Startopleiding Begeleider buitenschoolse opvang



Vergelijkbare documenten
Startopleiding Begeleider buitenschoolse opvang

De Onthaalouderacademie: onthaalouders sterker maken

INFORMATIEBUNDEL. Ervaringsbewijs. begeleider buitenschoolse. kinderopvang

Zorgopleidingen. Begeleider in de (buitenschoolse) kinderopvang Zorgkundige Kennismakingstraject gezinsopvang

AFKORTINGEN EN BEGRIPPENKADER Ervaringsbewijs begeleider buitenschoolse kinderopvang

begeleider buitenschoolse kinderopvang begeleider kinderopvang Een beroepsgerichte opleiding, tijdens de werktijd, met behoud van loon,...

Centrum voor Volwassenenonderwijs LBC-NVK Sint-Niklaas

TAALBELEIDSPLAN OPLEIDING POLYVALENT VERZORGENDE

... STUDIEWIJZER BEGELEIDER IN DE KINDEROPVANG

Advies over de modulaire opleiding NT2 alfa R1, traject 1.2 voor de basiseducatie

nr. 508 van GRETE REMEN datum: 13 april 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Project Maak werk van je zaak - Stand van zaken

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.8 - Mei

2... S T U D I E W I J Z E R B E G E L E I D E R I N D E K I N D E R O P V A N G

Opleidingen tot vertrouwenspersoon in het onderwijs - Stand van zaken

INFORMATIEMAP. Ervaringsbewijs. begeleider buitenschoolse. kinderopvang

Rapport alumni-enquête 2016 Vrije Universiteit Brussel

Advies over het voorstel van onderwijskwalificatie graduaat in het winkelmanagement

Opleidingen Social Profit in het volwassenenonderwijs. VIVO Schaarbeek Gent

Resonans geletterdheidsmodules

Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 12;

2 Evaluatie door de stuurgroep onderwijs aan gedetineerden

BEGELEIDER IN DE (BUITENSCHOOLSE) KINDEROPVANG

WANNEER IS EVC ZINVOL?

Opleiding en werkervaring aanvullende thuiszorg vzw Aksent

Jaarverslag Herplaatsingsfonds. 1.1 Aanvragen voor outplacementbegeleiding

TRAINING & OPLEIDING Opleidingen in de lift: + 25% in 2001

Korte schets van de problematiek

Voltijdse dagopleiding kinderopvang

Infobrochure SLO SPECIFIEKE LERARENOPLEIDING

Advies ten gronde over certificaatsupplementen

NT2-docent, man/vrouw met missie

1/09/ /12/2015

De opleiding Kraamzorg

Overzichtstabel werkplekleervormen

brief VOL nieuws alles over het Brussels Volwassenenonderwijs

I B O. Een werknemer op maat gemaakt. 1. IBO = training-on-the-job. IBO = 'werkplekleren' IBO = 'een werknemer op maat'

Informatiebrochure. Verkorte opleiding: Professionele Bachelor in de Verpleegkunde (Brugopleiding)

c) Hoe evalueert de minister deze taalopleidingen? Hoe loopt de geïntegreerde aanpak?

MINISTERIEEL BESLUIT VAN 17 MAART 2000 inzake de kwaliteitszorg in de opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden (B.S. 20.V.

Redder, nog steeds een knelpuntberoep?

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Informatiebrochure. Verkorte opleiding: Professionele Bachelor in de Verpleegkunde (Brugopleiding)

Advies over een voorstel van opleidingsprofiel volwassenenonderwijs Studiegebied Slagerij

nr. 629 van EMMILY TALPE datum: 6 juni 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Werkzoekenden die frequent uitzendarbeid verrichten - Code 89

SCHOOLPROJECT - KAAP Reglement voor secundaire scholen

2. Leeftijd jaar 10 59% jaar 2 12% jaar 1 6% > 31 jaar 4 24%

Opleidingen Begeleider in de (buitenschoolse) kinderopvang

GROEIDOSSIER Praktijk SOV

BIJLAGE. Bijlage nr. 1. Fiches SD 3 OD 5. Titel initiatief : Opleiding en tewerkstelling schoolinterventieteam

Een beroepsgerichte opleiding, tijdens de werktijd, met behoud van loon,... Zeker iets voor jou!? begeleider buitenschoolse kinderopvang

Startuur: Algemene gegevens Voor de stage

Individuele beroepsopleiding (in een onderneming) (IBO) - Aanwervingen en stopzettingen tweede kwartaal 2017

Link met het secundair onderwijs

VERKORTE TRAJECTEN extra ONDERWIJSVAK (SECUNDAIR ONDERWIJS)

Resultaten enquête. Onderzoek van Leen Leys. Master in de pedagogische wetenschappen

LEERRECHT in het SBSO

VDAB aanbod NT2 NT2 SCHAKKETTEN. VDAB Aanbod NT2. 1) NT2 + Mijn Loopbaanatelier 2) Sectorspecifiek Nederlands 3) Sector-overschrijdend Nederlands

2. Leeftijd jaar 4 50% jaar 0 0% jaar 1 13% > 31 jaar 3 38% 3. Vooropleiding/tewerkstellingsproject ASO 1 13% TSO 3 38%

Voor het jaar 2014 is in de opstart van individuele beroepsopleidingen (IBO) voorzien.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

Stageconcept en -planning

nr. 357 van LYDIA PEETERS datum: 15 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Jeugdwerkloosheid - Stand van zaken trajecten

HOE HAAL IK MIJN DIPLOMA SECUNDAIR ONDERWIJS? Leerwegen naar de toekomst

11): Uittreksel uit Referentie SLT-APT1 (RITS Brussel)

