Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties



Vergelijkbare documenten
Oefenopgaven REDOX vwo

Redoxreacties. Gegeven zijn de volgende reactievergelijkingen: Reactie 1: Pd Cl - 2- PdCl 4 Reactie 2: 2 Cu I - -

Hoofdstuk 17 Redoxreacties

Redoxreacties; een aanvulling op hoofdstuk 13

1. Geef bij de volgende reactievergelijkingen steeds aan:

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN , 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 18 Oxidimetrie bladzijde 1

Elektronenoverdracht (1)

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

Inleiding in de RedOx chemie

Reacties en stroom 1

Hierbij is sprake van elektronenoverdracht; elk Na atoom draagt een elektron over aan Cl-atoom onder vorming van een ionrooster.

Rekenen aan reacties (de mol)

Oefenopgaven TITRATIES

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 4 Oxidimetrie bladzijde 1

Oefenopgaven ZUREN en BASEN havo

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Opdracht 1 In deze opdracht doe je experiment 1, je kunt deze vinden op de website op de pagina Practicum.

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u)

CCVS-tentamen 16 mei Uitwerking

Hans Vanhoe Katrien Strubbe Universiteit Gent SLO Chemie

Heavy metal. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Hoofdstuk 3-5. Reacties. Klas

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I VAK: SCHEIKUNDE 1,2 EXAMEN: 2001-I

Eindexamen scheikunde havo 2002-II

Oefenopgaven ZUREN en BASEN vwo

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

7. Chemische reacties

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 mei 2014 Frank Povel

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

Eindexamen scheikunde havo 2008-II

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Oxidator = het deeltje dat elektronen onttrekt aan een ander deeltje Reductor = het deeltje dat elektronen afstaat aan een ander deeltje

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2001-I

5 Formules en reactievergelijkingen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Eindexamen havo scheikunde II

Hulpmiddelen: Binas T99, T40A. Hulpmiddelen: Binas T99, T40A

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x mol -1 normomstandigheden:

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Wet van Behoud van Massa

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

Stabilisator voor PVC

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2016

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

Proef Scheikunde PH-bepaling

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 15 Elektrochemie bladzijde 1

vrijdag 15 juni :26:05 Midden-Europese zomertijd H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012

Eindexamen scheikunde havo 2008-I

Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

ßCalciumChloride oplossing

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

5 VWO. H8 zuren en basen

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2019

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Samenvatting Scheikunde Boek 2

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

SCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW.

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Curie Hoofdstuk 11 HAVO 5

Module 5 Reductoren en Oxidatoren Antwoorden

Aluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Geeft het reactieschema van deze reactie.

Oplossingen oefeningenreeks 1

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I SCHEIKUNDE HAVO

Kleinschalige chloorproductie (ce)

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2004-I

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

21 e NATIONALE CHEMIE OLYMPIADE Voorronde 1, 2000

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Stoffen en Reacties 2

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

_ Examen VWO. tij ~.- Q)

Uitwerkingen Uitwerkingen 4.3.4

TF5 Scheikunde 4 VWO H 8 en H 9 16 juni 2011

Hoofdstuk 3: Zuren en basen

H4SK-H7. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10

Eindexamen scheikunde pilot havo II

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Eindexamen scheikunde 1 vwo I

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

Transcriptie:

