Zitting 2006-2007 9 februari 2007 GEDACHTEWISSELING over de publicatie Erven van de Toekomst (Stedula), samenvatting van vijf jaar wetenschappelijk onderzoek over duurzame landbouw in Vlaanderen VERSLAG namens de Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid uitgebracht door mevrouw Tinne Rombouts 2762 LAN
2 Samenstelling van de commissie: Voorzitter: de heer Jos De Meyer. Vaste leden: de heren Stefaan Sintobin, Frans Wymeersch; de heer Jos De Meyer, mevrouw Tinne Rombouts; de heer Jacky Maes, mevrouw Els Robeyns; de heren Karlos Callens, Jul Van Aperen. Toegevoegde leden: de heer Jef Tavernier; de heer Mark Demesmaeker. Zie: 105 (2006-2007) Nr. 1: Beleidsnota Nr. 2 en 3: Met redenen o
3 Stuk 1099 (2006-2007) Nr. 1 DAMES EN HEREN, De Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid hield op 30 januari 2007 een gedachtewisseling met de heer Frank Nevens, projectleider van het steunpunt Duurzame Landbouw (Stedula) over de publicatie Erven van de Toekomst. I. TOELICHTING DOOR DE HEER FRANK NEVENS (STEDULA) De heer Frank Nevens vindt het een hele eer dat hij het boek van Stedula mag komen voorstellen. Het is altijd de bedoeling geweest van het Steunpunt om dit werk zo veel mogelijk voor te stellen. Dit boek is een samenvatting van de resultaten en de werkwijze na vijf jaar wetenschappelijk onderzoek naar duurzame landbouw in Vlaanderen uitgevoerd door Stedula. De spreker zal niet ingaan op alle details. De tabellen staan op de cd-rom en in afzonderlijke publicaties. De opzet was een boek maken dat door iedereen gelezen en begrepen kan worden. Het eerste hoofdstuk heet Duurzame ontwikkeling, een werkwoord. Het bevat het kader. Stedula heeft hard gewerkt aan indicatoren voor duurzame landbouw omdat indicatoren een belangrijk deel zijn van de initiële opdracht, die het in 2002 kreeg van mevrouw Vera Dua, de toenmalige minister voor Landbouw. De opdracht luidde duurzame landbouw concretiseren. Het eerste hoofdstuk schetst de evolutie van de Stedulavisie op duurzame ontwikkeling toegepast op de Vlaamse land- en tuinbouw. De schets toont aan dat indicatoren daar eigenlijk maar een deel van uitmaken. Indicatoren zijn handig als volginstrument. Belangrijker is een visie. Waar wil de Vlaamse landen tuinbouw naartoe? Eenmaal het doel bekend is, moet een strategie afgesproken worden gebaseerd op de huidige toestand. Dat zijn voorwaarden om uit te maken of de geplande acties geschikt zijn om het vooropgestelde doel te bereiken. Goede indicatoren beletten dat wordt afgeweken. Op bladzijde 25 van het boek staat een belangrijke figuur die aangeeft hoe Stedula werkte. Aan de universiteit zijn er verschillende disciplines die elk een eigen doelstelling nastreven. Multidisciplinair werken betekent dat een gezamenlijke doelstelling wordt nagestreefd. Interdisciplinair werken betekent dat de probleemstelling gezamenlijk wordt opgemaakt. Men werkt samen aan een project om een gezamenlijke doelstelling te bereiken. Transdisciplinair werken betekent dat de eigen wetenschappelijke discipline verlaten wordt om samen te werken met alle betrokken stakeholders. Transdisciplinair werken was belangrijk. Stedula heeft tijdens het onderzoek met zo veel mogelijk betrokkenen gesproken. De betrokkenen waren zowel boeren als landbouwverenigingen, wetenschappers en mensen uit de administratie en het beleid. Transdisciplinair werken zal een kernbegrip blijven in de kenniseenheid Landbouw en Maatschappij van ILVO (Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek). Een aantal Stedula-medewerkers maakt sedert begin januari deel uit van ILVO. De jaarlijkse Stedulamiddelen uit het beleidsdomein Landbouw zijn volledig overgeheveld naar ILVO. De kenniseenheid Landbouw en Maatschappij van het ILVO bestaat voorts uit medewerkers van het voormalige Centrum voor Landbouweconomisch Onderzoek. Het tweede hoofdstuk gaat over het visieproject Op grond van morgen. Stedula heeft dat visieproject