morgen, übermorgen, morgen früh, heute Abend, Wann?

Vergelijkbare documenten
die Meldung bestätigen nicht jetzt

TOETS A A1 vmbo-gt(h), DEEL 1, SCHRITT 1-8. Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands.

Grüß Gott! Guten Morgen! Guten Tag! Guten Abend! Ich heiße Wie heißt du? Das ist Max. Das finde ich auch. Kommst du auch aus Duisburg.

2 Kann ich dir helfen? 2 Ik voel me ziek. 3 Bist du hier im Urlaub? 3 Ja, je bent hier op vakantie.

Top 100 Duitse woorden

Test KAPITEL. Ich habe Angst, den Zug wieder zu

Duits - Havo 3 - Hoofdstuk 5 samenvatting

bringen ausleihen bezahlen wären denken auschecken das Handtuch das Problem das Missverständnis das Zimmer die Rechnung die Bettwäsche

haben / hatten / hätten können / konnten / könnten dürfen / durften / dürften werden / wurden / würden

Kapitel 8 Nervenkitzel

Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Test KAPITEL

Werkwoorden TB 49. wissen = weten müssen = moeten fahren = rijden. Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3

Ich möchte eine Fahrkarte nach Schwerin / bitte. Vormittags also.

2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Je vraagt of zij/hij je kan doorverbinden met de heer Schröder?

Samenvatting Duits Hoofdstuk 3 en 4 grammatica

Snel uw zakelijk Duits verbeteren, zonder saaie grammaticaregels uit uw hoofd te leren

SPREKEN EN GESPREKSVAARDIGHEID

Test KAPITEL. Für diese harte Arbeit ist er wohl nicht

Samenvatting Duits Grammatica Duits

TOETS A A1 VWO(H), DEEL 1, SCHRITT Luister naar Auf dem Münchner Viktualienmarkt. Kruis tijdens het luisteren het goede antwoord aan.

Op het potje Aufs Töpfchen

lassen fahren finden

5,5. Samenvatting door een scholier 543 woorden 19 juni keer beoordeeld. Prüfungsteil Schreiben. Schrijfvaardigheid formele brief

Je werkt in een ijszaak op de boulevard van Scheveningen en een Duitse toerist spreekt je aan

Ich lese ein Buch. Ich lese ein Buch. Siehst du viel fern. Siehst du viel fern? Am Sonntag besuche ich meine Oma. Am Sonntag besuche ich meine Oma.

Kunde (vul de rol in het Duits in) 1 Guten Tag. 1 Groet terug.

Samenvatting Duits Grammatica

k ga naar school ch gehe zur Schule

Wir sind verwandt. Wir sind verwandt. Kann ich die Antworten haben. Kann ich die Antworten haben? die Cousine. die Nichte / die Cousine

Neue Kontakte 1-2 thv. Spreekkaarten

Antwoorden Duits Hoofdstuk 1

Taaltips voor succesvol zakendoen in het Duits

Samenvatting Duits Hoofdstuk 2

Neue Kontakte Kapitel 3 3de klas Redemittel

Luister naar het gesprek tussen de verkoopmedewerker (Verkäufer) en de klant (Kundin). Je kunt de tekst meelezen.

Willkommen und Abschied: 1J 2D 3E 4I 5C 6M 7R 8O 9Q 10B 11H 12K 13L 14A 15N 16P 17F 18G

Pascal Egbers gestorben am 12. Mai 2017

Alltag: Lesen KGT 2. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Horeca Vak Opleidingen Eindopdracht. Time Management

BRIEVEN VAN EEN DUITSE MOEDER AAN HAAR ZOON

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

vor hinter neben links um die Ecke am Ende hier dort nicht weit zwischen geradeaus rechts Dann bis später. Nach dem Weg fragen. Ja / das stimmt.

Was machst du am liebsten am Wochenende? Spielst du ein Instrument? Ich lese gern. Ich kann schnell neue Informationen verarbeiten.

Logboek bij de lessenserie over. Cengiz und Locke. van Zoran Drvenkar. Groep: Leden: Fragment:

Huiswerktips Hausaufgaben Tipps

Naamvallen Tabel Begrijpen. Klas 3/4

Voltooid tegenwoordige tijd (D = Perfekt)

Willkommen Duits idioom voor hotel en restaurant

Samenvatting door een scholier 1996 woorden 19 juni keer beoordeeld. Persoonlijk voornaamwoord. 1e nv ich du er sie es wir ihr sie Sie

Duits voor zelfstudie

gezellig Het was een leuke dag en het was leuk om deze dag te doen want beter Toppie leuk man het was prima Echt leuk Dag kan niet meer stuk

weiblich das Alter der Beruf

Kapitel 6 Urlaub zum Verlieben. Antwoorden. 1-2 vmbo-kgt Kapitel 6 Antwoorden

1-2 VMBO-KGT/H EN 3 HAVO OVERBRUGGINGSMODULE

TOETS VWO(H) 1 (A1) Schritt 1-16, Garmisch-Partenkirchen

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Kapitel 1 Sie wünschen?

