BESCHERMING VAN BIOTECHNOLOGISCHE UITVINDINGEN



Vergelijkbare documenten
Wat is biotechnologie?

Basisstof 7 Genetische variatie

Praktische opdracht ANW Biochemie

Opstel door B woorden 6 maart keer beoordeeld. Inleiding. Wat is biotechnologie?

Welke richting volg je? In welke mate ga je akkoord met volgende stellingen?

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen:

Klonen van dieren. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

4,4. Praktische-opdracht door een scholier 2016 woorden 4 november keer beoordeeld

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA.

WAT IS GENETISCHE MODIFICATIE?

4,5. Praktische-opdracht door een scholier 1995 woorden 25 juni keer beoordeeld DNA

Zaak C-377/98. Koninkrijk der Nederlanden tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Hetzelfde DNA in elke cel

2. Erfelijkheid en de ziekte van Huntington


Nederlandse samenvatting voor geïnteresseerden buiten het vakgebied

Werkstuk ANW Gentherapie

Bijlage VMBO-GL en TL 2004

BACK TO BASICS OCTROOIRECHT ERIC DE GRYSE

Examen Voorbereiding DNA. Teylingen College Leeuwenhorst 2015/ JasperOut.nl. Thema 2 DNA

Samenvatting. Samenvatting

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3.

Het leven duurt niet eeuwig

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008

SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS

Nederlandse samenvatting. Baarmoederhalskanker en het humaan papillomavirus

6,2. De klassieke biotechnologie. Werkstuk door een scholier 3699 woorden 23 januari keer beoordeeld

We wensen je veel succes met studeren en het halen van jouw tentamens!

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Chapter 6. Nederlandse samenvatting

Wat is je leeftijd (bv. 17)? Typ leeftijd over (enkel cijfers) jaar. In welke mate ga je akkoord met volgende stellingen?

146

Praktische-opdracht door Een scholier 3165 woorden 7 april keer beoordeeld. Mijn hoofdvraag over biotechnologie is:

RICHTLIJN 98/44/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen

CRISPR in de krantenkoppen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 30 augustus 2013 Betreft Beantwoording vraag Partij voor de Dieren over octrooi met betrekking tot een peperplant

Inspiratie- en referentieprojecten ontwerpopdracht biotechniek

BIOLOGIE MOLECULAIRE GENETICA EIWITSYNTHESE VWO KLASSE 6

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS?

Bijlage II. Een genetisch gemodificeerd micro-organisme wordt ondergebracht in risicoklasse 1 als aan alle volgende criteria voldaan is :

DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

Antwoorden ANW Hoofdstuk 5 t/m paragraaf 4 DNA

het machtigste leven op aarde erfelijkheid & ordening

Klonen kun je onderverdelen in twee categorieën: therapeutisch- en reproductief klonen.

Werkstuk ANW Genetische manipulatie

Raadgevend Comité voor Bio-ethiek

Gebruik van planten voor de aanmaak van waardevolle producten

Biotechnologie vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Medium stekelige wat? Hoe maak je nieuwe neuronen?

Van mutatie naar ziekte

Biotechnologische behandelingen in ontwikkeling

1. Wanneer kan je een octrooi (=patent) nemen op een planteigenschap die voordien nog niet gekend was in de landbouw?

Biotechnologie en planten

Afsluitende les. Leerlingenhandleiding. DNA-onderzoek en gentherapie

Micro-organismen. organismen

Samenvating in het Nederlands

Voortplanting en celdeling

Klonen en celkerntransplantatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 Erfelijkheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Virussen: een goed alternatief voor antibiotica?

Samenvatting. Samenvatting

Genen & embryo s. Wat kan, wat mag, wat willen we? René Fransen

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

MYCOBACTERIËLE FACTOREN BETROKKEN BIJ GRANULOOMVORMING

6,2. Werkstuk door een scholier 1735 woorden 11 april keer beoordeeld. Levensbeschouwing

Proteomics. Waarom DNA alleen niet genoeg is

Inhoudstafel. Over VIB 4. Schoolproject Wetenschap op Stap 6. Wetenschapper in de klas 8. Test jouw brein 12

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Begrippenlijst Biologie DNA

100 jaar Antoni van Leeuwenhoek

Nederlandse samenvatting

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Hoe doen ze dat: een medicijn maken?

Nederlandse samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Nederlandse samenvatting

Examen Voorbereiding Cellen

BIO ETHISCHE VRAGEN. Ethisch / Juridisch debat. Welke zijn voorbeelden van knelpunten?

Intermezzo, De expressie van een eiwit.

Samenvatting. Samenvatting

Vragen bij paragraaf 5.1 en 5.2

5,8. Werkstuk door een scholier 2664 woorden 4 november keer beoordeeld

Antwoorden ANW Paragraaf 9.2 t/m 9.4

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica

Knutselen aan dieren

Schooljaar Wetenschap op Stap

Wereldoriëntatie - Natuur Wereldoriëntatie - Techniek Geschatte lesduur Hoofdstuk 1.2. Nuttige microben benadrukt dat niet alle

2 Leg uit hoe de verschillende subtypes van Chlamydia trachomatis zijn ontstaan. Beschrijf de rol van antibioticagebruik hierin.

Nederlandse Samenvatting 159

Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen:

Waar leven is, zijn ook Enzymen

Genetische Selectie. Eindwerk: hondenfokker 2 de jaar. Sabine Spiltijns

Newsletter April 2013

Rijksoctrooiwet Kernbeschrijving

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2008-2009 BESCHERMING VAN BIOTECHNOLOGISCHE UITVINDINGEN Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Julie Van Nieuwenhove (studentennr. 20043196867) (major: Sociaal en Economisch Recht) Promotor: Hendrik Vanhees Commissaris: Sarah De Geyter

INHOUD INLEIDING... 5 DEEL I: ALGEMEEN KADER... 7 Hoofdstuk 1: Biotechnologie... 7 1 Een definitie... 7 2 De basis van het leven: DNA... 8 2.1 Eiwit... 8 2.2 DNA... 9 2.3 Van DNA naar eiwit... 9 3 Wat doen biotechnologen?... 10 3.1 Informatie verzamelen... 10 3.2 Klonen... 10 3.3 DNA manipulaties... 11 3.4 Selectie en screening... 13 3.5 Genetisch gewijzigde organismen... 13 4 Toepassingen... 14 4.1 Planten... 14 4.2 Geneeskunde... 16 4.2.1 Diagnostica... 16 4.2.2 Preventie... 16 4.2.3 Genezing... 17 4.2.4 Nog meer mogelijkheden... 18 4.3 Enzymen... 18 4.4 Klonen van dieren... 19 Hoofdstuk 2: Wettelijk kader... 20 1 Het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (PCT)... 21 2 Het Europees Octrooiverdrag (EOV)... 22 3 Europese richtlijn betreffende de wettelijke bescherming van biotechnologische uitvindingen... 24 4 De Belgische octrooiwet... 26 DEEL II: ALGEMENE PRINCIPES VOOR OCTROOIEERBAARHEID TOEGEPAST OP BIOTECHNOLOGISCHE UITVINDINGEN... 28 Hoofdstuk 1: Het uitvindingsbegrip... 29 1 Enkele definities... 29 1.1 Algemeen... 29 1.2 Het criterium van de menselijke tussenkomst... 30 1.3 Het criterium van de industriële toepassing... 32 2 Technisch karakter... 33 3 Categorieën van uitvindingen... 34 Hoofdstuk 2: Octrooieerbaarheidsvoorwaarden... 35 1 Nieuwheid... 36 1.1 Beoordelingscriteria... 37 1.2 De stand van de techniek... 38 1.2.1 De natuur: een onderdeel van de stand van de techniek?... 38 1.2.2 Openbaar toegankelijk gemaakt... 38 1.2.3 Absolute stand van de techniek... 40 1.2.3.1 Een eerdere octrooiaanvraag... 40 1.2.3.2 Niet tegenwerpelijke openbaarmakingen... 41 1.3 Medicijnen... 42 2 Uitvinderswerkzaamheid... 43 2.1 De vakman... 44 2.2 Niet voor de hand liggend... 45 2.2.1 De problem - solution approach... 45 2.2.2 Aanvullende beoordelingscriteria... 47 2

