Positie peuterspeelzaalwerk nu en in de toekomst. Handreiking voor peuterspeelzalen bij het bepalen van een nieuwe toekomst



Vergelijkbare documenten
Positie peuterspeelzaalwerk nu en in de toekomst. Handreiking voor peuterspeelzalen bij het bepalen van een nieuwe toekomst

Samen staan we sterker

Voor een sterke basis. Wet- en regelgeving voor positieve ontwikkeling in opvang en onderwijs

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

GEMEENTERAAD MENAMERADIEL

Memo Aan: College Cc: Van: Wethouder Van de Wardt Datum: 10 maart 2015 Kenmerk: 15ini00570 Onderwerp: Harmonisatie Peuterspeelzalen

Kinderopvang in Helmond

Uitvoeringsnotitie VVE gemeente Dalfsen Uitwerking VVE-beleid en toelichting op de beleidsregels VVE

Als gevolg hiervan kan bovenstaande verordening worden ingetrokken.

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Conceptvisie Brede Scholen in Sliedrecht Samenwerken & verbinden voor de jeugd

Beleidsnotitie Aanbod voor peuters Gemeente Buren

Bijlage - Toelichting subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente Oirschot

Peuterwerk in het sociaal domein

Voorschoolse voorzieningen in Purmerend 2011

Kinderopvang tot 2015: krimp en yuppificatie zet door

Welke opvangmogelijkheden zijn er in principe voor kinderen van inburgeraars?

Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in de gemeente West Maas en Waal per

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Voorschoolse voorzieningen in Gouda. visie, doelstellingen & plan van aanpak

Visie Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) gemeente Goirle

AGENDAPUNT voor burgemeester en wethouders

IKC: slim omgaan met financiën en huisvesting actuele dilemma s en oplossingen

Beleidsregel subsidie Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)

Notitie samenvoeging voorschoolse voorzieningen: Integratie Peuterspeelzaal en Kinderdagverblijf

Inzicht in voorzieningen in Nederland

Gemeente Baarn - subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse educatie gemeente Baarn (gewijzigd)

Gebruik van kinderopvang

Uitgangspuntennotitie harmonisatie voorschoolse voorzieningen Gooise Meren

Naar integraal peuterspeelzaalwerk

Prestatie-overeenkomst subsidie peuterspeelzaal Lennisheuvel en WE- doelgroepkinderen in 2016: H. SchujjŗmşíP-^''^

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Subsidieregeling Voorschoolse voorzieningen Gemeente Krimpenerwaard 2019

Beantwoording van de 7 vragen uit het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK)

Schets van de Educatieve Agenda

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Onderwerp: Subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Overbetuwe 2017

Voorschoolse voorzieningen in Gouda. visie, doelstellingen & plan van aanpak

A. Pietersen Vergunningen, Voorzieningen en Handhaving / Renske van der Peet

Toekomstvisie Peuterspeelzaal Houten

Gemeenten gaan de afgelopen jaren steeds vaker over tot omvorming van hun peuterspeelzalen naar kinderopvang. In die gemeenten worden

1. Kinderopvang: opvang vanuit een landelijk geregistreerd Kinderdagverblijf in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Achtergrond harmonisatie onderwijs 0-4 Giessenlanden

Gemeente Rhenen - Subsidieregelingen 2017: Reguliere peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2013

VVE op het platteland biedt kansen!?

Position paper Harmonisatie en de Utrechtse kinderopvang. KMN-Kind&Co, KOKO kinderopvang, Ludens, Partou, Saartje

Toekomstverkenning peuterspeelzaalwerk

HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE NIJMEGEN

Minister Asscher: peuterspeelzaal onder de kinderopvang

Beleidskader Voor- en Vroegschoolse Educatie gemeente Deurne

Jeugdmonitor Zeeland: Kinderopvang

Raadsvoorstel AGENDAPUNT NO.

Regeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie gemeente Waalwijk 2019

In tabel is een berekening gemaakt van de ouderbijdrage van de peuterspeelzaal in de huidige situatie en in de nieuwe situatie bij de kinderopvang.

BELEIDSREGEL. Subsidieregeling voorschoolse educatie opvang gemeente Aalten 2018

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie

Ruimte voor groei in de kinderopvang. Sociaal en Cultureel Planbureau in opdracht van het

Visie voorschoolse opvang gemeente Oldebroek

VVE-beleidsplan Montessori-peutergroep De Peutertuin. locatie Noord Enkhuizen

Preview. Kwaliteit van VVE in de Kinderopvang. Pedagogische doelen. Wat is kwaliteit?