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties OPGAVE 1 Geef de halfreactie waarbij 01 P 2 O 5 wordt omgezet in PH 3. 02 Jodaat, IO 3 - in neutraal milieu wordt omgezet in H 5 IO 6. 03 Methanol in zuur milieu wordt omgezet in methaan. 04 Ethaanzuur wordt omgezet in oxaalzuur. 05 Antimoonoxide (Sb 2 O 3 ) in zuur milieu wordt omgezet in antimoon. 06 Sulfiet omgezet wordt in thiosulfaat, S 2 O 3 2-. OPGAVE 2 Als warm geconcentreerd zwavelzuur aan amino-ethaanzuur (C 2 H 5 O 2 N) wordt toegevoegd, treedt een redoxreactie op. Bij deze reactie ontstaan CO 2, SO 2, NH 4 + en H 2 O. 07 Geef van deze redoxreactie de vergelijkingen van de halfreacties en leid daaruit de vergelijking van de totale reactie af. OPGAVE 3 Onder invloed van bacteriën wordt ammoniak in aëroob milieu geoxideerd tot nitraat: NH 3 + 2 O 2 H + + NO 3 - + H 2 O 08 Geef van deze redoxreactie de vergelijkingen van de beide halfreacties. OPGAVE 4 We laten het metaal zink met water reageren bij drie verschillende ph-waarden namelijk ph < 7, ph = 7 en ph > 7. In alle drie de gevallen treedt er een redoxreactie op waarbij zink betrokken is. 09 Geef de halfvergelijkingen en de totaalreactie van deze drie reacties en verklaar aan de hand van deze reacties wat je bij het uitvoeren de proef zult waarnemen. OPGAVE 5 Bij de zuivering van drinkwater wordt beluchting toegepast. Bronwater kan ijzer- en mangaanzouten bevatten. Om smaakbederf te voorkomen, moeten deze zouten eruit gehaald worden. Door middel van beluchting worden ijzer(ii)ionen, in aanwezigheid van carbonaationen, omgezet in het zeer slecht oplosbare FeOHCO 3. 10 Geef de vergelijking van de reactie die bij het beluchten optreedt. OPGAVE 6 Pyrotechniek is de kunst van het maken van snel brandende mengsels. Het oudste voorbeeld van een pyrotechnisch mengsel is buskruit: een mengsel van kaliumnitraat, houtskoolpoeder en zwavel in de massaverhouding 75 : 15 : 10. Bij de ontbranding van buskruit treedt een zeer snelle verbranding op, waarbij de benodigde zuurstof wordt geleverd door kaliumnitraat: 2 KNO 3 (s) + S(s) K 2 SO 4 (s) + 2 NO(g) [1] KNO 3 (s) + C(s) K 2 CO 3 (s) + N 2 (g) + CO 2 (g) + CO(g) [2] 11 Maak reactie [2] kloppend en geef hierin de elektronenoverdracht aan. 1

OPGAVE 7 Als men in een oplossing sulfietionen wil aantonen, maar er zijn ook andere ionen aanwezig die storend kunnen werken, moet men de sulfietionen buiten de buis aantonen. Hiertoe voegt men eerst wat zuur toe aan de oplossing. Vervolgens verwarmt men de reageerbuis, zodat het ontstane zwaveldioxide kan ontsnappen, en houdt men een filtreerpapiertje met daarop een bruine druppel joodoplossing boven de reageerbuis. Als de druppel ontkleurt, is sulfiet aangetoond. 12 Geef van beide reacties de reactievergelijking. OPGAVE 8 Wanneer men chloorgas in een hete oplossing van natriumhydroxide leidt, ontstaat een oplossing van natriumchloraat (NaClO 3 ) en natriumchloride. 13 Geef van deze reactie de twee halfvergelijkingen en de totaalvergelijking. OPGAVE 9 In voedsel kunnen nitraationen voorkomen, die in het lichaam kunnen worden omgezet in schadelijke nitrietionen (NO 2 - ). Men kan aantonen dat nitraationen in een oplossing aanwezig zijn door aan deze oplossing zwavelzuur en koperkrullen toe te voegen. Bij verwarming kleurt de oplossing blauw en ontstaat het bruine gas NO 2. 14 Geef de vergelijking van deze reactie. Om te bepalen hoeveel nitraat zich in een oplossing bevindt, wordt het nitraat omgezet in ammoniak. Daartoe wordt aan de oplossing aluminium en natronloog toegevoegd. Er treedt een redoxreactie op waarbij, naast ammoniak, uitsluitend AlO 2 - ontstaat. 15 Geef met behulp van halfreacties de vergelijking van deze reactie. OPGAVE 10 Er zijn verschillende manieren om kaliloog te maken. Je kunt kaliumhydroxide, kaliumoxide of kalium in water brengen. 16 Geef de drie reactievergelijkingen. Aan 25,0 ml van de basische oplossing wordt eerst 40,2 mg kaliumpermanganaat toegevoegd en vervolgens een overmaat natriumsulfiet. Er treedt een reactie op waarbij onder andere manganaationen (MnO 4 2- ) ontstaan. 17 Geef met behulp van halfreacties de vergelijking van deze reactie. 18 Welke kleurverandering neemt je waar? Manganaationen kunnen worden omgezet in het slecht oplosbare bruinsteen, MnO 2. 19 Leg uit of manganaat een reductor of een oxidator is bij de omzetting naar bruinsteen. 20 Bereken hoeveel mg bruinsteen er maximaal kan ontstaan. E I N D E 2