MEDEDELING. KWMDJ maart Alle opvangvoorzieningen

Visie- en afsprakennota bij de samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse VI (via het NIC), het RIZIV, GTB en de VDAB

Geef een jongere een kans met een instapstage, omdat instappen werkt, 1

Vacatures VDAB - Gevolgen van een mogelijke schrapping van het theoretisch rijexamen via de middelbare school

ECTS-fiche. Graduaat orthopedagogie Gesuperviseerde praktijk

EEN OVERZICHT VAN 5 JAAR WERKERVARINGSPLAATSEN IN DE SOCIAL PROFIT

Vragen infosessie werkervaring 22 november 2010

Advies over de decreetwijziging betreffende de Regionale Technologische Centra (RTC)

KNELPUNTBEROEPEN LOKALE BESTUREN Focus op een aantal knelpuntfuncties

Talentenmap. Ervaringsbewijs Begeleider buitenschoolse kinderopvang

Bouwstenen & Oefeningen Werkmap Draagkracht

Functieprofiel projectmedewerker

25 september Werkplekleren

Studiedag Sociale Economie Zie je nog mee? Gits, 19 februari 2019

STAGEVOORBEREIDING PXL HEALTHCARE PROFESSIONELE BACHELOR IN DE VERPLEEGKUNDE

Infobrochure Jeugd- en Gehandicaptenzorg

Evalueren van Stage Opleiding Polyvalent Verzorgende. Hilde Walravens CVO-TSM Mechelen

Kan de minister voor de studierichting Bachelor in de Verpleegkunde volgende vragen beantwoorden.

nr. 349 van EMMILY TALPE datum: 13 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VDAB - Taalcursussen

Opleiding tot Webdesigner Schooljaar Leerplan TSO 3 Webdesigner Grafische Technieken (06-07/1696/N/G)

Opleiding Vrachtwagenchauffeur Studiegebied Bijzondere Educatieve Noden

Ontwerp van decreet. betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid. Amendementen ( ) Nr. 7 7 mei 2013 ( )

Vlaamse Regering. Addendum. bij het. Protocol van samenwerking

Aanvraag tot vrijstelling van een of meerdere modules

Elektromechanische technieken - Duaal

Leren. Werkervaring & Werkplekleren. 27 november Wat is werkplekleren?

Socioprofessionele reïntegratie. Conny Daens, GTB

FAQ deeltijds studeren opleiding vroedkunde Turnhout

1. CVO Lethas Brussel

De bouwnijverheid: op zoek naar gekwalificeerde werknemers

Lerend werken, werkend leren

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.6 - Maart

Aanvraag tot vrijstelling van een of meerdere modules

Nederlands voor anderstaligen

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

INFO - Alternatieve stage - Over de grenzen. 3 BaKO

Transcriptie:

Kind en Gezin Startopleiding Begeleider buitenschoolse opvang Evaluatie van 2 jaar proefproject door Kind en Gezin Sylvia Walravens 3-1-2013

1. Situering In 2010 sloten VDAB, VIVO, Kind en Gezin en 15 Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) een protocolovereenkomst af voor een proefproject dat vorm en inhoud geeft aan een startopleiding begeleider buitenschoolse kinderopvang' binnen het volwassenenonderwijs (hierna kortweg 'startopleiding' genoemd). Het proefproject liep ten einde op 31 augustus 2012. Tijd voor een evaluatie van de werking gedurende de voorbije 2 jaar. Zoals bepaald door de protocolovereenkomst staat een stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de partijen die de overeenkomst hebben ondertekend in voor de evaluatie, opvolging en bijsturing van het proefproject. Met het oog op de evaluatie voerde Kind en Gezin twee onlineenquêtes uit. Een enquête richtte zich naar de betrokken CVO s, de andere peilde naar de ervaringen van de werkgevers. Voorliggend rapport bevat de resultaten van de beide enquêtes (deel 1 en 2). In deel 3 zetten we de belangrijkste conclusies op een rij. 2. Waarom dit proefproject? 2.1. Wat vooraf ging De erkende initiatieven voor buitenschoolse opvang (IBO s) zijn in de jaren negentig gestart als tewerkstellingsprojecten voor laaggeschoolde werklozen. Begin 2000 1 erkende Kind en Gezin drie opleidingsorganisaties (VCOK 2, VDKO 3 en Zorg-Saam) voor het geven van de opleiding begeleider buitenschoolse opvang. Deze BKO-opleiding was een praktijkgerichte opleiding van 225 uren, bestaande uit ongeveer 140 uren theorie en 85 uren stage. De BKO-opleiding werd door VDAB gefinancierd als beroepsopleiding en was bedoeld als een startopleiding waarna, tijdens de tewerkstelling, verder opleiding binnen het volwassenenonderwijs zou volgen. Tot 2005 was de BKO-opleiding een zeer succesvolle opleiding: groot aantal cursisten, met zeer goede tewerkstellingspercentages. Deze resultaten waren mogelijk door het gelijksporen van de opleiding met de uitbreidingsgolven in de buitenschoolse opvang en de hierbij behorende vacatures voor begeleiders binnen de IBO s. 1 RVB/2000/0223/DOC.038 2 VCOK: Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang 3 VDKO: Vlaamse dienst kinderopvang 3

