Gemeente Berkelland Waterschap Rijn en IJssel Dienst Landelijk Gebied



Vergelijkbare documenten
ACTUALISATIE BODEMKWALITEITSKAART

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

Bodemfunctiekaart Hof van Twente Besluit Bodemkwaliteit

de bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen, kenmerk , 17 juli 2003, vast te stellen en bekend te maken.

De bodemkwaliteitskaart en het Besluit bodemkwaliteit

Voorlichtingsbijeenkomst Regionaal bodembeleid Voorne-Putten

Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig bekeken

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

Hergebruik van grond in Dordrecht

Vergelijking Actief Bodembeheer Limburg en Interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Een notitie van de Beleidsgroep Bodembeheer Limburg

Gemeente Wierden. Bodemkwaliteitskaart wegbermen en buitengebied gemeente Wierden

Besluit Bodemkwaliteit Flevoland

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland

Omgaan met vrijkomende grond. Notitie. Gemeente Heumen

Bijlage 1: Normering Regeling bodemkwaliteit (inclusief gewijzigde normen per april 2009)

GEMEENTE OLDEBROEK. Gebruik bodemkwaliteitskaart bij grondverzet. 1 Generiek beleid Besluit bodemkwaliteit

Handreiking bodemonderzoek gemeente Smallingerland

Regio Achterhoek Waterschap Rijn en IJssel. Onderdeel A: Bodemkwaliteitskaart gemeenten Regio Achterhoek

2. DOELSTELLING PROTOCOL GRONDVERZET

Legenda Plangebied (Toemaakdek beheergebied ODWH) Gemeentegrenzen Toemaakdek binnen plangebied Toemaakdek buiten plangebied

Bodemfunctieklassenkaart Gemeente Horst aan de Maas. - Toelichting -

Gemeente Den Haag. de gemeenteraad

Bodemrapportage. Dynamisch Rapport Legenda. Bodemlocaties

stappen Kenmerken Gebieds indeling Toelichting

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Baambrugse Zuwe 73 te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen) 1. Inleiding

I I I. Gemeente Heerde.

Begrippen en gebruikte afkortingen

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Locatie gelegen achter Korte Linschoten Westzijde 1 te Linschoten (Montfoort) 1.

Project Besluit bodemkwaliteit en Nota bodembeheer

Bodembeheerplan Zuidwest Fryslân Bolsward, Gaasterlân-Sleat, Lemsterland, Littenseradiel, Nijefurd en Wûnseradiel

Wilhelminapark!23!! Haarlem!

BROCHURE REGELS TOEPASSEN GROND

Inhoud presentatie. Immobilisaten. Taken BG s uit Bbk. Taken Bbk art 28

Bodembeheerplan en Bodemkwaliteitskaart

GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN

De Ruiter Boringen en Bemalingen bv

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan.

Postbus AG DELFT Delftechpark XJ DELFT tel fax Bodembeheerplan gemeente Amersfoort.

Bodemkwaliteitskaart Gemeente Waalwijk, actualisatie 2011

Waarom voor sommige stoffen geen woongrond bestaat en waarom schone grond industriegrond kan zijn.

=287(/$1'(karakterisering dorpskern voor bodemkwaliteitszone s

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Hoek van de Singel en de Provincialeweg N201 Vreeland (gemeente Loenen)

Deze toelichting op de meldingenprocedure bestaat uit twee delen:

Meldingsformulier Besluit Bodemkwaliteit Meldingsnummer:

Gemeente Hengelo. Bodemkwaliteitskaart gemeente Hengelo. Witteveen+Bos. van Twickelostraat 2. postbus AE Deventer. telefoon

- beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Oudhuijzerweg 65 Wilnis, gemeente De Ronde Venen

Zie Wijzigingsblad d.d. 1 januari 2013 bij de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten versie 3 september 2007.

Rapport Historisch onderzoek Kruishoeveweg 1 te Vught

Vraagprijs) ) ,=)kosten)koper)

Vraagprijs) ) ,=)kosten)koper)

Bodemkwaliteitskaart

Hierbij doen wij u de resultaten toekomen van het nader bodemonderzoek op het sportpark De Koepel te Vught.

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Notitie Bodemfunctieklassenkaart gemeente Noordwijk

Bodemrapportage. Bodemrapportage_Burg._Willemstraat_te_Hoensbroek. Geselecteerde locatie. Bodemlocaties

Gemeente Heusden. Bodemkwaliteitskaart gemeente Heusden 2011

- Beschikking - niet ernstige bodemverontreiniging Vinkenkade 7 te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen)

Statistische berekeningen ten behoeve van actualisatie Bodemkwaliteitskaart Gemeente Veere. Eindrapport. Marmos Bodemmanagement

Notitie Historisch bodemonderzoek Binderseind te Gemert

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN

Meesterjoostenlaan!27!! Haarlem!


HUM Bbk Handhaving Uitvoeringsmethode Besluit bodemkwaliteit

Bodembeheerplan gemeente s-hertogenbosch

GRONDVERZET IN NOORD-FRYSLÂN

Cursus BKK Milieuadviesdienst 1

beschikking vaststelling ernst en spoed bodemverontreiniging Breudijk 42 Harmelen (gemeente Woerden) UT0632/ Inleiding

mi in HI ui in iii iii nu i Raad d.d.\u <( l^> Aan de gemeenteraad Agendapunt: 6.1/ Documentnr.: RV Roden, 9 januari 2013 Onderwerp

HANDREIKING GRONDVERZET

BESLUIT INSTEMMING DEELSANERINGSPLAN VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Vervolg onderzoek locatie Bredeweg 69 te Randwijk; aanvulling verkennend bodemonderzoek.

Generaal!Bothastraat!40!! Haarlem!

- beschikking. ernst en urgentie bodemverontreiniging Amersfoortseweg 9 Bunschoten

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

sectorplan Ernstig verontreinigde grond

Handreiking Grondverzet

Bodembeheerplan Gemeente Den Haag

Voorstel voor de Raad

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

G R O N D V E R Z E T m e t b o d e m k w a l i t e i t s k a a r t e n

: NEN 5740 ONV (onverdacht), NEN 5707 VED-H (Verdachte locatie met diffuse bodembelasting heterogeen verdeeld)

Morinnesteeg!12!! Haarlem!

Vraagprijs) ) ,=)kosten)koper)

Gemeente Oldenzaal Bodemkwaliteitskaart gemeente Oldenzaal

Bodeminformatie. Gijsbrecht van Amstelstraat 92 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven

Nieuwe!Gracht!34!+36+38!! Haarlem!

Aan: Provincie Utrecht Dienst Wegen, Verkeer en Vervoer t.a.v. de heer E. Koevoets. Postbus TH Utrecht. Geachte heer Koevoets,

Gemeente ř Bergen op Zoom

Bodemkwaliteitskaart gemeente Twenterand

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ DEELONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Aan: Gemeente Baarn T.a.v. de heer W. Stolp Postbus BA Baarn. Geachte heer Stolp,

Addendum bij de nota bodembeheer gemeenten IJsselstein, Houten, Nieuwegein en Lopik versie 4 januari 2011

provincie:: Utrecht VERZO N D EN 0 1 APR 2003 Aan: Houtkamp, s Bouwbedrijf B. V. t.a.v. de heer ing. P. KeIler Boterdijk NA Uithoorn

Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan

Rapport Partijkeuring grond (in-situ) Strijpweg te Tull en 't Waal

Regionale ligging van de onderzoekslocatie Bijlage I AMSTERDAM Locatie Topografische Dienst Nederland, Emmen Opdrachtgever Schaal Status Gemeente Amst

NOTITIE. 1. Inleiding. 2. Beleidsruimte. Gemeente Bunnik. J. Neyssen

Gemeente Hof van Twente Bodemkwaliteitskaart gemeente Hof van Twente (inclusief wegbermenkaart)

Transcriptie:

Gemeente Berkelland Waterschap Rijn en IJssel Dienst Landelijk Gebied Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan II: Noordwesthelft gemeente Berkelland (vml. gemeenten Borculo, Neede en Ruurlo, inclusief landinrichtingsproject Neede-Borculo ) periode 2005-2009 van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44

Gemeente Berkelland Waterschap Rijn en IJssel Dienst Landelijk Gebied Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan II: Noordwesthelft gemeente Berkelland (vml. gemeenten Borculo, Neede en Ruurlo, inclusief landinrichtingsproject Neede-Borculo ) periode 2005-2009 referentie projectcode status EBG33-3/achh/001 EBG33-3 definitief 01 projectleider projectdirecteur datum drs. A.M.D. van Aalten ir. W. Hendriks 8 september 2005 autorisatie naam paraaf goedgekeurd drs. A.M.D. van Aalten van Twickelostraat 2 Het kwaliteitsmanagementsysteem van is gecertificeerd volgens ISO 9001 : 2000 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Raadgevende ingenieurs bijv., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.