VORMGEVER RPC / SIGNSPECIALIST

Doppelstunde zum Thema Een afspraak maken

Ich mache eine Ausbildung zum Dachdecker. Ich gehe gleichzeitig in die Berufsschule. Als Dachdecker fertigt man Dächer an.

Uiteenzetting Duits Duitse naamvallen

U hebt hier het activiteitenprogramma voor de periode van 20 juli t/m 2. augustus. Het zijn de activiteiten zoals deze georganiseerd worden door

drücken benötigen wissen

Ruzie maken Streiten

Samenvatting Duits H4 Einen guten Rutsch

Zoals jullie afgelopen jaar geleerd hebben eisen voorzetsels een naamval.

Aantekening Duits Duitse grammatica

3 Hier ist die Karte. Bitte schön. 3 Doe je bestelling.

Bob Duijvestijn / Henk Mangnus. Schreibstunde. Schrijfvaardigheid Duits voor bovenbouw havo en vwo. Walvaboek

der Schreibfehler Ich freue mich auf eine gute Zusammenarbeit. Haben Sie alle meine von letzter Woche vorliegen?

Vwo 3 Kapitel 1 Fette Ferien

Aantekening hs1 Cijfers Das Notensystem en lager 6

Persoonlijke correspondentie Brief

Das erste niederländische Lesebuch für Anfänger

der Ball der Klub der Computer der Krimi der Film der Platz der Punkt der Schnee der Sport der Titel der Urlaub der Fußball

bab.la Uitdrukkingen: Zakelijke correspondentie Bestelling Nederlands-Duits

Kapitel 3 Mies oder Topfit?

INHOUD Zo gebruikt u dit boek 4 Lees eerst dit! 5 Vorderingstabel 6 Week 1: dagplanning 7 Week 2: dagplanning 17 Week 3: dagplanning 25

Persoonlijke correspondentie Brief

Persoonlijke correspondentie Brief

5,9. Samenvatting door een scholier 1371 woorden 4 november keer beoordeeld. * Duits * Uitspraak

Reisen Unterkunft. Unterkunft - Finden. Unterkunft - Buchen. Nach dem Weg zur Unterkunft fragen

Stammtisch an der Küste

Persoonlijke correspondentie Gelukwensen

Dort finden Sie weitere Informationen. Am Ende des Korridors sind die Toiletten. Die Duschen befinden sich gegenüber.

Dort finden Sie weitere Informationen. Ich erkläre Ihnen / wo sich die Räume befinden. Am Ende des Korridors sind die Toiletten.

Zakelijke correspondentie

Zakelijke correspondentie

INSTALLATIONS- UND BEDIENUNGSANLEITUNG GREE KLIMAANLAGEN KONSOLEGERÄT:

Animatie/ Animation 2019

Gegenbesuch des HBBK in Nijmegen. 15. Januar groepswerk en stadsbezoek. Gruppenarbeit und Stadtbesichtigung. Nijmegen is een heel mooie stad.

- De site voor samenvattingen

6,6. Samenvatting door Y woorden 20 januari keer beoordeeld. Pagina 1 van 7

Vertaling Duits Hoofdstuk 11

Grammatica Jaar Ga dan naar Tools Duits Klas 1-2 Grammatica. Veel succes met het leren van de Duitse taal.

Kapitel 6 Typisch. Nakijkreader Na Klar dl. 1 - klas 2 vwo Copyright St.-Odulphuslyceum, Tilburg. 1: Das Tagebuch

Transcriptie:

47 Morgen ist er nicht da. Ich brauche einen neuen Termin. Geht es morgen? O.k., dann also Montagnachmittag! Nein, morgen ist Dr. Feucht nicht da, morgen operiert er im Krankenhaus. Aber Montagnachmittag ist noch etwas frei. Morgen ist Dr. Feucht nicht da. Morgen is dokter Feucht er niet. Ich bin in einer Woche mit der Arbeit fertig. Over een week ben ik met het werk klaar. De toekomst wordt meestal alleen uitgedrukt met een tijdsaanduiding. Het werkwoord staat meestal in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Alleen de tijdsaanduiding geeft aan dat het over de toekomst gaat. Tijdsaanduidingen: van heden naar toekomst Andere tijdsaanduidingen voor de toekomst 102 morgen, übermorgen, morgen früh, heute Abend, Wann? morgen, overmorgen, morgen vroeg, vanavond später, nachher later, nadien sofort, gleich, dann, bald onmiddellijk, meteen, dan, jetzt, heute, gerade nu, vandaag, net Wann? in einer Minute, in fünf Minuten,, in einer Stunde, in drei Stunden, over enkele minuten, over vijf minuten,, over een uur, over drie uur, in drei Tagen, in acht Tagen (= in einer Woche), over drie dagen, over acht dagen (=over een week) in einer Woche, in drei Wochen,, in einem Monat,, in einem Jahr, over een week, over drie weken,, over een maand,, over een jaar, diese Woche, nächste Woche, nächsten Monat, nächstes Jahr deze week, volgende week, volgende maand, volgend jaar Karl, kommst du jetzt? Ja, ja, ich komm ja gleich! In einer Woche ist schon Weihnachten! Karl, kom je nu nog? Ja, ja, ik kom er zo aan! Over een week is het al Kerst! Wir sehen uns heute Abend! Wir fahren nächstes Jahr nach Portugal in Urlaub. We zien elkaar vanavond! We gaan volgend jaar naar Portugal met vakantie. Zinsbouw Morgen Ich operiert kann Dr. Feucht im Krankenhaus. heute Abend leider nicht kommen. ➊ ➋ midden van de zin eind van de zin Tijdsaanduidingen staan op positie 1 of in het midden van de zin, meestal vóór andere bijwoorden en de ontkenning. zullen 48

Tijdsaanduidingen (1): heden, toekomst 1 Vul de zinnen aan met de juiste tijdsaanduiding uit het kader. 1. Eva, kommst du schnell mal her? Nein, jetzt geht es gerade nicht, ich komme später. 2. Wolfgang, wir müssen jetzt wirklich los! Ja, ja, ich komme! 3. Haben Sie einen Moment Zeit? Nein, jetzt passt es gerade nicht, können Sie nochmal vorbeikommen? 4. Kannst du nachher mal den Wasserhahn reparieren? Tut mir leid, heute schaffe ich das nicht mehr, aber mache ich es bestimmt! 5. Papa, spielst du mit mir? Nein, nicht, ich lese. morgen später gleich nachher jetzt gerade jetzt 2 Vul de juiste tijdsaanduiding in. Also, meine Karriere habe ich genau geplant. In einem Jahr will ich Abteilungsleiter sein, 1 Geschäftsführer, und 2 will ich meinen eigenen Betrieb gründen. 2016: Abteilungsleiter 2018: Geschäftsführer 2020: eigener Betrieb 3 Vul de zinnen aan met tijdsaanduidingen en gebruik de gegevens van de agenda. Was sagst du? Ich habe ein ruhiges Leben? Du hast ja keine Ahnung, mein Lieber! Es ist jetzt 12 Uhr Mittag und in zehn Minuten kommt Herr Willeke, mit dem muss ich über den neuen Praktikanten reden. 1 muss ich dann zum Chef, eine Besprechung. 2 gibt es einen Empfang im Rathaus, da muss ich auch hingehen. Und 3 geht es gleich wieder weiter, da ist ein Arbeitsfrühstück. So, jetzt muss ich aufhören, 4 kommt Herr Willeke. Tschüs! Montag 12.00 Anruf Rudolf 12.10 Besuch Willeke 13.00 Besprechung 14.00 Abend: Empfang im Rathaus Nicht vergessen: Dienstag: Arbeitsfrühstück 4 Maak zinnen met de gegeven woorden. 1. Ich leider nicht zur Arbeit können kommen morgen Ich kann morgen leider nicht zur Arbeit kommen. 2. Fahrt nach Nürnberg ihr nächste Woche zurück? 3. Sie fahren in Urlaub nach Italien nächstes Jahr. 5 Hoe ziet uw agenda voor de komende tijd eruit? Schrijf een tekst zoals in oefening 3. Was machen Sie heute Nachmittag (morgen früh, morgen Mittag, übermorgen, in einer Woche, )? Heute Nachmittag mache ich meine Hausaufgaben (gehe ich einkaufen, muss ich arbeiten, ) 103

