Gebruik van beveiligingsmiddelen voor kinderen in de wagen

Vergelijkbare documenten

De gordel en de kinderstoel: kort en bondig

Kinderen. in de auto? Klik ze vast!

Voorstelling van de campagne: De gordel, altijd. Ook achterin. 08/02/ /03/2010

KINDEREN IN DE AUTO: ALTIJD VEILIG VASTGEKLIKT!

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Gordeldracht. 1. Context. 2. Wettelijk kader. Veiligheidsgordel

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

Veilig vervoer van kinderen in de auto

Gebruik van gordels en beveilingsmiddelen voor kinderen in auto s in 2005

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

veilige reis fijne reis kies het juiste autostoeltje

EUROPEES PARLEMENT ***I STANDPUNT VAN HET EUROPEES PARLEMENT. Geconsolideerd wetgevingsdocument. 31 mei /0315(COD) PE1

Verklaring vervoersregeling

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

PERSBERICHT Brussel, 7 juni 2017

Zeg niet te gauw t is weer een vrouw Vandaag 8 maart is het de internationale dag van de vrouw

Achtergrondinformatie

Veilig of gevaarlijk? Verkeersoefening - 1 ste en 2 de leerjaar lager onderwijs.

Veilig of gevaarlijk? Verkeersoefening - Kleuteronderwijs.

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Airbags: gevaarlijk voor kinderen?

Veiligheid van kinderen

@Risk. Samenvatting. Analyse van het risico op ernstige en dodelijke verwondingen in het verkeer in functie van leeftijd en verplaatsingswijze

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Beveiligingsmiddelen voor kinderen in de auto

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Classification of triangles

Aantal ongevallen en aantal verkeersslachtoffers dalen

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

Bijlage 2: Informatie met betrekking tot goede praktijkvoorbeelden in Londen, het Verenigd Koninkrijk en Queensland

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

De evolutie in verkeersveiligheid op autosnelwegen beschreven aan de hand van blootstelling en risico

Kinderveiligheid in de auto Achterwaarts vervoeren tot 4 jaar

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Bescherming volwassen inzittenden Gescoord 31 van 36 haalbare punten; 86% Frontale botsing Frontale botsing 13,6 punten HOOFD

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Kinderen klikvast in de auto. Veilig vervoerd van peuter tot tiener

Bescherming volwassen inzittenden Gescoord 32 van 36 haalbare punten; 89% Frontale botsing Frontale botsing 14,2 punten HOOFD

Als het gaat om de veiligheid van kinderen

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Bescherming volwassen inzittenden Gescoord 32 van 36 haalbare punten; 88% Frontale botsing Frontale botsing 14,2 punten HOOFD

Tips voor ouders, met speciale pagina s voor kinderen. Kinderen klikvast in de auto

Beveiligingsmiddelen in de auto Datum 14 december 2010 Status Definitief

Eerste resultaten van de Monitor-enquête over de mobiliteit van de Belgen

Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie. I feel nothing though in essence everything:

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Voorstelling van de campagne: "De gordel, altijd. Ook achterin."

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008

Zit jouw kind veilig in de auto?

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Tips voor ouders, met speciale pagina s voor kinderen. Kinderen klikvast in de auto

Veilig mee in de auto

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik. makend van GPS- en Versnellingsmeterdata

Babyplezier kiest voor zekerheid en degelijkheid

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Bescherming volwassen inzittenden Gescoord 34 van 36 haalbare punten; 93% Frontale botsing Frontale botsing 15,9 punten HOOFD

Ervaring en ongevalbetrokkenheid

Publicatieblad van de Europese Unie

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Myocardperfusiescintigrafie

Het ene ongeval is het andere niet

Aanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h

Bescherming volwassen inzittenden Gescoord 34 van 36 haalbare punten; 93% Frontale botsing Frontale botsing 15,1 punten HOOFD

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

Attitudes van Belgische autobestuurders

MyDHL+ Van Non-Corporate naar Corporate

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Verklaring vervoersregeling

Bescherming volwassen inzittenden Gescoord 32 van 36 haalbare punten; 89% Frontale botsing Frontale botsing 15,6 punten HOOFD

3.2 Effecten van onbemande snelheidshandhaving op autosnelwegen in Vlaanderen

Seksdrive, Stresscoping en Extrinsieke Ambitie : De Verschillen tussen Mannen en Vrouwen. Sexdrive, Stresscoping and Extrinsic Ambition :

PERSBERICHT Brussel, 13 november 2012

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

Bescherming volwassen inzittenden Gescoord 33 van 36 haalbare punten; 92% Frontale botsing Frontale botsing 14,4 punten HOOFD

Introductie in flowcharts

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Transcriptie:

Gebruik van beveiligingsmiddelen voor kinderen in de wagen Observaties in Vlaanderen RA-2006-82 Lara Vesentini, Bert Willems Onderzoekslijn Gedrag DIEPENBEEK, 2012. STEUNPUNT VERKEERSVEILIGHEID.

Documentbeschrijving Rapportnummer: Titel: RA-2006-82 Gebruik van beveiligingsmiddelen voor kinderen in de wagen Ondertitel: Observaties in Vlaanderen Auteur(s): Promotor: Onderzoekslijn: Partner: Aantal pagina s: 47 Lara Vesentini, Bert Willems Rob Cuyvers Gedrag Provinciale Hogeschool Limburg Trefwoorden: verkeersveiligheid, steunpunt, beveiligingsmiddelen, kinderen, observaties, kinderzitjes Projectnummer Steunpunt: 4.1.2.3 Projectinhoud: projectinhoud steunpuntproject Uitgave: Steunpunt Verkeersveiligheid, maart 2006. Steunpunt Verkeersveiligheid Universitaire Campus Gebouw D B 3590 Diepenbeek T 011 26 81 90 F 011 26 87 11 E info@steunpuntverkeersveiligheid.be I www.steunpuntverkeersveiligheid.be

Voorwoord Deze studie is uitgevoerd door het Steunpunt Verkeersveiligheid. Met deze studie wordt achterhaald hoeveel kinderen niet in een geschikt beveiligingsmiddel zitten. Veel kinderen worden namelijk te vroeg in het volgende beveiligingsmiddel geplaatst. Door middel van observaties en het kort aanspreken van de bestuurder werd in kaart gebracht hoeveel kinderen - in functie van leeftijd, gewicht en lengte - fout beveiligd zijn. Graag willen wij alle collega s bedanken die meegeholpen hebben de data te verzamelen. Dit zijn An Dreesen, Ann Petermans, Bert Willems en Kurt Van Hout. Frank Van Geirt en Erik Nuyts willen wij graag bedanken voor de ondersteuning bij de analyse. Ook Lynn Dupuis, werkzaam bij het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid, zijn wij dankbaar voor haar deskundige mening. Tot slot willen wij de scholen bedanken en de recreatiegebieden die toestemming gegeven hebben om dit onderzoek uit te voeren bij hun cliënteel. Zonder de welwillendheid van de ouders om ons te woord te staan, had het onderzoek niet kunnen plaatsvinden, dus ook hen zijn wij dankbaar. Steunpunt Verkeersveiligheid 3 RA-2006-82