2.3 De stand van de techniek... 49 3 Industriële toepasbaarheid... 49 DEEL III: SPECIFIEKE REGELS VOOR BIOTECHNOLOGISCHE UITVINDINGEN... 52 Hoofdstuk 1: Biologisch materiaal en subcellulaire fragmenten... 53 1 Biologisch materiaal... 53 2 Subcellulaire fragmenten... 54 Hoofdstuk 2: Micro- organismen, planten en dieren... 55 1 Micro-organismen... 55 1.1 Octrooieerbaarheid van micro-organismen per se... 56 1.2 Microbiologische werkwijze... 56 1.3 Microbiologisch materiaal... 57 2 Planten... 58 2.1 De uitsluiting van plantenrassen... 58 2.1.1 Ciba/ Geigy en Lubrizol (Hybrid Plants)... 59 2.1.2 Plant Genetic Systems... 60 2.1.3 Novartis... 61 2.1.3.1 De Richtlijn... 62 2.1.3.2 De Grote Kamer van Beroep... 64 2.2 De uitsluiting van wezenlijk biologische werkwijzen voor de voortbrenging van planten... 66 3 Dieren... 68 3.1 De uitsluiting van dierenrassen... 68 3.2 De uitsluiting van wezenlijk biologische werkwijzen voor de voortbrenging van dieren... 69 Hoofdstuk 3: Het menselijk lichaam en delen daarvan... 70 1 Menselijk genetisch materiaal... 70 2 Stamcellen... 73 3 De industriële toepassing van menselijke gensequenties... 76 Hoofdstuk 4: onethische uitvindingen... 78 1 De algemene bepaling: strijdigheid met openbare orde of goede zeden... 78 1.1 Commerciële exploitatie... 79 1.2 Openbare orde en goede zeden... 80 1.2.1 De traditionele invulling... 80 1.2.2 De Richtlijnen en de rechtspraak van het EOB... 80 1.2.2.1 Plant Genetic Systems... 81 1.2.2.2 Harvard/ Oncomouse... 82 1.2.2.3 Relaxin... 84 1.2.3 De Belgische octrooiwet... 85 1.3 Verboden door de Wet of Regelgeving... 86 2 De opsomming... 87 2.1 Kloneringstechnieken... 89 2.1.1 Mens... 89 2.1.2 Reproductief en/of therapeutisch?... 89 2.2 Werkwijzen tot wijziging van de germinale genetische identiteit van de mens... 90 2.2.1 Gentherapieën... 90 2.2.1.1 Somatische gentherapie... 91 2.2.2 Overweging 38... 92 2.3 Menselijke embryo s... 92 2.3.1 Menselijke embryonale stamcellen... 93 2.3.2 Het Edinburgh octrooi... 94 2.3.3 WARF/ Thomson... 95 3 Nog enkele ethische principes... 99 3.1 Mensenrechten... 99 3.2 Traditionele kennis... 101 3.2.1 Biotechnologierichtlijn... 103 3.2.2 Het EOB... 104 3.3 Volksgezondheid... 105 3

Hoofdstuk 5: Behandelingsmethoden en diagnostische methoden... 107 1 Chirurgische behandeling... 109 1.1 Het criterium van de aard van de tussenkomst... 109 1.2 Het criterium van het doel van de tussenkomst... 111 1.3 Een chirurgische stap... 112 2 Therapeutische behandeling... 114 2.1 Therapie... 114 2.2 Combinatie van therapeutische en niet-therapeutische indicaties... 115 2.3 Op het lichaam... 117 3 Diagnostische methodes... 117 3.1 Diagnose en diagnostische methoden... 117 3.2 Op het lichaam... 119 3.3 Diagnostisch doel en werkelijke stappen... 120 3.4 Myriad/ Breast cancer octrooi... 120 3.4.1 De praktijk voor het EOB... 121 3.4.2 Gevolgen... 122 4 De tussenkomst van artsen... 124 5 Producten voor het gebruik in medische methodes... 125 Conclusie... 127 Bibliografie... 129 4

INLEIDING Biotechnologen krijgen iedere dag meer inzicht in het menselijk, dierlijk en plantaardig leven. Op basis van die informatie wordt elke dag gewerkt aan nieuwe technieken. Belangrijke toepassingen worden ontwikkeld die nieuwe mogelijkheden bieden voor de landbouw, de gezondheidszorg en het behoud van het milieu. Denk maar aan genetisch gewijzigde populieren die zouden kunnen bijdragen tot een verhoogde productie van biobrandstof 1 of de vooruitgang geboekt om de ziekte van Alzheimer af te remmen 2. Deze innovaties moeten wegens hun belang voor de maatschappij aangemoedigd worden en het octrooi is daartoe een geschikt middel. Het octrooi verleent de aanvrager een uitsluitend en tijdelijk recht van exploitatie. Dit laat hem toe een ieder te vervolgen die zonder zijn toestemming het beschermde product of werkwijze maakt, gebruikt of commercialiseert. Op die manier kunnen de gedane investeringen terug verdiend worden. Het ontwikkelen van nieuwe technologieën en toepassingen vereist immers veel tijd, moeite en geld. Het is bijgevolg van belang te onderzoeken wanneer deze biotechnologische innovaties in aanmerking komen voor octrooibescherming. Voor dit onderzoek moet in eerste instantie rekening gehouden worden met de klassieke octrooieerbaarheidsvoorwaarden die gelden voor alle technologieën. Opdat een product of werkwijze in aanmerking komt voor octrooibescherming moet het gaan om een uitvinding die nieuw is, uitvinderswerkzaamheid heeft en industrieel toepasbaar is. Vooral wat de octrooieerbaarheid van genen betreft lijken hier moeilijkheden rond te ontstaan. In tweede instantie zijn er regels die specifiek voor biotechnologische uitvindingen van belang zijn. Sommige regels sluiten bepaalde uitvindingen expliciet uit van octrooibescherming. Zo zijn planten en dierenrassen, wezenlijk biologische werkwijzen voor de voortbrenging van planten en dieren en medische methodes uitgevoerd op het menselijk of dierlijk lichaam niet octrooieerbaar. Ook uitvindingen waarvan de commerciële exploitatie strijdig zou zijn met de openbare orde en de goede zeden zijn uitgesloten van octrooibescherming. Andere regels verduidelijken hoe de bestaande regels ingevuld moeten worden. Biotechnologische uitvindingen hebben immers betrekking op levende materie en de bestaande regels zijn geconcipieerd op 1 B. LAUWERS, Handen af van die populieren, Trends 30 april 2009, 8; B. LAUWERS, Plant eens een populier, Trends 30 april 2009, 38-39. 2 H. VAN DEN EYNDE, Medicijn helpt Alzheimermuizen, De Standaard 20 maart 2009, http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=m4281fjh. 5

levensloze technologie. Zo wordt bepaald dat biologisch materiaal geïsoleerd of geproduceerd door een technische werkwijze een uitvinding is. Daarbij wordt benadrukt dat dit ook geldt voor delen van het menselijk lichaam en gensequenties. Ook wordt verduidelijkt dat planten en dieren per se octrooieerbaar zijn. Verder worden enkele definities gegeven, zoals van biologisch materiaal, plantenras en wezenlijk biologische werkwijze. Ook de invulling van de begrippen openbare orde en goede zeden werd verduidelijkt. Veel van die regels waren bij hun opstelling geïnspireerd door gevestigde rechtspraak maar toch vroegen ze om verdere verduidelijking. Wat wordt begrepen onder microbiologisch materiaal? Niet-wezenlijk biologische werkwijzen zijn octrooieerbaar maar waar ligt de grens met een wezenlijk biologische werkwijze? Zijn menselijke stamcellen octrooieerbaar? Hoe moeten de begrippen openbare orde en goede zeden ingevuld worden? Is enkel reproductief klonen uitgesloten? Wat is een chirurgische behandelingsmethode? En een diagnostische methode? Deze vragen houden verband met de vraag of de uitsluitingen van octrooieerbaarheid ruim of eng geïnterpreteerd moeten worden en wat bij het beoordelen van de octrooieerbaarheid in acht moet genomen worden. Moeten alle ethische (volksgezondheid, biodiversiteit, traditionele kennis) en economische implicaties (licentiebeleid, monopoliepositie) van octrooiverlening een rol spelen in de beoordeling? Op deze vragen wordt in dit werkstuk rekening houdend met de rechtspraak van het EOB getracht een antwoord te geven. 6