47 48 Wir alles besser machen! Ich garantiere Ihnen: Wir sofort die Steuern senken, die Kriminalität bekämpfen und mehr Arbeit schaffen! Wählen Sie uns, wir alles besser machen! + infinitief: zullen Wir We Ich Ik Morgen Morgen Sie Zij Du Jij zullen werde wird wird wirst alles besser alles beter bald mit der Arbeit zo dadelijk met het werk das Wetter schön het mooi weer bestimmt zeker noch viel nog veel machen! doen! anfangen. beginnen. (). worden. kommen. komen. lernen müssen. moeten leren. Werden + infinitief geeft een belofte, een plan, een voorspelling, een vermoeden of geruststelling aan. Je gebruikt meestal niet twee keer het werkwoord : Morgen wird das Wetter schön (). Het modale hulpwerkwoord staat aan het eind van de zin. ➊ ➋ midden van de zin eind van de zin: infinitief Leider wird es auf der Erde niemals Frieden geben. Er helaas nooit vrede op aarde zijn. Monika ist noch nicht da! Sie wird bestimmt noch kommen! Monika is er nog niet! Ze zeker nog komen! + bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord: worden Komm, wir gehen los, es wird schon dunkel! Kom, we gaan, het wordt al donker! Der Kaffee war gut langsam werde ich wach. De koffie doet me goed ik word langzaamaan wakker. Nimm einen Pullover mit, es ist kalt geworden. Neem een trui mee, het is koud geworden. Was macht Ihre Tochter? Sie studiert. Sie will Ärztin. Wat doet jullie dochter? Ze studeert. Ze wil dokter worden. Zinsbouw Langsam Sie Was werde wird willst ich wieder du wach. Ärztin.? ➊ ➋ midden van de zin eind van de zin Tijdsaanduidingen: heden, toekomst ich werde du wirst er / sie / es wird wir ihr werdet sie Sie 104

zullen 1 Vul de zinnen aan met de juiste vorm van en het gegeven werkwoord. Lieber Hans, bitte verzeih mir, ich werde dich nie mehr kritisieren, nie kritisieren wieder ich über deine Unordnung 1. Und glaub schimpfen mir, ich dir auch nie wieder deine schmutzigen Socken an den Kopf 2. In Zukunft ich dich nur noch 3, werfen, loben alle deine Sachen 4 und deine Wäsche 5. aufräumen, waschen Und das gelobe ich dir: Ich dich immer und ewig 6. lieben Die Zukunft herrlich 7. sein du mir 8? Susi. verzeihen 2 Voorspelling of werkelijkheid? Kruis aan. voorspelling 1. Das Wetter wird morgen bestimmt besser! x 2. Ich werde noch eine Weile daran arbeiten müssen. 3. In einem Jahr bin ich mit der Schule fertig. Dann studiere ich. 4. Nun mach dir mal keine Sorgen, das wird schon gut gehen! 5. Nächste Woche kommt mein Bruder zu Besuch. werkelijkheid 3 Vul de zinnen aan met de juiste vorm van en de juiste woorden uit het kader. 1. Wir müssen jetzt wirklich gehen, sonst wird es zu spät! 2. Ich muss dringend einen Kaffee trinken, sonst 3. Ich kann wirklich nichts mehr essen, sonst 4. Fahr vorsichtig und mach mal eine Pause, sonst (die Fahrt) zu dick zu spät zu anstrengend hundemüde 4 U bent presidentskandidaat. Formuleer uw beloftes. De woorden in de kaders kunnen u daarbij helpen. verbessern schaffen erhöhen bauen senken abschaffen ausbauen helfen ankurbeln Voorbeeld: Wählen Sie mich: Ich werde sofort die Steuern senken Straßen die Eisenbahn die Renten die Wirtschaft die Entwicklungsländer mehr Gleichberechtigung die Steuern die Schulen die Benzinpreise 5 Schrijf op wat de oud-leerlingen wilden worden en uiteindelijk zijn geworden. Kies de beroepen uit het kader. 1. Paul wollte Lokführer, aber er ist Lehrer geworden. 2. Iris 3. Katherina 4. Markus Beamter/Beamtin Politiker/-in Arzt/Ärztin Lokführer/-in Filmstar Verkäufer/-in Lehrer/-in Fußballer/-in 6 Schrijf op wat u vroeger wilde worden. Wat bent u geworden? 105