Samenvatting Om het aantal (dodelijk) gewonde kinderen in het verkeer te verminderen is het belangrijk dat kinderen in geschikte beveiligingsmiddelen worden vervoerd. Het is bewezen dat deze beveiligingsmiddelen effectief zijn in het voorkomen van dood en letsels bij kinderen. De effectiviteit wordt echter wel verminderd bij o.a. incorrect gebruik en gebruik van een niet geschikt beveiligingsmiddel. In het verleden is in België reeds bepaald in welke mate kinderen worden beveiligd, maar deze onderzoeken kunnen niet in kaart brengen hoeveel kinderen worden vastgemaakt met beveiligingsmiddelen conform hun leeftijd, gewicht en lengte. Ook kan uit deze onderzoeken niet worden afgeleid hoe vaak de schoudergordel onder de arm of achter de rug wordt geplaatst. Zoals reeds aangehaald is dit echter wel belangrijk om te weten, want gebruik van een niet geschikt beveiligingsmiddel en/of de schoudergordel onder de arm of achter de rug plaatsen verhoogt het risico op letsel. Daarom zijn, uit 780 auto s, in totaal 1376 kinderen geobserveerd op 30 verschillende locaties (deel bij scholen, deels bij recreatiegebieden). Bij de observatie is genoteerd of kinderen beveiligd worden vervoerd en zo ja, met welk type beveiligingsmiddel. Eveneens heeft men gekeken of de schoudergordel van het kind onder de arm of achter de rug is geplaatst. Ook de positie van het kind in de wagen (voorin of achterin) is vastgesteld. Vervolgens is ook de gordeldracht van de bestuurder geobserveerd. Tot slot, na/tijdens het observeren, is de bestuurder aangesproken en gevraagd naar de leeftijd, lengte en gewicht van het kind en naar de duur van de rit. Kinderen worden meer beveiligd indien de bestuurder ook beveiligd is, de rit minder dan een uur lang is, de kinderen jonger zijn, de kinderen voorin zitten, naar een recreatiegebied gereden wordt en indien er minder dan 5 kinderen in de auto zitten. Tevens komt naar voren dat bijna 37% van de kinderen tussen 0 en 12 jaar los in de wagen wordt vervoerd en meer dan de helft van de kinderen die wel beveiligd zijn, wordt met een ongeschikt beveiligingsmiddel vervoerd! Door 21.12% van de kinderen wordt de schoudergordel onder de arm of achter de rug geplaatst. De schoudergordel wordt meer fout gedragen als kinderen niet op het geschikte beveiligingsmiddel zitten volgens leeftijd, gewicht of lengte. Vooral de leeftijdsgroep van 7 tot 9 jarigen presteren slecht op mate van beveiliging alsook op ongeschikt gebruik op basis van leeftijd, gewicht en lengte. Op basis van dit onderzoek kan niet bepaald worden of het aantal inzittenden in de auto van invloed is op de beveiliging van het kind, daar enkel het aantal kinderen in de auto bekend is. Er wordt aanbevolen om de criteria voor het gebruik van beveiligingsmiddelen aan te passen. Lengte dient mee opgenomen te worden in de criteria. Meer duidelijkheid is echter nodig om de juiste lengtecriteria vast te stellen, met name een maximumlengte voor het achterwaarts kinderzitje/minimumlengte voor het voorwaarts kinderzitje en een maximumlengte voor het verhogingskussen/minimumlengte voor de gordel. Tevens wordt aanbevolen de EU richtlijn 2003/20/EG te volgen, waardoor er ook meer consistentie bestaat tussen aanbeveling en wetgeving. Omdat veel kinderen met een ongeschikt beveiligingsmiddel worden vervoerd, is het belangrijk dat voorlichtingscampagnes zich hier op richten. Vooral 7 tot 9 jarigen verdienen hierbij extra aandacht. Ook dienen deze aan te geven dat kinderen altijd beveiligd dienen te worden, ongeacht het doel van de verplaatsing. Kinderen worden namelijk minder beveiligd bij verplaatsingen naar school dan bij recreatieve verplaatsingen. Steunpunt Verkeersveiligheid 4 RA-2006-82

Summary To reduce the amount of (fataly) injured children, it is important that children use appropriate child restraint systems. It is proved that child restraint systems are effective in preventing death and injury of children. Though, the effectiveness is reduced by incorrect use, premature graduation, et cetera. In the past restraint use of children in Belgium is observed, but these studies are not capable of showing the number of children using the appropriate restraint according to age, weight and length nor the number of children who are putting the shoulder belt behind the back or arm. As mentioned before, this is important to know because premature graduation and putting the shoulder belt behind the back or arm increases the risk of injury. Therefore 1376 children from 780 cars are observed at 30 different locations (schools and recreation). Restraint use of children is noted as well as the child restraint system used. Incorrect use of the shoulder belt is observed and the seating position. Then seat belt use of the driver is determined. Finally, the driver is asked the age, weight and length of the children as well as the duration of the ride. Restraint use of children increases when the driver buckled up, the ride is less then one hour, the children are younger, the children are in front of the car, a recreation area is the destination and there are less then 5 children in the car. Furthermore this studies shows that almost 37% of the children is not restrained and of the children who are restrained, half of the children are prematurely taken out of the appropriate restraint system. The shoulder belt is put behind the back or arm by 21.12% of the children. The risk of incorrectly use of the shoulder belt increases when children use not the appropriate restraint according to age, weight and length. Especially the age group of 7 to 9 years old are often unrestrained or inappropriately restrained. It is not possible to determine the effect of the number of occupants on restraint use, because only the number of child passengers is known. It is recommended to adjust the criteria of child restraint systems. Length should be a criterion. Especially the appropriate maximum length of rearward-facing restraints/minimum length of forward facing restraints and the maximum length of booster seats/minimum length of seat belt needs more clarification. It is also recommended to follow the EU-guideline 2003/20/EG, which will lead to more consistency between recommendations and law. Because a lot of children use not the appropriate restraint, it is important for campaigns to focus on this, especially 7 to 9 year olds. Campaigns should also point out that children always have to use restraints, regardless the destination of the ride. The fact is, restraint use is lower when driving to school in comparison to drives to recreation areas. Steunpunt Verkeersveiligheid 5 RA-2006-82

Inhoudsopgave 1. INLEIDING... 9 1.1 Achtergrond 9 1.2 Studies in België 12 1.3 Doelstelling 14 1.4 Opbouw van het rapport 15 2. METHODE... 16 2.1 Subjecten 16 2.2 Design 16 2.3 Procedure 17 2.4 Data-analyse 18 3. RESULTATEN... 19 3.1 Algemene beschrijving resultaten steekproef 19 3.2 Beveiliging van het kind 21 3.3 Geschikt beveiligingsmiddel op basis van leeftijd 23 3.4 Geschikt beveiligingsmiddel op basis van gewicht 24 3.5 Geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte 25 3.6 Dracht van de schoudergordel 27 3.7 Beveiliging in voorwaarts kinderzitje, op verhogingskussen met rugsteun en verhogingskussen zonder rugsteun 29 4. DISCUSSIE... 30 4.1 Bespreking onderzoeksvragen 30 4.2 Beperking en vertekening 35 5. CONCLUSIE... 37 6. BELEIDSAANBEVELINGEN... 38 6.1 Criteria 38 6.2 Wetgeving 38 6.3 Voorlichting en campagne 38 7. AANBEVELINGEN VOOR VERDER ONDERZOEK... 39 7.1 Tips voor verbetering van toekomstig gelijkaardig onderzoek 39 7.2 Onderzoek dat resultaten ondersteunt 39 7.3 Vernieuwend onderzoek 39 8. LITERATUURLIJST... 41 BIJLAGE I: OVERZICHT GEOBSERVEERDE LOCATIES... 43 BIJLAGE II: INVULFORMULIER OBSERVATIES... 44 BIJLAGE III: DETAILS GRAFIEKEN RESULATEN... 45 Steunpunt Verkeersveiligheid 6 RA-2006-82

