Handleiding en opgaven niveau AA Thema: Problemen voor V&D Een uitgebreide uitgeschreven aanpak vindt u in de Instapmodules: www.nieuwsbegrip.nl Download & prints Instapmodules Nieuwsrekenen. Benodigd materiaal - Voor alle leerlingen een exemplaar van Opgavenblad AA (zie pagina 4) - Voor alle leerlingen een exemplaar van het Stappenplan (zie pagina 5) en een kladblaadje Opgave 1: Samen Voorkennis ophalen over het onderwerp Introduceer het onderwerp van deze les: problemen voor V&D. Zijn er leerlingen die deze winkel kennen? Zijn ze er wel eens geweest? Wat kun je daar kopen? Heeft iemand gehoord dat er problemen zijn met V&D? Afhankelijk van de reacties van de leerlingen vertelt u dat er grote problemen zijn. V&D verkoopt te weinig spullen. Ze verdienen daarom te weinig geld. Je kunt ook zeggen dat ze verlies leiden. Dat betekent dat ze de mensen die er werken niet meer kunnen betalen. Het leek erop dat alle winkels moesten dichtgaan. Gelukkig is er nu een plan gemaakt en blijven de winkels open. V&D bestaat al 128 jaar en is een van de bekendste winkels in Nederland. Daarom is V&D vaak in het nieuws geweest deze week. De opdrachten van deze week gaan over de aantallen winkels die V&D heeft in ons land. U kunt de leerlingen eventueel het Nieuwsbegripfilmpje over het onderwerp laten zien. Zie www.nieuwsbegrip.nl (week 7, 2015, Jeugdjournaal). Stappenplan Nieuwsrekenen s(b)o Laat het Stappenplan op het digibord zien. Vertel nog een keer wat het doel van het Stappenplan is en wat de verschillende stappen betekenen. De vier stappen moet je nemen om tot een oplossing van een rekenvraag van Nieuwsrekenen te komen: Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Stap 4: Ik controleer of mijn antwoord kan kloppen Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag U laat het opgavenblad op het bord zien (zorg ervoor dat alleen de tekst en het schema te zien zijn), terwijl het papieren Opgavenblad, het Stappenplan en de kladblaadjes worden uitgedeeld. Tekst en schema lezen U leest de tekst voor terwijl de leerlingen met u meelezen. Tijdens het lezen geeft u (hardop denkend) aan wat u te binnen schiet. Nadat u de titel heeft gelezen, zegt u dat Nederland verdeeld is in twaalf provincies. Noem er een paar en geef aan in welke 1
provincie de school ligt. Na de tweede zin zegt u welke Hema en Bijenkorf u kent en waar die zijn. U kunt ook aangeven wat u daar koopt of wel eens gekocht heeft. Na de zin De winkels van de Bijenkorf grote steden noemt u enkele grote steden waar een Bijenkorf te vinden is (o.a. Amstelveen, Amsterdam, Breda, Maastricht, Den Bosch, Eindhoven). Hierna wijst u naar de tabel. Aan de linkerkant staan de twaalf provincies genoemd en daarnaast hoeveel winkels van V&D er in elke provincie zijn. (De gebruikte bronnen bij tekst en schema: http://nl.wikipedia.org; www.vd.nl/vestigingen) Tekst arceren U geeft aan dat u in de tekst de getallen en de woorden die met rekenen te maken hebben, arceert. U begint met de getallen en hoeveelheden en de woorden die erbij horen: drie bekende warenhuizen, meer dan vijfhonderd winkels, bij elkaar 63, tien, twaalf provincies. De leerlingen arceren deze woorden ook. Vertel dat u hierna op zoek gaat naar andere woorden in de tekst die met rekenen te maken hebben: elke provincie (2x), hoeveel winkels. Geef aan wat deze woorden met rekenen te maken hebben en arceer ze in de tekst. De leerlingen arceren deze woorden ook. Ook in het schema staan veel getallen, maar omdat het hele schema met rekenen te maken heeft, arceert u die niet. Nadat u de tekst en het schema op deze manier besproken heeft, kijkt u samen nog even naar het Stappenplan bij Stap 1. U concludeert dat u nu het verhaaltje en het schema begrepen heeft. Nu bekijkt u eerst samen de rekenvraag (zie hierna). De eerste rekenvraag Op het bord laat u opgave 1 zien en u leest deze voor: Hoeveel warenhuizen van V&D zijn er in Zuid-Holland en Noord-Brabant samen? U formuleert de rekenvraag in eigen woorden: Ze willen dus weten hoeveel winkels van V&D er bij elkaar zijn in de provincies Zuid-Holland en Noord-Brabant. U kijkt samen weer even naar Stap 1 van het Stappenplan en concludeert: We snappen nu ook de rekenvraag. Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Wijs op Stap 2: Ik ga nu bedenken hoe ik deze rekenvraag kan oplossen. Leg uit dat er vaak meer manieren zijn om tot een oplossing te komen, maar dat u kiest voor de volgende manier. U vertelt dat u gelezen hebt dat in de tabel staat hoeveel winkels er zijn in de provincies. U zoekt in de tabel de provincies Zuid-Holland en Noord-Brabant op en kijkt welk getal erachter staat. Dat is het aantal winkels. Zuid-Holland 15 en Noord-Brabant 10. Dit schrijft u op (zie afbeel- 2
ding). U vervolgt: Om te weten hoeveel winkels dat bij elkaar zijn, moet ik die twee getallen bij elkaar optellen. Dat schrijf ik ook op: 15 + 10 = Ik weet direct hoeveel dat is, want ik heb geleerd om te tellen met sprongen van 10. Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Wijs op Stap 3. Het beantwoorden van de rekenvraag is nu eigenlijk niet zo moeilijk meer: 15 + 10 = 25. Schrijf nu het antwoord op het bord. Doe dat in de context van het verhaal. Het antwoord is dus: 25 winkels bij elkaar. Stap 4: Ik controleer of mijn antwoord kan kloppen Kijk nu samen met de leerlingen naar Stap 4 van het Stappenplan. U gaat nu controleren of uw antwoord goed kan zijn. Lees de eerste rekenvraag nog eens voor en herhaal die in eigen woorden. Kijk vervolgens kritisch naar het antwoord dat u geformuleerd hebt bij Stap 3. Zou dit antwoord kunnen kloppen? Is het niet opvallend groot of juist heel klein? Concludeer dat uw antwoord kan kloppen. Daarna schrijven de leerlingen het antwoord bij opgave 1 op hun Opgavenblad. Opgave 2: Proberen In tweetallen gaan de leerlingen aan de slag met opgave 2. Ze gebruiken hierbij weer het Stappenplan. U houdt de tweetallen in de gaten, u loopt rond en geeft zo nu en dan hulp. Bij Stap 1 lezen ze samen nog eens het verhaaltje door en ook de nieuwe rekenvraag. Begrijpen ze wat er gevraagd wordt? Bij Stap 2 lossen ze ieder voor zich de nieuwe rekenvraag op. Ze noteren hun berekening en maken eventueel een tekening. Hierna vergelijken ze hun aanpak en hun antwoord. Antwoord opgave 2: 25 winkels. Opgave 3: Zelf De leerlingen gaan zelfstandig (individueel of in tweetallen) aan de gang met opgave 3, ook weer met behulp van het Stappenplan. Terwijl de leerlingen aan het werk zijn, loopt u rond. Zo nodig geeft u de leerlingen aanwijzingen. Antwoord opgave 3: nog 3 winkels. 3
OPGAVENBLAD AA NAAM: In elke provincie een V&D In Nederland zijn drie bekende warenhuizen. Dat zijn V&D, Hema en de Bijenkorf. Hema heeft in Nederland meer dan vijfhonderd winkels. V&D heeft er bij elkaar 63. In elke provincie van Nederland is wel een V&D te vinden. De winkels van de Bijenkorf vind je vooral in de grote steden. Er zijn er tien. In de tabel zie je hoeveel winkels V&D heeft in de twaalf provincies. Provincie Aantal winkels Noord-Holland 13 Zuid-Holland 15 Flevoland 1 Friesland 1 Gelderland 7 Overijssel 3 Limburg 4 Noord-Brabant 10 Zeeland 1 Utrecht 4 Drenthe 3 Groningen 1 Hoeveel warenhuizen van V&D zijn er in Zuid-Holland en Noord-Brabant samen? In negen provincies zijn er minder dan tien winkels van V&D. Hoeveel winkels hebben die provincies bij elkaar? Hoeveel winkels moet Noord-Holland er nog bij krijgen om de meeste te hebben? 4
5