DEEL I: ALGEMEEN KADER Hoofdstuk 1: Biotechnologie De impact van biotechnologie op ons leven neemt elke dag toe. Zo zijn heel wat van onze geneesmiddelen biotechnologische producten, maakt biotechnologie een heel precieze diagnose van ziektes mogelijk, kunnen we gewassen maken die bestand zijn tegen insecten en ziekten of tegen extreme omstandigheden zoals kou en droogte, hebben we technieken om het milieu beter te begrijpen, te beheren, te beschermen en te herstellen, wordt efficiëntere productie van hernieuwbare energie mogelijk zoals bio- ethanol... Ook werkt de biotechsector aan antwoorden op de uitdagingen van de toekomst, zoals oplossingen voor borstkanker en Alzheimer. Kortom, het is een sector met heel wat perspectieven die snel evolueert. 3 Door de ingrijpende alomtegenwoordigheid van zijn toepassingen is de biotechnologie niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Toch blijven veel vragen rijzen. Waar ligt de grens? Bij de mens? Of zullen we binnenkort menselijke organen en zelfs individuen klonen? Zullen we de erfelijke eigenschappen van de mens kunnen wijzigen? Komt er ooit misschien een ras van supermensen? Het is belangrijk deze te blijven beantwoorden, zowel vanuit ethisch als economisch perspectief. Veel regelgeving is ontstaan omtrent biotechnologie, zoals voor het onderzoek, de veiligheid en het commercialiseren van de biotechnologische producten. Het moet duidelijk zijn wat kan en niet kan. 1 Een definitie Biotechnologie is de studie en het gebruik van levende organismen of delen ervan om planten of dieren aan te passen, micro-organismen voor specifieke doeleinden te ontwikkelen en producten te maken of te wijzigen. Het is dus het inzetten van het leven en dat aanpassen tot de gewenste vorm. Biotechnologische producten zullen bijvoorbeeld makkelijker te recycleren zijn, hun fabricage zal goedkoper en milieuvriendelijker zijn. De eerste technieken grepen niet in op het erfelijk materiaal dit wordt de klassieke biotechnologie genoemd. De klassieke biotechnologie is vooral begaan met de traditionele technieken, zoals kruising, om dieren en planten te kweken en het gebruik van bacteriën, gisten en schimmels voor de productie van bijvoorbeeld brood, bier, wijn en kaas. Het fokken van dieren en het veredelen van planten zijn hier voorbeelden van. Met het achterhalen van de structuur van de drager van het erfelijk materiaal werd de basis gelegd voor de moderne biotechnologie. De moderne biotechnologie duwt de klassieke technieken 3 Dit hoofdstuk is gebaseerd op de inforeeksen Een kijk op biotechnologie van het VIB, het Vlaams interuniversitair instituut voor biotechnologie gevestigd te Gent, die te raadplegen zijn op de site www.vib.be. 7

een eind verder: ze past de eigenschappen van bacteriën, planten en dieren aan door rechtstreeks in te grijpen op het DNA, de code van alle erfelijke informatie. De biotechnologie heeft zowel toepassingen in de landbouw en de voedingssector, in de geneeskunde en in het domein van de ecologie. Men spreekt dan over de groene (planten), rode (medische) en witte (industriële) biotechnologie. De moderne biotechnologie kan een sterke invloed hebben op ontwikkelingen in de samenleving en is daardoor een bron van voortdurende maatschappelijke discussie. Is alles wat technisch kan, ook gewenst, veilig en maatschappelijk ethisch aanvaardbaar? 2 De basis van het leven: DNA Cellen zijn de essentiële bouwstenen van het leven. We kunnen elke cel beschouwen als een ruimte, omgeven door een membraan, waarbinnen biologische processen op een gecoördineerde wijze uitgevoerd worden. Alles wat leeft bestaat uit cellen. Er bestaan eencellige organismen zoals bacteriën en meercellige organismen zoals de mens. Bij de mens zijn cellen verspreid over weefsels en organen waarin elke cel een specifieke functie uitoefent. In de cel zorgen molecules voor de uitvoering van de verschillende taken. In en rond cellen zorgen eiwitten voor zowat alle levensprocessen. Cellen staan in voor de aanmaak van eiwitten. Dit doen ze aan de hand van een code, de code wordt gevormd door het DNA. De DNA code is universeel, eenzelfde code zal in alle cellen van alle organismen vertaald worden in eenzelfde eiwit. Als we dus een biologisch proces willen nabootsen, of de eigenschappen van een organisme willen wijzigen, dan moeten we over de juiste eiwitten beschikken. Zo wordt bijvoorbeeld in ons lichaam onder bepaalde omstandigheden een eiwit gemaakt dat bloedklonters oplost. Als wij dit eiwit in een laboratorium aanmaken, kan dit als een geneesmiddel tegen bloedklonters gebruikt worden, bijvoorbeeld bij een hartaanval. 2.1 Eiwit Eiwitten zijn opgebouwd als een ketting van aminozuren. Alle aminozuren hebben verschillende chemische eigenschappen. De combinatie van deze eigenschappen zal de functie van het eiwit bepalen. De volgorde van deze bouwstenen in een eiwit wordt een aminozuursequentie genoemd. De ketting van aminozuren vormt een kluwen met een specifieke driedimensionale structuur. Deze structuur wordt bepaald door de volgorde van de aminozuren die het eiwit vormen en is essentieel voor het correct functioneren van het eiwit. De verschillende mogelijke volgorden van aminozuren zijn onbeperkt er bestaan dan ook veel verschillende eiwitten. Het voorspellen van de driedimensionale structuur en dus van de functie van een eiwit aan de hand van de volgorde van zijn bouwstenen is dan ook zeer complex. Wel bestaan er technieken om deze structuur experimenteel te bepalen. Indien de sequentie van een eiwit 8

gelijkenissen vertoont met deze van een ander eiwit waarvan de functie gekend is, dan is het wel mogelijk om voorspellingen te doen. Het bepalen van de ruimtelijke structuur van een eiwit blijft echter een grote onderneming. 2.2 DNA Het DNA vind je in elke cel terug, opgerold onder de vorm van chromosomen, het bestaat uit twee parallelle ketens (dubbele helix) die complementair zijn. De ketens zijn samengesteld uit de nucleotiden adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en thymine (T). De volgorde van deze letters noemen we de sequentie van dit DNA. In de sequentie van het DNA ligt de code voor het eiwit, per drie DNA letters wordt één bouwsteen van het eiwit gedefinieerd. Daarnaast bevat het DNA ook de instructies over wanneer, waar en hoeveel er van een bepaald eiwit aangemaakt moet worden. Ook deze code zit in de sequentie van het DNA. Een DNA-code die instaat voor de aanmaak van één eiwit is een gen, de volledige code voor een organisme is het genoom. DNA bevat dus alle informatie voor het aanmaken van alle eiwitten voor de kenmerken van een organisme. 2.3 Van DNA naar eiwit Om een gen te vertalen in een eiwit gebruikt de cel RNA. RNA lijkt sterk op DNA, maar heeft slechts één streng in plaats van twee. In een eerste stap wordt de DNA-code overgeschreven naar RNA, de zogenaamde transcriptie. Dit RNA brengt de informatie over (mrna of messenger RNA). Het wordt dan vertaald in een eiwit, een proces dat translatie heet. Verantwoordelijk hiervoor zijn de zogenaamde ribosomen, kleine celorganellen die de bouwstenen van het mrna lezen in groepjes van drie: de codons. Elk codon komt overeen met één aminozuur. De ribosomen maken vervolgens gebruik van twee nieuwe RNA-moleculen: het rrna (ribosomaal RNA) en het trna (transfer-rna). Het trna herkent de codons en brengt de juiste aminozuren aan. Het rrna plakt ze aan elkaar. Dit proces wordt herhaald voor elk aminozuur tot men het eiwit bekomt waarvoor het DNA codeert. Per cel wordt slechts een aantal eiwitten aangemaakt, dit duidt men ook aan als de expressie van een gen. Om dit te realiseren, staat er in de buurt van elk gen een stukje DNA dat aangeeft welk soort eiwit aangemaakt moet worden: de promotor. 9