een drietal jaar geleden met zo veel mogelijk stakeholders uitgewerkt. Sedert dit project is afgesloten, is niet veel meer gebeurd met dit project omdat Stedula te veel andere zaken te doen had. Toen de Boerenbond zijn eigen toekomstvisie voorstelde, is gebleken dat een en ander is blijven hangen van dit project. Project 2016 van de Boerenbond ligt in het verlengde van het visieproject Op grond van morgen. Stedula wil beide projecten vergelijken om te komen tot een brede toekomstvisie. De spreker haalt de Nederlandse toekomstvisie als voorbeeld aan. Hoofdstuk twee vat het project Op grond van morgen samen. Het omschrijft de twee grote bedrijventypes en landbouwsystemen: kleinschalige partnerschappen en grootschalige ketenbedrijven. Partnerschappen spelen op lokale identiteit. Verbrede landbouwdoelstellingen vinden er hun plaats. Ketenbedrijven spelen op kwaliteit en schaalvergroting. Ze richten zich op de bovenlokale markt of op de wereldmarkt. Ook in Project 2016 van de Boerenbond komen deze twee types terug. De hoofdstukken drie, vier en vijf gaan over de indicatoren. Het derde hoofdstuk gaat over de ecologische aspecten van duurzame landbouw. Het vierde hoofdstuk behandelt de sociale aspecten en het vijfde de economische.
4 De ecologische aspecten zijn meer dan het nutriëntenprobleem. Ze gaan in de eerste plaats over het natuurlijke systeem waarop land- en tuinbouw gebaseerd zijn. Als de kwaliteit van dat systeem achteruitgaat, zijn verliezen onvermijdelijk. Een gezond ecosysteem is fundamenteel voor de ecologische duurzaamheid. Nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen komen in deze context aan bod. Er is gezocht naar degelijke indicatoren op bedrijfsniveau en op sectorniveau. Energiegebruik komt in deze context ook aan bod. Stedula heeft in het begin van zijn werking het nieuws gehaald met een kritische studie over biomassa en energiegewassen als hernieuwbare energiebronnen. Stedula blijft bij zijn standpunt: energiegewassen zijn een mogelijke landbouwbijdrage aan het tegengaan van broeikasgassen. Er is veel ruimte nodig om genoeg koolzaad te kweken en in Vlaanderen is geen ruimte over. Het gewas moet in rotatie gezet worden. Het moet bemest en beschermd worden. Het totaalbeeld is niet zo rooskleurig. Als Vlaanderen koolzaad wil inzetten, is een paar tienduizend hectare nodig. In Frankrijk of Duitsland zijn honderdduizenden hectares beschikbaar en in gebruik voor energiegewassen. In hoofdstuk vier dat handelt over de sociale aspecten van duurzame landbouw heeft Stedula het niet over het klassieke element imago. Men heeft zich wel afgevraagd wat sociale duurzaamheid voor de boer zelf betekent. De studie over beroepstrots is in dat opzicht baanbrekend omdat voor het eerst wetenschappelijk onderzoek is verricht naar de interne sociale duurzaamheid in de Vlaamse land- en tuinbouw. De literatuur daarover is beperkt. Deze studie is een belangrijke stap in het meer concreet maken van dit aspect. De externe aspecten van sociale duurzaamheid zijn bijvoorbeeld de zorg voor het landschap. Er is nagegaan hoe het landschap wordt gepercipieerd door experten, landbouwers of recreanten. De bedoeling daarvan is een methodiek onder de knie te krijgen. Een ander aspect naast landschap en landschapsbeleving is dierenwelzijn. Er zijn twee protocollen ontworpen om dierenwelzijn te meten op een varkensbedrijf en op een melkveebedrijf. Bedoeling daarvan is een einde te stellen aan de discussie daarover en concreet aan de slag te gaan. Er wordt gezocht hoe deze protocollen breder toegepast kunnen worden. Een aantal boeren past het al toe en ziet het als een zinvol instrument. Hoofdstuk vijf dat gaat over economische duurzaamheid heet bvba De Boer. Economische duurzaamheid gaat niet over het inkomen want het inkomen is een sociale parameter. Economie gaat over de toegevoegde waarde in combinatie met productiviteit en efficiëntie. Er zijn grote verschillen