TABELLEN Tabel 1: Indeling beveiligingsmiddelen volgens ECE R44 normering...10 Tabel 2: Indeling beveiligingsmiddelen volgens eigen bepaalde criteria...17 Tabel 3: Verdeling aantal geobserveerde kinderen per locatie...19 Tabel 4: Verdeling aantal kinderen in type beveiligingsmiddelen in functie van leeftijd..20 Tabel 5: Beveiliging van kinderen: modelformulering...22 Tabel 6: Beveiliging van kinderen: parameterschattingen...22 Tabel 7: Significantieniveau van het verband tussen verklarende variabelen voor uitkomstvariabele 'geschikt beveiligingsmiddel op basis van leeftijd'...23 Tabel 8: Significantieniveau van het verband tussen verklarende variabelen voor uitkomstvariabele 'geschikt beveiligingsmiddel op basis van gewicht'...24 Tabel 9: Significantieniveau van het verband tussen verklarende variabelen voor uitkomstvariabele 'geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte' op basis van huidige criteria...26 Tabel 10 : Significantieniveau van het verband tussen verklarende variabelen voor uitkomstvariabele 'geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte' - op basis van alternatieve criteria...26 Tabel 11: Significantieniveau van het verband tussen verklarende variabelen voor uitkomstvariabele 'dracht van de schoudergordel'...28 Tabel 12: Verdeling aantal kinderen met schoudergordel in functie van leeftijd (kolompercentage)...28 Tabel 13: Verdeling aantal kinderen met schoudergordel in functie van type beveiligingsmiddel (kolompercentage)...28 Tabel 14: Significantieniveau van het verband tussen verklarende variabele voor uitkomstvariabele 'beveiligde kinderen in type 1,2 en 3'...29 Tabel 15: Verdeling aantal beveiligde kinderen in beveiligingsmiddel per type beveiligingsmiddel (kolompercentage)...29 Tabel 16: Verdeling aantal kinderen beveiligd in functie van de leeftijd (kolompercentage)...45 Tabel 17: Verdeling aantal kinderen per zitplaats in functie van leeftijd (kolompercentage)...45 Tabel 18: Verdeling aantal kinderen beveiligd in functie van beveiliging bestuurder (kolompercentage)...45 Tabel 19: Verdeling aantal kinderen beveiligd in functie van duur rit (kolompercentage)...45 Tabel 20: Verdeling aantal kinderen per type beveiligingsmiddel per geschikt beveiligingsmiddel op basis van leeftijd (kolompercentage)...46 Tabel 21: Verdeling aantal kinderen per leeftijd per geschikt beveiligingsmiddel op basis van leeftijd (kolompercentage)...46 Tabel 22: Verdeling aantal kinderen per type beveiligingsmiddel per geschikt beveiligingsmiddel op basis van gewicht (kolompercentage)...46 Tabel 23: Verdeling aantal kinderen per leeftijd per geschikt beveiligingsmiddel op basis van gewicht(kolompercentage)...46 Tabel 24: Verdeling aantal kinderen per type beveiligingsmiddel per geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte (kolompercentage) huidige criteria...47 Steunpunt Verkeersveiligheid 7 RA-2006-82

Tabel 25: Verdeling aantal kinderen per leeftijd per geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte (kolompercentage) huidige criteria...47 Tabel 26: Verdeling aantal kinderen per type beveiligingsmiddel per geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte (kolompercentage) op basis van alternatieve criteria...47 Tabel 27: Verdeling aantal kinderen per leeftijd per geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte (kolompercentage) op basis van alternatieve criteria...47 FIGUREN Figuur 1: Percentage beveiliging oudste kind en jongste kind, per wegtype...12 Figuur 2: Percentage beveiligde kinderen voorin, per type beveiligingsmiddel...12 Figuur 3: Percentage beveiligde kinderen achterin, per type beveiligingsmiddelen...13 Figuur 4: Percentage beveiligde kinderen, per wegtype...14 Figuur 5: Percentage kinderen beveiligd i.f.v. leeftijd...19 Figuur 6: Verdeling aantal kinderen per zitplaats i.f.v. leeftijd...20 Figuur 7: Percentage kinderen beveiligd i.f.v. beveiliging van de bestuurder...21 Figuur 8: Percentage kinderen beveiligd i.f.v. duur rit...22 Figuur 9: Percentage geschikt beveiligingsmiddel op basis van leeftijd i.f.v. type beveiligingsmiddel...23 Figuur 10: Percentage geschikt beveiligingsmiddel op basis van leeftijd i.f.v. leeftijd...24 Figuur 11: Percentage geschikt beveiligingsmiddel op basis van gewicht i.f.v. type beveiligingsmiddel...25 Figuur 12: Percentage geschikt beveiligingsmiddel op basis van gewicht i.f.v. leeftijd...25 Figuur 13: Percentage geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte i.f.v. type beveiligingsmiddel...27 Figuur 14: Percentage geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte i.f.v. leeftijd...27 Steunpunt Verkeersveiligheid 8 RA-2006-82

1. I N L E I D I N G 1.1 Achtergrond Het is bekend dat verkeersongevallen de belangrijkste doodsoorzaak zijn bij kinderen. In 2001 zijn in België 86 kinderen tussen 0 en 4 jaar gedood of ernstig gewond als passagier in een personenauto. In de leeftijdsgroep 5- tot 9-jarigen zijn dit 98 kinderen (BIVV, 2001a op basis van NIS gegevens). Wordt er gekeken naar het aantal doden en ernstig gewonden volgens leeftijd en aard van de weggebruikers, dan blijkt dat in beide leeftijdsgroepen men het meest (dodelijk) gewond raakt als passagier in een personenauto. Om het aantal (dodelijk) gewonde kinderen te verminderen is het belangrijk dat kinderen in geschikte beveiligingsmiddelen worden vervoerd. Er bestaan verschillende soorten beveiligingsmiddelen, afhankelijk van leeftijd, lengte en gewicht van het kind. Voor gedetailleerde informatie van de verschillende beveiligingsmiddelen verwijzen wij naar het rapport van De Beuckeleer et al. (2004). Het is bewezen dat deze beveiligingsmiddelen effectief zijn in het voorkomen van dood en letsels bij kinderen. Dit blijkt onder andere uit de literatuurstudie van Brown et al. (2002) en Arbogast et al. (2004). De effectiviteit van beveiligingsmiddelen is wel afhankelijk van de zitplaats (voorin of achterin), de ernst van het ongeval en de richting van aanrijding. Ook incorrect gebruik, niet geschikt gebruik (te vroeg in volgend beveiligingsmiddel) en het type van het beveiligingsmiddel hebben een invloed op de effectiviteit. Een achterwaarts kinderzitje biedt het meeste veiligheid (80-90%) en de gordel het minst (30-60%) (Brown et al., 2002). Het risico op ernstig letstel is bij kinderen in een voorwaarts kinderzitje 78% lager in vergelijking met kinderen die enkel met de gordel vast zitten (Arbogast et al., 2004). Het verhogingskussen zonder rugsteun (30-60%) biedt ook meer beveiliging dan de gordel, maar in vergelijking met de andere type beveiligingsmiddelen is dit eerder beperkt. Ook het type (ontwerp) verhogingskussen zonder rugsteun is van invloed op de effectiviteit (Brown et al., 2002). 1.1.1 Aanbeveling De aanbeveling van het gebruik van beveiligingsmiddelen voor kinderen in de auto is, in België, gebaseerd op de Europese normering hieromtrent (Tabel 1). In de voorlichtingsbrochure van het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid (BIVV, 2003) Kinderen klikvast in de auto wordt aanbevolen om een achterwaarts gericht kinderzitje te gebruiken als het kind minder weegt dan 13 kg (groep 0 en 0+) en een voorwaarts kinderzitje te gebruiken als het kind tussen de 13 kg en 18 kg weegt (groep 1). Is het kind groter dan 1m10 (en het weegt tussen de 18 kg en 36 kg) dan wordt aanbevolen een verhogingskussen met rugsteun of een verhogingskussen zonder rugsteun te gebruiken (groep 2 en 3). Vanaf dat het kind 1m50 groot is, kan het enkel met de gordel worden vastgemaakt. In praktijk wordt in België geen onderscheid gemaakt tussen beveiligingsmiddelen voor groep 2 en 3. Zowel het verhogingskussen met rugsteun als zonder rugsteun worden als geschikt voorgesteld voor kinderen van 15 kg tot 36 kg. Steunpunt Verkeersveiligheid 9 RA-2006-82