3 Wat doen biotechnologen? 3.1 Informatie verzamelen Terwijl de gentechnologie steeds meer toepassingen krijgt, speuren biotechnologen naar meer informatie over de biologische processen in plant, mens en dier. In eerste instantie doen ze dit door de volledige DNA-code van verschillende organismen te ontcijferen. Dat gebeurde intussen al voor honderden bacteriën, maar ook voor meercellige organismen. Zo is de volledige code van het menselijke DNA reeds bepaald. Recentelijk is dat ook gebeurd voor de Herefordkoe 4. De volgende stap is de functie van de genen proberen te bepalen en dit in relatie tot andere genen. Zo kunnen biotechnologen ook van complexe eigenschappen (door meer dan één gen bepaald) achterhalen hoe ze werken. Dit is bijvoorbeeld van belang voor de oorzaak van ziekten te achterhalen om zo tot een goede oplossing te komen 5, om koeien beter vlees en melk te laten maken. Het achterhalen van informatie is het vertrekpunt voor nieuwe toepassingen. 3.2 Klonen Om de code van een gen te ontcijferen of om het gen een proteïne te laten produceren en te bestuderen, moet het gen uit het genoom afgezonderd en vermenigvuldigd worden totdat er een voldoende hoeveelheid is. Klonen kan gebeuren met de hulp van micro-organismen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van vectoren. Een vector is een DNA fragment dat alle instructies bevat om zichzelf door de cel te laten kopiëren en bij deling naar de beide dochtercellen te laten verdelen, zoals een plasmide. In een vector kunnen we een stuk vreemd DNA inbouwen. Het resulterende construct wordt dan weer in het micro-organisme gebracht en die cel ziet geen verschil tussen het vector-dna en het tussengevoegde vreemde DNA. Bij celdeling zal ze dus samen met de vector ook het ingebouwde stukje mee kopiëren. Micro-organismen kunnen op grote schaal gekweekt worden waarna de vector met vreemd DNA terug afgezonderd kan worden. Op deze wijze kunnen biotechnologen specifiek een DNA fragment vermenigvuldigen. Er zijn een zeer groot aantal kloneringsystemen die op dit principe gebaseerd zijn, en dus telkens bestaan uit de combinatie van een vector en een gastheercel (meestal is dit een micro-organisme) dat de vector kan vermenigvuldigen. 4 VAN DEN EYNDE, H., Koe Dominette kent haar genen, De Standaard 30 april 2009, http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=sn29f8fq&subsection=173. 5 X, Autisme zit in de genen, De Standaard 30 april 2009, http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=jk29ioop&subsection=173. 10

Een andere techniek om te klonen is de polymerase-kettingreactie. Deze techniek laat toe om volledig in een proefbuisje dus zonder omweg via een micro-organisme, een specifiek DNA fragment uit een complex DNA mengsel steeds weer te laten kopiëren. De onderzoeker moet hiervoor over een DNA mengsel beschikken dat het te vermenigvuldigen fragment bevat en hij moet aangeven wat precies de grenzen zijn van het te amplificeren DNA. Voor dit kopiëren worden er bijzondere polymerasen (enzymen) gebruikt. Deze techniek heeft door zijn snelheid en eenvoud een revolutie teweeggebracht in de biotechnologie. Eenmaal een gen gekloneerd is kan men de code voor het eiwit lezen en zo de aminozuursequentie voorspellen van het eiwit waarvan dit gen de synthese dicteert. Met deze informatie gaan biotechnologen de genetische informatie van levende organismen gericht proberen wijzigen. Zo kunnen belangrijke toepassingen gevonden worden, zoals het opsporen en behandelen van ziekten, verbeteren van productieprocessen en kwalitatief betere producten. Het is ook mogelijk om een gekloond gen weer in een cel of cellen van een organisme te brengen. Als het ingebrachte DNA naast de eiwitcode ook de juiste promotor bevat, dan komt het gen in zijn nieuwe omgeving tot expressie en wordt het eiwit geproduceerd. Omdat de genetische code universeel is, bestaat daarbij geen barrière meer tussen biologische soorten. Die technologie laat toe om de functie van het eiwit te onderzoeken, de integriteit van dit gen te controleren bij verschillende individuen of het enzym in voldoende hoeveelheden te produceren voor verschillende toepassingen. 3.3 DNA manipulaties Cellen manipuleren voortdurend DNA. Voor elke celdeling wordt het DNA verdubbeld zodat elke dochtercel dezelfde volledige DNA-molecule meekrijgt. Bij die verdubbeling gaan de twee strengen van de DNA-molecule uit elkaar en wordt elke streng gekopieerd. De oorspronkelijke streng en de kopie hechten zich dan weer aan elkaar. Zo zal een bacterie bijvoorbeeld het DNA van binnendringende virussen in kleine stukjes knippen. Al deze manipulaties gebeuren in de cel door specifieke eiwitten. De biotechnoloog kent een reeks technieken om eiwitten of DNA uit cellen te zuiveren. Zo kunnen zij ook eiwitten isoleren die de cel gebruikt om zijn DNA te manipuleren en deze gezuiverde eiwitten kunnen dezelfde taak ook uitvoeren in een proefbuisje. Zo bestaan er eiwitten die DNA in vitro kunnen knippen op welbepaalde plaatsen (restrictie-enzymen), die DNA fragmenten op gerichte wijze terug aaneen kunnen lassen (ligasen) en die een DNA molecule kunnen kopiëren (polymerasen). Deze eiwitten vormen het moleculaire gereedschap dat biotechnologen gebruiken om DNA in het laboratorium te manipuleren. 11

Zo kan men heel nauwkeurig een DNA- fragment of gen aan een organisme toevoegen of eruit verwijderen. Zo worden bestaande eigenschappen gewijzigd, fouten hersteld of een nieuw kenmerk aan een organisme gegeven. Daarvoor bestaan verschillende technieken. Biotechnologen gaan gebruik maken van bacteriën om genen uit te wisselen. Bacteriën wisselen genen uit door middel van plasmiden, kleine DNA- ringen in de bacterie die in staat zijn zichzelf te kopiëren. Plasmiden zijn gemakkelijk te isoleren en wanneer overgebracht naar een andere gastheer vermeerdert het plasmide zich ook daar zonder problemen. In het laboratorium kunnen biotechnologen plasmiden met behulp van enzymen openknippen om er DNA naar keuze in te voegen door middel van ligasen. Aangezien de genetische code door alle levende organismen wordt gedeeld, kunnen genen van de ene soort naar een andere soort worden overgebracht. Zo kan je bijvoorbeeld een menselijk gen inbouwen in het DNA van een bacterie. De gewijzigde plasmiden worden weer door de bacteriën opgenomen. In de bacterie zullen de plasmiden zich vermenigvuldigen. Dat levert vele kopieën van het gen en zo worden genetisch gewijzigde bacteriën bekomen die het nieuw genetisch materiaal kunnen overbrengen. Het grote verschil met de natuurlijke uitwisseling van DNA is het feit dat het proces in het laboratorium niet willekeurig verloopt. Enkel de gewenste stukjes DNA worden van het ene organisme naar het andere gebracht. In de loop der jaren zijn er nog verschillende technieken ontwikkeld om nieuw DNA in een cel binnen te smokkelen. Zo gebruikt men ook op maat gemaakte virussen, virusgenen worden weggeknipt en vervangen door het gewenste DNA, waarna het virus de informatie in de cel aflevert. Ook gebruiken biotechnologen de methode van het genenkanon. Het DNA wordt onmiddellijk in de plantencellen afgeleverd, door het via de celwand de cel in te schieten. Minuscule kogeltjes worden bemanteld met DNA en met hoge snelheid in combinatie met een elektrische schok tot in het weefsel van de eerste cellagen van de plant geschoten. Het DNA op de goudkogels wordt opgenomen in het DNA en doorgegeven aan de volgende generaties. Bij injectie wordt DNA met een kleine naald ingebracht in een pas bevruchte eicel. Na deling worden de prille embryo s in een draagmoeder ingebracht. Niet alle cellen van de dieren bevatten het nieuwe DNA. Diegene die het nieuwe gen in de geslachtscellen hebben, geven dit na een gewone bevruchting door aan de volgende generaties. Kiemcellen en somatische cellen Na de eerste delingen van de bevruchte eicel zijn alle cellen nog functioneel gelijk en totipotent, dat wil zeggen dat ze zich nog tot gelijk welk celtype kunnen ontwikkelen. Daarna specialiseren cellen zich en 12