tussen bedrijven en sectoren. De productiefactoren kunnen op een veel efficiëntere manier ingezet worden. Met al deze aspecten is vervolgens een duurzaamheidsster gemaakt die dienst doet als volginstrument (hoofdstuk zes). De ster bevat indicatoren voor sociale, economische en ecologische duurzaamheid in één bedrijf. Elke indicator is onderverdeeld in verschillende deelaspecten. De bedoeling is om één integrerend instrument te maken. Aanvankelijk stond men sceptisch tegenover dit instrument. Een groep boeren uit het Meetjesland heeft inmiddels bevestigd dat het wel degelijk een zinvol instrument is. Ze werken ermee en vragen geregeld om het nog verder uit te werken aan de hand van hun suggesties. Stedula beschouwt de ster als een zinvol instrument dat kan bijdragen tot meer ondernemerschap. Stedula heeft ondernemerschap als vierde aspect toegevoegd aan de economische, ecologische en sociale dimensie. Bedrijven zullen in de toekomst over een voldoende dosis ondernemerschap moeten beschikken om duurzaam te zijn. Visievorming, strategie en management zijn belangrijke aspecten van ondernemerschap. Zo moeten bedrijfsgegevens bijgehouden worden. Nogal wat landbouwbedrijven werken zonder bedrijfseconomische boekhouding. Als er wel een boekhouding is, wordt er maar weinig mee aangevangen. Hoofdstuk zeven bevat de conclusies. De manier waarop alles is samengevat symboliseert de Stedulawerking. Er is gekozen voor creativiteit. Op bladzijde 239 staat een tekening die alles samenvat. Een en ander wordt verduidelijkt in de voorafgaande bladzijden. De tekening is gemaakt door een professionele kunstenares. ILVO zal eveneens zo veel mogelijk een beroep doen op creativiteit uit andere disciplines en sectoren. Vervolgens gaat de spreker in op de basisopdracht van de kenniseenheid Landbouw en Maatschappij van ILVO. Hij haalt daarvoor de heer Joris Relaes, kabinetschef van Vlaams minister-president en minister van Landbouw Yves Leterme, aan. ILVO moet de toekomst verkennen van een aantal deelsectoren en subsectoren van de Vlaamse land- en tuinbouw. Die verkenningen moet het beleid en de sector een
5 Stuk 1099 (2006-2007) Nr. 1 leidraad bezorgen. De leidraad zal duidelijk maken welke acties gepast zijn om actuele problemen op te lossen, maar ook welke acties geschikt zijn om het toekomstbeeld te realiseren. Op dit ogenblik wordt het programma van de kenniseenheid Landbouw en Maatschappij geschreven. Dat gebeurt in overleg met de opdrachtgever, namelijk administratie en kabinet. Vanaf het begin worden degelijke afspraken gemaakt over de probleemstelling en de oplossing. De performantie-indicatoren zullen daardoor hoog zijn. De overstap van de universiteit naar ILVO is niet eenvoudig voor Stedula. De medewerkers van Stedula voelen zich ietwat gevangen als ambtenaar. Het vertrouwen is er wel ondanks de verschillende bedrijfsculturen. De spreker ziet voldoende mogelijkheden om tot een nieuwe dynamiek te komen. II. VRAGEN EN OPMERKINGEN VAN DE LEDEN De heer Stefaan Sintobin zegt dat dit boek een aantal beleidsvoorstellen doet. Hoe zal men ervoor zorgen dat die voorstellen in beleid omgezet worden? Voorts merkt hij op dat de situatie snel kan veranderen in de land- en tuinbouwsector. Bestaat de kans niet dat suggesties snel voorbijgestreefd zullen zijn? De heer Jos De Meyer merkt op dat vooral op lange termijn wordt gedacht. Hij vindt enige beleidsrelevantie toch belangrijk. Op welke manier wordt gerapporteerd? Het denkwerk is bijzonder interessant, maar het Vlaams Parlement zou een en ander moeten kunnen volgen. De heer Frank Nevens antwoordt dat men altijd op de hoogte kan blijven dankzij de website en nieuwsbrieven. Ook Stedula heeft kabinet en administratie al gevraagd wat gebeurt met de voorstellen. De heer Relaes heeft geantwoord dat de voorstellen niet in beleid worden omgezet. Ze zijn wel van strategisch belang voor de toekomst. Een en ander wordt achter de hand gehouden. Toen