Het belang van het belangeloze. Kant en de kracht van vrije schoonheid



Vergelijkbare documenten
Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen

Over schoonheid en het verlangen van de rede. Belangeloos welgevallen in Deleuze s interpretatie van Kant

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Niet-feitelijke waarheden (2)

Opgave 3 De troost van muziek

De natuur van het genie

Kunstfilosofisch Kwartet

Kant over het mathematisch verhevene

Opgave 2 Politiek en emoties

Eindexamen vwo filosofie II

Achtergrond bij het lezen van Schiller extra info:

Opgave 2 Doen wat je denkt

HEGEL S LOGICA. door Mr Drs A.Börger

Wat is kunst? Kunst en kunstfilosofie. Alexander Gottlieb Baumgarten. Helpt dat? Wat is schoonheid? 1/3/11. de perfectie van zintuiglijke kennis?

De doorwerking van Kants esthetica. Nu ik heb uiteengezet in welke constellatie Kants esthetische beschouwingen staan, en vanuit

Eindexamen filosofie vwo I

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1

filosofie vwo 2016-II

Eindexamen filosofie vwo I

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn?

Eindexamen Filosofie havo I

Geluk & wijsheid. Zevende avond

FILOSOFIE TUSSEN DE PALMEN II EMMANUEL LEVINAS

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Eindexamen filosofie vwo II

Hogeschool Leiden Odm

MIRARI Van kritiek naar dialoog.

filosofie havo 2018-II

Het Beeld van Onszelf

Opgave 3 De gewapende overval

Paper Architectuurtheorie deel II Kunst: een doel of een middel?

Immanuel Kant Kritiek van de zuivere rede 53

Filosofie en actualiteit. Tweede bijeenkomst

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin!

De (on)mogelijkheid van een rationele ethiek

1 Legitimatie Hoog en Laag: Elitair of Toegankelijk? Korte Geschiedenis Hedendaagse Kunst... 2

filosofie havo 2019-I

Een beeld dat ons gevangen houdt. Over de epistemische status van de metafysica in het vertoog van Guido Vanheeswijck

Filosofie. Op het VWO. Filosofie juist op Lyceum Oudehoven!

2 keer beoordeeld 22 maart Sociale filosofie gaat over de maatschappij, het gaat over hoe je een goede samenleving kan hebben.

Sessie 1 De eudaimonistische ethiek van Aristoteles

Waarom welzijn? Over de ethiek van diergebruik en de waarde van welzijn

filosofie vwo 2015-II

CAT B / Cursusafhankelijke toets

26 oktober 2014 Nationale Bijbelzondag. Echt geluk is voor.. Bij de zaligsprekingen uit de Bijbel in Gewone Taal Mattheüs 5 : 1-12

Eindexamen Filosofie vwo II

Schone Kunst en Implicatiekunst Filosofisch bekeken

PROCESDOEL 5 OEFENING IN ZINGEVEN

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Aristoteles: Oh ja? Maar ik heb ook wel eens gehoord van utilitarisme, wat is dat dan?

Eindexamen Filosofie vwo I

Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte.

Vraag Antwoord Scores

RESULTATEN VIP-TEST LEIDINGGEVEN. Kandidaat: de heer Bart Soeters Datum praktijksimulatie: Adviseur: INLEIDING

FILOSOFIE ALS VERWONDERING

Een ander domein is de wetenschap. Wetenschap kan men als volgt omschrijven:

Beste mededisputanten,

Samenvatting Filosofie Emoties

De uitbreiding zoals die in het eerste deel van de kantlijn wordt aangegeven zal niet zonder gevolgen blijven gezien de indrukwekkende samenhang in

Verdeling van de samenvattingen van de hoofdstukken:

ONDERZOEK. Heterogene en homogene klassen 3 H/V

Feedback. KunstEnCultuur

5 havo Nederlands mevr. Rozendaal. Leesvaardigheid examenvoorbereidingen

Examen HAVO. Nederlands Nederlands. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage

Lezen doe je niet met je lichaam. Wat is literaire pornografie?

filosofie havo 2015-II

Gepast wijzen naar artistieke kwaliteit. dr. Rob van Gerwen.