vormen organen. Een groep cellen blijft voorbestemd om de geslachtscellen te vormen. Dit zijn de kiemcellen. Alle andere cellen van het organisme zijn somatische cellen. Een wijziging van de genetische code van een somatische cel blijft beperkt tot het organisme waar de verandering optrad. Een wijziging van de genetische code van een kiemcel zal aan het nageslacht doorgegeven worden, zij wordt erfelijk. Transgenese bij dieren beoogt meestal een permanente wijziging van het genoom en richt zich dus op de kiemcellen. De transgene dieren geven de nieuwe of gewijzigde genen aan hun nageslacht door. Het onderzoek naar gentherapie (geneeskunde) bij mensen richt zich op het wijzigen van een gen bij een individu en is dus gericht op de somatische cellen. 3.4 Selectie en screening Soms wordt samen met het gewenste gen dat de code levert voor het nieuwe kenmerk een gen toegevoegd dat resistent is tegen antibiotica. De cellen die het nieuwe DNA hebben opgenomen zullen dan in staat zijn te overleven in een weefselcultuur die een antibioticum bevat. Dit noemt men isoleren van transgene cellen door selectie. Er worden soms ook andere genen toegevoegd met het oog op selectie. Om gewijzigde of nieuwe eigenschappen op te sporen gaan biotechnologen ook gebruik maken van DNAmerkers. Dit noemt men screening. Een merker is een stukje DNA dat samen met de interessante eigenschap overerft, deze merkers kunnen gemakkelijker worden opgespoord. De getransformeerde cellen zullen dan geïsoleerd worden. Er bestaan ook tests om de aanwezigheid van een nieuw DNA- construct op te sporen, zo moet er geen DNA toegevoegd worden met het oog op screening of selectie. Elk gen moet ook voorzien zijn van de juiste controle sequentie die bepaalt wanneer het gen actief zal worden en in welk weefsel het tot expressie zal komen. De getransformeerde cellen zullen dan gebruikt worden bij de regeneratie. Dat is uit een cel een volledig organisme laten groeien waarvan alle cellen de nieuwe informatie bezitten. Bij planten is dit relatief eenvoudig, omdat uit elke plantencel een nieuwe plant kan groeien. Bij cellen van mens en dier is dit moeilijker. Zo werd in 1996 de genetische informatie van een lichaamscel ingebouwd in een eicel en uit één cel een zoogdier gekweekt: het schaap Dolly. 3.5 Genetisch gewijzigde organismen De organismen die door middel van gentechnologie een nieuwe eigenschap hebben gekregen, noemt men transgene of genetisch gewijzigde organismen (GGO s). Biotechnologen beogen zo bestaande organismen en producten te verbeteren. Zo zijn er genetisch gewijzigde bacteriën en gisten gemaakt die allerlei 13

geneesmiddelen en vaccins produceren, bestaan er genetisch gewijzigde gewassen die bestand zijn tegen insecten of herbiciden of die langer houdbare vruchten of vruchten met nieuwe eigenschappen produceren. De gentechnologie kan ook dieren nieuwe kenmerken geven. Transgene organismen hebben economische en ecologische voordelen. Zo kunnen de productiekosten lager zijn. Er bestaan organismen met een verhoogde weerstand tegen ziekten en plagen, die bestand zijn tegen herbiciden waardoor het gebruik van synthetische pesticiden en meststoffen teruggedrongen wordt. Er worden planten gemaakt die schadelijke stoffen uit de bodem verwijderen. Doordat we meer informatie hebben over organismen kunnen genenbanken gemaakt worden. Dit kan een begin zijn om op een meer bewuste manier aan de genetische diversiteit te werken. Genetisch gewijzigde organismen worden vaak gewantrouwd. Met als gevolg dat er veel regelgeving is ontstaan voor de commercialisering en veiligheid van die producten. 6 4 Toepassingen 4.1 Planten Om planten optimaal te kunnen benutten is het van belang zoveel mogelijk te weten te komen over die planten. Zo weet men welk stukje DNA verantwoordelijk is voor een bepaalde eigenschap. Door deze kennis kan het DNA van planten met behulp van gentechnologie gericht gewijzigd en geselecteerd worden. Men kan een eigenschap van een bepaald gewas wijzigen of in een andere plant inbouwen. Daarvoor worden de noodzakelijke genen in het laboratorium geïsoleerd en vervolgens ingebouwd in het DNA van een ander organisme. Dan spreken we van transgene planten. Zelfs genen uit andere plantensoorten en andere organismen kunnen in planten ingebouwd worden. zo komt een groot gamma aan kenmerken ter beschikking. Om genen bij planten in te brengen maakt men gebruik van bacteriën. Enkele plantencellen zullen de nieuwe genen opnemen en deze cellen laat men uitgroeien tot een plant. Deze moderne gentechnologie beoogt hetzelfde doel als de conventionele veredelingstechnieken: nieuwe rassen creëren met interessante eigenschappen voor boer, verwerkende industrie of consument. Alleen kan dit met moderne biotechnologie veel gerichter en sneller. Vandaag hebben biotechnologen een manier gevonden om gewassen tegen bepaalde onkruidverdelgers te beschermen. Voordelig is dat herbicidetolerante gewassen lagere productiekosten hebben en dat ze de voorbereiding en opvolging van de teelt een stuk makkelijker maken. Ze zijn ook goed voor het milieu daar minder herbiciden zullen gebruikt moeten worden. Biotechnologen zijn er ook in geslaagd 6 VIB, Wat is biotechnologie, een kijk op biotechnologie 2005, www.vib.be. 14