INHOUDSOPGAVE blz. 1. INLEIDING 1 1.1. Algemeen 1 1.2. Aanleiding 1 1.3. Toepassingmogelijkheden 1 1.4. Werkwijze 2 1.5. Aansprakelijkheid 2 1.6. Leeswijzer 2 2. WETTELIJK KADER GRONDVERZET 3 2.1. Inleiding 3 2.2. Bouwstoffenbesluit 3 2.3. Ministeriële vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden 4 2.4. Ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet 4 2.5. Nota Grond grondig bekeken en interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten 5 2.6. Provinciaal beleid 6 2.7. Gemeentelijk beleid 6 2.8. Relatie met andere wetgevingen 7 2.8.1. Wet bodembescherming 7 2.8.2. Wet milieubeheer 8 2.8.3. Wet verontreiniging oppervlaktewateren 8 2.8.4. Wet op de Ruimtelijke Ordening en de aanlegvergunning 8 2.8.5. Wet op de Ruimtelijke Ordening en de woningwet 8 2.8.6. Ontgrondingenwet 9 2.8.7. Monumentenwet 9 2.8.8. Asbestwegenbesluit, -verwijderingsbesluit en arbeidsomstandighedenbesluit 9 2.8.9. Circulaire Onderhoudsbaggerspecie 9 3. BODEMKWALITEITSKAART 10 3.1. Inleiding 10 3.2. Kaart met homogene deelgebieden 10 3.3. Stappenplan 10 3.4. Definitieve zone-indeling en uitgangspunten 11 3.5. Bespreking kengetallen 12 4. GEMEENTELIJK BELEID VOOR HERGEBRUIK VAN GROND ALS BODEM 13 4.1. Inleiding 13 4.2. Samenvatting hergebruik grond 13 4.3. Toets matrixtabel (mogelijkheden grondverzet binnen het beheersgebied) 14 4.4. Toets kenpuntenkaart (afwijkende bodemkwaliteit) 15 4.5. Toets bijzondere situaties 17 4.5.1. Toepassings- of herkomstlocatie dieper dan 2 m-mv 18 4.5.2. Dempen van oppervlaktewater 18 4.5.3. Grondverzet ter plaatse van waardevolle landschapselementen 19 4.5.4. Grondverzet ter plaatse van grondwaterbeschermingsgebieden 19 4.5.5. Arseenrijke grond 20 4.5.6. Grond afkomstig uit een bestaand werk 22 4.6. Toets herkomst- of toepassingslocatie buiten het beheersgebied 23 4.6.1. Aanvoer van grond afkomstig van buiten het beheersgebied 23 4.6.2. Toepassing van vrijkomende grond buiten het beheersgebied 24 5. PROCEDURES 25 5.1. Algemeen 25 5.2. Melding en registratie 25 11

5.3. Bevoegd gezag, toezicht en handhaving 26 5.4. Communicatie en voorlichting 27 5.5. Vaststellingsprocedure 27 5.6. Geldigheidsduur en uitbreiding 27 5.7. Rapportage en evaluatie 28 REFERENTIES 29 Gemeentelijk Beleid 29 Provinciaal beleid 29 Landelijk beleid 29 30 Overige literatuur 30 GEBRUIKTE AFKORTINGEN 31 TERMINOLOGIE 32 METADATABESTAND KAARTLAGEN 35 laatste bladzijde 35 bijlagen aantal bladzijden I Beheersgebied bodemkwaliteitskaart 1 II Bodemkwaliteitskaart, kenpuntenkaart, melding en handhaving a. Definitieve zoneringskaart 10 b. Kenpuntenkaart 1 c. Beslisdiagrammen 3 d. Meldingsformulier 2 e. Transportgeleidebon 2 f. Registratiesysteem (geautomatiseerd) 2 g. Handhavingsmomenten 1 h. HUM Grondstromen 5 III Toelichtende notitie onderzoek boomgaardpercelen 2 IV Stappenplan a. Toelichtende notitie 6 b. Homogene deelgebieden 1 c. Geomorfologie, bodemgebruik en bodemtypen 3 d. Locatie monsternemingspunten (kaart, boorstaten, analyserapport) 7 V Kengetallen en toetsingen 3 VI Waterbodems a. Toelichtende notities 12 b. Watergangen in beheer bij het waterschap (incl. kwaliteitsgegevens) 35 c. Begrenzing water-/landbodem voor Slinge, Berkel, Bolksbeek en Schipbeek p.m. VII Landschapselementen a. Toelichtende notitie 2 b. Bestemmingsplannen Buitengebied Borculo, Neede en Ruurlo 6 c. Bodemtypenkaart 1 d. Grondwatertrappenkaart 1 VIII Arseen a. Arseengehalten in grond (0 tot 2 m-mv) 1 b. Nabron-documentatie 1 IX Waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en (100-jaars) intrekzone 1 X Toetsing bodemvreemde bestanddelen 1 XI Gelderse Ontgrondingenverordening 3 2 2

1. INLEIDING 1.1. Algemeen In opdracht van de projectpartners Gemeente Berkelland, Waterschap Rijn en IJssel en de Dienst Landelijk Gebied (DLG) heeft een bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan opgesteld voor de noordwesthelft van de gemeente Berkelland (vml. gemeenten Borculo, Neede en Ruurlo). Het beheersgebied omvat het reconstructie-pilotgebied Steureg Vedan, waarbinnen ook het landinrichtingsproject Neede-Borculo is gelegen. Het beheersgebied heeft een oppervlakte van ca. 15.692 hectare. In bijlage I is het beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart weergegeven evenals de begrenzing van het landinrichtingsproject Neede-Borculo. Op 21 juni 2005 is voor het zuidoostelijk deel van de gemeente Berkelland de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan vastgesteld en per 11 augustus onherroepelijk van kracht geworden [ref. 27]. 1.2. Aanleiding Als gevolg van de regelgeving voortvloeiend uit het Bouwstoffenbesluit [ref. 19] is het hergebruik van grond aan strikte regels gebonden en geldt een keuringsregime. De ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet [ref. 16] biedt in deze uitkomst. Met deze regeling is het mogelijk het hergebruik van diffuus verontreinigde grond als bodem toe te staan, mits (1) van de ontvangende bodem een bodemkwaliteitskaart annex bodembeheerplan is vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders en (2) de toepassing niet leidt tot een verslechtering van de ontvangende bodem (stand still-principe). Met deze rapportage is invulling gegeven aan deze randvoorwaarden. Elk van de projectpartners heeft baat bij het opstellen van een bodemkwaliteitskaart. De gemeente heeft te maken met grondverzet bij bouw- en aanlegvergunningen, bestemmingsplanontwikkelingen en bij de aanleg en het onderhoud van diverse (infrastructurele) werken. Als bevoegd gezag is de gemeente daarnaast verantwoordelijk voor behoud en waar mogelijk verbetering van de bodemkwaliteit en landschapswaarden. Met het bodembeheerplan wordt tevens invulling gegeven aan fysieke duurzaamheid zoals aangegeven in de strategische visie op het ruimtelijk domein in de programmabegroting van de gemeente Berkelland. De bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan is een instrument om kritisch maar ook efficiënt om te gaan met de schaarse ruimte en het gebruik van grond als basis van de woon- en leefomgeving enerzijds en als abiotische component voor natuur en landschap anderzijds. Een bodemkwaliteitskaart evenals het bodemloket vormen beide de uitwerking van het Actief Bodembeheer dat sinds 1998 (nationaal) is ingezet. Ook DLG en het waterschap hebben voordeel bij de bodemkwaliteitskaart. De komende jaren hebben zij te maken met grootschalig grondverzet bij ruilverkavelingen en de aanleg van retentiegebieden. In de planvorming van de landinrichting Neede-Borculo alleen al is sprake van circa 90.000 m 3 grondverzet, waarvan zoveel mogelijk binnen het beheersgebied zal worden afgezet. Met het opstellen van een bodemkwaliteitskaart wordt ook voor deze instanties een aanzienlijke kostenreductie gerealiseerd. De kostenreductie is gelegen in het feit dat in veel gevallen geen tijdrovende en kostbare partijkeuringen noodzakelijk zijn en volstaan kan worden met een melding 5 werkdagen voorafgaand aan het grondverzet. 1.3. Toepassingmogelijkheden De bodemkwaliteitskaart heeft primair tot doel om op milieuhygiënisch verantwoorde wijze om te gaan met diverse grondstromen binnen het beheersgebied. De kaart kan daarnaast bijdragen aan het zogenaamde breedbeeldspoor (spoor 2) van het Rijksprogramma Landsdekkend Beeld 2005 [ref. 25] en kan als hulpmiddel dienen bij de opzet en interpretatie van regulier bodemonderzoek. Ook is het mogelijk om de achtergrondwaarden te gebruiken in geval van bodemsanering, bij het vaststellen van de nulsituatie in het kader van de Wet milieubeheer en het maken van keuzes in het kader van ruimtelijke ordening en landschaps-/natuurontwikkeling. 11