2.2. Anno 2009: knelpunten in de BKO-opleiding Omdat er sinds 2006 zo goed als geen uitbreidingen van IBO s meer geweest zijn werd de vraag naar de BKO-opleiding steeds meer gesteld in functie van de invulling van incidentele vacatures (vervangcontracten, opvangen van personeelsverloop) gespreid over Vlaanderen. Op basis daarvan werd het praktisch onmogelijk om de BKO-opleidingen in te richten op de plaats waar en op het moment dat ze nodig waren. Gelet op de beperkte mobiliteit van de doelgroep werd dit een belangrijke kritische succesfactor. Met op dat ogenblik alleen nog de uitbreiding binnen het kader van het Generatiepact, dat voorrang geeft aan kandidaten van allochtone afkomst, in het vooruitzicht werd de behoefte aan begeleiders met een attest van de BKO-opleiding ook voor de toekomst beperkt geraamd. Allereerst omdat het Generatiepact de mogelijkheid open laat om gekwalificeerde begeleiders of logistieke functies aan te werven. Ook omdat de opleidingskost voor de doelgroepwerknemer door de werkgever moet gedragen worden en een BKO-opleiding bij VDKO en VCOK duur was (15.000,- euro voor een cursus waar 12 tot 16 cursisten in participeren). In 2008-2009 sloot VDAB voor de BKO-opleiding een 2-jarige tender af met VDKO en VCOK. Deze tender werd mede gefinancierd door het Europees Sociaal Fonds (ESF), waardoor een percentage doelgroepcursisten verplicht werd. Als gevolg daarvan, en mede gelet op de lage werkloosheidsgraad, werd de instroom voor de BKO-opleiding problematisch. De opleidingsorganisaties signaleerden een grotere uitval tijdens de opleiding, alsook een groter percentage cursisten dat niet slaagt. Hierop concludeerden de betrokken opleidingsorganisaties dat de BKO-opleiding niet langer tegemoet kwam aan de leernoden van de cursisten die werden toegeleid. Zo stelde men o.a. vast dat kandidaten, die onvoldoende Nederlands kennen, een taalopleiding zouden moeten krijgen in een voortraject. De verlenging van het contract dat VDAB afsloot met VDKO en VCOK werd omwille van de hiervoor vermelde problemen (klein aantal vacatures, spreiding van de vacatures in ruimte en tijd, de inen uitstroomproblemen) in vraag gesteld. 2.3. Een verkort traject binnen het volwassenenonderwijs als mogelijk alternatief Een verkort traject binnen de opleiding begeleider (buitenschoolse) kinderopvang, georganiseerd door de CVO s met een bevoegdheid voor het studiegebied Personenzorg, werd onderzocht als mogelijk alternatief. Het verkorte traject had een aantal uitgesproken voordelen. Het opleidingsaanbod is gespreid over Vlaanderen: 15 CVO s organiseren de opleiding begeleider (buitenschoolse) kinderopvang. Het gaat om permanente en duurzame opleidingen, met 2 vaste instapmomenten per jaar (september en februari). Dit zorgt voor transparantie en toegankelijkheid, wat de sector én geïnteresseerde kandidaat-begeleiders ten goede zou komen. Een spontane instroom van kandidaten zou mogelijk worden. Maar ook werkgevers en VDAB zouden geïnteresseerde kandidaten naar een CVO kunnen verwijzen. De opleiding is gesubsidieerd door Onderwijs en is goedkoper voor werkgevers en cursisten. De kwaliteitscontrole van de opleiding gebeurt door Inspectie Onderwijs en hoefde dus niet

meer opgenomen te worden door Kind en Gezin, voor wie controle van opleidingen niet tot de kerntaken behoort. Er is een gegarandeerd civiel effect van de attesten voor de gevolgde modules, ze blijven altijd geldig voor alle CVO s, wat niet altijd het geval is met het attest van de BKO-opleiding. De cursist wordt van meet af aan meegenomen in een opleidingstraject, waardoor de drempel voor het volgen van verdere opleiding verlaagt. Een pluspunt zowel voor de werknemers (reële mogelijkheden op persoonlijke groei en jobmobiliteit) en versterkend voor het imago van de kinderopvangsector (aanzuigend effect naar werknemers met een goed potentieel). In het voorjaar van 2010 bereikten alle betrokken partners (VDAB, VIVO, de 15 CVO s en Kind en Gezin) een akkoord over een protocolovereenkomst (bijlage 1) voor een 2 jaar durend proefproject dat vorm en inhoud geeft aan een verkort traject (= 'startopleiding') binnen het volwassenenonderwijs. De protocolovereenkomst vormt het kader voor de financiering als beroepsopleiding door VDAB. 3. Over de 'startopleiding' De 'startopleiding' biedt een alternatief voor de BKO-opleiding begeleider buitenschoolse opvang aangeboden door drie door Kind en Gezin erkende opleidingsorganisaties (i.c. VCOK, VDKO en Zorg-Saam). Ze moet een structurele oplossing bieden voor de instroom van niet gekwalificeerde medewerkers in de buitenschoolse opvang (doelgroepwerknemers van het Generatiepact en de lokale diensten) en het personeelsverloop. De startopleiding is bedoeld voor twee specifieke doelgroepen: voltijdse werkzoekenden die nog niet over een kwalificatiebewijs beschikken zoals bepaald door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en waarvan het de bedoeling is dat ze tewerkgesteld worden in de buitenschoolse opvang; deeltijdse werkzoekenden die als deeltijdse werknemer gestart zijn in een IBO in afwachting van het volgende startmoment van de opleiding in het CVO. Er werd gezocht naar een opleidingsaanbod dat qua opleidingsduur en inhoud maximaal aansluit bij de bestaande BKO-opleiding. Op basis daarvan werden, naast de 80 uur gesuperviseerde beroepspraktijk (ZK5) volgende theoretische modules geselecteerd: Zorg in de kinderopvang 1 (ZK 1); Begeleiding van het schoolgaande kind 1 (BSK 1); Begeleiding van het schoolgaande kind 5 (BSK 5); Begeleiding van het schoolgaande kind 6 (BSK6). De keuze voor deze modules betekent dat wordt afgeweken van de gebruikelijke leerlijn die de modulaire opleiding begeleider buitenschoolse kinderopvang. De 'startopleiding' beslaat in zijn geheel 240 uren, waarvan 160 uren theorie en 80 uren gesuperviseerde beroepspraktijk in een erkend initiatief voor buitenschoolse opvang (IBO). Vanaf het 5

