aparte veiligheidsheffing in voor de kosten van de primaire waterkeringen en het HWBP; Schaf de categorie natuurterreinen als zelfstandig betalende categorie af; Hevel de bouwpercelen over naar de categorie gebouwd; Vergroot de bandbreedtes van het ingezetenenaandeel naar 20%; Deel de kosten naar gebouwd en ongebouwd niet meer toe op basis van waarde, maar via het Combimodel (met bandbreedtes voor ongebouwd van 10%); Schaf de mogelijkheid van toerekening van categoriegebonden kosten af en schaf ook de mogelijkheden van tariefdifferentiatie af, met uitzondering van de tariefdifferentiatie buitendijks. Standpunt Uniebestuur Onder dankzegging aan de taskforce en met veel waardering voor het uitvoerige en gedegen werk dat in relatief korte tijd is verricht, is het Uniebestuur, gehoord de leden, de belastingkantoren en externe stakeholders, tot het volgende besluit gekomen: Het belastingstelsel van de waterschappen moet worden aangepast. De aanpassing biedt een oplossing voor de weeffout en maakt het stelsel geschikt voor de hogere kosten van het HWBP. Hierbij behoren de volgende maatregelen. 1. De naam van de watersysteemheffing wordt gewijzigd in waterveiligheids- en watersysteemheffing. De heffing dient ter bekostiging van de kosten die voor de waterschappen zijn verbonden aan de financiële participatie in het HWBP en de zorg voor het watersysteem. 2. De waterveiligheids- en watersysteemheffing kent vier belastingplichtige categorieen, namelijk ingezetenen, eigenaren van ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn, eigenaren van natuurterreinen en eigenaren van gebouwde onroerende zaken. Deze vierdeling is conform de huidige systematiek. 3. De kosten van de taakuitoefening worden aan de vier belastingplichtige categorieën toegedeeld. Dit gebeurt aan de hand van het verbeterd Combimodel. In dit model geschiedt de verdeling van kosten aan de verschillende belastingplichtige categorieen als volgt: Het kostenaandeel van de categorie ingezetenen wordt bepaald op basis van de gemiddelde inwonerdichtheid per km² in het gebied van het waterschap; Het kostenaandeel van de categorie eigenaren ongebouwd (niet zijnde natuur) wordt bepaald op basis van het aantal hectaren ongebouwd in het gebied van het waterschap per 1.000 inwoners; Het kostenaandeel van de eigenaren natuurterreinen wordt bepaald op basis van het aantal hectaren natuur in het gebied van het waterschap per 1.000 inwoners; Het kostenaandeel van de categorie eigenaren gebouwd is hetgeen resteert nadat de toedeling aan de categorieen ingezetenen, ongebouwd niet zijnde natuur en natuur heeft plaatsgevonden.
Pagina 3 van 5 4. In samenhang met de ruimte voor regionaal maatwerk die in het verbeterd Combimodel wordt geboden, neemt het bestuur het voorstel van de taskforce over om de tariefdifferentiaties, met uitzondering van de tariefdifferentiatie buitendijks, af te schaffen en om de categoriegebonden kosten niet meer te onderscheiden. Toelichting bestuursstandpunt 1. Het bestuur acht de invoering van een afzonderlijke veiligheidsheffing niet noodzakelijk voor het te bereiken doel. De kosten van het HWBP kunnen op eenvoudige wijze via de watersysteemheffing worden verhaald. Hier is des te meer reden voor, nu de voorgestelde veiligheidsheffing zowel qua categorieen belastingplichtigen als qua systematiek voor verdeling van de kosten (zie 2 en 3, hierna) en heffingsmaatstaven, gelijk is aan de watersysteemheffing. Dat voortaan ook andere kosten dan de gebruikelijke kosten voor het watersysteembeheer via de waterschapsheffing verhaald zullen worden, wordt in de naamgeving van de heffing tot uitdrukking gebracht. Hiermee worden de extra uitvoeringslasten die samen hangen met de invoering van een nieuwe heffing vermeden. In de communicatie met de belastingplichtigen zal hieraan uiteraard de nodige aandacht worden besteed. 2. Het bestuur ziet uit het oogpunt van de door de waterschappen behartigde belangen geen reden voor het aanbrengen van wijzigingen in de belastingplichtige categorieen en de subcategorieën. De categorieen zoals die ten tijde van de invoering van de Wet modernisering waterschapsbestel zijn geintroduceerd, blijven derhalve gehandhaafd. De relatief lage bijdrage van de categorie natuur is geen reden deze categorie van heffingsplicht uit te zonderen. De wetgever heeft hiermee de bijzondere positie en betekenis van deze onroerende zaken in en voor het waterschap tot uitdrukking willen brengen. Verder heeft het bestuur overwogen geen wijziging in de subcategorieën van de belastingplichtige categorieen aan te willen brengen. Dit betekent dat bouwpercelen tot de categorie ongebouwd blijven behoren. Het bestuur kan de taskforce een heel eind volgen in het voorstel om bouwpercelen naar de categorie gebouwd over te brengen. De uitvoeringsaspecten van een dergelijke maatregel en het gebrek aan maatschappelijk draagvlak hebben het bestuur echter anders doen besluiten. Hierbij is van belang dat bouwpercelen (in de zin van bestemmingsplannen) in het huidige economische klimaat soms langjarig onbebouwd blijven. 