49 Damals war das Leben nicht so hektisch. Damals war das Leben nicht so hektisch wie heute. Tijdsaanduidingen van verleden naar heden da; nun jetzt, heute, gerade Sie las ein spannendes Buch. Da klingelte das Telefon. Wann? nu, vandaag, net Ze las een spannend boek. Toen ging de telefoon. vorhin, gerade, eben Was machen wir nun (jetzt)? Nun (Jetzt) räum erst daarnet, pas, zo juist mal auf! gestern, vorgestern Wat doen we nu? Ruim nu eerst maar op! gisteren, eergisteren neulich onlangs einst, einmal; damals ooit, eens; toen(tertijd) Wo ist nur Susanne? Die muss schon da sein, ich habe sie eben (gerade) gesehen. Waar is Susanne nou? Die moet er al zijn, ik heb haar net nog gezien. Wann ruft denn Karl an? Der hat doch vorhin angerufen. Wanneer belt Karl dan op? Die heeft toch zo-even gebeld. Neulich habe ich Paul, meinen alten Freund, wiedergetroffen. Onlangs ben ik Paul, mijn oude vriend, weer tegengekomen. Wir hatten es nicht einfach, aber das Leben war damals nicht so hektisch wie heute. We hadden het niet makkelijk, maar het leven was vroeger niet zo hectisch als nu. Es war einmal (einst) ein alter König, der hatte drei Söhne. Er was eens een koning die drie zonen had. Früher haben die Menschen noch miteinander geredet heute sitzen sie meistens vor dem Fernseher oder Computer. Vroeger praatten de mensen noch met elkaar tegenwoordig zitten ze meestal voor de tv of achter de computer. Wie lange? ewig immer, stets lang(e) schnell, kurz eeuwig altijd, steeds lang snel, kort duur immer wieder dauernd meist/meistens oft/öfter(s) manchmal selten steeds weer voortdurend meestal vaak soms zelden 106 Wie oft? Wir haben uns ja ewig nicht gesehen! Mach doch nicht dauernd so einen Lärm! We hebben elkaar een eeuw niet gezien! Maak toch niet de hele tijd zoveel lawaai! frequentie nie nooit

Tijdsaanduidingen (2): verleden, frequentie, duur 1 Combineer de zinnen rechts met de zinnen links. 1. Heutzutage fahren alle mit dem Auto. a. Ich habe sie gerade auf dem Flur gesehen. 1.d 2. Frau Maier ist sicher hier. b. Heute fühle ich mich viel besser. 3. Gestern hatte ich einen schlechten Tag. c. Da klingelte plötzlich das Telefon. 4. Ich wollte gerade das Essen servieren. d. Früher sind wir viel mehr zu Fuß gegangen. 2 Vul de zinnen aan met het juiste woord uit het kader. Du, ich glaube, ich habe einen Verehrer: Neulich habe ich in der Kantine diesen interessanten Mann gesehen, und 1 hat er mich im Büro angerufen. 2 habe ich ihn wieder gesehen, und 3 nun da neulich gestern heute Abend eben hat er mich für 4 zum Essen eingeladen! Was mache ich 5? 3 Vul de zinnen aan met het juiste woord uit het kader. 1. Ich bin in Eile mach bitte schnell! 2. Ich kann nicht warten, das dauert mir zu. 3. Hier stand das Denkmal plötzlich ist es weg! 4. Ich liebe dieses Lied ich höre es an! schnell selten immer wieder lange immer 5. Gehst du oft ins Kino? Nein, ich habe wenig Zeit, ich gehe leider nur. 4 Vul de zinnen aan met tijdsaanduidingen. Er zijn meerdere mogelijkheden. Nichts klappt! Immer muss ich auf den Bus warten, 1 kommt er. Mein Auto ist 2 kaputt. Die Werkstatt braucht 3 für jede Reparatur. Ich habe viel zu viel Arbeit und die Wochenenden sind viel zu 4. Meine Kinder sehe ich nur 5, meine Geschwister sehe ich 6. Zum Glück habe ich eine gute Freundin aber die hat auch Was mache ich nur falsch? 7 keine Zeit. Ich rufe sie 8 an, aber sie ist nur 9 da. 5 Die goede (?) oude tijd. Wat was vroeger beter, wat is nu beter? Schrijf vijf punten op. Voorbeeld: Früher war die Kommunikation schwierig es gab kein Telefon, kein Fax, keine E-Mail. Heute ist das besser, man kann immer in Kontakt sein. 6 Wat doet u vaak/soms/zelden/nooit? Schrijf enkele voorbeelden op. Voorbeeld: Ich gehe oft spazieren, aber ich jogge nie. (fernsehen, ins Kino gehen, ins Theater gehen, einkaufen, lesen, über Politik diskutieren, Musik hören, aufräumen, Computerspiele spielen, ) 107