schooljaar 2011-2012 werd de gesuperviseerde beroepspraktijk in functie van het VDABberoepsopleidingscontract uitgebreid naar 100 uren. Ter vergelijking: Het opleidingsaanbod van VCOK omvatte in totaal 224 uren, waarvan 77 uren stage en 147 uren voor theorie en inoefenen van vaardigheden. Het opleidingsaanbod van VDKO omvatten in totaal 225 uren, waarvan 90 uren stage en 135 uren theorie en inoefenen van vaardigheden. 6

Deel 1 Evaluatie door opleidingsverantwoordelijken CVO

8

1. Opzet van de enquête bij de CVO s We kozen voor een online-enquête, die focust op: wanneer en hoe de opleiding georganiseerd werd; de manier waarop de opleiding bekend gemaakt werd; het profiel van de ingeschreven kandidaten; de manier waarop de kandidaten geselecteerd werden; de mate waarin de inhoud van de opleiding beantwoordt aan wat men nodig acht voor een startende begeleider buitenschoolse opvang; ervaringen rond samenwerking met VDAB en Kind en Gezin. De volledige enquête werd opgenomen als bijlage 2. Gelet op het beperkt aantal CVO s dat de opleiding aanbiedt (in het totaal 15 CVO s) bevragen we de gehele populatie. Op 26 april 2012 werden de opleidingsverantwoordelijken van de betrokken CVO s via mail uitgenodigd om deel te nemen aan de enquête. Op deze eerste uitnodiging kregen we 1 foutmelding op het e-mailadres van de opleidingsverantwoordelijke. Het adres werd vervangen door het algemeen e-mailadres van het betrokken CVO. De vraag tot deelname werd een eerste keer herhaald op 10 mei 2012. Op 21 mei 2012 ontvingen de opleidingsverantwoordelijken een laatste herinneringsmail met de expliciete oproep om alsnog deel te nemen gelet op het feit dat de populatie een beperkt aantal opleidingsverantwoordelijken betrof. 2. Respons bij de opleidingsverantwoordelijken binnen de CVO s 15 opleidingsverantwoordelijken reageerden op de uitnodiging (=100%), 13 van hen hebben de vragenlijst volledig ingevuld. Eén opleidingsverantwoordelijke haakte af na vraag 6. Van het betrokken CVO weten we dat de 'startopleiding' gedurende de voorbije 2 schooljaren werd aangeboden als een aparte opleiding. De 4 theoretische modules en de module gesuperviseerde beroepspraktijk werden telkens aangeboden in 1 semester. Cursisten volgden volle dagen stage gespreid over het gehele semester. De tweede respondent haakte af bij vraag 32, zijnde de vraag die peilt naar het profiel van de cursisten die de opleiding gevolgd hebben. Hoewel onvolledig ingevuld, werden de antwoorden van deze opleidingsverantwoordelijke mee verwerkt in de resultaten van de enquête. Gelet op de manier waarop de vragenlijst werd opgebouwd kunnen de antwoorden voor deze respondent niet gerelateerd worden aan de provincie waarin het CVO zich bevindt. 9

Een overzicht van het aantal respondenten per provincie dat de enquête heeft ingevuld werd opgenomen in tabel 1. Een totaal van 14 respondenten op 15 aangeschreven opleidingsverantwoordelijken brengt de totale respons op 93,3%. Tabel 1 - Aantal respondenten per provincie Provincie Populatie Respondenten Antwerpen 6 5 Limburg 1 1 Oost-Vlaanderen 2 2 Vlaams-Brabant en Brussels Hoofdstedelijk Gewest 4 4 West-Vlaanderen 2 1 Provincie onbekend 1 Totaal 15 14 93,3% 3. Resultaten van de enquête bij de opleidingsverantwoordelijken In wat volgt bespreken we stapsgewijs de resultaten van de enquête. 3.1. Waar en wanneer werd de 'startopleiding' aangeboden? Het proefproject ging van start in september 2010. Tabel 2 geeft een overzicht van het aantal CVO s dat de 'startopleiding' heeft aangeboden tijdens het schooljaar 2010-2011 en tijdens het schooljaar 2011-2012. Tijdens het schooljaar 2010-2011 hebben 9 van de 14 CVO s de 'startopleiding' aangeboden. Het daarop volgende schooljaar werd de 'startopleiding' aangeboden door alle 14 CVO s. Tabel 2 Aantal CVO s dat de 'startopleiding' heeft aangeboden resp. tijdens het schooljaar 2010-2011 en 2012-2012 (N=14) Populatie Schooljaar 2010-2011 Schooljaar 2011-2012 Antwerpen 6 2 5 Limburg 1 1 1 Oost-Vlaanderen 2 1 2 Vlaams-Brabant en Brussel 4 3 4 West-Vlaanderen 2 1 1 Provincie onbekend 1 1 Totaal 15 9 14 Van het CVO dat de vragenlijst onvolledig invulde, en niet werd meegenomen in de verwerking, weten we dat het de 'startopleiding' heeft aangeboden tijdens de beide schooljaren. Dit betekent 10