1.4. Werkwijze Het opstellen van de bodemkwaliteitskaart (BKK) met bodembeheerplan (BBP) is gebaseerd op de ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet [ref. 16], de landelijke interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten [ref. 14] en de provinciale nota Hergebruik van diffuus verontreinigde grond in Gelderland [ref. 10]. Op hoofdlijnen is voor het opstellen van de BKK met BBP de volgende werkwijze gevolgd: - opstellen van een kaart met homogene deelgebieden waarbij gelijke uitgangspunten zijn gehanteerd als bij de bodemkwaliteitskaart voor Berkelland Zuidoost; - verzamelen en (voor)bewerken van beschikbare bodemkwaliteitsgegevens; - doorrekenen en toetsen van de gebiedseigen bodemkwaliteit per zone (achtergrondwaarden); - opstellen van een definitieve zoneringskaart; - vaststellen van regels voor grondverzet met als doel (1) het structureren van grondstromen, (2) het behalen van een kostenreductie door optimaal hergebruik van grond en (3) het beschermen en waar mogelijk verbeteren van de grondkwaliteit (stand still-principe) en/of landschapswaarden. De bodemkwaliteitskaart is in overleg met de projectpartners en de provincie Gelderland tot stand gekomen. De bodemkwaliteitskaart met het bodembeheerplan zal door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Berkelland worden vastgesteld. 1.5. Aansprakelijkheid De bodemkwaliteitskaart geeft een goede indicatie van de gebiedseigen bodemkwaliteit binnen een gebied, echter geeft geen garantie voor de kwaliteit van een bepaalde partij grond. Indien bij (graaf-) werkzaamheden een substantiële hoeveelheid bodemvreemd materiaal wordt aangetroffen of anderszins sprake is van zintuiglijke afwijkingen in de bodem, dient dit in alle gevallen gemeld te worden bij de gemeente. De eindverantwoording voor de toepassing van grond blijft bij de eigenaar of erfpachter waar de grond wordt toegepast. De gemeente kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortkomt uit onzekerheden in de bodemkwaliteitskaart of het bodembeheerplan. Wel heeft de gemeente hierin op grond van het Bouwstoffenbesluit en de Wet bodembescherming een toetsende en adviserende verantwoordelijkheid. 1.6. Leeswijzer In hoofdstuk 2 is op hoofdlijnen het wettelijk en provinciaal beleidskader geschetst. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar de nota Grond grondig bekeken [ref. 20], de handreiking Grondverzet voor gemeenten [ref. 15] en de HUM Grondstromen (bijlage II-h; ref. 13). Hoofdstuk 3 behandelt de opzet en uitkomsten van de bodemkwaliteitskaart. Voor details met betrekking tot de aanpak wordt verwezen naar bijlage IV. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het gemeentelijk beleid en de regels waaraan het grondverzet binnen het beheersgebied is gebonden. Aspecten zoals voorlichting, melding, handhaving en de vaststellingsprocedure komen aan bod in hoofdstuk 5. Waar nodig zijn teksten geciteerd uit de nota Hergebruik van diffuus verontreinigde grond in Gelderland of de gemeentelijke beleidsnota Actief Bodem- en Bouwstoffenbeheer Gemeente Eibergen [ref. 4]. Aansluitend zijn de referenties vermeld, is een overzicht opgenomen van veel gebruikte afkortingen en is een toelichting gegeven op gebruikte technisch inhoudelijke en beleidsmatige terminologieën. Volgens de terminologie van de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten vormt hoofdstuk 3 het bodemkwaliteitskaartgedeelte en vormen hoofdstuk 4 en 5 het bodembeheerplangedeelte. Afhankelijk van het doelgroeptype zijn bepaalde onderdelen van deze rapportage van belang: - voor voorlichters van Gemeente, Waterschap en DLG is m.n. hoofdstuk 4 en bijlage II van belang; - bestuurders en beleidsmakers kunnen zich desgewenst beperken tot de hoofdstukken 1, 2 en 5; - uitvoerders en initiatiefnemers van het grondverzet (aannemers, loonwerkers, adviesbureaus) moeten weet hebben van de meldingsformulieren in bijlage II-d en hoofdstuk 4; - gemeentelijke toetsers van de meldingen en de handhavers moeten bekend zijn met hoofdstukken 4 en 5 en bijlage II; - met betrekking tot communicatie en voorlichtingsactiviteiten is paragraaf 5.4 van belang. 2 2

2. WETTELIJK KADER GRONDVERZET 2.1. Inleiding Om de bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan te kunnen plaatsen is inzicht in de geldende wetgeving, alsmede het landelijk, provinciaal en gemeentelijk geformuleerde beleid nodig. Achtereenvolgens komt aan de orde: - het Bouwstoffenbesluit ( 2.2); - de ministeriële vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit ( 2.3); - de ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet ( 2.4); - de nota Grond grondig bekeken en de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten ( 2.5); - het provinciaal beleid ( 2.6); - het gemeentelijk beleid ( 2.7); - de relatie met andere wetgevingen ( 2.8). 2.2. Bouwstoffenbesluit Per 1 juli 1999 is het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming [ref. 19] volledig van kracht. Het Bouwstoffenbesluit stelt regels aan het toepassen van steenachtige bouwmaterialen. Dit enerzijds met als doel de uitloging van verontreinigende stoffen naar de bodem en het oppervlaktewater te beperken en anderzijds om het gebruik van secundaire bouwstoffen te stimuleren. Ook grond wordt als (niet-vormgegeven) bouwstof aangemerkt. De hergebruiksmogelijkheden van grond zijn afhankelijk van de samenstelling en uitloging aan kritische stoffen, waarbij vier categorieën zijn te onderscheiden (tabel 2.1). Tabel 2.1. Categorie-indeling grond met bijbehorende toepassingsvoorwaarden categorie kwaliteit 1) Toepassingsvoorwaarden schoon categorie 1 categorie 2 niet toepasbaar toelichting: voldoet aan samenstellingswaarde bijlage 1 van het Bouwstoffenbesluit 2) voldoet aan samenstellings- èn (zonder isolatie) immissiewaarden bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit voldoet aan samenstellings- èn (met isolatie) immissiewaarden bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit voldoet niet aan samenstellings- òf (met isolatie) immissiewaarden bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit geen - de grond kan zonder restricties in een werk 3) of als bodem 4) worden toegepast de grond kan (zonder isolerende voorzieningen) in een werk worden toegepast, waarbij onder meer de volgende aanvullende eisen zijn gesteld: - afhankelijk van de uitloging geldt een max. toepassingshoogte - melding aan bevoegd gezag - verwijderingsplicht - minimale hoeveelheid 50 m 3 de grond kan alleen in een werk worden toegepast, waarbij onder meer de volgende aanvullende eisen zijn gesteld: - afhankelijk van de uitloging geldt een max. toepassingshoogte - melding aan bevoegd gezag - verwijderingsplicht - min. 10.000 ton (1.000 ton voor wegfunderingen) - IBC-maatregelen hergebruik van grond is niet toegestaan; bij uitname dient de grond gereinigd of gestort te worden. 1) Voor een kwaliteitsbepaling (ook wel partijkeuring) conform het Bouwstoffenbesluit zijn diverse protocollen beschikbaar, waaronder de VKB-1018 protocollen en de in situ NEN-5740 protocollen (B10 t/m B14); 2) In dit kader is de vrijstellingsregeling Samenstellings- en Immissiewaarden ook van belang (zie 2.3); 3) Hiermee wordt het toepassen (hergebruiken) van grond verstaan in een daarvoor geschikt werk conform de toepassingseisen van het Bsb. Er mag geen opmenging met de onderliggende (ontvangende) bodem plaatsvinden en de toegepaste grond moet worden verwijderd wanneer het werk zijn functie verliest. 4) Hiermee wordt het toepassen (hergebruiken) van grond verstaan in een werk dat uiteindelijk weer onderdeel zal uitmaken van de bodem (bijv. een ophooglaag). Deze toepassingsvorm is toegestaan voor niet ernstig diffuus verontreinigde grond onder het regime van de vrijstellingsregeling Grondverzet. 3 3

Gelijktijdig met het Bouwstoffenbesluit zijn 2 ministeriële vrijstellingsregelingen van kracht geworden, nl: - ministeriële vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden Bouwstoffenbesluit ( 2.3); - ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet ( 2.4). In 2004 zijn daarnaast nog 2 vrijstellingsregelingen van kracht geworden, te weten: - tijdelijke vrijstellingsregeling Bouwstoffenbesluit 2004 [ref. 21]; - tijdelijke vrijstellingsregeling Eisen grond en baggerspecie [ref. 22]. Deze 2 laatste vrijstellingsregelingen zijn voor dit hoofdstuk van minder belang en zijn derhalve niet toegelicht. 2.3. Ministeriële vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden In de ministeriële vrijstellingsregeling Samenstellings- en immissiewaarden [ref. 23] is een aantal wijzigingen in de samenstellings- en immissiewaarden uit bijlage 1 en 2 van het Bouwstoffenbesluit doorgevoerd. Belangrijkste wijziging is dat voor schone grond voor een aantal stoffen een beperkte overschrijding van de samenstellingswaarde uit bijlage 1 (SW1) is toegestaan (voorheen ook wel MVR-grond genoemd). toetsingsregel MVR In de MVR is onder andere de volgende toetsingsregel opgenomen: - bij een toetsing (analyse) van 10 tot 20 stoffen is voor maximaal 3 stoffen een overschrijding van de SW1 (Samenstellingswaarde 1 uit het Bouwstoffenbesluit) met ten hoogste een factor 2 toegestaan (NB. voor een aantal stoffen is een overschrijding tot 3 maal de SW1 toegestaan); - bij een toetsing (analyse) van meer dan 20 stoffen is voor maximaal 4 stoffen een overschrijding van de SW1 met ten hoogste een factor 2 toegestaan. Als restrictie geldt dat geen van de stoffen de tussenwaarde (TW=(SW1+SW2)/2) van het Bouwstoffenbesluit mag overschrijden. 2.4. Ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet De ontwikkeling van de ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet (MVG, ref. 16) is een reactie op het spanningsveld dat tussen het Bouwstoffenbesluit en het gedachtegoed van Actief bodembeheer is ontstaan. Actief bodembeheer beoogt hergebruik van (niet ernstig verontreinigde) grond met als uitgangspunt de grond weer definitief onderdeel van de bodem te laten uitmaken. Dit in tegenstelling tot het Bouwstoffenbesluit dat uitgaat van toepassing in een (tijdelijk en functioneel) werk (zie 2.2). Met deze vrijstellingsregeling kunnen bij hergebruik van grond als bodem binnen het beheersgebied de volgende verplichtingen van het Bouwstoffenbesluit komen te vervallen: - de verplichting om de milieuhygiënische kwaliteit van de te gebruiken grond te onderzoeken volgens de eisen van het Bouwstoffenbesluit; - de verplichting om de samenstelling van de grond te bepalen volgens geen andere dan de in het besluit voorgeschreven methode; - de verplichting om de grond niet met de bodem te vermengen en de verplichting om ervoor te zorgen dat de grond kan worden verwijderd; - de verplichting een minimum hoeveelheid grond te gebruiken bij toepassing van categorie 1- en 2- grond; - de verplichting om bij toepassing van categorie-2 grond isolatie-, beheers- en controlemaatregelen te treffen (zogenaamde IBC-maatregelen). Deze vrijstelling wordt echter alleen verleend wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: - de grond wordt toegepast in een gebied waarvoor een bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan is opgesteld (zie bijlage 1 van de nota Grond grondig bekeken, 2.5); - de toe te passen grond is van vergelijkbare of betere kwaliteit dan de kwaliteit van de ontvangende bodem (stand still-principe); - de eigenaar of erfpachter van de bodem waarop de grond wordt toegepast, meldt dit tenminste 5 werkdagen van tevoren aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente. 4 4