Tabel 1: Indeling beveiligingsmiddelen volgens ECE R44 normering Groep Benaming Leeftijd Gewicht 0 Reiswieg; Achterwaarts kinderzitje 0 tot 9 maanden 0 tot 9 kg 0+ Achterwaarts kinderzitje 0 tot 15 maanden 0 tot 13 kg 1 Voorwaarts kinderzitje 9 maanden tot 4 jaar 9 tot 18 kg 2 Verhogingskussen met rugsteun 4 tot 7 jaar 15 tot 25 kg 3 Verhogingskussen zonder rugsteun 6 tot 12 jaar 22 tot 36 kg Hoewel vaak leeftijd en gewicht als norm wordt genomen om kinderen in een geschikt beveiligingsmiddel vast te zetten, blijkt uit onderzoek dat lengte een minstens net zo belangrijke factor is. De Society of Automotive Engineers stellen dat de zithoogte het beste criterium is om het meest geschikte type beveiligingsmiddel te bepalen (Kunkel et al., 2001). Ook in de op wetenschap gebaseerde aanbevelingen, voortvloeiende uit de conferentie van the Association for the Advancement of Automotive Medicine (AAAM) april 2001, wordt aangehaald dat zithoogte een betere parameter is dan leeftijd of gewicht (Durbin et al., 2003a). Anund et al. (2003) meldt dat een klein zwaar kind, dat het maximum gewicht van het zitje overschrijdt, toch het beste beveiligd kan zijn met dit zitje. Omgekeerd kan een lang kind, dat met zijn gewicht nog binnen de gewichtsklasse valt, minder beveiligd zijn. Ook uit aanbevelingen komt vaak naar voren dat lengte een criterium is om rekening mee te houden. Bij een achterwaarts en voorwaarts kinderzitje mag het hoofdje niet boven de rugleuning uitsteken. De gordel kan pas gebruikt worden als 1) de schoudergordel het midden van de borst snijdt en schouder, 2) de heupgordel laag en strak rond de heupen zit en 3) het kind goed met de rug tegen de leuning kan zitten en zijn knieën buigt bij de rand van de zetel (Committee on Injury and Poison Prevention, 2002; Weber, 2000). Klinich et al. (1994 geciteerd in Weber, 2000) geeft als richtlijn hiervoor aan: een zithoogte van 74 cm, een stahoogte van 148 cm en een gewicht van 37 kg. 1.1.2 Wetgeving De Belgische wetgeving wijkt sterk af van de gegeven aanbevelingen. Voor het vervoeren van kinderen maakt de wet een onderscheid in kinderen van 0 tot 3 jaar en kinderen van 3 tot 12 jaar. Kinderen van 0 tot 3 jaar mogen voorin zitten, op voorwaarde dat zij met een goedgekeurd beveiligingsmiddel conform hun lengte en gewicht zijn vast gemaakt. Achterin zijn zij enkel verplicht een aangepast beveiligingsmiddel te gebruiken als deze aanwezig is in het voertuig. Kinderen van 3 tot 12 jaar moeten met de gordel worden vastgemaakt, of bij voorkeur met een aangepast beveiligingsmiddel. De veiligheidsgordel en de beveiligingsmiddelen moeten op een correcte wijze gedragen en gebruikt worden (www.wegcode.be). De basis voor de huidige wetgeving is terug te vinden in EU-richtlijn 91/671. Deze werd echter gewijzigd door EU-richtlijn 2003/20/EG (Publicatieblad van de Europese Unie L 115/63, 09.05.2003). In voertuigen zonder beveiligingssystemen mogen kinderen van minder dan 3 jaar niet langer in een personenauto vervoerd worden. Kinderen ouder dan 3 jaar en kleiner dan 1m50 moeten achterin plaatsnemen. Indien de auto uitgerust is met beveiligingssystemen, dan wordt gesteld dat kinderen van minder dan 1m50 lang in een beveiligingsmiddel moeten worden vervoerd. De lidstaten kunnen zelf de lengte bepalen tot wanneer een aangepast beveiligingsmiddel verplicht is. De verplichte minimumnorm is 1m35, maar de lidstaten kunnen een strengere norm invoeren tot 1m50. Steunpunt Verkeersveiligheid 10 RA-2006-82

Deze Europese richtlijn is verschenen in mei 2003, maar alle lidstaten hebben de tijd tot 9 mei 2006 om deze te integreren in hun eigen wetgeving. In België ligt er een wetsvoorstel op tafel waarin alle kinderen kleiner dan 1m35 verplicht worden om met een kinderzitje, verhogingskussen met rugsteun of verhogingskussen zonder rugsteun te worden vervoerd. Het Kabinet heeft beloofd om de richtlijn tegen 6 mei in orde te brengen, maar tot op heden is er geen definitieve datum (Lynn Dupuis, BIVV). Dat wetgeving en aanbeveling (nog) niet overeenkomen is niet uniek. Anund et al. (2003) hebben de wetgeving en aanbevelingen in Zweden, de Verenigde Staten, Groot- Brittannië en Australië bestudeerd. Binnen de landen bestaat er veel inconsistentie tussen aanbeveling en wetgeving. Zij bevelen dan ook aan om wetgeving en aanbeveling meer consistent te maken. 1.1.3 Gevaar van vroegtijdig gebruik beveiligingsmiddelen Zoals reeds vermeld is het zeer belangrijk dat elk kind beveiligd is conform zijn leeftijd, lengte en gewicht. Kinderen worden echter vaak te vroeg met het volgende beveiligingsmiddel vast gezet. Vooral de oudere kinderen worden te vroeg met enkel de gordel vastgemaakt, terwijl een verhogingskussen zonder rugsteun hen betere bescherming biedt (Ramsey et al., 2000; Winston et al., 2000; Winston et al., 2004; Decina & Lococo, 2005). Bij een kind dat te klein is om met de gordel te worden vastgemaakt, valt de heupgordel over de buik (i.p.v. over de heup) en de schoudergordel kruist de nek en het gezicht. Hierdoor is de kans groter dat het kind uit de gordel glijdt bij een ongeval (Winston et al., 2000). Te vroeg kinderen in het volgende beveiligingsmiddel plaatsen verhoogt de kans op buikletsels, hoofd- en hersenletsels (hoofd botst tegen de knieën of binnenkant wagen) en ruggengraatletsels (Winston et al., 2000; Durbin et al., 2003b). De schoudergordel onder de arm of rug plaatsen verhoogt het risico op buikletsels nog eens extra, omdat het gevaar groter is dat de heupgordel over de buikwand is geplaatst (i.p.v. over de heup) [(Anund et al., 2003) en Johnson & Falci (1990) en King (1993) (beiden geciteerd in Weber, 2000)]. Ondanks dat gordels beter zijn dan helemaal geen beveiligingsmiddel (Anund et al., 2003; Winston et al., 2004) is uit onderzoek gebleken dat een leeftijdsgeschikt beveiligingsmiddel effectief het letselrisico vermindert in vergelijking met beveiliging door de gordel (Winston et al., 2004). Kinderen niet vastgemaakt in een leeftijdsgeschikt beveiligingsmiddel hebben bijna tweemaal zoveel kans op letsel in vergelijking met kinderen die wel in het juiste beveiligingsmiddel vast zitten (Durbin et al., 2004). 1.1.4 Gevaar van voorin plaatsnemen De achterbank is voor kinderen de veiligste plek in de auto. Uit een studie van Braver et al. (1998) blijkt dat het risico van kinderen op een dodelijk letsel daalt met 35% als de kinderen achterin zitten (en er geen airbag aanwezig is) in vergelijking met voorin. Zowel beveiligde als onbeveiligde kinderen hebben een lager risico op een dodelijk letsel als zij achterin zitten. Berg et al. (2000) en Durbin et al. (2005) bevestigen deze bevinding. Zij vinden respectievelijk dat kinderen voorin 1.7 en 1.4 keer meer kans hebben op een ernstig of dodelijk letsel dan kinderen voorin. De aanwezigheid van een actieve airbag voorin verhoogt het risico op ernstig letsel nog eens extra. Vooral baby s vervoerd in een achterwaarts gericht kinderzitje lopen groot gevaar (Braver et al., 1998). Steunpunt Verkeersveiligheid 11 RA-2006-82