concreet dat 10 CVO s de 'startopleiding' hebben aangeboden tijdens het schooljaar 2010-2011 en dat 15 CVO s de 'startopleiding' hebben aangeboden tijdens het schooljaar 2011-2012. Tabel 3 geeft een overzicht van de instapmogelijkheden per provincie. Doorheen de duur van het proefproject tellen we 25 instapmogelijkheden, gespreid over de twee schooljaren. Tabel 3 Aantal instapmogelijkheden per provincie (N=14) September 2010 Februari 2011 September 2011 Februari 2012 Andere (*) Antwerpen 2 2 2 1 7 Limburg 1 1 2 Oost-Vlaanderen 1 1 1 3 Vlaams-Brabant en Brussel 2 2 3 2 9 West-Vlaanderen 1 1 2 Provincie onbekend 1 1 2 Totaal 5 5 8 6 1 25 (*) Andere = oktober 2011 Totaal Binnen elke provincie was er gedurende de hele duur van het proefproject telkens minstens 1 stapmogelijkheid. Tijdens het schooljaar 2011-2012 waren er meerdere instapmogelijkheden in Oost-Vlaanderen (2), Antwerpen (5) en Vlaams-Brabant en Brussel (5). Tijdens het tweede jaar van het proefproject hebben twee CVO s de opleiding aangeboden tijdens zowel het eerste als het tweede semester aangeboden. De 11 overige CVO s boden de opleiding aan in september of februari. Op de vraag of het opleidingscentrum de 'startopleiding' ook op vraag zou kunnen inrichten, en zodoende meerdere of andere instapmomenten mogelijk maken, antwoorden 10 van de 14 CVO s positief. Hoe dan ook is er in elke provincie minstens één CVO dat positief antwoordt. 3 van de 4 CVO s die het niet haalbaar achten om een opleiding op vraag in te richten situeren zich in Antwerpen. We noteren volgende redenen waarom het niet kan: Er zijn geen extra uren voorzien in het urenpakket om de 'startopleiding' een tweede keer in te richten op een schooljaar. De doelgroep vraagt extra zorg, waardoor de draagkracht van het team sterk wordt belast. Ons centrum kan voor de 'startopleiding' niet meer lesuren voorzien. Het is onmogelijk om voldoende stageplaatsen te vinden in de buitenschoolse kinderopvang. Ervaring met 2 jaar proefproject heeft ons geleerd dat het concept niet voldoende aangepast is aan de doegroep en de structuur staat nog steeds niet op punt. Het op punt stellen van de startopleiding zou meer in onderling overleg tussen VDAB en de centra moeten gebeuren. Een vierde CVO, buiten de provincie Antwerpen, geeft aan net te zijn gestart met de 'startopleiding', waardoor een en ander nog veel organisatie vraagt. Ook heeft het CVO te weinig uren ter beschikking om de opleiding op meer of ander instapmomenten aan te bieden. 11

3.2. Onder welke vorm werd de 'startopleiding' aangeboden? In overeenstemming met de protocolovereenkomst moeten voltijds werkzoekenden de 'startopleiding' binnen 1 semester aangeboden krijgen. Het was de bedoeling dat zowel voltijdse als deeltijdse werkzoekenden zoveel mogelijk zouden aansluiten bij de bestaande opleidingstrajecten Begeleider (buitenschoolse) kinderopvang. Om dit te toetsen stelden we de CVOopleidingsverantwoordelijken volgende vragen: Op welke manier werd de 'startopleiding' aangeboden? Als aparte opleiding (d.w.z. de 4 theoretische modules en de module gesuperviseerde beroepspraktijk vormden een op zichzelf staand geheel) Geïntegreerd binnen de opleiding begeleider (buitenschoolse) kinderopvang (d.w.z. de cursist die de 'startopleiding' volgt sluit aan bij de modules die georganiseerd worden in het kader van de volledige opleiding begeleider buitenschoolse opvang. Als individueel leertraject (alle modules apart, op maat van de cursist) Andere, welke? Hoe werd de module gesuperviseerde beroepspraktijk opgevat? In hoeveel semesters kan een cursist de volledige 'startopleiding' (theorie + praktijk) doorlopen? Het resultaat vind je terug in de tabellen 4, 5 en 6. Omdat er nauwelijks verschillen zijn tussen de manier waarop de 'startopleiding' georganiseerd werd tijdens het schooljaar 2010-2011 en het schooljaar 2011-2012, en om het overzicht te bewaren, beperken we ons in de twee laatste tabellen tot de resultaten voor het laatste schooljaar. Tabel 4 - Op welke manier werd de opleiding aangeboden? (N=14) Schooljaar 2010-2011 Schooljaar 2011-2012 Als aparte opleiding 8 9 Geïntegreerd binnen de opleiding begeleider (buitenschoolse) kinderopvang 1 4 Als individueel leertraject 0 0 Opleiding niet aangeboden 5 Onbekend 1 Tijdens het schooljaar 2010-2011 werd de 'startopleiding' overwegend aangeboden als een aparte opleiding, waarbij de vier theoretische modules en de module gesuperviseerde beroepspraktijk een geheel vormen. In één CVO sloten de cursisten aan bij het bestaand opleidingstraject begeleider (buitenschoolse) kinderopvang. Tijdens het schooljaar 2011-2012 stellen we vast dat nog steeds 9 van de 14 CVO s de 'startopleiding' aanbieden als een apart traject. In 4 CVO s sluiten de cursisten aan bij modules die georganiseerd worden in het kader van de opleiding begeleider buitenschoolse kinderopvang. Eén van deze CVO s bood de 'startopleiding' tijdens het schooljaar 2010-2011 aan als een aparte opleiding en verkoos een geïntegreerd opleiding tijdens het tweede jaar van het proefproject. Een ander CVO bleef, na het eerste jaar van de proefperiode, de opleiding aanbieden als aparte opleiding zij 12