Daarnaast is in de nota Grond grondig bekeken aangegeven dat de toepassing van grond niet mag leiden tot risico's bij het huidig of toekomstig gebruik van de bodem of tot verspreidingsrisico's van verontreinigingen. De vrijstellingregeling Grondverzet heeft alleen betrekking op het hergebruik van de bouwstof 'grond' als 'bodem'. Het toepassen van bouwstoffen anders dan grond of het toepassen van grond in een (tijdelijk en functioneel) werk valt dus niet onder het regime van de vrijstellingsregeling, maar onder die van het Bouwstoffenbesluit. In situaties waarin normaalgesproken het Bouwstoffenbesluit niet van kracht is, is de vrijstellingsregeling vanzelfsprekend ook niet van kracht. Dit is bijvoorbeeld het geval bij: - het tijdelijk uitnemen van grond en verwerking op/nabij dezelfde locatie; - het verspreiden van bagger op de kant; - het toepassen van ernstig verontreinigde grond. 2.5. Nota Grond grondig bekeken en interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten Het kader voor het omgaan met grondstromen is geformuleerd in de landelijke beleidsnota Grond grondig bekeken (GGB, ref. 20). De kern van de nota is in tabel 2.2 samengevat. Tabel 2.2. Omgaan met grond [ref. 20] kwaliteit grond toepassing Schoon niet ernstig verontreinigd als bodem 1) Ja Ja in werk 1) in stortplaats 2) Ja (zonder restricties, maar beleidsmatig minder gewenst) Nee (tenzij onvoldoende diffuus verontreinigde of niet-reinigbare grond beschikbaar is) (ook wel diffuus verontreinigd) (onder randvoorwaarden van bodembeheerplan) Ja (mits voldaan wordt aan de samenstellings- en immissiewaarden van het Bouwstoffenbesluit) Nee (tenzij onvoldoende niet-reinigbare grond beschikbaar is) storting 3) Nee Nee ja ernstig verontreinigd nee (m.u.v. herschikken binnen geval van ernstige verontreiniging) 4) nee ja (bij voorkeur niet-reinigbare grond) (alleen niet-reinigbare grond) 1) Voor een toelichting, zie begrippenlijst of toelichting tabel 2.1; 2) Verontreinigde grond kan in een stortplaats worden toegepast bij wijze van afwerking (bijv. tussenlagen t.bijv. stabilisatie of bovenafdichting). Het heeft de voorkeur hier voor niet-reinigbare sterk verontreinigde grond te gebruiken; 3) Alleen niet-reinigbare sterk verontreinigde grond is geschikt als stortmateriaal (onderdeel van stortlichaam); 4) Kan alleen op grond van een beschikking van het saneringsplan. Uitgangspunt voor hergebruik van grond is het streven naar een gesloten grondbalans op het laagst mogelijke schaalniveau. Dat wil zeggen dat overtollige grond zoveel mogelijk binnen dezelfde locatie en op een zo hoogwaardig mogelijke manier wordt hergebruikt. Om dit principe vorm te geven heeft de gemeente Berkelland een voorkeursvolgorde uitgewerkt ( 2.7). Bijlage 1 van de nota GGB bevat de interim-richtlijn Opstellen en toepassen van bodemkwaliteitskaarten in het kader van de vrijstellingsregeling Grondverzet [ref. 14]. Deze interim-richtlijn bevat regels voor het opstellen van een bodemkwaliteitskaart en het bijbehorende bodembeheerplan. 5 5

2.6. Provinciaal beleid rol provincie bij grondverzet Ook de provincie kent taken in het kader van de vrijstellingsregeling Grondverzet. Naast een algemene coördinerende en faciliterende taak is in de regeling een tweetal expliciete bevoegdheden aan de provincie toegekend: - het aanwijzen van gebieden waarvoor niet de gemeente, maar de provincie bevoegd is om de bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan vast te stellen (bijv. de provinciale wegbermen); - het formuleren van provinciaal beleid voor grondverzet. De volgende (beleids)stukken zijn in dit kader van toepassing: Hergebruik van diffuus verontreinigde grond in Gelderland [ref. 10]; de nadien verstuurde notitie Aandachtspunten bij het opstellen van bodemkwaliteitskaart en -plan [ref. 31]. milieubeschermingsgebieden In de Provinciale milieuverordening Gelderland (PmG) zijn grondwaterbeschermingsgebieden als bijzonder beschermingsgebied aangewezen. In paragraaf 4.5.4 wordt ingegaan op de grondwaterbeschermingsgebieden binnen het beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart en de specifieke regels die gelden ten aanzien van het grondverzet en melding hiervan. het gebruik van achtergrondwaarden als terugsaneerwaarden Binnen de provincie Gelderland is het toegestaan om de achtergrondwaarden in te zetten bij de gevalsdefinitie en als terugsaneerwaarde. Hiervoor hanteert de provincie 1,2 x achtergrondwaarde 1. Dit kengetal is opgenomen in bijlage V en tabel 3.4. Het gebruik is alleen dan toegestaan wanneer de provincie hier in de vorm van een beschikking van het saneringsplan mee instemt. gebieden met van nature voorkomende verontreiniging In de provinciale nota Hergebruik van diffuus verontreinigde grond in Gelderland is opgenomen hoe om te gaan met van nature aanwezige verontreiniging, zoals arseen. Ook in het beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart worden verhoogde gehalten aan arseen gemeten. Omdat deze verhoogde gehalten niet in aaneengesloten ruimtelijke eenheden voorkomen, is afgezien van een aparte zonering. In paragraaf 4.5.5 is uitgewerkt aan welke voorwaarden voldaan moet worden bij het toepassen van arseenhoudende bodems die ten gevolge van chemische neerslagvorming uit kwelwater zijn ontstaan. 2.7. Gemeentelijk beleid In de nota Grond grondig bekeken is een voorkeursvolgorde uitgewerkt voor het omgaan met grond (Ladder van Lansink). In de gemeentelijke beleidsnota Actief Bodem- en Bouwstoffenbeheer Gemeente Eibergen [ref. 4] is op grond hiervan een voorkeursvolgorde voor licht verontreinigde grond uitgewerkt (zie figuur 2.1). Hoe lager op de ladder (sporten), des te minder de inspanning is voor duurzaam hergebruik van de bodem. Voor hergebruik van grond binnen de gemeente Berkelland zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij deze nota. 1 Hierbij wordt opgemerkt dat de achtergrondwaarde gelijk gesteld is aan de gemiddelde waarde, tenzij de gemiddelde waarde lager is dan de streefwaarde uit de Wet bodembescherming; in dat geval is de achtergrondwaarde gelijk gesteld aan de streefwaarde. 6 6