insectresistente gewassen te maken. De genen van een bepaalde bacterie die eiwitten maakt die giftig zijn voor sommige insecten zijn uit de bacterie gehaald en in de gewassen gebracht waardoor die bestand worden tegen insectenvraat. Dit heeft tot gevolg dat het pesticidengebruik zal verminderen en dat de opbrengst van de oogst groter zal zijn. Er bestaan ook gewassen die virusresistent zijn, die een gewijzigde vetzuursamenstelling hebben en een vertraagde vruchtrijping. De teelt van transgene gewassen moet eerst toegelaten worden. Vooraleer een transgeen gewas de toelating krijgt om op de markt te komen moet het aan de geldende veiligheidsvoorwaarden voldoen en wordt het hierop getest. Er bestaan ook regels om te voorkomen dat gewassen vermengen. Landbouwers hebben de keuzevrijheid om transgene of conventionele gewassen te telen. Opdat consumenten de keuze zouden hebben al dan niet transgene gewassen te gebruiken moet dit aangeduid worden. Nieuwe kennis en nieuwe noden leiden tot andere toepassingen. Biotechnologen slagen erin de volledige genetische code van planten te ontcijferen. De volgende stap is het begrijpen van de functie van de genen. Biotechnologen gaan steeds op zoek naar planten met een grotere oogstzekerheid en hogere opbrengst. Zo wordt geprobeerd planten te maken die opgewassen zijn tegen ziekten, die minder stressgevoeligs zijn en een grotere biomassa hebben. Daartoe wordt onderzocht wat de natuurlijke beschermingstactieken van de planten zijn, de invloed van het klimaat op de planten en de groei en ontwikkeling van plantenorganen wordt bestudeerd. De technologie wordt ook alsmaar verfijnd. Biotechnologen gaan meer op zoek naar eigenschappen van soortgenoten. Men gaat bestaande eigenschappen proberen bijsturen. Zo kan men bijvoorbeeld stoffen die allergische reacties opwekken elimineren uit een plant. Nieuwe technieken worden ontwikkeld. Zoals RNA- interferentie om zeer specifiek genen uit te schakelen. Kleine stukjes DNA worden ingebouwd in een plant. De plant maakt bijna exacte kopieën van deze fragmenten onder de vorm van RNA, de nieuw aangemaakte RNA- stukjes zullen passen op de uit te schakelen genen. Als de RNA stukjes in contact komen met het doelwitgen herkennen ze het en zetten ze zich erop vast. Dit is het signaal voor de afbraak van het geheel. Zo heeft men die technologie al gebruikt om koffieplanten zonder cafeïne te produceren. Vandaag wil men gewassen inzetten voor zowel voedsel als voor biobrandstof, geneesmiddelen en industriële grondstoffen. Bekende voorbeelden zijn bio-ethanol en Aspirine. 15

Biotechnologen onderzoeken de moleculaire reactiewegen die leiden tot de productie van geneeskrachtige stoffen en willen de meest performante productieketens samenbrengen in één plant om de productie van die stoffen te verbeteren. Biotechnologen zijn bezig met onderzoek op planten om bioplastics te maken. 7 4.2 Geneeskunde Een van de domeinen waarin biotechnologie heel wat resultaten oplevert, is de geneeskunde. Door de levensprocessen beter te begrijpen kunnen ziektes beter begrepen worden. Wetenschappers willen de oorzaak achter de ziektes achterhalen. Dit kan een virus zijn maar ook een fout in een genetische code waardoor een bepaald eiwit niet aangemaakt wordt. Dit is de eerste stap in de ontwikkeling van diagnostica om ziektes op te sporen en vaccins en behandelingen om ze te bestrijden. 4.2.1 Diagnostica De biotechnologie stelt ons in staat heel wat ziektes op te sporen. Het kan daarbij gaan om genetische aandoeningen veroorzaakt door fouten in je eigen genetische code. Genetische tests kunnen worden uitgevoerd om te achterhalen of iemand zelf of zijn nakomelingen een bepaalde genetische aandoening hebben of kunnen ontwikkelen. Maar ook infectieziektes kunnen worden opgespoord. Men gaat dan op zoek naar materiaal van de ziekteverwekker of naar stoffen die ons lichaam aanmaakt als reactie op een infectie. Dit is van belang om een juiste behandeling te kiezen. Zo is na de identificatie van het HIV-virus een test ontwikkeld. De ontwikkeling van dergelijke tests gebeurt tamelijk snel. Denk maar aan de test voor SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome). 4.2.2 Preventie Het voorkomen van ziektes kan door vaccinatie, zo wordt je lichaam voorbereid op een bepaalde ziekte. Traditioneel wordt bij de productie van vaccins gebruik gemaakt van een verzwakte vorm van de ziekteverwekker om de afweerstoffen of antilichamen in het lichaam in staat van paraatheid te brengen. In zeldzame gevallen kan het verzwakte virus echter nog de ziekte veroorzaken. Dit is bij de biotechnologische vaccins niet langer mogelijk. Ze gebruiken slechts een eiwit van de ziekteverwekker en niet langer het volledige virus. Met behulp van DNA-technieken wordt een gen dat de code voor een eiwit van het schadelijke virus bevat in een ander, onschadelijk virus gebracht. Dat kunstmatige virus wordt in dierlijke cellen vermeerderd, zodat men een onschadelijk virusmengsel krijgt dat ons afweersysteem aanzet tot het produceren van antilichamen. Bij besmetting maken die antilichamen het echte virus onschadelijk. Een belangrijk voorbeeld daarvan is het vaccin tegen baarmoederhalskanker. Maar sommige virussen veranderen waardoor het immuunsysteem ze niet herkent. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het griepvirus en het HIV-virus. Nu wordt onderzoek verricht naar een algemeen vaccin tegen griep waardoor 7 VIB, Biotechnologie en planten, een kijk op biotechnologie 2008, www.vib.be. 16

herhaaldelijke vaccinatie niet meer nodig zou zijn. Er wordt gebruik gemaakt van de virusmantel die voorkomt bij alle griepvirusvarianten. Zo zou ook bescherming geboden kunnen worden tegen nog onbestaande varianten. 4.2.3 Genezing In de biotechnologie worden om geneesmiddelen te maken mico-organismen, planten en dieren gebruikt om stoffen aan te maken die de patiënt nodig heeft. Biotechnologen blijven onderzoek uitvoeren om zoveel mogelijk ziektes onder controle te krijgen. Er zijn twee groepen van biotech-geneesmiddelen. Zo zijn er de recombinante eiwitten en de therapeutische antilichamen. Recombinante eiwitten zijn menselijke eiwitten die aangemaakt worden door genetisch gewijzigde micro-organismen en die als geneesmiddel of vaccin kunnen worden toegediend. Een gen met de code voor het gewenste eiwit wordt in een bacterie of gistcel aangebracht. Het eerste recombinante eiwit is Insuline tegen diabetes. Nog bekende voorbeelden zijn Erythropoïetine of EPO tegen bloedarmoede en Interferon β tegen Multiple Sclerose. Men gaat ook dieren genetisch wijzigen (door injectie van een gen in een embryo) opdat ze bepaalde eiwitten zouden aanmaken. Therapeutische antilichamen zijn antilichamen die ingezet worden als geneesmiddelen omdat ze zeer specifiek met hun doelwit binden. Na binding met het doelwit blokkeert het antilichaam zijn werking of activeert het immuunsysteem om indringers of tumoren doelgericht te vernietigen. Biotechnologen maken antilichamen die zich specifiek richten op een eiwit dat aan de basis ligt van het ontstaan van een ziekte. Dit is een vernieuwde strategie bij de behandeling van ziektes. Deze techniek wordt toegepast in de strijd tegen borstkanker. Kanker is het gevolg van opeenvolgende veranderingen in genen die de groei van de cel controleren. 5-10% van de borstkankergevallen is erfelijk. Als gevolg van fouten in de genetische code ontwikkelen zich op de wand van tumorcellen HER-2-receptoren de antilichamen richten zich op die receptoren zo wordt het groeiproces van de tumorcel geblokkeerd. Er is ook een techniek ontwikkeld die werkt met nanobodies. Deze zijn afkomstig van kamelen en lama s. Ze binden beter met hun doelwit, hun productie is goedkoper en ze kunnen zieke cellen omgeven door weefsels toch nog bereiken. Ze worden onder andere gebruikt voor de behandeling van kanker en de ziekte van Alzheimer. 17