Het Basisboek Filosofie H2 Goed en Kwaad / Ethiek / Moraalfilosofie

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April Emanuel Rutten

Examenprograma filosofie havo/vwo

Opgave 1: Vrije wil als zelfverwerkelijking

Spinoza s Visie. Dag 3. Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur?

Spinoza - ook tafels hebben een ziel

Advies. aan de gemeente Huizen inzake het. achterwege laten van stemming. Mr. dr. F. de Vries. Prof. mr. D.J. Elzinga

Immorele of Implicatiekunst? Hoe beoordeel je artistieke experimenten?

Opgave 2 Emoties rondom Joran

Paranormaal of psychisch gestoord? Wat te doen als er problemen zijn?

De Verlichting. Maar voor de helft geslaagd?

Vraag Antwoord Scores. geesten op metafysisch niveau, omdat er geen andere bewustzijnsvormen bestaan 1

(NRC Handelsblad, ) Arnold Heumakers

Oefening baart ethiek Neurobiologie, boeddhisme en ethiek

Desgevraagd hebt u te kennen gegeven geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord naar aanleiding van uw bezwaar.

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

VERTROUWELIJK RESULTATEN VIP-TEST_ LEIDINGGEVEN. Kandidaat: de heer Bart Datum praktijksimulatie: Adviseur: Dennis Luijks INLEIDING

Gemeente van de levende,

Eindexamen havo filosofie I

Praktische opdracht Filosofie Immanuel Kant

Eindexamen filosofie vwo II

Eindexamen Filosofie havo II

Rob van Gerwen Waarneming en Becketts symbolen In: De Filosoof 66, Utrecht 2015, pp

Plato s De Sofist en een daarop geïnspireerd Godsargument

DISCUSSIE. Bartomeu Mari, Witte de With, Rotterdam

Ananias & Saffira. Het leven van de eerste christengemeente, openbaarde en meewerkte, ja, daar kunnen wij naar verlangen.

1. Inleiding. De normale, driedimensionale ervaring is nog maar een begin van wat het leven te bieden heeft. De levensbloem

Grenzen verleggen. Amsterdam, februari Beste Julian Baggini,

Startzondag 14 september 2014 Vieren en Verbinden

Eindexamen havo filosofie 2013-I

Transcriptie:

Gepubliceerd op Esthetica (http://www.estheticatijdschrift.nl) Het belang van het belangeloze. Kant en de kracht van vrije schoonheid Sajda van der Leeuw In de beroemde definitie die Kant van het schone geeft ( ), [heeft] zich een fundamentele dwaling genesteld. Schoon, zo heeft Kant eens gezegd, is wat ons zonder belang bevalt. Zonder belang! Men vergelijke deze definitie eens met die andere, geformuleerd door een echte toeschouwer en artiest Stendhal, die het schone ergens une promesse de bonheur noemt. Hier is in elk geval juist datgene verworpen en geschrapt, waarop Kant in de esthetische toestand exclusief de nadruk legt: le désintéressement. Wie heeft er nu gelijk, Kant of Stendhal? Het is met deze vraag dat Friedrich Nietzsche in zijn De genealogie van de Moraal, in het kader van zijn derde verhandeling over de betekenis van ascetische idealen, een korte passage inluidt over datgene wat men het schone pleegt te noemen (Nietzsche 2000, 98). In het vervolg van Nietzsches tekst wordt natuurlijk al snel duidelijk (als het hier al niet duidelijk genoeg was) dat Nietzsche zich in deze kwestie graag aan de zijde van Stendhal en diens definitie van schoonheid als een belofte van geluk schaart. Stendhals definitie waarbij het effect van het schone, in tegenstelling tot zowel Kant als bijvoorbeeld Schopenhauer, juist als een prikkeling van de wil wordt opgevat doet volgens Nietzsche namelijk meer recht aan het belang dat de aanschouwing van schoonheid in de toeschouwer opwekt. Hiermee zet Nietzsche zich af tegen de esthetici : 'Wanneer onze esthetici [ ] niet moe worden, ten gunste van Kant het argument te laten wegen dat men onder de bekoring van de schoonheid zelfs ongeklede vrouwenstandbeelden zonder belang kan aanschouwen, dan mag men hen wel een beetje uitlachen [ ]' (ibidem). Nietzsche lijkt hiermee een voorloper te zijn van de eeuwen die nog komen zouden, waarin men vaak met een ietwat toegeeflijke lach over de naïviteit spreekt van Kants definitie van schoonheid als een belangeloos welgevallen. Vandaag de dag nu, tweehonderd jaar na Kant, in een tijd waarin schoonheid opnieuw aan perfectie identiek lijkt te worden gesteld denk bijvoorbeeld aan de florerende beautyindustrie en de plastische chirurgie is het misschien tijd om de vooronderstelde naïviteit van Kants definitie van vrije schoonheid opnieuw aan een onderzoek te onderwerpen. Wellicht zal dan blijken dat zijn definitie van schoonheid als een belangeloos welgevallen minder naïef en lachwekkend is dan het zich in eerste instantie doet aanzien, en juist ook voor onze tijd van grote waarde is. Een dergelijk onderzoek zou zich moeten richten op twee dingen: ten eerste zal het Kants argument ten behoeve van een onderscheid tussen schoonheid en perfectie in beschouwing moeten nemen, en ten tweede zal daaruit dan vervolgens moeten blijken wat heden ten dage het belang (c.q. de relevantie) van dit onderscheid zou kunnen