Figuur 2.1. Voorkeursvolgorde voor hergebruik van grond 1 e sport voorkomen van onnodig grondverzet (in de besluitvorming bij het ontwerp, het bestek, Bouw- en Ruimtelijke Ordening procedures) 2 e sport hergebruik binnen dezelfde locatie (gesloten grondbalans in het bouwplan en/of bestek) 3 e sport hergebruik als bodem buiten de locatie echter binnen de gemeente of de regio (in een gebied van vergelijkbare bodemkwaliteit op basis van een bodemkwaliteitskaart/bodembeheerplan) 4 e sport hergebruik binnen een werk conform de eisen van het Bouwstoffenbesluit (in of nabij de gemeente; < 10 à 20 km) 5 e sport afvoer naar een erkende be- of verwerker (zoals een BRL-gecertificeerde grondbank; > 10 à 20 km) Het beleid van de gemeente is in de eerste plaats gericht op preventie van grondverzet of grond zoveel mogelijk als bodem nabij de locatie (bijv. binnen dezelfde zone) opnieuw te gebruiken. Al eerder zijn binnen de gemeente Berkelland 5 gebiedsgerichte bodemkwaliteitskaarten en bodembeheerplannen opgesteld. Namelijk voor de zuidoosthelft van gemeente Berkelland en de noordrand van gemeente Groenlo-Lichtenvoorde [ref. 27], voor het bedrijventerrein Laarberg op de grens van voormalige gemeente Eibergen en gemeente Groenlo-Lichtenvoorde [ref. 26], voor de wegbermen in beheer bij voormalige gemeenten Eibergen en Ruurlo [resp. ref. 28 en ref. 7] en voor de wegbermen in beheer bij de provincie Gelderland [ref. 8]. 2.8. Relatie met andere wetgevingen In hiernavolgende paragrafen volgt een (niet uitputtend) overzicht van de relatie die het Bouwstoffenbesluit en de vrijstellingsregeling Grondverzet hebben met andere wetgeving. 2.8.1. Wet bodembescherming De Wet bodembescherming (Wbb) is de centrale wet die zich richt op de bescherming van de bodem tegen verontreiniging en andere vormen van aantasting. De bodem is, in de Wet bodembescherming, het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen. Op grond van de Wet bodembescherming is ieder die op of in de bodem handelingen verricht en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat die handelingen de bodem verontreinigingen of aantasten, verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om die verontreiniging of aantasting te voorkomen. Voor bodemverontreinigingen met een omvang van meer dan 25 m 3 in grond of meer dan 100 m 3 in grondwater boven de interventiewaarde is de provincie Gelderland bevoegd gezag. Voor kleinere verontreinigingen (<25 m 3 in grond of <100 m 3 in grondwater) is de gemeente bevoegd gezag. 7 7

Wanneer sprake is van een puntverontreiniging of een ernstige diffuse verontreiniging kan geen gebruik worden gemaakt van de vrijstellingsregeling Grondverzet, maar is de Wet bodembescherming van kracht. Binnen de provincie Gelderland is het echter wel toegestaan om de achtergrondwaarde in te zetten als terugsaneerwaarde (zie 2.7). Voornemens tot sanering van ernstige bodemverontreiniging moeten worden gemeld bij de provincie Gelderland. Met indiening van de bodemonderzoeken en het saneringsplan dient Gedeputeerde Staten goedkeuring te geven aan het saneringsplan. Nieuw ontstane verontreinigingen (na 1987) dienen op grond van het zorgplichtartikel 13 direct te worden gemeld en opgeruimd, eveneens onder indiening van de bodemonderzoeken en het saneringsplan bij de provincie. 2.8.2. Wet milieubeheer De Wet milieubeheer (Wm) stelt regels aan het ontdoen van afvalstoffen. Daarbij is het in beginsel verboden afvalstoffen op of in de bodem te brengen. Op grond van jurisprudentie van het Europese Hof wordt verontreinigde bodem ook als afvalstof beschouwd. Het Bouwstoffenbesluit en dus ook de vrijstellingsregeling Grondverzet gaan er vanuit dat het hergebruik van grond een zekere functie moet hebben. In situaties waar deze functionaliteit op geen enkele wijze aannemelijk kan worden gemaakt, bijvoorbeeld bij de overdimensionering van een grondwerk, is geen sprake van hergebruik maar van verkapt storten van afval. Dit is niet toegestaan zonder een vergunning op grond van de Wet milieubeheer. Bij twijfel is het aan de initiatiefnemer van het werk om bij de melding een gedegen motivering te overleggen. Het bevoegd gezag kan zich vervolgens uitspreken of sprake is van het ontdoen van afvalstoffen of van hergebruik als bodem. 2.8.3. Wet verontreiniging oppervlaktewateren De vrijstellingsregeling Grondverzet heeft alleen betrekking op hergebruik van grond op landbodem. Bij het toepassen van grond in oppervlaktewater of op waterbodem (bijv. taluds van sloten of uiterwaardegebieden) is de Wet verontreiniging oppervlaktewateren van toepassing. In dat geval is de waterkwaliteitsbeheerder - in casu Waterschap Rijn en IJssel - bevoegd gezag. Een uitzondering op de regel is de situatie waarin een oppervlaktewater wordt gedempt met het oog op herstel van de oorspronkelijke landbodem. Het waterschap heeft hiervoor een aparte notitie uitgewerkt (bijlage VI). De essentie hiervan is weergegeven in paragraaf 4.5.2. 2.8.4. Wet op de Ruimtelijke Ordening en de aanlegvergunning In het Bouwstoffenbesluit en de vrijstellingsregeling Grondverzet is aangegeven aan welke chemische en fysische eisen het toepassen van grond moet voldoen. Op grond van artikel 14 en 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is de gemeente daarnaast bevoegd om aanvullende eisen te stellen ten behoud of herstel van waardevolle landschapselementen. De gemeente heeft hieraan invulling gegeven met het bestemmingsplan Buitengebied. In bijlage VII is een notitie met het kader en de strekking van de aanvullende eisen bijgevoegd. De essentie hiervan wordt verder behandeld in paragraaf 4.5.3. 2.8.5. Wet op de Ruimtelijke Ordening en de woningwet Deze wet stelt via de bouwvergunning of de sloopvergunning eisen aan het omgaan met grond in verband met de geschiktheid voor de functie. Bij woningbouw is vaak sprake van een onderzoeksplicht en grondafvoer naar buiten de bouwlocatie. In die gevallen is ook sprake van samenloop van het verlenen van de bouwvergunning met de eisen uit het Bouwstoffenbesluit of de ministeriële vrijstellingsregeling Grondverzet. In die gevallen kunnen middels de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan minder onderzoekseisen gesteld worden. Anderzijds kunnen bij een verdachte locatie specifieke onderzoekseisen gesteld worden en kan de bouwvergunning worden aangehouden of kan een saneringsplan geëist worden of kan een voorschrift van gescheiden sloop van de boven- en ondergrondse infrastructuur aan de orde zijn ten gevolge van een eis tot bodemsanering. 8 8

2.8.6. Ontgrondingenwet De provincie is krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening bevoegd regels te formuleren die betrekking hebben op ontgrondingen. Deze regels zijn opgenomen in de Gelderse Ontgrondingenverordening 1997 die bij besluit van Provinciale Staten op 31 maart 2004 is gewijzigd [ref. 9]. De gewijzigde verordening is bijgevoegd in bijlage XI. De gemeente kan hier ook bij betrokken zijn als het gaat om bestemmingsplangebieden waar een aanlegvergunningenstelsel van toepassing is (zie ook 2.8.4.). 2.8.7. Monumentenwet Medio 2005 zal de wijziging van de Monumentenwet 1988 ten behoeve van de archeologische monumentenzorg van kracht worden. De wetswijziging heeft te maken met de implementatie van het Verdrag van Malta, dat in 1992 werd ondertekend. De provincie zal gebieden aanwijzen met archeologische verwachtingswaarden. Gemeenten dienen de bescherming van deze gebieden te verankeren in het bestemmingsplan. De verantwoordelijkheid voor bodemverstorende projecten komt bij de initiatiefnemers te liggen. Deze moeten voor eigen rekening en risico onderzoek laten doen en beschermende maatregelen nemen. 2.8.8. Asbestwegenbesluit, -verwijderingsbesluit en arbeidsomstandighedenbesluit Bij het voorkomen van asbest in de bodem of in verhardingslagen zijn meerdere wetten en besluiten van toepassing naast de Wet bodembescherming en het beleid van de provincie Gelderland. Ook zijn andere onderzoeksnormen van toepassing dan bij regulier bodemonderzoek. In die gevallen moet contact opgenomen worden met de gemeente. 2.8.9. Circulaire Onderhoudsbaggerspecie In de circulaire Onderhoudsbaggerspecie (Ministerie van VROM, 24 juni 2005, ref. 11) is bezien waar de huidige regelgeving, zonder deze aan te passen extra ruimte biedt voor het op land toepassen van onderhoudsbaggerspecie. Het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen bepaalt dat baggerspecie klasse 1 en 2 alleen op direct aan het oppervlaktewater grenzende percelen mag worden gebracht, waarbij voor klasse 2 specie geldt dat dit alleen over een breedte van maximaal 20 meter mag worden opgebracht. Het begrip direct aan het oppervlaktewater grenzend perceel laat echter ook afzet van baggerspecie toe op een ander perceel dat grenst aan dezelfde watergang. Onder het regime van de vrijstellingsregeling Grondverzet mag ook natte baggerspecie als bodem worden toegepast, waarbij dezelfde voorwaarden gelden die ook gelden voor het toepassen van licht verontreinigde grond (stand still-principe). Baggerspecie kan ook als bouwstof worden toegepast onder het regime van het Bouwstoffenbesluit, waarmee de mogelijkheid bestaat om een groot deel van de klasse 1, 2 en 3 baggerspecie in werken toe te passen. In 2004 is de tijdelijke vrijstellingsregeling Eisen grond en bagger van kracht geworden om ervoor te zorgen dat grond en baggerspecie niet als bouwstof werden afgekeurd op grond van van nature in grond en baggerspecie voorkomende stoffen. Verder hebben Gedeputeerde Staten op grond van de Wet milieubeheer de bevoegdheid om in individuele gevallen ontheffing te verlenen van het stortverbod buiten inrichtingen uit de Wet milieubeheer. Deze bevoegdheid biedt ruimte om bijvoorbeeld het verspreiden van klasse 2 baggerspecie toe te staan op aan het oppervlaktewater grenzende percelen buiten de 20 meter grens, wanneer het hanteren van de 20 meter grens tot een ongewenste ophoging van de perceelsranden leidt. 9 9