het gespreid over twee halve opleidingsdagen i.p.v. 1 volle dag. Deze wijziging kwam er op vraag van de cursisten die een volledige dag opleiding als te lang ervaren. De helft van de CVO s spreidt de gesuperviseerde beroepspraktijk over het hele semester, het zij in halve of volle dagen. 2 CVO s brengen alle gesuperviseerde beroepspraktijk onder in één stageblok. 5 van de 14 CVO s kiezen voor een andere invulling van de gesuperviseerde beroepspraktijk. Tabel 5 Overzicht per provincie van de manier waarop de gesuperviseerde beroepspraktijk georganiseerd werd in het schooljaar 2011-2012 (N=14) Volle of halve dagen gespreid over 1 semester Volle of halve dagen in een stageblok Andere Antwerpen 2 3 5 Limburg 1 1 Oost-Vlaanderen 2 2 Vlaams-Brabant en Brussel 2 2 4 West-Vlaanderen 1 1 Onbekend 1 1 Totaal 7 2 5 14 Totaal Onder de andere bestaat een grote diversiteit. Algemeen wordt rekening gehouden met de eigenheid van de buitenschoolse opvang en wordt maximaal tegemoet gekomen aan de mogelijkheden van de cursist en de mogelijkheden van de werkgever. Antwerpen: 2 stageblokken van 50u, 1 blok gespreid over minimum 3 tot 4 weken, waarvan minstens 2.5 dag in vakanties (krokusvakantie + paasvakantie). Een uurrooster werd door de verantwoordelijken van de verschillende diensten voor buitenschoolse kinderopvang opgesteld, verspreid over het ganse semester (afhankelijk van de noden op de dienst zelf). Elke cursist had een andere uurrooster. 1 keer per maand, 2 lestijden, in kleine groepjes, gespreid over het semester Oost-Vlaanderen: Afhankelijk van de mogelijkheden van de cursist kon dit halve dagen gespreid over het semester, volle dagen gespreid over het semester of blokstages. De gesuperviseerde beroepspraktijk wordt georganiseerd ism de praktijkplaats. Gelet op het feit dat het buitenschoolse opvang betreft zijn er behalve vakantiedagen weinig volle dagen praktijk. Er wordt afgesproken dat de cursist zowel kennismaakt met de werking op woensdagnamiddagen, ochtendmomenten, avondopvang en vakantiewerking. Eén opleidingsverantwoordelijke merkt op dat 80 uur gesuperviseerde beroepspraktijk door alle partijen als tekort wordt ervaren: 13

De cursisten hebben eerst tijd nodig om te wennen en de manier van werken te leren kennen. Pas vanaf dan kunnen ze 'groeien' in hun competenties. Tijdens het schooljaar 2011-2012 presteerden de cursisten 100 uur. 160 zou ideaal zijn. De cursisten hebben dan meer tijd om te evolueren en om hun opdrachten uit te werken en uit te voeren. In 13 van de 14 CVO s kan de volledige 'startopleiding' in 1 semester doorlopen worden, voor 1 CVO kan dat in 3 semesters (tabel 6). Tabel 6 - In hoeveel semesters kan een cursist, die start tijdens het schooljaar 2011-2012, de volledige 'startopleiding' (theorie + praktijk) doorlopen? (N=14) 1 semester 3 semesters Eindtotaal 1 1 Antwerpen 5 5 Limburg 1 1 Oost-Vlaanderen 2 2 Vlaams-Brabant en Brussel 3 1 4 West-Vlaanderen 1 1 Eindtotaal 13 1 14 3.3. Hoe werd de 'startopleiding' bekend gemaakt? Tabel 7 toont welke kanalen de CVO s gebruiken om de 'startopleiding' bekendheid te geven. Alle 14 CVO s, die deelnamen aan de enquête, duiden de VDAB aan als zijnde het kanaal langs waar ze de 'startopleiding' bekend maken. 8 CVO s maken de 'startopleiding' ook bekend via de website van het opleidingscentrum en 6 CVO s organiseren daarnaast nog informatiesessies. Informatiesessies worden georganiseerd voorafgaand aan elk instapmoment. Een beperkt aantal CVO s maakt de 'startopleiding' bekend bij de werkgevers (3) of maakt gebruik van de geschreven pers. Tabel 7 Kanalen die gebruikt werden om de 'startopleiding' bekend te maken (N=14) Krant Website Informatiesessies Werkgevers VDAB Andere (*) Antwerpen 1 1 5 Limburg 1 1 1 1 1 Oost-Vlaanderen 1 1 1 2 1 Vlaams-Brabant en Brussel 1 4 3 1 4 1 West-Vlaanderen 1 1 1 Onbekend 1 1 Totaal 3 8 6 3 14 3 (*) Eigen folder opleidingsaanbod infodag CVO ; PCBO - KIND en Gezin - Testcentrum Limburg - Initiatieven voor Buitenschoolse kinderopvang en Reclame spandoeken, broodzakken, contacten met gemeentediensten die kinderopvang aanbieden. 14