UITWERKINGEN OEFENOPGAVEN VWO REDOXREACTIES Verwijzingen naar tabel 48 van BINAS worden gedaan met behulp van de getallen die achter de halfreacties staan. Als een dergelijke verwijzing niet vermeld staat, kan de betreffende halfreactie niet in BINAS gevonden worden. OPGAVE 1 01 P 2 O 5 + 11 H 2 O + 16 e - 2 PH 3 + 16 OH - 02 IO 3 - + 3 H 2 O H 5 IO 6 + H + + 2 e - 03 CH 3 OH + 2 H + + 2 e - CH 4 + H 2 O 04 CH 3 COOH + 2 H 2 O H 2 C 2 O 4 + 6 H + + 6 e - 05 Sb 2 O 3 + 6 H + + 6 e - 2 Sb + 3 H 2 O 06 2 SO 3 2- + 3 H 2 O + 4 e - S 2 O 3 2- + 6 OH - OPGAVE 2 07 De halfreactie van zwavelzuur staat in BINAS bij 0,09. De andere moet je afleiden uit de gegevens. H 2 SO 4 + 2 H + + 2 e - SO 2 + 2 H 2 O 3 C 2 H 5 O 2 N + 2 H 2 O 2 CO 2 + NH + 4 + 5 H + + 6 e - 1 ------------------------------------------------------------------------------- + 3 H 2 SO 4 + H + + C 2 H 5 O 2 N + 3 SO 2 + 4 H 2 O + 2 CO 2 + NH 4 OPGAVE 3 08 De halfreactie van O 2 uit BINAS halen bij +0,40, want er is geen H + aanwezig: O 2 + 2 H 2 O + 4 e - 4 OH - 2 NH 3 + 3 H 2 O NO - 3 + 9 H + + 8 e - 1 --------------------------------------------------------- + NH 3 + 2 O 2 H + + NO - 3 + H 2 O OPGAVE 4 09 Bij ph < 7 reageert Zn (zie 0,76) met H + (zie 0,00): Zn(s) + 2 H + (aq) Zn 2+ (aq) + H 2 (g) Waarnemingen: gasontwikkeling en de vloeistof wordt helder (zink verdwijnt). Bij ph = 7 reageert Zn (zie 0,76) met water (zie 0,83): Zn(s) + 2 H 2 O(l) Zn(OH) 2 (s) + H 2 (g) Waarnemingen: gasontwikkeling en troebeling. Bij ph > 7 reageert Zn samen met OH - (zie 1,22) met water (zie 0,83): Zn(s) + 2 OH - (aq) + 2 H 2 O(l) Zn(OH) 4 - (aq) + H 2 (g) Waarnemingen: gasontwikkeling en de vloeistof wordt helder. 3