3. BODEMKWALITEITSKAART 3.1. Inleiding In algemene zin heeft de bodemkwaliteitskaart tot doel de gebiedseigen bodemkwaliteit binnen het beheersgebied vast te stellen. Hiermee wordt inzicht verkregen in de diffuse verontreiniging binnen een gebied. Een diffuse verontreiniging is vaak het gevolg van menselijk handelen en onderscheidt zich van puntverontreinigingen doordat sprake is van structureel verhoogde gehalten in een relatief groot gebied zonder dat hiervoor directe (punt)oorzaken zijn aan te wijzen. In tegenstelling tot puntverontreinigingen wordt diffuse verontreiniging vaak gekenmerkt door een relatief lange periode van eenduidige bodembelasting. Om een indruk te krijgen van het verschil tussen diffuse verontreiniging en puntverontreinigingen zijn in navolgende tabel 3.1 enkele voorbeelden gegeven. Tabel 3.1. Voorbeelden van diffuse - en puntverontreinigingen diffuse verontreiniging - stedelijk gebied: uitloging van dakgoten, pijpleidingen; diversiteit aan ambachtelijke activiteiten door de eeuwen heen; stedelijke ophooglaag a.g.v. bouw-/sloopwerkzaamheden; atmosferische depositie van roetdeeltjes e.d. - gebruik van bestrijdingsmiddelen/meststoffen in agrarisch gebied - inundatiegebieden (afzetting slib) van rivieren - natuurlijke achtergrondwaarden voor specifieke bodemkundige eenheden 1) puntverontreiniging - lekkage en/of morsingen van brandstoffen of chemicaliën in bijv. ondergrondse tanks - (voormalige) stortlocaties - verontreinigd slib bij overstortpunten in een watergang of haven - erfverhardingen 1) In feite is geen sprake van een verontreiniging, maar van een natuurlijk aangereikt gehalte dat eigen is aan een bodemtype. Bijvoorbeeld specifieke spoorelementen in kleimineralen (Cr, Ni) of pyrietvoorkomens in bepaalde klei- of veenpakketten (As). De diffuse bodemkwaliteit wordt berekend aan de hand van de uitgevoerde onderzoeken binnen het beheersgebied. Deze zijn verwerkt in het geautomatiseerde bodeminformatiesysteem van de gemeente (het databestand BIS4all). 3.2. Kaart met homogene deelgebieden Een indeling naar homogene deelgebieden kan beschouwd worden als een voorlopige zoneringskaart. Dat wil zeggen dat de indeling op verschillende aspecten nog moet worden beoordeeld alvorens een definitieve zoneringskaart wordt gemaakt. De kaart met homogene deelgebieden is voor het landelijk gebied gebaseerd op het kenmerk geomorfologie en voor het stedelijk gebied op de kenmerken gebruikstype en historie. In bijlage IV is uitgewerkt hoe de uiteindelijke definitieve zoneringskaart tot stand is gekomen. 3.3. Stappenplan Om de gebiedseigen (gemiddelde) bodemkwaliteit binnen een beheersgebied vast te stellen is het noodzakelijk dat een aantal stappen wordt doorlopen. Het stappenplan voldoet aan de (minimale) eisen zoals gesteld in de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten. In tabel 3.2 is het stappenplan in kernomschrijving opgenomen. De stappen zijn uitgewerkt in bijlage IV. Tabel 3.2. Stappenplan stap omschrijving 1. Identificatie Het vaststellen van het beheersgebied, de indeling naar bodemlagen en het stoffenpakket waarvoor de achtergrondwaarden worden vastgesteld. 2. Gebiedsindeling Het opstellen van een kaart met homogene deelgebieden. 3. Gegevensverwerking Statistisch (voor)bewerken van de bodemkwaliteitsgegevens (uit het BIS) (vervangen bepalingsgrens, omgang met mengmonsters, verwijderen van uitbijters). 4. Evaluatie Verder bijstellen (vereenvoudigen) van de zonering op basis van zogenaamde significantietoetsen. 10 10

Tabel 3.2. Stappenplan (vervolg) 5. Aanvulling Toetsen of de gegevensdekking (spreiding, aantallen) voldoet. Aanvullen van ontbrekende gegevens (vanuit archief gemeente Berkelland en d.m.v. aanvullend onderzoek Geesteren en Haarlo) 6. Karakterisatie Interpretatie van de gegevens en het vaststellen van de kengetallen per stof, per bodemlaag en per bodemkwaliteitszone. 7. Rapportage Het vervaardigen van de bodemkwaliteitskaarten en de rapportage van gehanteerde werkwijze en uitgangspunten. 3.4. Definitieve zone-indeling en uitgangspunten Na diverse bewerkingen van de dataset en diverse zogenaamde significantietesten is uiteindelijk tot de definitieve zonering gekomen zoals weergegeven in tabel 3.3. Tabel 3.3. Definitieve zone-indeling zone traject oppervlaktedekking 1. stedelijk gebied woningbouw <1900 bovengrond 0,0 tot 0,5 m-mv 0,48 % 2. stedelijk gebied woningbouw >1900 bovengrond 0,0 tot 0,5 m-mv 3,40 % 3. stedelijk gebied industrie bovengrond 0,0 tot 0,5 m-mv 1,20 % 4. stedelijk gebied - ondergrond 0,5 tot 2,0 m-mv 5,08 % 5. landelijk gebied - boven- en ondergrond 0,0 tot 2,0 m-mv 94,91 % Aangetoond is dat de vijf zones elk een karakteristieke homogene bodemkwaliteit vertonen. De definitieve zonering is weergegeven in bijlage II-a. Op deze kaart zijn ook de beheersgebieden weergegeven van de eerder vastgestelde bodemkwaliteitskaarten van de wegbermen in de provincie Gelderland en de wegbermen in de voormalige gemeente Ruurlo. Laatstgenoemde beheersgebieden maken formeel geen deel uit van deze BKK. Hetzelfde geldt voor de wegbermen in de gemeente Borculo en Neede en de waterbodems in het gebied. In het stappenplan is beargumenteerd dat is uitgegaan van de volgende drie bodemlagen inclusief bijbehorend stoffenpakket: - de bovengrond (0,0 tot 0,5 m-mv) stoffenpakket: 8 metalen 2, PAK, EOX en minerale olie; - de ondergrond (0,5 tot 2,0 m-mv) stoffenpakket: 8 metalen, PAK, EOX en minerale olie; - het freatisch grondwater stoffenpakket: 8 metalen 3. Met deze indeling en het stoffenpakket wordt aangesloten bij gegenereerde gegevens van standaard bodemonderzoeken. Het vaststellen van de diffuse grondwaterkwaliteit heeft overigens een indicatief karakter en loopt vooruit op de ontwikkelingen op het gebied van Actief Grondwaterbeheer. Wel geven de berekende waarden inzicht in de noodzaak tot herbemonstering bij het meten van verhoogde grondwaterconcentraties in bijv. de verkennende bodemonderzoeken. Uit de berekeningen blijkt dat het grondwater gekenmerkt wordt door licht verhoogde gehalten aan met name chroom (zie bijlage V). Aan de hand van het gevulde bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn per zone digitale bodemkwaliteitsgegevens verzameld en - via een aantal statistische bewerkingen (bijlage IV) - bewerkt tot een set kengetallen. Deze kengetallen karakteriseren de diffuse bodemkwaliteit binnen elk van de zones. In bijlage V zijn tabellen met kengetallen opgenomen, waarbij tevens getoetst is aan de samenstellingswaarden van het Bouwstoffenbesluit. Ook zijn hier de achtergrondwaarden weergegeven, omgerekend naar de standaardbodem (lutum = 25% en humus = 10%). In de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten zijn criteria geformuleerd met betrekking tot het aantal en de spreiding van gegevens binnen een zone. Elk van de zones voldoet aan deze criteria (zie bijlage IV). De achtergrondwaarden zijn zodoende met voldoende betrouwbaarheid vastgesteld. 2 7 metalen (cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink) en arseen. 3 De ervaring leert dat doorgaans alleen metalen bij wijze van 'verhoogd achtergrondniveau' kunnen voorkomen. Om deze reden is voor de organische parameters uit het standaard grondwaterpakket geen achtergrondwaarde doorgerekend. 11 11