zijn. In dit kader zou ik in deze tekst graag twee thesen willen verdedigen: ten eerste dat Kants onderscheid tussen schoonheid en perfectie het mogelijk maakt om ook het imperfecte als schoon te benoemen. En ten tweede, dat precies deze loskoppeling van schoonheid en perfectie in Kants definitie van de vrije schoonheid het mogelijk maakt om een brug te slaan naar de morele sfeer, waardoor schoonheid als het symbool van het zedelijk-goede kan worden gekarakteriseerd. Hiermee zal ik uiteindelijk proberen te betogen dat er een grote kracht schuilt in Kants definitie van de vrije schoonheid juist als een belangeloos welgevallen dat bovendien van groot belang zou kunnen zijn voor onze eigen tijd. Schoonheid en imperfectie In 15 van het Kritiek van het Oordeelsvermogen legt Kant uit dat er altijd een sterke verbinding heeft bestaan tussen schoonheid en volmaaktheid of perfectie, en dat beide zelfs vaak als identiek aan elkaar worden beschouwd. (Denk hierbij bijvoorbeeld aan Kant s leermeester Alexander Baumgarten, die schoonheid als volmaaktheid typeerde.) Deze vooronderstelde convergentie tussen schoonheid en volmaaktheid komt voort uit het feit dat beide een bepaalde innerlijke doelmatigheid lijken te impliceren. Kant acht het echter van het grootste belang om deze vooronderstelde identiteit van schoonheid en volmaaktheid te onderzoeken en, zoals al snel duidelijk wordt, komt Kant in dat onderzoek tot de conclusie dat schoonheid en volmaaktheid juist noodzakelijkerwijze van elkaar moeten worden onderscheiden. Kant begint zijn argument ten behoeve van dit onderscheid met een uitleg over het feit dat volmaaktheid altijd een objectieve, innerlijke doelmatigheid vooronderstelt. Vanwege die objectieve innerlijke doelmatigheid hebben we dan ook altijd een begrip nodig van een innerlijk doel van de mogelijkheid van het te beoordelen object. Dit betekent, simpeler gezegd, dat we voor het oordeel van perfectie dat we aan een object toekennen, altijd eerst een bepaald begrip moeten hebben van wat voor ding dat object zou moeten zijn. Dat wil zeggen dat als je iets aanschouwt, bijvoorbeeld een glooiend grasland met enkele bomen en een stromend beekje, en je stelt je daarbij niet direct een doel voor (bijvoorbeeld het doel van een picknick), dan zal de vorm van dit grasland met zijn boompjes en het beekje je niet het minste begrip geven van volmaaktheid of perfectie. Als je je echter wél dit doel (van een picknick) daarbij voorstelt, enkel dan kun je zeggen dat dit glooiende grasland perfect is voor een picknick. Het is dan ook precies vanwege deze eigenschap van perfectie waarbij dus noodzakelijk een objectieve doelmatigheid wordt voorondersteld (tegenover de vrije schoonheid, dat enkel een subjectieve doelmatigheid voorondersteld) dat Kant zich genoodzaakt ziet het onderscheid te maken tussen vrije en afhankelijke schoonheid, en zijn definitie van de vrije schoonheid als een belangeloos welgevallen of een doelmatigheid zonder doel poneert. Zoals Kant in 16 zegt (2010, 123): Er zijn twee soorten schoonheid: de vrije schoonheid (pulchritudo vaga) en de louter afhankelijke schoonheid (pulchritudo adhaerens). De eerste schoonheid vooronderstelt geen begrip van wat het object moet zijn; de tweede doet dat wel, en vooronderstelt verder de volmaaktheid van het object volgens dat begrip. Het eerste type schoonheid wordt de op zich bestaande schoonheid genoemd van dit of dat ding, het tweede, dat bij een begrip hoort (ook wel voorwaardelijke schoonheid genoemd), wordt aan objecten toegeschreven die onder het begrip