de opdracht kwam om een nieuwe kenniseenheid Landbouw en Maatschappij bij het ILVO op te richten, heeft de spreker voorgesteld de opdracht ervan samen met de overheid op te stellen om de beleidsrelevantie ervan te verhogen. De spreker gaat ervan uit dat alles wat ILVO doet, beleidsrelevant is. Dat was voor Stedula niet eenvoudig omdat men op een universiteit afgerekend wordt op basis van wetenschappelijke publicaties. Beleidsmakers zijn echter geïnteresseerd in adviezen. Dat Stedula uit de universiteit verdwijnt, vindt de spreker daarom positief. Aangezien alle handelingen voortaan beleidsrelevant moeten zijn, is het nauwe contact met de opdrachtgever een goede zaak. De druk om te publiceren valt weg. De spreker heeft voorgesteld om het communicatieverloop als fundamenteel project naar voren te schuiven. Hij stelt voor te onderzoeken hoe voorstellen tot bij landbouwers en beleidsmaker geraken. Welke gegevens wil de beleidsmaker? Hoe zorgt men ervoor dat de juiste boodschap op de juiste plaats terechtkomt? In Nederland onderzoeken professoren voltijds de landbouwcommunicatie. Dat voorstel is niet aanvaard door de ILVO-top omdat er een communicatiedienst is. Toch zal nagedacht worden over de communicatie van elk project. Uit een gesprek met de heer Relaes heeft de spreker geleerd dat wetenschappers en beleidsmakers anders denken over communicatie. Een en ander dient volgens hem op elkaar afgestemd te worden. De afspraak is om tegen juni 2007 samen en in nauw overleg een definitief programma op te stellen voor de komende twee jaar. Door nauw overleg moet duidelijk worden welke informatie de wetenschappers precies moeten leveren en welke behoeftes de wetenschappers hebben om degelijk te kunnen onderzoeken. ILVO (Landbouw en Maatschappij) mag niet louter een backoffice worden van de administratie. Er wordt geprobeerd vanaf het begin rekening te houden met dit aspect van beleidsrelevantie. Stedula deed dat niet genoeg. Wellicht vanwege de universitaire achtergrond. Universiteitsprojecten hebben andere vereisten. De terughoudendheid was aanvankelijk groot toen Stedula aankondigde boeren uit te nodigen. Uit een doorlichting van het landbouwonderzoek in Vlaanderen bleek dat het Steunpunt zich te kwetsbaar opstelde. Consultants raadden aan muren te bouwen. Dat bevestigde het voornemen van Stedula om zo goed mogelijk te communiceren en zo open mogelijk te werken. De spreker geeft toe dat ondanks de open communicatie onderzoeken nooit onmiddellijk worden toegepast. Mevrouw Tinne Rombouts vraagt welke concrete zaken de landbouwer uit dit boek kan halen. Welke beleidsopties ziet de spreker in het boek? De heer Frank Nevens antwoordt dat het boek geen pasklare tips bevat. De landbouwers uit het Meetjesland en het Brugse Ommeland werken onder begeleiding met de duurzaamheidsster. De ster was in eerste instantie bedoeld voor melkveehouders. Aan andere versies wordt gewerkt. Het verwondert de spreker dat heel creatief wordt omgesprongen met die ster. De landbouwers weten bijvoorbeeld goed wat een mine-
6 ralenbalans is en zijn het eens met de geschetste problemen. Door samen te zitten, leren ze van elkaar. De spreker zegt dat er ontzettend veel indicatoren zijn. Een indicator is echter alleen zinvol als hij aanzet om iets te doen. De ervaring met de landbouwers heeft de spreker geleerd dat er mogelijkheden zijn. De landbouwers zijn de ster bijvoorbeeld al zelf aan het aanpassen. Ze schuiven zelf parameters naar voren. Een volgende stap is nagaan hoe verschillende groepen landbouwers duurzame landbouw zien. Er zijn bijvoorbeeld regionale verschillen. Een instrument als de ster is geschikt om mensen in beweging te zetten zonder duidelijke instructies te geven. Landbouwers krijgen enkel aanwijzingen. De ster geeft aan waarover ze eens moeten nadenken. Ze moeten zelf zoeken naar de oplossing die ideaal is voor hun bedrijf. De landbouwers zijn creatief en ondernemend. Ze