3.5. Bespreking kengetallen Het rekenkundig gemiddelde en de 95-percentielwaarde (P 95 ) zijn in het kader van de vrijstellingsregeling Grondverzet het meest relevant en navolgend toegelicht. gemiddelde Het (rekenkundig) gemiddelde geldt als primaire karakterisering van de gebiedseigen bodemkwaliteit; in dit kader wordt ook wel gesproken van de zogenaamde achtergrondwaarde. De toetsing van dit gemiddelde aan de voor lutum en organisch stof gecorrigeerde samenstellingswaarden van het Bouwstoffenbesluit geeft aan of sprake is van een verhoogde achtergrondwaarde (ofwel diffuse verontreiniging). Wanneer het gemiddelde van een stof tweemaal de samenstellingswaarde uit bijlage I (2xSW1) van het Bouwstoffenbesluit overschrijdt, kan dit implicaties hebben voor het grondverzet (vergelijkbaarheidstoets, zie 4.3). Wanneer het gemiddelde lager is dan de streefwaarde van de Wet bodembescherming, dan wordt als achtergrondwaarde niet het gemiddelde maar de streefwaarde gehanteerd. Tot aan het streefwaardeniveau is de grond immers nog schoon 4. 95-percentiel (P 95) Naast het gemiddelde is ook de 95-percentiel een belangrijk kengetal. Bij overschrijding van de tussenwaarde ((SW1+SW2)/2) van het Bouwstoffenbesluit door de 95-percentiel (P 95>TW) is sprake van een zgn. kritische stof. In tabel 3.4 is voor elk van de vijf zones een overzicht van de vastgestelde achtergrondwaarden opgenomen. Waar het (rekenkundig) gemiddelde lager is dan de streefwaarde, is als achtergrondwaarde de streefwaarde uit de Wet bodembescherming gehanteerd. In de tabel zijn de achtergrondwaarden uitgedrukt in lutum- en humusgehalten die horen bij de standaardbodem (L=25% en H=10%). In alle vijf de zones zijn licht verhoogde gehalten aangetoond. In bijlage V zijn volledige tabellen met alle kengetallen opgenomen, incl. de tabel met de achtergrondwaarden. Tabel 3.4. Achtergrondwaarden in mg/kg.ds (rekenkundig gemiddelde uitgedrukt in standaardbodem lutum (25%) en humus (10%))** lutum humus As Cd Cr Cu Hg Pb Ni Zn PAK EOX Olie P 95 > TW AGW > 2xSW1 1. zone <1900 - bg 2,75 2,80 29,00 0,80 100,00 36,00 0,30 85,00 35,00 140,00 1,20 0,30 91,75 - - 2. zone >1900 - bg 4,46 3,15 29,00 0,80 100,00 36,00 0,30 85,00 35,00 140,00 1,10 0,30 108,68 - olie* 3. zone industrie - bg 4,77 3,00 29,00 0,80 100,00 36,00 0,30 85,00 35,00 140,00 1,00 0,30 110,60 - olie* 4. stedelijk gebied - og*** 4,44 2,26 29,00 0,80 100,00 36,00 0,30 85,00 35,00 140,00 1,00 0,30 119,58 - olie* 5. landelijk gebied - bg + og 3,58 3,04 29,00 0,80 100,00 36,00 0,30 85,00 35,00 140,00 1,00 0,30 98,31 - - * minerale olie heeft een uitzonderingspositie, zie hiernavolgende toelichting ** waar het rekenkundig gemiddelde lager is dan de streefwaarde van de Wet bodemscherming, wordt de achtergrondwaarde gelijk gesteld aan de streefwaarde *** inclusief industrie In géén van de vijf zones is sprake van een kritisch verhoogd gehalte (P 95 is in alle gevallen lager dan de tussenwaarde van het Bouwstoffenbesluit). Minerale olie overschrijdt in drie van de vijf zones 2 x de samenstellingswaarde (SW1) van het Bouwstoffenbesluit. In de landelijke interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten is voor minerale olie echter een uitzonderingspositie opgenomen. Om de volgende redenen wordt van deze uitzonderingspositie gebruik gemaakt en is in overleg met de provincie besloten om voor minerale olie geen vergelijkbaarheidstoetsen uit te voeren (zie 4.3): - in de praktijk komt het nauwelijks voor dat verhoogde oliegehalten diffuus van aard zijn; er is vrijwel altijd sprake van een puntbron gerelateerd aan een verdachte activiteit. Deze plaatsen zijn uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart; - de verhoogde oliegehalten worden mede veroorzaakt door een storing als gevolg van humusachtige verbindingen of PAK-verbindingen; - omdat bij veel onderzoeksrapportages de detectielimiet (50 mg/kg.ds) boven de SW1 van het Bouwstoffenbesluit ligt (10 mg/kg.ds bij H=2%) is feitelijk sprake van een (relatieve) overschatting van de achtergrondwaarde. Uit de tabellen in bijlage V blijkt dat ca. 80 tot 100% van de gegevens lager dan de detectielimiet zijn. In navolgend hoofdstuk wordt besproken welke consequenties de aangetoonde grondkwaliteit heeft voor het grondverzet. 4 Het feit dat in dit geval de streefwaarde uit de Wet bodembescherming wordt overgenomen en niet de samenstellingswaarde uit bijlage I van het Bouwstoffenbesluit lijkt verwarrend. Voor het standaardpakket aan stoffen komt de streefwaarde echter overeen met de samenstellingswaarde uit bijlage I van het Bouwstoffenbesluit. 12 12

4. GEMEENTELIJK BELEID VOOR HERGEBRUIK VAN GROND ALS BODEM 4.1. Inleiding De hoofdstukken 4 en 5 vormen samen het bodembeheerplan van de bodemkwaliteitskaart. Het bodembeheerplan beschrijft hoe de gemeente staat tegenover ingrepen in de bodem in relatie tot de vastgestelde bodemkwaliteit. Het onderhavige bodembeheerplan voldoet aan de richtlijnen van het landelijke beleid zoals geformuleerd in de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten, de nota Grond grondig bekeken en de provinciale nota Hergebruik van diffuus verontreinigde grond in Gelderland. In hiernavolgende paragrafen komt het volgende aan de orde: - samenvatting hergebruik van grond ( 4.2); - toets matrixtabel (mogelijkheden grondverzet binnen het beheersgebied) ( 4.3); - toets kenpuntenkaart (afwijkende bodemkwaliteit) ( 4.4); - toets bijzondere situaties ( 4.5); - toets herkomst- of toepassingslocatie buiten het beheersgebied ( 4.6). Het stroomdiagram in bijlage II-c geeft voor de meeste situaties de mogelijkheden voor grondverzet weer. Indien zich situaties voordoen die niet in het bodembeheerplan zijn beschreven, dient vooroverleg plaats te vinden met de gemeente. De gemeente is bevoegd om in afwijkende situaties een partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit te eisen. Bij het aantreffen van ernstige bodemverontreiniging wordt het bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming (Gedeputeerde Staten van Gelderland) betrokken en wordt de verontreiniging gemeld door het College van Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 41 Wbb. 4.2. Samenvatting hergebruik grond In figuur 4.1 komen in vogelvlucht de te doorlopen stappen voor hergebruik van grond aan de orde. De stappen zijn verder uitgewerkt in navolgende paragrafen. Figuur 4.1. Stappen voor hergebruik van grond toets matrixtabel controleer of het grondverzet is toegestaan volgens de matrixtabel (tabel 4.2 en 4.3) toets kenpuntenkaart controleer of de ontgravingslocatie overlap vertoont met de kenpuntenkaart (bijlage II-b en 4.4) toets bijzondere situaties controleer of sprake is van één van de beschreven bijzondere situaties ( 4.5) stappen voorafgaand aan grondverzet meld het voorgenomen grondverzet (bijlage II-d en 5.2) controleer tijdens graafwerkzaamheden of sprake is van een afwijkende bodemkwaliteit ( 4.4) stap tijdens grondverzet 13 13

4.3. Toets matrixtabel (mogelijkheden grondverzet binnen het beheersgebied) Het grondverzet tussen zones van de bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op het stand still-principe dat het toepassen van een partij grond niet tot verslechtering van de ontvangende bodem mag leiden. In navolgende matrixtabel (tabel 4.1) is dit principe voor de vijf zones uitgewerkt. Tabel 4.1. Matrixtabel herkomstzone 1. zone stedelijk <1900 - bg 2. zone stedelijk >1900 - bg 3. zone stedelijk industrie - bg 4. zone stedelijk - og* 5. zone landelijk - bg + og toepassingszone 1. zone stedelijk <1900 - bg 2. zone stedelijk >1900 - bg 3. zone stedelijk industrie - bg 4. zone stedelijk - og 5. zone landelijk - bg + og toelichting bg partijkeuring noodzakelijk geen partijkeuring noodzakelijk (vrij grondverzet) bovengrond (0,0 tot 0,5 m-mv) og ondergrond (0,5 tot 2,0 m-mv) * inclusief industrie Wanneer niet wordt voldaan aan het stand still-principe, dan zou alsnog een partijkeuring moeten worden uitgevoerd. Dit is echter in geen van de zones het geval. Vrij grondverzet (zonder partijkeuringen) is mogelijk binnen alle zones in het beheersgebied van onderhavige BKK. toelichting stand still-principe (de vergelijkbaarheidstoets) Om na te gaan wat de mogelijkheden voor grondverzet binnen en tussen de zones van het beheersgebied zijn, is de vergelijkbaarheidstoets uitgevoerd. In aansluiting op de interim-richtlijn Bodemkwaliteitskaarten is de vergelijkbaarheidstoets als volgt: gemiddelde partij (herkomstzone) 1,2 x gemiddelde ontvangende bodem (toepassingszone) Oftewel: het gemiddelde van de betreffende stof in de toe te passen partij grond (herkomstzone) moet kleiner of gelijk zijn dan 1,2 maal het gemiddelde van deze stof in de ontvangende bodem (toepassingszone). Deze toets wordt alleen uitgevoerd voor die stoffen in de herkomstzone die de SW1 met een factor 2 overschrijden (>2 x SW1) en alleen met het naar standaardbodem gecorrigeerde gemiddelde. De waarden moeten dus eerst naar een lutum- en humusgehalte van respectievelijk 25% en 10% omgerekend worden. In tabel 4.2 zijn de waarden ten behoeve van de vergelijkbaarheidstoets opgenomen, te weten de achtergrondwaarden vermenigvuldigd met een factor 1,2 uitgedrukt in standaardbodem. Deze tabel kan ook gebruikt worden wanneer een partijkeuring is uitgevoerd en getoetst moet worden of de partij voldoet aan het stand still-principe (d.w.z. gelijk is aan of lager is dan de waarden in tabel 4.2. voor de ontvangende bodem). Tabel 4.2. Waarden t.b.v. vergelijkbaarheidstoets als ontvangende bodem (1,2 x achtergrondwaarde* uitgedrukt in L=25% en H=10%) in mg/kg.ds As Cd Cr Cu Hg Pb Ni Zn PAK EOX Olie 1. zone <1900 - bg 34,80 0,96 120,00 43,20 0,36 102,00 42,00 168,00 1,44 0,36 110,10 2. zone >1900 - bg 34,80 0,96 120,00 43,20 0,36 102,00 42,00 168,00 1,32 0,24 130,42 3. zone industrie - bg 34,80 0,96 120,00 43,20 0,36 102,00 42,00 168,00 1,20 0,36 132,72 4. stedelijk gebied - og** 34,80 0,96 120,00 43,20 0,36 102,00 42,00 168,00 1,20 0,36 143,49 5. landelijk gebied - bg + og 34,80 0,96 120,00 43,20 0,36 102,00 42,00 168,00 1,20 0,36 117,97 * Wanneer het (rekenkundig) gemiddelde lager is dan de streefwaarde uit de Wet bodemscherming, is als achtergrondwaarde de streefwaarde gehanteerd ** Inclusief industrie 14 14