4.2.4 Nog meer mogelijkheden Meer en meer wordt gebruik gemaakt van biomerkers. Biomerkers zijn stoffen die de toestand van een ziekte typeren. Zodra het ziektepatroon wijzigt zal de biomerker dit signaleren. Tijdens de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen wordt aan de hand van biomerkers nagegaan bij welke patiëntengroepen het geneesmiddel werkt. Zo worden verschillen tussen patiënten in kaart gebracht en achterhaalt men welke therapie het best past bij een bepaalde patiëntengroep. Het wordt dus mogelijk geneesmiddelen op maat van de patiënt te ontwikkelen en de ontwikkelingskosten en tijd van een geneesmiddel te verminderen. Biomerkers worden ook gebruikt bij het stellen van diagnoses. De biotechnologie wil in de toekomst ook virussen gebruiken om te genezen. De virussen zouden dan gebruikt worden om genen in de cellen van de patiënt af te leveren (gentherapie). Vele ziekten of aandoeningen worden immers veroorzaakt door het niet of slecht functioneren van een eiwit in ons lichaam. De fout is te vinden in de DNA-code of het gen dat het recept levert voor de aanmaak van het eiwit. Dergelijke ziekten kunnen genezen worden door een extra kopie van het gen dat het eiwit produceert in de cel binnen te brengen. De nieuwe DNA-code zal de rol van het foute gen overnemen. Biotechnologen werken ook aan oplossingen voor mensen die nieuwe organen of weefsels nodig hebben. Zo probeert men weefsels en organen en zelfs beenderen te klonen, probeert men weefsels en organen te ontwikkelen uit stamcellen of worden weefsels of organen van andere diersoorten gebruikt (xenotransplantatie). Bij deze laatste techniek zal men werken met transgene donoren, het erfelijk materiaal van de dieren is zodanig veranderd dat de ontvanger de organen of weefsels niet meer als vreemd beschouwd. Biotechnologen zijn nu ook aan het werken aan technieken om bacteriën die geneesmiddelen produceren toe te dienen aan het lichaam. 8 4.3 Enzymen Enzymen (eiwitten) kunnen een zeer grote verscheidenheid aan taken uitvoeren, ze zorgen voor alle levensprocessen in mens, dier, plant en bacterie. Ze voeren chemische reacties uit alsof het niets is. Vandaag worden ze gebruikt voor de productie van levensmiddelen, textiel, veevoer, papier en wasproducten. Daartoe worden enzymen industrieel geproduceerd. De biotechnologie laat toe deze enzymen op gecontroleerde wijze in grote hoeveelheden aan te maken. In een eerste stap moet het enzym met de gewenste eigenschapen of activiteit geïdentificeerd worden. Daarna wordt het gen dat voor dit proteïne codeert gekloond. Dit gen kan dan in een gepaste gastheer ingebracht worden die dan het proteïne in grote hoeveelheden aanmaakt. 8 VIB, Biotechnologie: gezondheid, een kijk op biotechnologie 2008, www.vib.be. 18

Dit kan in vitro in culturen van cellen, of in micro-organismen die in grote hoeveelheden gekweekt in fermentoren. De recente ontwikkeling van transgenese bij hogere diersoorten laat toe dieren te ontwikkelen die de gewenste enzymen bijvoorbeeld in hun melk afscheiden. Zo heeft men GGO s die de gewenste eiwitten aanmaken. Het gaat hier over zowel enzymen van de micro-organismen zelf als van andere organismen. Dankzij de biotechnologie kan men ook de structuur van de enzymen wijzigen waardoor ze efficiënter gaan werken. Enzymen zijn ook goed voor het milieu. Ze zijn afbreekbaar en ze zorgen ervoor dat bij bepaalde productieprocessen minder energie verbruikt wordt en minder afval is. Ze worden gebruikt om biobrandstof te maken en afval af te breken. 9 4.4 Klonen van dieren Hier wordt bedoeld het produceren van genetisch identieke kopieën van dieren. Nu en dan gebeurt klonen van dieren spontaan in de natuur: eeneiige tweelingen. Kunstmatig verwekken van eeneiige meerlingen is een vorm van klonen die reeds geruime tijd wordt toegepast in experimentele omstandigheden. Een meercellig embryo dat in vitro gekweekt wordt, kan op fysische wijze worden gesplitst en terug ingeplant bij een moederdier. Het klonen van een volwassen dier is ook mogelijk. Dit gebeurt door celkerntransplantatie. De kern van een volwassen cel, compleet met alle chromosomen, wordt overgebracht naar een eicel waaruit men de oorspronkelijke kern verwijderd heeft. Uit die cel groeit een volwassen dier. Het dier heeft identiek dezelfde erfelijke eigenschappen als de eigenaar van de overgeplante celkern. Het is een kloon. Maar de techniek van het klonen is nog lang niet volmaakt. Er is nog onvoldoende wetenschappelijke kennis om de medische risico s in te schatten. In de discussie over de aanvaardbaarheid en wenselijkheid van klonen is het van belang een onderscheid te maken tussen therapeutisch klonen en reproductief klonen. Klonen is immers ook van belang voor het uitvoeren van onderzoek of voor het maken van nieuwe organen. Therapeutisch klonen is het gebruik van de techniek van celkerntransplantatie om cellen of weefsels te maken die voor medische doeleinden kunnen gebruikt worden. Op dit moment wordt al behoorlijk veel onderzoek gedaan om ziekten te kunnen behandelen waarbij sprake is van het niet goed functioneren of degenereren van bepaalde cellen, zoals de ziekte van Parkinson, of bepaalde vormen van suikerziekte. 9 VIB, Enzymen: in je lijf en in je leven, een kijk op biotechnologie 2007, www.vib.be. 19

Dergelijke ziekten kan men genezen door de zieke cellen te vervangen door cellen die wel goed functioneren. Het gaat dus in feite om transplantatie. Op dit moment gebruikt men cellen die niet afkomstig zijn van de patiënt, bijvoorbeeld dierlijke cellen of menselijke embryonale cellen. Het probleem is echter dat dergelijke cellen gemakkelijk worden afgestoten. Dat probleem kan worden opgelost door in de cellen die men transplanteert erfelijk materiaal van de patiënt in te brengen, zodat zijn lichaam ze herkent. Met celkerntransplantatie is het mogelijk dergelijke lichaamseigen cellen aan te maken. De celkerntransplantatie wordt uitgevoerd op een lege eicel, die vervolgens wordt aangezet tot deling. Uit dit embryo worden dan de zogenaamde embryonale stamcellen geïsoleerd. Embryonale stamcellen zijn cellen van een heel vroeg embryo die in een reageerbuis gekweekt en vermenigvuldigd kunnen worden. Deze blanco cellen zijn elk op zich in staat om uit te groeien tot een veelheid aan celtypen en weefsels. Wanneer men eenmaal gekloonde stamcellen met hetzelfde erfelijke materiaal als van de patiënt heeft, kan men die aanzetten tot het vormen van de cellen die nodig zijn voor de behandeling. Dit kunnen bijvoorbeeld hartcellen, beencellen of zenuwcellen zijn. Reproductief klonen is het maken van een individu dat genetisch identiek is aan een bestaand individu door middel van celkerntransplantatie. Dit zou vooral een oplossing zijn voor voortplantingsproblematieken. 10 Door de biotechnologie komen we steeds meer te weten over de levensprocessen in micro-organisme, plant, dier en mens. Doordat we die organismen beter begrijpen kunnen we ze optimaliseren en efficiënt gebruiken. Hier zijn zowel economische als ecologische voordelen aan verbonden. Wel rijzen hier vaak ethische vragen. Hoofdstuk 2: Wettelijk kader Biotechnologen blijven zich inzetten om de levensprocessen volledig te doorgronden. Ze blijven nieuwe ontdekkingen, technologieën en toepassing maken. Dit moet aangemoedigd worden en één van de middelen daartoe is het verlenen van octrooibescherming. Het is dan ook van belang te onderzoeken hoe en in welke mate de resultaten van deze technologie die gebruik maakt van levende organismen octrooibescherming kunnen genieten. Een octrooi verleent de octrooihouder in ruil voor openbaarmaking van de uitvinding en mits de uitvinding aan bepaalde voorwaarden voldoet, het recht om aan derden te verbieden de uitvinding na te maken 11 gedurende een periode van meestal maximum twintig jaar 12, te rekenen vanaf de datum van de 10 VIB, Klonen en celkerntransplantatie, een kijk op biotechnologie 2005, www.vib.be. 11 Zie art. 52 e.v. Belgische octrooiwet. 12 Voor bepaalde farmaceutische uitvindingen en bepaalde plantgerelateerde uitvindingen is het in Europa mogelijk om een langere beschermingsduur te verkrijgen via het aanvragen van een bijkomend beschermingscertificaat. De beschermingsduur kan 20