3.4. Hoe werden de cursisten voor de 'startopleiding' geselecteerd? In alle CVO s waarvan de vragenlijst volledig werd ingevuld (N=14) werden de kandidaten vóór de start van de 'startopleiding' onderworpen aan een kennismakingsgesprek. In meer dan de helft van de CVO s (N=8) legden de kandidaten ook testen af gericht naar specifiek kennis/ vaardigheden. Het kennismakingsgesprek werd in 13 CVO s opgenomen door zowel VDAB als het CVO. In hoeverre zij dit kennismakingsgesprek samen, dan wel elk apart, opnemen werd niet als dusdanig bevraagd en kan uit de vragenlijst niet worden afgeleid. Eén CVO geeft aan dat de kandidaten voor de 'startopleiding alleen door het CVO zelf werden onderworpen aan een kennismakingsgesprek. Het kennismakingsgesprek peilt naar de: motivatie om te werken in de kinderopvang (14 CVO s); emotionele draagkracht en stressbestendigheid (13 CVO s); verwachtingen t.a.v. de opleiding (11 CVO s); kennis van het Nederlands (11 CVO s). Andere aspecten die tijdens het kennismakingsgesprek bevraagd werden zijn: werkervaring in het IBO; aspecten specifiek aan de opleiding (o.a. ervaring met spelen, creativiteit, ), flexibiliteit, open leerhouding, lichamelijke geschiktheid, sterke en zwakke kanten, hoe omgaan met (o.b.v. cases). In 8 van de 14 CVO s krijgen de kandidaten alvorens te starten ook tests op specifieke kennis en vaardigheden voorgelegd. Het betreft tests die peilen naar: de kennis van het Nederlands (8 CVO s); sociale vaardigheden (5 CVO s); arbeidsattitudes, bv. naleven van afspraken (4 CVO s); ICT-vaardigheden, rekenen en algemene kennis (1 CVO). In 13 van de 14 CVO s werden er kandidaten geweigerd op basis van het kennismakingsgesprek en/of de testen naar specifieke kennis/vaardigheden. Belangrijkste redenen om kandidaten te weigeren zijn: Verkeerde verwachtingen van de opleiding (11 CVO s); Beperkte motivatie (10 CVO s); Onvoldoende kennis van het Nederlands (9 CVO s); Beperkte sociale vaardigheden (7 CVO s); Combinatie opleiding-gezin bleek niet haalbaar (6 CVO s); Beperkte stressbestendigheid/ emotionele draagkracht (4 CVO s); Zwakke arbeidsattitudes (3 CVO s); Statuut (1 CVO). Het aantal kandidaten dat geweigerd werd werd niet bevraagd. 15

Een meerderheid van de CVO s (76,9%) vindt dat het kennismakingsgesprek en/of de testen op specifieke kennis/ vaardigheden een voldoende beeld geven van wat men van de kandidaat kan verwachten. 2 van de 13 CVO s vinden dat dat te weinig het geval is en 1 CVO geeft aan dat de selectie helemaal niet aangeeft wat men van de kandidaat kan verwachten. 3.5. Wat met kandidaten die beschikken over een ervaringsbewijs buitenschoolse kinderopvang? In 12 van de 14 CVO s komen kandidaten met een ervaringsbewijs begeleider buitenschoolse kinderopvang in aanmerking voor vrijstelling van een of meerdere theoretische modules. In de twee andere CVO s kan dat niet. Voor welke modules er vrijstelling wordt gegeven is in de helft van de CVO s afhankelijk van het profiel van de kandidaat. Welke criteria daarbij gehanteerd worden werd niet gevraagd. In de overige 6 CVO s krijgen kandidaten met een ervaringsbewijs begeleider buitenschoolse opvang automatisch vrijstelling voor een of meerder modules. Allen geven ze vrijstelling voor de module Kennismaken met kinderopvang. 4 van de 6 CVO s geven vrijstelling voor de modules Omgaan met schoolgaande kinderen en Spelen in de buitenschoolse kinderopvang. Geen van deze 6 CVO s geeft vrijstelling voor de module Observeren, rapporteren en reflecteren. 3.6. Hoe werden de cursisten binnen de 'startopleiding' begeleid? Aan de opleidingsverantwoordelijken werd gevraagd welke ondersteuning de cursisten in de 'startopleiding' werd aangeboden. Het resultaat werd opgenomen in Figuur 1. Op één CVO na wordt het individueel leerproces opgevolgd via tussentijdse gesprekken met de cursist. Een opleidingsverantwoordelijke geeft aan dat niet te doen, de cursisten genieten wel andere vormen van ondersteuning waaronder: extra uitleg door de leerkracht na de lessen; emotionele ondersteuning door de praktijkleerkracht tijdens de supervisiemomenten; individuele feedback en tips (via mail) m.b.t. schriftelijke taken. In 3/4 de van de CVO s voorziet men in aangepaste opdrachten per cursist en/ of onderhoudt men regelmatig contacten met de stagebegeleider op de werkvloer. Eén CVO volgt de cursist ook nog verder op na het beëindigen van hun opleiding. 16

Figuur 1 Welke ondersteuning bieden jullie aan cursisten die de 'startopleiding' volgen? (N=13) Begeleiden van het individuele leerproces via tussentijdse gesprekken 12 Onderhouden van regelmatige contacten tussen school en werksituatie 10 Voorzien van aangepaste opdrachten per cursist 10 Andere 5 Opvolgen van de cursist na het beëindigen van zijn/ haar opleiding 1 0 2 4 6 8 10 12 14 Andere vormen van ondersteuning die opleidingsverantwoordelijken aangeven zijn: taalondersteuning (2), ICT-ondersteuning (1) en psychosociale begeleiding (1). Aan opleidingsverantwoordelijken werd ook gevraagd in welke mate cursisten nood hebben aan ondersteuning m.b.t. specifieke tekorten (bv. op het vlak van gebruik van de Nederlandse taal, studiemethoden, enz.). De resultaten voor deze vraag zijn terug te vinden in tabel 8. Ruim 3/4 de van de opleidingsverantwoordelijken ziet veel tot heel veel nood op het vlak van Leren leren, Problemen oplossen en informatie verwerken, Plannen en organiseren en Werken aan arbeidsattitudes. 17