De matrixtabel geeft de algemene situatie voor grondverzet tussen zones weer. Zoals blijkt uit de samenvattende paragraaf 4.2 moet altijd nog getoetst worden of sprake is van een mogelijk afwijkende bodemkwaliteit ( 4.4) of een bijzondere situatie ( 4.5). 4.4. Toets kenpuntenkaart (afwijkende bodemkwaliteit) De bodemkwaliteitskaart doet alleen uitspraak over de gebiedseigen bodemkwaliteit binnen het beheersgebied. Er zijn echter plaatsen binnen de gemeente waar (mogelijk) sprake is van een lokale afwijkende bodemkwaliteit. Voorafgaand aan enig grondverzet zal altijd getoetst moeten worden of sprake is van een mogelijk afwijkende bodemkwaliteit. Er moet immers voorkomen worden dat de ontvangende bodem verontreinigd raakt door het toepassen van verontreinigde grond (er is dan geen sprake van stand still). De gemeente Berkelland heeft in het kader van het Rijksprogramma Landsdekkend Beeld 2005 alle historische activiteiten geïnventariseerd die hebben kunnen leiden tot een mogelijk (lokale) afwijkende bodemkwaliteit. Opgemerkt wordt dat in de voormalige gemeenten Neede en Ruurlo nog geen stap 4 historisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit heeft wel plaatsgevonden in de voormalige gemeenten Eibergen en Borculo. In bijlage II-b is de kenpuntenkaart met de ligging van de locaties opgenomen. Op de kaart zijn drie categorieën met potentieel (ernstig) verontreinigde locaties onderscheiden: - locaties met UBI-klassen 1 t/m 4 groen weergegeven; - locaties die gebaseerd zijn op luchtfoto-interpretaties blauw weergegeven; - locaties met UBI-klassen 5 t/m 8 rood weergegeven. Benadrukt wordt dat deze kaart als gevolg van het schaalniveau alleen een indicatie geeft. In het systeem StraLia van de gemeente zal nog altijd moeten worden geverifieerd of daadwerkelijk sprake is van een overlap met de ontgravingslocatie. Bijlage II-b zal aan gemeentelijke toetsers en handhavers digitaal ter beschikking worden gesteld via het Nedview-programma waarmee de kenpuntenkaart geraadpleegd kan worden en het Arcview Explorer-programma waarmee de Strahlia-informatie geraadpleegd kan worden. De kaartbijlagen zijn ook als PDF-documenten beschikbaar gesteld aan de projectdeelnemers Dienst Landelijk Gebied en Waterschap Rijn en IJssel. Wanneer grond uit één van de kenpuntenlocaties wordt weggenomen, zal eerst moeten worden aangetoond of geen sprake is van een bodemverontreiniging. Per categorie wordt hier als volgt mee omgegaan (zie ook figuur 4.2). locaties met UBI-klassen 1 t/m 4 (groen) Over het algemeen is de kans dat op dit type locaties een afwijkende bodemkwaliteit aanwezig is, die toegeschreven kan worden aan het omschreven historische gebruik, klein. Besloten is dat bij dit type locaties de opgenomen archieven in het systeem StraLia geraadpleegd moeten worden. Alleen wanneer er voldoende concrete aanwijzingen zijn voor een voormalige verdachte activiteit, inclusief exacte locatie, stoftype en duur van de bodembedreigende activiteit moet hiernaar een bodemonderzoek (NVN 5725 en NEN5740) worden ingesteld. Wanneer onvoldoende concrete informatie voorhanden is om een gericht bodemonderzoek te kunnen uitvoeren, gelden er geen specifieke restricties ten aanzien van het grondverzet. Dit is ter beoordeling aan de toetsend bodemambtenaar. Ook wanneer er geen restricties gelden dient men tijdens graafwerkzaamheden altijd alert te zijn op mogelijke afwijkingen in de grond. locaties die gebaseerd zijn op luchtfoto-interpretaties (blauw) Luchtfoto-interpretaties betreffen met name potentiële dempingen en ophogingen en hebben daardoor een relatief hoge UBI-klassificering gekregen. Om de volgende redenen is echter besloten om niet in alle gevallen een bodemonderzoek te eisen: - het blijkt dat veel van de erfscheidingen (bijv. hekwerk) voor gedempte sloten zijn aangezien; - DLG heeft bevestigd dat in de bestekken van jaren 50 en 60 voor ruilverkavelingen is voorgeschreven dat dempingen/ophogingen met gebiedseigen grond zijn uitgevoerd. 15 15

Bij uitname van grond op een perceel uit deze categorie moet tijdens ontgraving geïnspecteerd worden of er visuele aanwijzingen zijn voor een afwijkende bodemkwaliteit (bijv. antropogene bijmengingen): - wanneer sprake is van een mogelijk afwijkende bodemkwaliteit zal alsnog bodemonderzoek conform NEN5740 of NEN5707/NEN5897 moeten worden uitgevoerd; - wanneer zintuiglijk geen afwijkingen worden waargenomen, mag worden verondersteld dat er geen sprake is van demping/ophoging of dat deze met gebiedseigen grond is uitgevoerd. In dat geval gelden er verder geen restricties ten aanzien van het grondverzet. Figuur 4.2. Benodigde onderzoeksinspanning bij kenpuntenlocaties of het aantreffen van verontreiniging tijdens ontgraving overlapt de ontgravingslocatie met een locatie op de kenpuntenkaart (UBI 1 t/m 8)? nee ja is de locatie gelokaliseerd a.h.v. een luchtfotointerpretatie? (blauwe vlakjes op de kenpuntenkaart) ja worden tijdens graafwerkzaamheden afwijkingen in de bodem geconstateerd die op bodemverontreiniging kunnen wijzen? nee nee raadpleeg archiefverwijzingen in StraLia; is er een reële kans op aantonen van een verontreiniging? (d.w.z. plaats, stoftype en gebruiksduur zijn ja betreft het een UBI-klasse 1 t/m 4? (groene vlakjes op de kenpuntenkaart) voldoende bekend ) nee ja het betreft een UBI-klasse 5 t/m 8 (rode vlakjes op de kenpuntenkaart) is op de locatie eerder onderzoek verricht? nee ja nee ja is de verdachte activiteit in voldoende mate onderzocht en is het onderzoek van voldoende kwaliteit en geringe ouderdom (< 5 jaar)? nee onderzoeken van (vml.) verdachte activiteit/plaats conform NEN5740, NEN5707 of NEN5897 (controleer in Homeris) ja nee uitvoeren van nader bodemonderzoek, is sprake van een niet ernstig geval? ja is/wordt bij het onderzoek de T- waarde van de Wbb overschreden? (< I of minder dan 25 m 3 > I) nee ja is een gehalte boven de AGW gemeten? nee worden tijdens graafwerkzaamheden afwijkingen in de bodem geconstateerd die op bodemverontreiniging kunnen wijzen? ja ja nee de grond mag niet worden herbruikt en moet worden afgevoerd (storten/reinigen) op grond van een beschikking op het saneringsplan (provincie is bevoegd gezag) de grond mag alleen binnen het geval worden herschikt of afgevoerd (storten/reinigen) op grond van een beschikking op het saneringsplan (gemeente is bevoegd gezag) het toepassen van deze grond onder de MVG is beperkt; de grond kan alleen binnen de locatie worden verwerkt het toepassen van deze grond onder de MVG is - zonder beperkingen - mogelijk 16 16