aanvraag. Zo kan de octrooihouder de uitvinding exclusief exploiteren, men spreekt dan ook over een monopolierecht. Dit laat hem toe de onderzoekskosten verbonden aan de uitvinding te recupereren en investeerders aan te spreken. Biotechnologisch onderzoek vergt immers grote investeringen en zonder de zekerheid van exclusieve exploitatie zouden bedrijven geen risico s nemen. Er zijn verschillende wegen die kunnen gevolgd worden om octrooibescherming te krijgen. Afhankelijk van de uitvinding en de markt waarop de octrooiaanvrager actief is (export, licentie) kan hij kiezen voor een internationale aanvraag, een Europese aanvraag of een nationale aanvraag. Een nationaal octrooi heeft als nadeel dat het slechts bescherming biedt in één land. Wanneer men bescherming wenst in verschillende landen zal dit duur en tijdrovend zijn. Gezien het internationale karakter van de toepasselijkheid van biotechnologische uitvindingen en de grote investeringen die gedaan worden zal meestal geopteerd worden voor de internationale weg. 13 1 Het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (PCT) Het PCT 14 stelt een eenmalige internationale aanvraagprocedure in die dezelfde uitwerking heeft als wanneer men rechtstreeks meerdere nationale of regionale aanvragen zou indienen. Met één enkele octrooiaanvraag wordt de verleningprocedure in de verschillende lidstaten van het PCT opgestart. Het zijn dan de nationale of regionale octrooidiensten van de landen aangewezen in de octrooiaanvraag die beslissen of het octrooi kan verleend worden. De PCT-aanvraag is sneller en goedkoper dan als men elke aanvraag individueel zou indienen in de landen waar men bescherming wil. Er zal meestal geopteerd worden voor een internationale aanvraag omdat in de internationale fase een nieuwheidsonderzoek wordt uitgevoerd. Aan de hand van het verslag van dat onderzoek kan de aanvrager beslissen of hij de procedure verder zet of niet. Het verslag spreekt zich uit over de nieuwheid, uitvinderswerkzaamheid en de eenheid van uitvinding. De aanvrager kan ook vragen of een internationaal vooronderzoek ten gronde uitgevoerd wordt. hierdoor met maximum 5 jaar worden verlengd. Zie hierover Verordening van de Raad 1768/92/EG van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, PB 1992, L 182/1. 13 S.J.R. BOSTYN, Intellectuele eigendom en biotechnologie in S.J.R. BOSTYN, E.J. DOMMERING en J..K.M. GEVERS (eds.), Moderne biotechnologie en recht, Deventer, Kluwer, 2001, 119-126; A. COPPITTERS, E. JONNAERT en P. VERMEESCH, Octrooien: bescherming en kennis van uw innovatie, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1987, 5-39.; G. VAN OVERWALLE, Octrooien en producttoelating, in H. SCHELLEKENS, P.H. VAN BRAGT, W. OLIJVE en C.N. VAN DER WEELE (eds.), Medische biotechnologie, Maarssen, Elsevier gezondheidszorg, 2001, 81-84. Zie ook de website van FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. 14 Patent Cooperation Treaty, Verdrag van Washington van 19 juni 1970 tot samenwerking inzake octrooien, BS 7 oktober 1977.Dit verdrag wordt uitgevoerd door de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (OMPI of WIPO). 21

Daarin wordt de octrooieerbaarheid beoordeeld. De aanvrager heeft zo al een idee van de kans op octrooiverlening en hoeft daarvoor geen volledige procedure te doorlopen, dit kan heel wat kosten besparen. In Europa wordt dit onderzoek uitgevoerd door het Europees Octrooibureau. 2 Het Europees Octrooiverdrag (EOV) Het Europees Octrooiverdrag (EOV) 15 voert het Europees octrooi in. Het Europees Octrooiverdrag is gestroomlijnd naar de normen van het Verdrag van Straatsburg 16 betreffende de eenmaking van enige beginselen van het octrooirecht, het eerste verdrag van de Europese harmonisatiebeweging inzake octrooirecht. Sinds 13 december 2007 is het EOV van kracht in haar herziene versie van 2000 17. Daarmee wordt het EOV meer in lijn gebracht met het TRIPS 18. Het EOV vormt samen met zijn vier Protocollen en zijn Uitvoeringsreglement de basis van voor het Europees octrooisysteem 19. Het Uitvoeringsreglement bevat specifieke regels voor biotechnologische uitvindingen (Regels 26 e.v.). In eerste instantie bepaalt het dat de Richtlijn 98/44/EC betreffende de wettelijke bescherming van biotechnologische uitvindingen een aanvullende bron van interpretatie is voor de bepalingen van het EOV. In tweede instantie worden uitdrukkelijk regels uit die richtlijn overgenomen 20. Ook van belang zijn de Richtlijnen van het EOB 21. Verder zijn voor biotechnologische uitvindingen de artikels 52 en 53 EOV van belang. 15 Verdrag van München betreffende de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973, BS 7 oktober 1977. Tekst van het verdrag inzake de verlening van Europese octrooien zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur bij beslissing van 28 juni 2001, BS 4 september 2007. 16 Verdrag van Straatsburg betreffende de eenmaking van enige beginselen van het octrooirecht opgemaakt van 27 november 1963, Bijlage BS 7 oktober 1977. 17 Akte van herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 gedaan te München op 29 november 2000, BS 4 september 2007. ; Wet van 21 april 2007 houdende instemming met de Akte van herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 gedaan te München op 29 november 2000, B.S. 4 september 2007. Zie ook B. DE VUYST, EPC 2000: enige bemerkingen bij substantiële veranderingen in het Europese Octrooiverdrag, I.R.D.I 2007, 225-233. 18 Overeenkomst van 15 april 1994 inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, B.S. 23 januari 1997. Beter bekend onder de Engelse afkorting TRIPS (Trade Related aspects of International Property Rights). Deze internationale overeenkomst stelt wereldwijd een aantal algemene beginselen voorop met betrekking tot octrooien. De overeenkomst is een annex van de WTO-overeenkomst (World Trade Organisation). Als algemeen principe stelt art. 27 (1) TRIPS voorop dat octrooibescherming kan worden verleend voor uitvindingen, producten dan wel werkwijzen, op alle gebieden van de technologie, mits zij nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en industrieel kunnen worden toegepast. Art. 27 (3) TRIPS stelt dat de Leden diagnostische, therapeutische en chirurgische methoden voor de behandeling van mensen of dieren, alsook andere planten en dieren dan micro-organismen en andere werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten of dieren niet zijnde biologische en microbiologische werkwijzen, van octrooibescherming kunnen uitsluiten, waarbij de Leden de mogelijkheid gelaten wordt te voorzien in de bescherming van plantenrassen door octrooien dan wel door een doeltreffend afzonderlijk stelsel, of een combinatie daarvan. Art. 27 (2) TRIPS stelt dat de Leden uitvindingen waarvan het beletten van de commerciële toepassing op hun grondgebied noodzakelijk is ter bescherming van de openbare orde of de goede zeden met inbegrip van de bescherming van het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten of ter vermijding van ernstige schade voor het milieu van octrooibescherming kunnen uitsluiten, mits deze uitsluiting niet slechts plaatsvindt omdat de exploitatie door de nationale wetgeving is verboden. 19 De Nederlandstalige versie van dit Uitvoeringsreglement, Bijlage B.S. 7 oktober 1977. Op basis van art. 164 EOV maken de Protocollen en het Uitvoeringsreglement integraal deel uit van het EOV. 20 Decision of the Administrative Council of 16 June 1999 amending the Implementing Regulations to the European Patent Convention, OJ EPO 1999, 437. 21 Guidelines for Examination in the European Patent Office. Deze en ook de voorgaande bronnen zijn terug te vinden op de site van het EOB: http://www.epo.org/. Opgemerkt moet worden dat de Richtlijnen niet bindend zijn. 22