van een specifiek doel vallen. In dit citaat wordt bovendien een interessante implicatie duidelijk van het onderscheid tussen vrije schoonheid en afhankelijke schoonheid (of volmaaktheid). Door zijn onderscheid wijst Kant namelijk impliciet op de mogelijkheid om de menselijke kenvermogens te gebruiken zonder dat daarbij meteen een doel moet worden voorondersteld, wat tot gevolg heeft en dit is mijn eerste these dat ook het imperfecte als schoon zou kunnen worden benoemd. Waar perfectie altijd met een voorstelling van een objectieve doelmatigheid samen gaat (en aldus een bepaald begrip en daarmee een innerlijk doel voorondersteld) is vrije schoonheid immers juist een doelmatigheid zonder doel. Bij vrije schoonheid ondervindt men een lust voor het behoud van de toestand van het vrije spel zelf of, zoals Kant het zegt (idem, 112): We verwijlen bij de beschouwing van het schone, omdat die beschouwing zichzelf versterkt en reproduceert ( ). Het oordeel van schoonheid vooronderstelt dus een doelmatigheid, die omwille van zichzelf plaatsvindt dit in tegenstelling tot perfectie, dat een doelmatigheid omwille van een doel impliceert. Dit betekent dat schoonheid dus niet zonder meer identiek te stellen is aan datgene wat volledig is, wat perfect of volmaakt is waarmee ook het im perfecte schoon kan zijn. Het imperfecte, of wellicht zelfs het lelijke, is aldus niet iets dat schoonheid noodzakelijkerwijze uitsluit: in een bepaalde zin vormt het juist de voorwaarde ervan. 1 Schoonheid als het symbool van het zedelijke goede Precies deze scheiding tussen schoonheid en volmaaktheid is dan ook de reden dat Kant in 59 stelt dat enkel de vrije schoonheid als het symbool van het zedelijke goede kan worden gezien. Hierbij maakt hij echter ook meteen duidelijk dat de notie van symbool daarbij van het grootste belang is. Symbool moet namelijk worden opgevat als de mogelijkheid van het oordeelsvermogen om aan een begrip, wat enkel door de rede kan worden gedacht en waarmee dus geen enkele zintuiglijke aanschouwing kan overeenkomen bijvoorbeeld het begrip van het zedelijk-goede een aanschouwing te koppelen dat daaraan louter analoog is (Kant 2010, 249-251). Dat wil zeggen dat de aanschouwing in een analogie enkel qua vorm van de reflectie met het begrip correspondeert (en dus niet qua inhoud). Dat Kant nu precies de vrije schoonheid als symbool van het zedelijk-goede benoemd, heeft dan ook te maken met het feit dat de vorm van de reflectie die men ervaart bij de vrije schoonheid, correspondeert met het begrip van het zedelijk-goede. Het reflexieve oordeelsvermogen, wat in schoonheid een doelmatigheid zonder doel ondervindt, komt dus in zoverre met het begrip van het zedelijk-goede overeen dat ook deze laatste een doelmatigheid zonder doel impliceert het categorisch imperatief immers, door het subject aan zichzelf als wet gegeven en dat het subject als doel op zich voltrekt. Kant maakt hier echter ook meteen duidelijk waarom het schone enkel als een symbool van het zedelijk-goede kan worden gezien, en dus nooit aan het zedelijk-goede gelijk kan worden gesteld. Dit namelijk vanwege het feit dat het zedelijke-goede weliswaar in deze vorm van de reflectie met het schone overeenstemt, maar tegelijkertijd ook duidelijk van het schone verschilt: en wel in het feit dat het goede in zijn belangeloze welgevallen wel degelijk een belang voortbrengt dit in tegenstelling tot het schone (Kant 2010, 252). Duidelijk wordt dus echter, dat het schone en het goede als een eenheid in differentie kunnen worden gezien, door middel van de analogie die hun verbinding bewerkstelligt. Om beide te kunnen verbinden is echter de scheiding tussen schoonheid en perfectie, waarvoor Kant zich