3. In het oorspronkelijke Combimodel was de inwonerdichtheid bepalend voor zowel het ingezetenenaandeel als het aandeel van de categorie ongebouwd. In de regiobijeenkomsten is duidelijk geworden dat dit aspect van het Combimodel tot een aantal knelpunten bij de waterschappen leidde. Zoals is aangekondigd in de ledenvergadering van 24 juni jl heeft de taskforce nagedacht over manieren om het voorstel te verbeteren. Ten behoeve van de bestuursvergadering van 8 juli jl. heeft de taskforce het bestuur een nader advies inzake het Combimodel doen toekomen. In dit nadere advies heeft de taskforce een aantal varianten op het oorspronkelijke Combimodel beschreven en uitgewerkt. Het bestuur heeft van het nadere advies kennisgenomen en heeft geconcludeerd dat het een oplossing biedt voor de knelpunten die sommige waterschappen ten aanzien van het oorspronkelijke model naar voren hebben gebracht. Het bestuur heeft het nadere voorstel en de voorkeur van de taskforce op dit punt dan ook overgenomen. De basisgedachte van het Combimodel - het oplossen van de weeffout door middel van het verlaten van de waarde als maatstaf bij de kostenverdeling tussen gebouwde en ongebouwde onroerende zaken - blijft in het verbeterd Combimodel overeind. Dit is belangrijk, omdat het oplossen van de weeffout de oorspronkelijke opdracht was. Door het toekennen van een eigen sleutel ter bepaling van het kostenaandeel aan de categorieen ingezetenen, ongebouwd en natuur, worden gesignaleerde knelpunten van het oorspronkelijke model opgelost. Het verbeterd Combimodel ziet er als volgt uit.
Pagina 4 van 5 Het ingezetenenaandeel wordt gebaseerd op inwonerdichtheid: Inwonerdichtheid Ingezetenenaandeel < 500 inw/km2 20-40% 500/1.000 inw/km2 30-50% > 1.000 inw/km2 40-60% Het aandeel ongebouwd wordt gebaseerd op aantal ha ongebouwd per 1.000 inwoners in het gebied van het waterschap: Ongebouwde dichtheid Aandeel ongebouwd > 200 ha/1.000 inw 10-20% 100-200 ha/1.000 inw 5-15% < 100 ha/1.000 inw 1-10% Het aandeel natuur wordt gebaseerd op aantal ha natuur per 1.000 inwoners in het gebied van het waterschap: Natuurdichtheid Aandeel natuur > 100 ha/1.000 inw 0,3-0,5% 25-100 ha/1.000 inw 0,1-0,3% < 25 ha/1.000 inw 0,0-0,1% Het aandeel gebouwd is wat resteert na bepaling van de aandelen ingezetenen, ongebouwd en natuur. De bandbreedtes stellen de waterschappen in staat om met inachtneming van de eigen specifieke situatie keuzes te maken. 4. Het huidige belastingstelsel kent vijf vormen van tariefdifferentiatie. Zij worden door de waterschappen in de praktijk niet veelvuldig gebruikt. De tariefdifferentiatie voor buitendijks gelegen onroerende zaken vormt hierop een uitzondering. Een relatief beperkt aantal waterschappen kent een tariefdifferentiatie voor bemalen gebieden. Omwille van de eenvoud sluit het bestuur zich bij het voorstel voor afschaffing van de tariefdifferentiaties aan. Alleen de tariefdifferentiatie buitendijks blijft in stand, omdat bij overname van het HWBP immers behoefte aan deze vorm van tariefdifferentiatie kan blijven bestaan. Het voorstel van het bestuur om de categoriegebonden-kosten niet langer te onderscheiden, moet ook in het kader van het streven naar eenvoud worden bezien.
Pagina 5 van 5 Vervolgproces Financiële doorrekeningen van het bestuursstandpunt ontvangt u in de laatste week van de maand augustus a.s. Wij zullen u uiterlijk op dat moment ook een communicatieplan toesturen. In de periode tot 30 september a.s. vindt bij de waterschappen het interne besluitvormingsproces over het bestuursstandpunt plaats. In de ledenvergadering van 30 september zal de leden-waterschappen worden gevraagd de Unievoorstellen vast te stellen. Op basis van de besluitvorming in de ledenvergadering zal de Unie een advies aan de Staatssecretaris van IenM aanbieden. Conform het bepaalde in het Bestuursakkoord Water zal dit Unieadvies voor de staatssecretaris het vertrekpunt vormen van een traject waarin een wetsvoorstel tot wijziging van de Waterschapswet zal worden voorbereid en dat vóór 1 januari 2014 moet resulteren in gepubliceerde wetgeving. Het Uniebestuur spreekt de verwachting uit dat de waterschappen in dit dossier tot een gezamenlijk gedragen en eensluidend standpunt zullen komen. Hoogachtend, mr.drs. P.C.G. Glas voorzitter ir.ing. A.J. Vermuë secretaris