moeten samen managen en professioneel bezig zijn. Ze moeten ervaringen delen en samen oplossingen zoeken. Mevrouw Tinne Rombouts zegt dat de ster landbouwers moet aanzetten om na te denken over innovatieve ideeën. De ster schuift geen ideale parameters en indicatoren naar voren. Voorts vraagt ze of de twee groepen landbouwers die er al mee werken intensief worden begeleid. De heer Frank Nevens antwoordt dat ideale indicatoren niet bestaan. De vraag is of de indicatoren aanzetten tot beweging in de juiste richting. Zorgen ze er bijvoorbeeld voor dat zuiniger en efficiënter wordt omgesprongen met energie en nutriënten? Voorts stelt hij dat de twee groepen aanvankelijk zijn begeleid maar niet intensief. Er is één begeleider voor de twee groepen. Ondertussen kennen sommige landbouwers het systeem misschien beter dan de begeleider. Begeleiding is nodig maar de spreker vermoedt dat het systeem na verloop van tijd autonoom zal functioneren omdat het de boeren motiveert. De proefgroep is geen doorsnee groep boeren. Het zijn landbouwers die sowieso al meer gegevens bijhouden. Na verloop van tijd moet de bedrijfsboekhouding zodanig zijn opgesteld dat ze op het einde van het jaar weergeeft in welke mate de ster is ingevuld. De manier waarop gewasbeschermingsmiddelen- en kunstmestgebruik nu worden geregistreerd, volstaat niet. De heer Jos De Meyer merkt op dat een en ander afhangt van de ambitie van dit boek. Willen de schrijvers een maatschappelijk debat over het boek? Het boek dient niet als voorlichting voor de sector. Het kan wel tot een debat leiden over de plaats van land- en tuinbouw in de samenleving of tot een debat over de vraag wat de samenleving van land- en tuinbouw verwacht. Dat vergt volgens de voorzitter een doelgerichte aanpak. De syndicale organisaties, landbouworganisaties en vrouwenorganisaties zouden dit programma in hun vormingsaanbod kunnen opnemen. Het debat moet ook doordringen in middens als de Stichting Lodewijk de Raet. De heer De Meyer verwijst in dat opzicht naar een nota over duurzaamheid die enkele jaren geleden is opgesteld door twee professoren en de heer Relaes. Het heeft lang geduurd vooraleer duurzaamheid als toekomstvisie werd aanvaard. Dergelijk proces vergt enorm veel energie. De heer Frank Nevens antwoordt dat dit punt behandeld wordt in het boek. Hij beaamt dat dit proces veel energie en geduld zal vergen. Op grond van morgen is besproken met vrouwenorganisaties. De reacties kwamen echter veel later. Een aantal ideeën zijn doorgesijpeld in het Project 2016 van de Boerenbond, waaraan medewerkers van Stedula een bijdrage hebben geleverd. De spreker stelt dat de studie ook wordt voorgesteld op een studiedag van de Stichting Lodewijk de Raet. Het verloop van dergelijke processen wordt bestudeerd door de transitiekunde. Hij benadrukt dat het werk niet als af wordt beschouwd. De heer Jef Tavernier beaamt dat dergelijk proces tijd vergt. Landbouwonderwijs speelt ook een belangrijke rol. De heer Frank Nevens antwoordt dat onderzocht is hoe het idee van duurzame landbouw jonge mensen kan bereiken. Onderwijs is een mogelijkheid. Daarnaast zijn er bijvoorbeeld de jeugdbewegingen. De bedoeling was om dat beperkte onderzoek verder uit te werken binnen de communicatieopdracht van ILVO. De Boerenbond en KVLV dachten er aan om van het project Op grond van morgen een cd-rom maken geschikt voor presentaties in de afdelingen. Dat is ook nu een optie. De spreker vraagt het Vlaams Parlement om ILVO en het kabinet Landbouw duidelijk te wijzen op het
7 Stuk 1099 (2006-2007) Nr. 1 belang van onderzoek naar communicatie. Het kan de performantie-indicatoren van het onderzoek verhogen. De spreker vindt het immers belangrijk dat onderzoek wordt toegepast. Omdat ILVO met belastingsgeld werkt, moet het een zo groot mogelijke maatschappelijke relevantie nastreven. De voorzitter dankt de spreker. De verslaggever, Tinne ROMBOUTS De voorzitter, Jos DE MEYER