eerder zoveel moeite getrooste, noodzakelijk. Dit vanwege het feit dat enkel door middel van die scheiding de verbinding mogelijk wordt de verbinding namelijk, van de vrije schoonheid met het zedelijk-goede in het feit dat zij beide onmiddellijk behagen, en dat doen zonder belang: zij geven beide blijk van een belangeloos welgevallen (hoewel de ene een belang voortbrengt en de ander niet). Une promesse du bonheur Kants definitie van schoonheid als een belangeloos welgevallen heeft zich aldus op twee manieren vruchtbaar getoond: ten eerste wordt het door deze definitie mogelijk om een onderscheid te maken tussen schoonheid en perfectie, en ten tweede zorgt precies dit onderscheid ervoor dat schoonheid tot een symbool van het zedelijke goede kan uitgroeien. Het schone en het goede laten zich aldus in Kants filosofie voor het eerst op een unieke wijze met elkaar verbinden, waarbij (in tegenstelling tot eerdere theorieën) beide niet volledig aan elkaar gelijk worden gesteld, maar een eenheid in differentie vormen (in de werkelijke definitie van een verbinding : het tegelijkertijd onderscheiden en samenbrengen van twee elementen). Deze eenheid in differentie van het schone en het goede is niet alleen waardevol gebleken voor de vele theorieën na Kant (denk bijvoorbeeld aan Friedrich Schiller) gezegd kan worden dat het ook voor onze eigen tijd van groot belang is. Doordat er met het onderscheid tussen schoonheid en perfectie een mogelijkheid ontstaat voor een waardering van het imperfecte, toont Kants definitie van de vrije schoonheid zich als een belangrijke impuls voor de hedendaagse reflectie op de aard (en het belang) van dit onderscheid. Het is namelijk enkel door dit onderscheid tussen schoonheid en perfectie, dat men zich bewust wordt van een andere vorm van doelmatigheid : de mogelijkheid van een doelmatigheid zonder doel. De menselijke eigenschap om te kunnen verwijlen bij het schone, zonder daaraan een direct doel of nut te verbinden de mogelijkheid van een vrij spel van de kenvermogens, en het genot dat dit vrije spel op zich genereert vormt een immanente kritiek op de hedendaagse kapitalistische (en door en door doelmatige) maatschappij. De op hol geslagen beauty-industry, die op zulk een obsessieve wijze het doel van perfectie aan elke vorm van schoonheid verbindt, is wellicht enkel een symptoom van de dwangmatige stoornis waaraan onze hedendaagse maatschappij lijkt te lijden. Het is precies vanwege deze diagnose, dat de ruimte ter bezinning 2 die door Kants onderscheid tussen schoonheid en perfectie ontstaat, kan worden bezien als een noodzakelijke kritiek op het rationele, doelmatige denken dat onze hedendaagse maatschappij karakteriseert. Het belang dat Kants definitie van vrije schoonheid juist als een belangeloos welgevallen aldus ook voor onze eigen tijd heeft, is dan ook de reden dat ook Theodor W. Adorno schoonheid eens une promesse du bonheur heeft genoemd. Duidelijk is natuurlijk, dat Adorno hierbij op een geheel andere wijze dan Stendhal een zekere belofte aan schoonheid verbond. In Adorno s Kantiaanse herdefiniëring van Stendhal uitspraak is het namelijk niet zo dat schoonheid enkel aan iets wordt toegekend wanneer datgene een belofte van geluk genereert (oftewel een zeker aangenaam doel in het vooruitzicht stelt) het is juist datgene, waarvoor schoonheid symbool staat, waardoor het volgens Adorno une promesse du bonheur kan worden genoemd. Voor Adorno toont Kants definitie van vrije schoonheid aldus de mogelijkheid van de mens om op een andere wijze doelmatigheid tentoon te spreiden: de mens heeft de mogelijkheid of wellicht is het een (autonome) keuze tot vrijheid. Het is daarom dat ik deze tekst wil afsluiten met Adorno s herdefiniëring van Nietzsches kritiek op Kant (Nietzsches kritiek op het belangeloze welgevallen in het citaat waarmee ik deze tekst begonnen ben). Ik zal dat doen door te eindigen met opnieuw een citaat, maar dit keer van