Bijlagen bij raadsvoorstel m.b.t. harmonisatie peuterspeelzaalwerk met kinderopvang

Bruto tarieven per uur uur 6,98 per uur uur uur uur. Flexibele tijden; minimaal 4 uur per dag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Subsidieregeling geharmoniseerde voorschoolse voorzieningen Zaanstad

Gelet op de artikelen 165 en 168 van de Wet op het primair onderwijs;

EEN GOEDE START VOOR HET JONGE KIND

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,

Advies: In te stemmen met bijgaande raadsinformatiebrief en deze door te sturen naar de raad.

Beleidsregel Peuteropvang Koggenland 2017.

Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

Feiten en cijfers over Kinderopvang

DISCUSSIENOTITIE VOOR DE COMMISSIE

Verordening tegemoetkoming kosten peuteropvang in Midden-Delfland

Onderwijs- en jeugdbeleid 24 september Terug naar eerste pagina

Kadernotitie Voor- en Vroegschoolse Educatie, Een stap vooruit,

Toekomstscenario s peuterspeelzaalwerk

Subsidieregeling individuele voorschoolplaatsen kindercentra Vastgesteld op 6 mei 2014

VERANDERINGEN IN HET PEUTERWERK

Trends in en rondom het peuterspeelzaalwerk. Eindrapportage

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Cijfers kinderopvang derde kwartaal Tabel 1: Gemiddelde aantallen met kinderopvangtoeslag 12 2 e. 3 e. heel kwartaal kwartaal 2015

Onderwerp : Uitvoeringsnotitie harmonisatie voorschoolse voorzieningen

Portefeuillehouder: Ter behandeling in de vergadering van: de commissie samenleving d.d. 30 oktober 2017 de Raad d.d.

Agendanummer: Begrotingswijz.:

Voor- en vroegschoolse educatie

Strategisch Meerjarig Beleidsplan

Kinderopvang in eigen beheer. Resultaten marktonderzoek

KLEINE MENSEN GROTE WENSEN

Gelet op de artikelen 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang 1 ;

Politieke partijen over kinderopvang

Beleidskader Peuteropvang Ede 2016

Samen maken. mogelijk. wij meedoen voor jeugd ONDERSTEUNING BIJ LEVEN MET EEN BEPERKING

Vraag en Antwoord Harmonisatie peuterspeelzaalwerk gemeente Maastricht

Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen achtergronden en discussiepunten

Alleen activiteiten die vrij en openbaar toegankelijk zijn komen voor subsidie in aanmerking

Transcriptie:

Positie peuterspeelzaalwerk nu en in de toekomst Handreiking voor peuterspeelzalen bij het bepalen van een nieuwe toekomst 1

2

Inhoudsopgave VOORWOORD 5 1. INLEIDING 7 2. ONTWIKKELINGEN 9 2.1 Wensen en behoeften ouders 9 2.2 De rol van de gemeente en de wmo 10 2.3 Peuterspeelzalen 10 2.4 Kinderopvang 11 2.5 Harmonisatie 11 2.6 Stimuleringsmaatregel 12 2.7 Vorming Centra Jeugd en Gezin 12 3. UITGANGSPOSITIE 13 3.1 Peuterspeelzalen 13 3.2 Klanten 15 3.3 Overheid 16 3.4 Ketenpartners 16 3.5 Financiers (gemeenten) 16 3.6 Concurrentie 17 3.7 Conclusies en kansen voor peuterspeelzaalwerk 18 4. VISIE 21 4.1 Visie op ontwikkelingen en uitgangspositie 21 4.2 Voorwaarden voor verandering en innovatie 22 5. ONTWIKKELINGSSTRATEGIEËN 23 5.1 Ontwikkelingsrichtingen 23 5.2 Uitwerking ontwikkelingsstrategieën peuterspeelzaalwerk 26 5.2.1 Regulier peuterspeelzaalwerk met VVE 26 5.2.2 Samenwerking met kinderopvang 27 I. Gecombineerde peutergroepen 27 II. Buitenschoolse opvang (bso) 29 III. Gastouderopvang 30 5.2.3 Fuseren met kinderopvang 31 5.2.4 Productontwikkeling 31 I. Verlengd dagdeel peuterspeelzaalwerk 32 II. Uitbreiding dagdelen 33 III. Peutercentra opgenomen in gemeentelijke register kinderopvang 33 IV. Halve dag peuteropvang 37 V. Buitenschoolse opvang 37 VI. Gecombineerd aanbod 38 3