percentage 'altijd' 1.2 Studies in België In België is in het verleden ook al onderzoek gedaan naar het gebruik van beveiligingsmiddelen voor kinderen in de auto. Het Steunpunt Verkeersveiligheid heeft een literatuurstudie gedaan, waarbij de technische elementen van beveiligingsmiddelen voor kinderen zijn besproken, en ook determinanten van het gebruik zijn onderzocht (De Beuckeleer et al., 2004). Tevens heeft een pilootproject plaatsgevonden waarbij de determinanten voor het aanschaffen en gebruiken van verhogingskussen zonder rugsteuns is onderzocht (Vesentini & Cuyvers, 2004). Het BIVV en Touring (automobilistenbond) hebben de mate waarin kinderen beveiligd worden vervoerd reeds onderzocht. De resultaten van beide instituten worden hieronder besproken. In 2001 heeft het BIVV ongeveer 46 000 bestuurders ondervraagd die soms kinderen vervoeren, jonger dan 12 jaar 1. In het geval dat meerdere kinderen werden vervoerd werd er gevraagd naar de beveiliging van het jongste kind en het oudste kind. Er is ook een onderscheid gemaakt naar wegtype. De resultaten die hieronder zijn weergegeven (Figuur 1), zijn van vóór de campagne van het BIVV Tot ziens? Klik ze vast. Altijd. Figuur 1: Percentage beveiliging oudste kind en jongste kind, per wegtype 100 80 84 81 79 60 40 56 56 55 jongste kind oudste kind 20 0 120km/u 70-90km/u 50km/u Bron: BIVV, 2001b Hieruit blijkt dat jongere kinderen meer worden vastgemaakt dan oudere kinderen. Ook worden kinderen minder vaak vastgemaakt naarmate de weg een lagere snelheidslimiet heeft. Het is echter onduidelijk wat de gehanteerde leeftijdscategorie is van het jongste en het oudste kind. In opdracht van Touring hebben wegenwachters 1100 voertuigen geobserveerd met één of meer kinderen aan boord (Touring, 2003). In totaal werden 1803 kinderen geobserveerd waarvan 1573 achterin (87.24%) en 230 voorin (12.76%). Uit dit onderzoek blijkt dat zowel voorin als achterin 52% van de kinderen niet beveiligd is (Figuur 2 en Figuur 3). Figuur 2: Percentage beveiligde kinderen voorin, per type beveiligingsmiddel 1 Het BIVV heeft, vóór het uitvoeren van de campagne, in totaal 94 550 bestuurders ondervraagd. Zij geven dat bestuurders die kinderen vervoeren 49% vertegenwoordigen van alle bestuurders. Dit betekent dat 46 329 bestuurders ondervraagd zijn in verband met het vervoeren van kinderen. Steunpunt Verkeersveiligheid 12 RA-2006-82

100 80 60 40 39 42 20 9 10 0 gordel kinderzitje geen gordel op schoot van een volwassene Bron: Touring, 2003 Figuur 3: Percentage beveiligde kinderen achterin, per type beveiligingsmiddelen 100 80 60 51 40 30 20 0 18 gordel kinderzitje geen gordel op schoot van een volwassene 1 Bron: Touring, 2003 Conform de resultaten van het BIVV, blijkt ook uit het onderzoek van Touring dat kinderen minder worden vastgemaakt bij een lagere wegcategorie (Figuur 4). Steunpunt Verkeersveiligheid 13 RA-2006-82

Figuur 4: Percentage beveiligde kinderen, per wegtype 100 80 60 44 52 58 40 20 0 binnen bebouwde kom buiten bebouwde kom autosnelweg Bron: Touring, 2003 Bovenstaande Belgische onderzoeken geven slechts beperkte informatie weer. Er wordt uiteraard aangeven in welke mate kinderen worden vastgezet, maar er kan geen koppeling worden gemaakt tussen type beveiligingsmiddel en leeftijd, gewicht of lengte van het kind. Dit betekent dat niet in kaart kan worden gebracht hoeveel kinderen worden vastgemaakt, conform hun leeftijd, gewicht en lengte. Ook kan uit deze onderzoeken niet worden afgeleid hoe vaak de schoudergordel onder de arm of achter de rug wordt geplaatst. Uit de literatuur blijkt echter dat dit belangrijk is om te weten, want gebruik van een ongeschikt beveiligingsmiddel of de schoudergordel onder de arm of achter de rug plaatsen verhoogt het risico op letsel (zie paragraaf 1.1.3). 1.3 Doelstelling Met behulp van een literatuurstudie (De Beuckeleer et al., 2004) en kwalitatief onderzoek (Vesentini & Cuyvers, 2004) over beveiligingsmiddelen voor kinderen in de wagen, zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: 1) Worden kinderen minder beveiligd naarmate ze ouder worden? 2) Zijn er kinderen die niet beveiligd worden met het beveiligingsmiddel conform hun leeftijd? 3) Zijn er kinderen die niet beveiligd worden met het beveiligingsmiddel conform hun gewicht? 4) Zijn er kinderen die niet beveiligd worden met het beveiligingsmiddel conform hun lengte? 5) Plaatsen kinderen die niet beveiligd zijn conform hun leeftijd, gewicht of lengte de schoudergordel vaker onder de arm of achter de rug dan kinderen die wel beveiligd zijn conform hun leeftijd, gewicht of lengte? Het gaat hierbij om kinderen die vervoerd worden in een verhogingskussen met rugsteun, op een verhogingskussen zonder rugsteun of enkel met de gordel worden vastgemaakt. 6) Worden kinderen meer beveiligd naarmate de rit langer duurt? 7) Zitten kinderen vaker achterin dan voorin? Steunpunt Verkeersveiligheid 14 RA-2006-82

8) Worden kinderen minder vaak beveiligd naarmate er meer kinderen in de auto zitten? 9) Is de beveiliging van kinderen gerelateerd aan de beveiliging van de bestuurder? 10) Zijn bestuurders met kinderen vaker beveiligd dan de gemiddelde bestuurder? 11) Zijn er kinderen die onbeveiligd op een voorwaarts kinderzitje, verhogingskussen met rugsteun of verhogingskussen zonder rugsteun zitten? 12) Worden kinderen meer beveiligd bij verplaatsingen naar recreatieve gebieden in vergelijking met verplaatsingen naar school. 1.4 Opbouw van het rapport Na deze inleiding, waarbij aanbeveling, wetgeving, gevaar van gebruik van een ongeschikt beveiligingsmiddel en eerder gedane studies in België zijn besproken, wordt in hoofdstuk 2 de onderzoeksmethode omschreven. Een cross-sectioneel onderzoek is uitgevoerd, waarbij het gebruik van de beveiligingsmiddelen bij kinderen, aan de hand van observaties en een kort contactmoment met de bestuurder, is vastgesteld. In hoofdstuk 3 worden de resultaten besproken en in hoofdstuk 4 worden de onderzoeksvragen, in de discussie, gekaderd tegen een internationale achtergrond. De belangrijkste conclusies worden in hoofdstuk 5 nog eens op een rijtje gezet. Tot slot worden aanbevelingen in hoofdstuk 6 gegeven. Steunpunt Verkeersveiligheid 15 RA-2006-82

2. M E T H O D E 2.1 Subjecten In 2005 zijn in Vlaanderen kinderen tussen 0 en 12 jaar die naar school of een recreatiegebied gingen geobserveerd. Enkel de scholen waarbij er een kleuter én basisschool aanwezig is, zijn geselecteerd voor dit onderzoek. De spreiding van de scholen over de verschillende provincies is niet evenredig. Vanuit praktische overwegingen zijn de meeste observaties in Limburg uitgevoerd. Er is wel gericht gezocht naar geschikte recreatiegebieden, waarbij een goede spreiding in acht is genomen (Bijlage I). Voorbeelden van recreatiegebieden zijn zwembaden, speeltuinen, dierentuinen en pretparken. Aan al de betrokken instanties is via telefonisch contact - toestemming gevraagd, vooraleer observaties werden uitgevoerd. Op elke locatie werd maar eenmaal een observatie uitgevoerd om het meerdere malen observeren van hetzelfde kind te vermijden. De observaties werden uigevoerd tijdens aankomsttijdstippen. 2.2 Design Hieronder worden de persoonlijke, verklarende en uitkomstvariabelen omschreven. 2.2.1 Persoonlijke variabelen Per kind werd de leeftijd, de lengte en het gewicht geregistreerd. 2.2.2 Verklarende variabelen Per kind werd de duur van de rit, de zitplaats van de inzittenden en de beveiliging van de inzittenden geregistreerd. Van de kinderen die beveiligd waren is ook het type beveiligingsmiddel vastgesteld. Tot slot kan ook het aantal kinderen in de auto en de motivatie van verplaatsing (school of recreatie) achterhaald worden. 2.2.3 Uitkomstvariabelen In totaal zijn er in deze studie 6 uitkomstvariabelen. a. Beveiliging van het kind (1) Bij deze variabele wordt bepaald of het kind los dan wel beveiligd in de auto zit. Deze variabele wordt berekend op de hele groep kinderen die geobserveerd is. b. Geschikt gebruik van het beveiligingsmiddel (3) Van de groep kinderen die beveiligd is, wordt op basis van leeftijd, lengte en gewicht het al dan niet geschikt gebruik van de type beveiligingsmiddelen bepaald. In onderstaande tabel is terug te vinden welke criteria vastgesteld zijn voor de verschillende type beveiligingsmiddelen. Deze is voor leeftijd en gewicht gebaseerd op de ECE R44 normering. Het onderscheid tussen groep 2 en 3 blijft behouden, ook al wordt in praktijk het verhogingskussen met rugsteun en zonder rugsteun als geschikt voorgesteld voor Steunpunt Verkeersveiligheid 16 RA-2006-82