Adorno (uit zijn Minima Moralia, 1971, p. 205, cursief toegevoegd): Doordat de [ ] dingen [ ] afzien van de macht die het subject hun toekende en met behulp daarvan zelf wilde uitoefenen, veranderen ze in beelden van het geweldloze, de belofte van een geluk dat van de heerschappij over de natuur is genezen. [ ] In de betovering van datgene wat zich in absolute onmacht onthult, het schone, volmaakt en nietig ineen, weerspiegelt de schijn van almacht zich negatief als hoop. Het is aan iedere machts-uitoefening ontkomen. Deze totale doelloosheid dementeert de totaliteit van het doelmatige in de wereld der heerschappij, en alleen krachtens een dergelijke ontkenning, [ ] wordt tot op de huidige dag de bestaande maatschappij zich van een mogelijke bewust. Sajda van der Leeuw (1986) heeft zowel Wijsbegeerte als Kunstgeschiedenis gestudeerd. In 2011 sluit zij haar studie als student Wijsbegeerte in de Research MA Philosophy aan de Universiteit van Amsterdam af. Zij zal daarna beginnen met een tweede Master in de Kunstgeschiedenis (in Berlijn of New York). Sajda van der Leeuw publiceert regelmatig artikelen en recensies over hedendaagse kunst, esthetica en filosofie van kunst en cultuur. 3 sajdavanderleeuw@gmail.com[1] Bibliografie Nietzsche, Friedrich (2000). De genealogie van de moraal, in het bijzonder het derde deel Over ascetische idealen.amsterdam: Uitgeverij de Arbeiderspers. Kant, Immanuel (2010). Kritiek van het Oordeelsvermogen, in het bijzonder 15, 16 en 59. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Adorno, Theodor W. (1971). Minima Moralia, in het bijzonder passage 144. Utrecht: Het Spectrum. 1. Een interessant punt waarin Stendhal en Kant samenkomen hoewel bij Stendhal het onvolmaakte of lelijke enkel een kandidaat voor het schoonheidsoordeel kan worden door een puur subjectieve belofte van geluk die de beschouwer in het onvolmaakte of lelijke object ervaart, terwijl Kants theorie van het schone het juist mogelijk maakt om het onvolmaakte of lelijke op zich schoon te noemen (zonder daarbij een belofte van iets anders, oftewel een doel, te vooronderstellen). 2. In de betekenis van Aby Warburgs Raum der Besonnenheit. 3. Deze bijdrage is een bewerking van de tekst die is uitgesproken op het congres 'De hele Kritiek van het oordeelsvermogen in 12 uur!', dat op 24 juni 2010 in het Academisch Centrum Spui25 te Amsterdam heeft plaatsgevonden. Ga voor een overzicht van alle sprekers en onderwerpen naar het volledige programma. [2] Estheticatijdschrift.nl Gedownload van de pagina s van http://www.estheticatijdschrift.nl

Links: [1] mailto:sajdavanderleeuw@gmail.com [2] http://www.estheticatijdschrift.nl/magazine/2010/kritiek-van-het-oordeelsvermogen/de-hele-kritiek-vanhet-oordeelsvermogen-12-uur