OPGAVE 5 10 In FeOHCO 3 heeft ijzer de lading 3+. Het koppel Fe 3+ /Fe 2+ staat bij +0,77 in BINAS. Beluchten betekent dat zuurstof wordt gebruikt als oxidator. De halfreactie van O 2 staat bij +0,40 (neutraal of basisch milieu). Hoewel de halfreacties tegen de tabel in staan, treedt de reactie (volgens de opgave) toch op. De twee halfreacties optellen en completeren met carbonaationen levert op: Fe 2+ Fe 3+ + e - 4 O 2 + 2 H 2 O + 4 e - 4 OH - 1 2-2- CO 3 CO 3 -------------------------------------------------------------------------------- + 4 Fe 2+ (aq) + O 2 (g) + 4 CO 2-3 (aq) + 2 H 2 O(l) 4 FeOHCO 3 (s) 4 OPGAVE 6 11 2 KNO 3 (s) + 3 C(s) 1 K 2 CO 3 (s) + 1 N 2 (g) + 1 CO 2 (g) + 1 CO(g) Omdat in deze reactievergelijking de elementen C(s) en N 2 (g) voorkomen, zullen alleen van C en van N de oxidatiegetallen veranderen. Voor N geldt: in KNO 3 oxidatiegetal 5+ en in N 2 oxidatiegetal 0. Dus totaal 2 5 = 10 e - van C(s) naar KNO 3 (s). Handig om te onthouden: C(s) is ALTIJD reductor. OPGAVE 7 12 Sulfiet met zuur: SO 3 2- (aq) + 2 H 3 O + (aq) SO 2 (aq) + 3 H 2 O(l) (SO 2 lost goed op in water, maar door verwarmen verdwijnt het gas uit de reageerbuis) SO 2 (zie +0,17) met I 2 (zie +0,62): SO 2 + 2 H 2 O SO 4 2- + 4 H + + 2 e - I 2 + 2 e - 2 I - ------------------------------------------------------------------------------------ + SO 2 (aq) + 2 H 2 O(l) + I 2 (aq) SO 4 2- (aq) + 4 H + (aq) + 2 I - (aq) OPGAVE 8 13 Volgens de opgave wordt chloor, Cl 2, omgezet in ClO 3 - èn in Cl -. Dit betekent dat Cl 2 hier zowel reductor als oxidator is. Het gaat hier om een zogenoemde autoredoxreactie. De halfreactie van Cl 2 naar Cl - staat in BINAS bij +1,36. De halfreactie van Cl 2 naar ClO 3 - moet je zelf opstellen (aan die bij +1,45 heb je niets). Cl 2 + 2 e - 2 Cl - 5 Cl 2 + 12 OH - 2 ClO - 3 + 6 H 2 O + 10 e - 1 -------------------------------------------------------------- + (en delen door 2) Cl 2 + 6 OH - 5 Cl - + ClO - 3 + 3 H 2 O 4

OPGAVE 9 14 NO 3 - /NO 2 bij +0,81 en Cu 2+ /Cu bij +0,34 in BINAS. NO 3 - + 2 H + + e - NO 2 (g) + H 2 O 2 Cu(s) Cu 2+ + 2 e - 1 ------------------------------------------------------------------------------------ + Cu(s) + 2 NO 3 - (aq) + 4 H + (aq) Cu 2+ (aq) + 2 NO 2 (g) + 2 H 2 O(l) 15 Al is een metaal, dus een reductor. Nitraat is derhalve de oxidator. Omdat in basisch milieu gewerkt wordt komen er geen H + -en voor. NO 3 - + 6 H 2 O + 8 e - NH 3 + 9 OH - 3 Al + 4 OH - AlO 2 - + 2 H 2 O + 3 e - 8 ---------------------------------------------------------------------- + 3 NO 3 - + 8 Al + 5 OH - + 2 H 2 O 3 NH 3 + 8 AlO 2 - OPGAVE 10 16 KOH(s) K + (aq) + OH - (aq) oplosvergelijking K 2 O(s) + H 2 O(l) 2 K + (aq) + 2 OH - (aq) zuur-base reactie 2 K(s) + 2 H 2 O(l) 2 K + (aq) + 2 OH - (aq) + H 2 (g) redoxreactie 17 MnO - 4 bij +0,54 en SO 2-3 bij 0,92. MnO - 4 + e - 2- MnO 4 2 SO 2-3 + 2 OH - SO 2-4 + H 2 O(l) + 2 e - 1 ------------------------------------------------------------------------ + 2 MnO - 4 + SO 2-3 + 2 OH - 2 MnO 2-4 + SO 2-4 + H 2 O 18 In tabel 65B van BINAS staan kleuren. De verandering is van paars (MnO - 4 ) naar groen (MnO 2-4 ). 19 Met oxidatiegetallen: van 6+ (in MnO 2-4 ) naar 4+ (in MnO 2 ). Er zijn elektronen opgenomen, dus manganaat is oxidator. Met halfreactie: MnO 2-4 + 2 H 2 O + 2 e - MnO 2 + 4 OH - 20 Er is uitgegaan van 40,2 mg KMnO 4. Dit komt overeen met 40,2 158,0 = 0,254 mol KMnO 4. Er zal dus ook 0,254 mol MnO 2 ontstaan. Dit komt overeen met 0,254 86,94 = 22,1 gram MnO 2. 5