beide groepen (Lynn Dupuis, BIVV). Door het onderscheid te behouden kan een zuiverder en correcter beeld gevormd worden van het ongeschikt gebruik. Omdat er geen officiële lengtecriteria bestaan, zijn deze zelf vastgelegd. Voor verhogingskussens met en zonder rugsteun bestaan aanbevelingen (van het BIVV, 2003) op basis van lengte. Deze zijn overgenomen. Voor de overige type beveiligingsmiddelen bestaan geen lengteaanbevelingen. Daarom is getracht deze te bepalen aan de hand van groeicurven. Volgens de meest recente groeicurven (www.vub.ac.be) blijken kinderen bij een gewicht van 13 kg gemiddeld 88 cm groot te zijn. Daarom is een maximale lengte van 88 cm vastgelegd bij het gebruik van een achterwaarts kinderzitje (overeenkomstig het maximum toegelaten gewicht) en wordt dit bijgevolg ook de minimumlengte voor het voorwaarts kinderzitje. Tabel 2: Indeling beveiligingsmiddelen volgens eigen bepaalde criteria Type Naam Leeftijd Gewicht Lengte 0 Achterwaarts kinderzitje 1 jaar of jonger 1 Voorwaarts kinderzitje 4 jaar of jonger 0 tot 13 kg 0 tot 88 cm 9 kg tot 18 kg 88 cm tot 1m10 2 Verhogingskussen met rugsteun 3 Verhogingskussen zonder rugsteun 4 jaar tot 7 jaar 6 jaar tot 12 jaar 15 kg tot 25 kg 1m10 tot 1m50 22 kg tot 36 kg 1m10 tot 1m50 4 Gordel Vanaf 12 jaar Vanaf 36 kg Vanaf 1m50 c. Dracht van de schoudergordel (1) Het al dan niet plaatsen van de schoudergordel onder de arm of achter de rug wordt berekend op de groep kinderen die beveiligd zijn met een verhogingskussen met rugsteun, verhogingskussen zonder rugsteun of gordel. d. Beveiligde kinderen op een voorwaarts kinderzitje, verhogingskussen met rugsteun of verhogingskussen zonder rugsteun (1) Bij deze variabele wordt gemeten of kinderen beveiligd zijn (vast zitten met gordel(tjes)) indien zij zitten op een voorwaarts kinderzitje, een verhogingskussen met rugsteun of een verhogingskussen zonder rugsteun. 2.3 Procedure In september 2004 is een piloottest uitgevoerd in een schooltje in Hasselt om de haalbaarheid van de observatiemethode vast te stellen. Uit deze test is gebleken dat het verkrijgen van de resultaten via deze methode mogelijk is en dat het onderzoeksproject met deze methode uitgevoerd kan worden. Bij de observatie is genoteerd of de bestuurders en kinderen beveiligd zijn. Voor de beveiligde kinderen is ook het type beveiligingsmiddel genoteerd. Indien kinderen zich in de kofferbak van een voertuig bevonden of op iemands schoot zaten, dan zijn deze als Steunpunt Verkeersveiligheid 17 RA-2006-82

los geregistreerd. Eveneens heeft men gekeken - bij beveiliging met verhogingskussen met rugsteun, verhogingskussen zonder rugsteun of gordel - of de schoudergordel van het kind onder de arm of achter de rug is geplaatst. Ook de positie van het kind in de wagen (voorin of achterin) is vastgesteld. Kinderen die zich in de kofferbak bevonden zijn als achter geclassificeerd. De observeerder heeft tenslotte de bestuurder/ouder benaderd voor een korte bevraging. Er is gevraagd naar de leeftijd, gewicht en lengte van het kind en naar de duur van de rit (zie Bijlage II). 2.4 Data-analyse Om te bepalen welke variabelen van invloed zijn op de beveiliging van het kind wordt gebruik gemaakt van logistische regressie. Deze methode is geschikt bij het voorspellen van een dichotome uitkomstvariabele. Dit betekent dat de uitkomstvariabele twee mogelijke waarden kan hebben: bijvoorbeeld ja of nee, goed of slecht, aan of uit. Logistische regressie is een kansmodel (waarbij de logaritme van odds ratio s gebruikt worden) dat de belangrijkste voorspellers (X-variabelen) van de uitkomstvariabele bepaalt. Het model kan als volgt weergegeven worden: P ln 0 1X 1 2X 2.. 1 P nxn P geeft de kans (het relatieve risico) van de uitkomstvariabele weer. Een X-variabele is een verklarende variabele waarbij de het regressiegewicht is, dat de richting en mate van belangrijkheid van de variabele aangeeft. Enkel de variabelen die voldoende significant zijn worden in het model opgenomen (stepwise procedure). Om te bepalen welke variabelen voldoende significant zijn om in het model te worden opgenomen, wordt de correlatie met de uitkomstvariabele berekend en de intercorrelatie met de andere variabelen. Indien er een hoge correlatie tussen twee variabelen bestaat, wordt er slechts één verklarende variabele in het model opgenomen omdat de andere geen toegevoegde waarde heeft in het model. Door dit te doen heeft logistische regressie een meerwaarde ten opzicht van bijvoorbeeld kruistabellen die enkel in staat zijn het effect van één variabele weer te geven zonder rekening te houden met de (storende) invloed van andere variabelen (confounders). Het geschikt gebruik van het beveiligingsmiddel, dracht van de schoudergordel en beveiligde kinderen in een voorwaarts kinderzitje, verhogingskussen met rugsteun en het verhogingskussen zonder rugsteun worden wel enkel aan de hand van kruistabellen weergegeven. Of de twee variabelen, die vorm geven aan deze kruistabellen, geassocieerd zijn met elkaar wordt nagegaan door een chi-kwadraat test. Steunpunt Verkeersveiligheid 18 RA-2006-82

3. R E S U L T A T E N In dit hoofdstuk worden de resultaten besproken van dit onderzoek. Eerst komt een algemene beschrijving van de steekproef en vervolgens worden de uitkomstvariabelen, genoemd bij 2.2.3, besproken. Voor meer gedetailleerdere informatie bij de figuren weergegeven in dit hoofdstuk, wordt verwezen naar bijlage III. 3.1 Algemene beschrijving resultaten steekproef Uit 780 auto s zijn in totaal 1376 kinderen geobserveerd, waarvan 1335 kinderen tussen 0 en 12 jaar. Deze observaties zijn gebeurd op 30 verschillende locaties: 20 scholen en 10 recreatiegebieden. Zoals uit Tabel 3 naar voren komt is 43.82% van de kinderen bij de schoolpoort geobserveerd en 56.18% bij recreatieve gebieden. Tabel 3: Verdeling aantal geobserveerde kinderen per locatie Antwerpen Limburg Vlaams Brabant West Vlaanderen Oost Vlaanderen Totaal School 116 (24.84%) 368 (65.60%) 119 (70.83%) 0 0 603 (43.82%) Recreatie 351 (75.16%) 193 (34.40%) 49 (29.17%) 180 (100%) 0 773 (56.18%) Totaal 467 561 168 180 0 1376 De geobserveerde kinderen worden in 5 leeftijdscategorieën verdeeld: onder 1 jaar; 1 tot 3 jaar; 4 tot 6 jaar; 7 tot 9 jaar en 10 tot 12 jaar. De percentages geobserveerd binnen elke leeftijdscategorie is respectievelijk 2.40%, 22.55%, 32.88%, 26.89% en 15.28%. Informatie over de mate van beveiliging van alle leeftijdcategorieën, wordt weergegeven in Figuur 5. Hieruit blijkt dat vooral de jongste kinderen significant meer worden beveiligd ( ² = 105.2851, p < 0.0001). In de leeftijdsgroep 10 tot 12 jaar beginnen kinderen zich weer iets meer te beveiligen. Figuur 5: Percentage kinderen beveiligd i.f.v. leeftijd 100 80 60 40 20 0 0 jaar 1-3 jaar 4-6 jaar 7-9 jaar 10-12 jaar Steunpunt Verkeersveiligheid 19 RA-2006-82