Tabel 8 - In welke mate hebben cursisten die de 'startopleiding' volgen nood aan volgende ondersteuning? (N=13) Geen Beperkt Veel tot heel veel Leren leren 0 3 10 Problemen oplossen en informatie verwerken 0 3 10 Plannen en organiseren 0 3 10 Werken rond arbeidsattitudes 1 2 10 Combinatie opleiding-werk-gezinssituatie 0 6 7 Lezen en schrijven in het Nederlands? 0 6 7 Mondeling communiceren in het Nederlands 1 7 5 3.7. Hoe werd de stage geëvalueerd? Aan de opleidingsverantwoordelijken werd gevraagd op welke manier de stage geëvalueerd werd. Figuur 2 geeft een overzicht van de door CVO s gebruikte evaluatiemethodieken in het kader van de gesuperviseerde beroepspraktijk of stage. Op een uitzondering na wordt de gesuperviseerde beroepspraktijk in alle CVO s geëvalueerd op basis van functioneringsgesprekken waarbij de werkplekbegeleider, de begeleider van de school en de betrokken cursist aanwezig zijn. In 4 CVO s vormt een dergelijk functioneringsgesprek de enige basis om de gesuperviseerde beroepspraktijk te evalueren. Alle andere CVO s combineren deze methodiek met 1 tot 3 andere vormen van praktijkevaluatie zoals: observatie op de werkvloer door de stagebegeleider (5 CVO s); een of meerdere gesprekken met de cursist (7 CVO s); stage- of competentiegerichte opdrachten (3 CVO s); zelfreflectie en intervisiegesprekken (3 CVO s). Figuur 2 - Gebruikte methodieken voor het evalueren van de gesuperviseerde beroepspraktijk of stage (N=13) Op basis van functioneringsgesprekken waarbiij werkplekbegeleider, de begeleider van de school en de 12 Op basis van een of meerdere gesprekken met 7 Observatie op de werkvloer door de stagebegeleider 5 Andere 5 0 2 4 6 8 10 12 14 18

Andere evaluatiemethodieken zijn: Invulbundel stage. Uitgewerkte en uitgevoerde stageopdrachten, zelfreflecties en intervisiegesprekken binnen de opleiding. Supervisieopdrachten, supervisiegesprekken. Kijkdoe boek, competentiegerichte opdrachten en (intervisie)leergroep. Stageverslagen van de cursist, zelfevaluatie van de cursist en observatie door de mentor. 3.8. Het aantal ingeschreven cursisten Binnen de hen toegekende opleidingscapaciteit, kunnen CVO s zelf van jaar tot jaar bepalen hoeveel instapmomenten en hoeveel opleidingsplaatsen zij voor de 'startopleiding' reserveren. Tabel 9 geeft een overzicht van het aantal ingeschreven cursisten per provincie en per instapmoment. Voor alle CVO s samen werden er voor de 'startopleiding' de voorbije twee jaar 361 cursisten ingeschreven. 138 cursisten schreven zich in tijdens het schooljaar 2010-2011. Met 223 cursisten tijdens het schooljaar 2011-2012, werden 62,5% meer cursisten ingeschreven dan tijdens het eerste jaar van het proefproject. Er zijn grote verschillen naar gelang de provincie. Het grootst aantal cursisten tellen we in de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant en Brussel. Beide regio s tellen ook de meeste opleidingscentra waar de opleiding wordt aangeboden. Tabel 9 Het aantal ingeschreven cursisten per provincie en per instapmoment (N=14) September 2010 Februari 2011 September 2011 Februari 2012 Andere (*) Totaal Antwerpen 39 24 31 18 112 31,0% Limburg 19 20 39 10,8% Oost-Vlaanderen 17 8 32 57 15,8% Vlaams-Brabant en Brussel 12 35 44 18 109 30,2% West-Vlaanderen 2 14 16 4,4% Onbekend 14 14 28 7,8% Totaal 47 91 104 101 18 361 100% (*) Andere = oktober 2011 Gemiddeld tellen we 15 cursisten per instapmoment. Het aantal cursisten varieert sterk naargelang het CVO en het instapmoment (minimum: 2 cursisten; maximum: 28 cursisten per instapmoment). Figuur 3 vergelijkt het aantal cursisten dat werd ingeschreven voor de BKO-opleiding georganiseerd door VDKO en VCOK en het aantal cursisten ingeschreven tijdens de proefperiode van de 'startopleiding'. Tijdens het tweede jaar van het proefproject is het aantal ingeschreven cursisten quasi gelijk aan het aantal cursisten dat zich inschreef voor de BKO-opleiding. 19

Figuur 3 Het aantal ingeschreven cursisten voor de BKO-opleiding georganiseerd door het VDKO en VCOK - (*) gegevens VDAB) - vergeleken met het aantal cursisten ingeschreven voor de 'startopleiding' ( 511 436 385 430 335 235 246 223 138 3.9. Het profiel van de ingeschreven cursisten Figuur 4 leert ons iets over het geslacht van de cursisten. 6,9% van het aantal ingeschreven cursisten behoort tot het mannelijk geslacht (N=25). Alles samen schreven zich 308 vrouwelijke cursisten in voor de 'startopleiding' (85,3%). Van 28 cursisten kennen we het geslacht niet. Figuur 4 - Aantal ingeschreven cursisten in functie van het geslacht (N= 361) Onbekend 28 7,8% Mannen 25 6,9% Vrouwen 308 85,3% Figuur 5 geeft een indicatie van de leeftijd van de cursisten die zich inschreven voor de start opleiding. 38% van het aantal cursisten situeert zich binnen de leeftijdsgroep 20 tot 29 jaar (N=137). De leeftijdsgroepen 30 tot 39 jaar (N=66) en 40 tot 49 jaar (N=56) zijn ongeveer gelijk 20