In Tabel 4 wordt gepresenteerd welke leeftijdscategorieën welke type beveiligingsmiddelen gebruiken. Hieruit blijkt dat veel kinderen vroegtijdig met een volgend beveiligingsmiddel worden vastgezet. De 1 tot 3 jarigen zouden in een achterwaarts of voorwaarts kinderzitje moeten zitten, maar 30.47% (15.63% + 14.84%) zit op een verhogingskussen en 8% is zelfs met de gordel vastgemaakt. Bij de 4 tot 6 jarigen, zit 40.27% al in de gordel en bij de 7 tot 9 jarigen loopt dit zelfs op tot 79.21% (terwijl deze leeftijdgroep nog het best op een verhogingskussen zou zitten). Tabel 4: Verdeling aantal kinderen in type beveiligingsmiddelen in functie van leeftijd Achterwaarts kinderzitje Voorwaarts kinderzitje Verhogingskussen met rugsteun Verhogingskussen zonder rugsteun 0 jaar 1-3 jaar 4-6 jaar 7-9 jaar 10-12 jaar Totaal 23 (71.88%) 9 (28.13%) 3 (1.17%) 154 (60.16%) 0 40 (15.63%) 0 38 (14.84%) Gordel 0 21 (8.20%) 0 0 0 26 (2.97%) 19 1 0 183 (6.48%) (0.56%) (20.94 %) 54 2 0 96 (18.43%) (1.12%) (10.98) 102 (34.81%) 118 (40.27%) 34 (19.10%) 141 (79.21%) 1 (0.87%) 114 (99.13%) 175 (20.02 %) 394 (45.08 %) Totaal 32 256 293 178 115 874 Uit onderstaande figuur (Figuur 6) blijkt dat kinderen significant vaker achterin zitten ( ² = 113.4802, p < 0.0001). Enkel de 0 jarigen zitten in hun achterwaarts kinderzitje relatief veel voor. Daarna daalt dit percentage sterk bij de volgende leeftijdscategorie, om daarna weer te stijgen. De 10 tot 12 jarigen vormen de grootste groep kinderen die voorin zitten. Figuur 6: Verdeling aantal kinderen per zitplaats i.f.v. leeftijd 100 80 60 40 Achterin Voorin 20 0 0 jaar 1-3 jaar 4-6 jaar 7-9 jaar 10-12 jaar De meeste bestuurders in dit onderzoek dragen de gordel. 69.10% draagt de gordel terwijl 29.87% van de bestuurders niet beveiligd is. Er bestaat een significant verband tussen de gordeldracht van de bestuurder en de beveiliging van het kind ( ² = 182.1247, p = 0.0001). Als de bestuurder vast zit, is 73.88% van de kinderen ook beveiligd. Als de Steunpunt Verkeersveiligheid 20 RA-2006-82

bestuurder zich niet heeft beveiligd, is 34.47% van de kinderen beveiligd, zoals blijkt uit Figuur 7. Figuur 7: Percentage kinderen beveiligd i.f.v. beveiliging van de bestuurder 100 80 60 40 Kind los Kind beveiligd 20 0 Bestuurder beveiligd Bestuurder los 3.2 Beveiliging van het kind De gegevens worden gemodelleerd aan de hand van logistische regressie om na te gaan welke variabelen een significante bijdrage hebben op de beveiliging van kinderen. In Tabel 5 wordt de modelformulering weergegeven nadat relevante variabelen geselecteerd werden (stepwise procedure) en in Tabel 6 worden de statistische resultaten gepresenteerd. Uit onderstaande tabellen blijkt dat als de bestuurder de gordel draagt, de kans groter is dat ook het kind beveiligd is (positieve parameterschatting van B). Kinderen zijn ook vaker beveiligd als zij voorin zitten (positieve parameterschatting van V). Ook de leeftijd van de kinderen heeft een effect op de mate van beveiliging. Hoe ouder de kinderen worden, hoe minder vaak zij beveiligd zijn (negatieve parameterschatting van L). Het leeftijdseffect is wel minder uitgesproken bij de leeftijdscategorie 10 tot 12 jaar (positieve parameterschatting van L5). Kinderen zitten ook minder vast als zij naar school gaan in vergelijking met recreatieve verplaatsingen (negatieve parameterschatting van S). De duur van de rit zelf wordt niet opgenomen in het model, omdat deze geen significante voorspellende waarde heeft m.b.t. beveiliging. Enkel een langdurige verplaatsing met een duur van meer dan 60 minuten heeft een negatieve statistische parameterschatting (D6). Een opmerkelijk resultaat omdat uit de kruistabel blijkt dat de beveiliging van kinderen over het algemeen stijgt, als de duur van rit langer wordt (Figuur 8). Het is vreemd dat het percentage kinderen dat wordt beveiligd daalt van 77.97% bij een rit tussen 31 en 60 minuten naar 64.13% bij een rit van meer dan een uur. Tot slot blijkt dat kinderen minder vaak beveiligd worden als er 5 kinderen in de auto aanwezig zijn (negatieve parameterschatting van A5). Steunpunt Verkeersveiligheid 21 RA-2006-82

Tabel 5: Beveiliging van kinderen: modelformulering Modelformulering: BEV 1 = 0 + 1 *B + 2 *D6 + 3 *L5 + 4 *L + 5 *V + 6 *S + 7 *A5+ Waarbij: BEV 1 = 1 indien beveiligd, anders 0 B = 1 indien bestuurder beveiligd is, anders 0 D6 = 1 indien duurrit is langer dan 60 min, anders 0 L5 = 1 indien leeftijdscategorie 10-12 jaar, anders 0 L = log(leeftijd): leeftijd kinderen V = 1 indien voorin, anders 0 S = 1 indien school, anders 0 A5 = 1 indien aantal kinderen in de auto is 5, anders 0 Tabel 6: Beveiliging van kinderen: parameterschattingen Analysis of Maximum Likelihood Estimates Parameter Estimate Standard Error Wald Chi-Square P-value Intercept 2.3648 0.3377 49.0512 <.0001 B 1.8680 0.1575 140.7137 <.0001 D6-0.8698 0.2828 9.4559 0.0021 L5 0.8164 0.2255 13.1113 0.0003 L -1.5875 0.1844 74.0941 <.0001 V 0.7919 0.1972 16.1300 <.0001 S -0.8144 0.1543 27.8387 <.0001 A5-2.0915 0.4259 24.1204 <.0001 Figuur 8: Percentage kinderen beveiligd i.f.v. duur rit 100 80 60 40 20 0 0-5 min 6-10 min 11-15 min 16-30 min 31-60 min > 60 min Steunpunt Verkeersveiligheid 22 RA-2006-82

Achterwaarts kinderzitje Voorwaarts kinderzitje Verhogingskussen met rugsteun Verhogingskussen zonder rugsteun Gordel 3.3 Geschikt beveiligingsmiddel op basis van leeftijd Kinderen kunnen op een ongeschikt beveiligingsmiddel zitten, afhankelijk van leeftijd, gewicht of lengte. In deze paragraaf wordt het (on)geschikt gebruik op basis van leeftijd besproken. In deze studie is bestudeerd of het geschikte beveiligingsmiddel op basis van leeftijd afhankelijk is van het type beveiligingsmiddel en de leeftijd. In Tabel 7 wordt het significantieniveau van het verband weergegeven, in Figuur 9 wordt het geschikt gebruik tegenover het type beveiligingsmiddel gezet en in Figuur 10 tegenover de leeftijd. Uit deze tabellen blijkt dat kinderen minder met leeftijdsgeschikte beveiligingsmiddelen worden vastgemaakt bij een hogere categorie van beveiligingsmiddel en naarmate de leeftijd stijgt. Vanaf 10 tot 12 jaar daalt echter het percentage dat fout zit volgens leeftijd. Dit wordt verklaard door de 12 jarigen die met de gordel beveiligd zijn en als goed geclassificeerd worden. Tabel 7: Significantieniveau van het verband tussen verklarende variabelen voor uitkomstvariabele 'geschikt beveiligingsmiddel op basis van leeftijd' Variabele Chi-Quadraat P-waarde Type beveiligingsmiddel (Figuur 9) Leeftijd (Figuur 10) ² = 401.9040 P < 0.0001 ² = 142.9696 P <0.0001 Figuur 9: Percentage geschikt beveiligingsmiddel op basis van leeftijd i.f.v. type beveiligingsmiddel 100 80 60 40 20 0 Steunpunt Verkeersveiligheid 23 RA-2006-82

Figuur 10: Percentage geschikt beveiligingsmiddel op basis van leeftijd i.f.v. leeftijd 100 80 60 40 20 0 0 jaar 1-3 jaar 4-6 jaar 7-9 jaar 10-12 jaar 3.4 Geschikt beveiligingsmiddel op basis van gewicht In deze paragraaf wordt weergegeven hoe het geschikt beveiligingsmiddel op basis van gewicht afhankelijk is van het type beveiligingsmiddel en de leeftijd. In Tabel 8 wordt het significantieniveau van het verband weergegeven, in Figuur 11 wordt het geschikt gebruik tegenover het type beveiligingsmiddel gezet en in Figuur 12 tegenover de leeftijd. Opnieuw wordt geconstateerd dat kinderen, ditmaal op basis van hun gewicht, minder vaak met een geschikt middel beveiligd worden bij een hogere categorie van beveiligingsmiddel en naarmate de leeftijd stijgt. Vanaf de leeftijd van 10 jaar stijgt echter het geschikt gebruik weer. 41,18% van de 10 jarigen, 50% van de 11 jarigen en 75% van de 12 jarigen wordt met een geschikt beveiligingsmiddel vastgemaakt (De resultaten worden niet expliciet getoond). Deze leeftijdsgroep krijgt langzamerhand een gewicht van meer dan 36 kg, waardoor zij als geschikt voor de gordel worden geclassificeerd. Tabel 8: Significantieniveau van het verband tussen verklarende variabelen voor uitkomstvariabele 'geschikt beveiligingsmiddel op basis van gewicht' Variabele Chi-Quadraat P-waarde Type beveiligingsmiddel (Figuur 11) Leeftijd (Figuur 12) ² = 278.2548 P < 0.0001 ² = 132.0914 P <0.0001 Steunpunt Verkeersveiligheid 24 RA-2006-82

Achterwaarts kinderzitje Voorwaarts kinderzitje Verhogingskussen met rugsteun Verhogingskussen zonder rugsteun Gordel Figuur 11: Percentage geschikt beveiligingsmiddel op basis van gewicht i.f.v. type beveiligingsmiddel 100 80 60 40 20 0 Figuur 12: Percentage geschikt beveiligingsmiddel op basis van gewicht i.f.v. leeftijd 100 80 60 40 20 0 0 jaar 1-3 jaar 4-6 jaar 7-9 jaar 10-12 jaar 3.5 Geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte Er is bestudeerd of het geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte afhankelijk is van het type beveiligingsmiddel en de leeftijd. In Tabel 9 wordt het significantieniveau van het verband weergegeven, in Figuur 13 wordt het geschikt gebruik tegenover het type beveiligingsmiddel gezet en in Figuur 14 tegenover de leeftijd. Ditmaal zijn het verhogingskussen met rugsteun en het verhogingskussen zonder rugsteun onder één noemer als verhogingskussen gebracht, daar de lengtecriteria voor beiden identiek zijn. Het patroon van kinderen op geschikte beveiligingsmiddelen op basis van lengte verschilt niet van het patroon van kinderen op geschikte beveiligingsmiddelen op basis van leeftijd en gewicht (Figuur 13). Opnieuw is er een daling waar te nemen van het geschikt gebruik bij een hogere categorie van beveiligingsmiddel. Het patroon ten opzichte van de leeftijd komt ook overeen met vorige bevindingen (Figuur 14). Tussen 0 en 9 jaar zitten er minder kinderen in een geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte, naarmate de leeftijd stijgt. Daarna worden kinderen weer vaker met een geschikt beveiligingsmiddel in praktijk de gordel vastgezet. Steunpunt Verkeersveiligheid 25 RA-2006-82

Tabel 9: Significantieniveau van het verband tussen verklarende variabelen voor uitkomstvariabele 'geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte' op basis van huidige criteria Variabele Chi-Quadraat P-waarde Type beveiligingsmiddel (Figuur 13) Leeftijd (Figuur 14) ² = 132.4822 P < 0.0001 ² = 34.7600 P <0.0001 Het dient opgemerkt te worden dat de lengte als criterium door de onderzoekers zelf is bepaald op basis van recente Vlaamse groeicurven (bij het achterwaarts kinderzitje) en op basis van de huidige aanbevelingen. Momenteel dient men nog 1m50 te zijn vooraleer men aanbeveelt enkel met de gordel te worden beveiligd. De Europese richtlijn (2003/20/EG) stelt echter een minimumnorm van 1m35 vast (paragraaf 1.1.2). De meeste van de verhogingskussens zijn namelijk te klein (smal) opdat kinderen er inpassen tot ze 1m50 groot zijn (Lynn Dupuis, BIVV). Het lengtecriterium van 88 cm voor het achterwaarts kinderzitje (gebaseerd op genormeerde criteriumgewicht van 13 kg) wordt ook in twijfel getrokken. Bij een lengte van 88 cm is een kind namelijk gemiddeld al 2 jaar. Bij een gewicht van 9 kg (het minimumgewicht voor het gebruik van een voorwaarts kinderzitje) is men volgende de Vlaamse groeicurven gemiddeld 80 cm. Daarom wordt opnieuw dezelfde analyse uitgevoerd, waarbij ditmaal een alternatief lengtecriterium van 80 cm is gebruikt voor het achterwaarts kinderzitje en een alternatief lengtecriterium van 1m35 voor het gordelgebruik. In Tabel 10 wordt het significantieniveau van het verband weergegeven, in Figuur 13 wordt het geschikt gebruik tegenover het type beveiligingsmiddel gezet en in Figuur 14 tegenover de leeftijd. Op basis van de alternatieve lengtecriteria verschijnt er een enigszins afwijkend patroon (Figuur 13). Kinderen worden minder vaak met een geschikt beveiligingsmiddel vervoerd bij een hogere categorie van beveiligingsmiddel, maar het geschikt gebruik bij de gordel is wel lichtjes gestegen t.o.v. het verhogingskussen. Het aantal kinderen dat op basis van de alternatieve lengtecriteria met een ongeschikt beveiligingsmiddel is vastgemaakt is gedaald van 63.49% naar 44.83% t.o.v. de huidige criteria. Het patroon van geschikt gebruik in functie van de leeftijd is niet veranderd (Figuur 14). Door de verlaging van de lengtegrens van 88 cm naar 80 cm voor het achterwaarts kinderzitje (en bijgevolg voor het voorwaarts kinderzitje) zijn er meer kinderen in de leeftijdsgroep 0 tot 3 jaar die op een geschikte wijze beveiligd zijn. Ook de oudere leeftijdsgroep van 7 tot 12 jaar wordt nu meer als geschikt beveiligd geclassificeerd. Voor de tussengroep van 4 tot 6 jaar verandert de mate van ongeschikt gebruik niet. Tabel 10 : Significantieniveau van het verband tussen verklarende variabelen voor uitkomstvariabele 'geschikt beveiligingsmiddel op basis van lengte' - op basis van alternatieve criteria Variabele Chi-Quadraat P-waarde Type beveiligingsmiddel (Figuur 13) Leeftijd (Figuur 14) ² = 100.8331 P < 0.0001 ² = 103.7598 P <0.0001 Steunpunt Verkeersveiligheid 26 RA-2006-82