4

Voorwoord Als onderdeel van de kabinetsplannen verscheen op 13 juli 2007 de beleidsbrief Samen spelen, samen leren. In haar beleidsbrief gaf staatssecretaris Sharon Dijksma aan dat het kabinet de ontwikkeling van kinderen van nul tot vier jaar centraal wil stellen, waarbij de taalontwikkeling van essentieel belang wordt gevonden. Het kabinet onderschrijft het belang van educatieve programma s die kinderen in hun taalontwikkeling stimuleren. Alle kinderen, die dat nodig hebben, moeten aan deze vorm van educatie kunnen deelnemen. Om dit alles te bewerkstelligen wil het kabinet een overzichtelijk systeem van financiële tegemoetkoming aan ouders realiseren, los van welke voorziening wordt gekozen. Hiervoor is volgens het kabinet een sluitend systeem van voorzieningen voor kinderen van nul tot vier jaar nodig. Men wil een dergelijk sluitend systeem bewerkstelligen door het nemen van maatregelen die resulteren in harmonisering van de regelgeving van voorzieningen voor kinderen van nul tot vier jaar (peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en voorscholen). Het kabinet vindt het daarbij belangrijk dat er ruimte blijft voor diversiteit in de uitvoering. Sindsdien kom je de term Harmonisatie overal tegen. Op het moment van het verschijnen van deze handreiking is er nog weinig te zeggen over het tijdstip van een invoering van het gewenste overzichtelijke systeem van financiële tegemoetkoming aan ouders. De eerste aandacht ligt nu bij de uitbreiding van de VVE en bij het kwaliteits aspect. Wel wordt er binnen de sector peuterspeelzaalwerk meer dan ooit de noodzaak gevoeld zich te bezinnen op de toekomst. Er zijn kansen, maar ook bedreigingen. Los van de harmonisatie ervaart de sector ook steeds vaker, als gevolg van beklemmende lokale subsidievoorwaarden, belemmeringen om een meer vraaggericht aanbod te realiseren. Dit terwijl de vraag van ouders in toenemende mate verder gaat dan het standaard aanbod van bijvoorbeeld twee dagdelen per week en een beperkte openstelling. Wij hopen dat deze handreiking organisaties die peuterspeelzaalwerk aanbieden helpt bij het bepalen van de toekomstige positie van het peuterspeelzaalwerk in de lokale samenleving. Ton Biesta Lid vanuit peuterspeelzaalwerk van het branchebestuur MOgroep Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening. 5

6

1. Inleiding Het peuterspeelzaalwerk is volop in beweging. Nieuwe ontwikkelingen zorgen ervoor dat peuterspeelzaalondernemers zich opnieuw moeten beraden welke positie zij willen innemen, voor nu en in de toekomst. Mede door de groei van en de dalende kosten van de kinderopvang en het gebruik van VVE door de kinderopvang staat de positie van peuterspeelzalen onder druk. Tegelijkertijd zijn de peuterspeelzalen nooit eerder zo n sterke partner geweest in het lokale jeugdbeleid, brede school en VVE. Maar ook het beleidsvoornemen van het kabinet om peuterspeelzalen en kinderdagverblijven te harmoniseren dwingt peuterspeelzaalondernemers in beweging te komen en positie te kiezen. Vragen als, samenwerken of fuseren met kinderopvang of op eigen kracht werken aan productontwikkeling en een nieuwe toekomst, zijn hierbij relevant. Dit document dient als handreiking voor peuterspeelzalen bij het bepalen hoe die toekomst tegemoet te treden. Het beschrijft een aantal belangrijke ontwikkelingen, de uitgangspositie voor peuterspeelzalen en een visie hierop. Daarnaast wordt er een aantal mogelijke ontwikkelingsrichtingen voor peuterspeelzalen behandeld. Die ontwikke lingsrichtingen zijn gebaseerd op praktijkvoorbeelden of voornemens van verschillende organisaties. Deze organisaties staan achterin de handreiking vermeld. 7

8

2. Ontwikkelingen 2.1 Wensen en behoeften ouders Peuterspeelzalen worden steeds vaker geconfronteerd met de wens van ouders om hun kinderen langer en vaker de peuterspeelzaal te laten bezoeken. Uit onderzoek in Arnhem en Overbetuwe blijkt dat 40% van de klanten hun kind meer dan twee dagdelen naar de peuterspeelzaal wil brengen en dat 50% hun kind graag langer wil brengen 1. Hiermee geven ouders aan de peuterspeelzalen te willen gebruiken voor zowel peuterspeelzaalwerk als kinderopvang. Peuterspeelzalen constateren ook een trek van kinderen van de peuterspeelzaal naar de kinder opvang. Deze trend wordt mede veroorzaakt door de economische ontwikkelingen in Nederland. Steeds meer ouders, voornamelijk vrouwen, gaan participeren in het arbeidsproces. Dit wordt ook gestimuleerd door de overheid. De arbeidsparticipatie van vrouwen is in de periode 2001-2006 toegenomen met ruim 2,5 procentpunt tot 55,8%. Gemiddeld werkt de vrouw 24 uur per week 2. Uit onderzoek in Zeeland door Scoop blijkt dat van de jonge moeders zelfs 70% meer dan twaalf uur per week werkt. De verwachting is dat de stijging van de arbeidspartici patie van vrouwen de komende jaren doorzet. Indien de arbeidsparticipatie van niet-westerse allochtonen ook toeneemt, zal de vraag naar kinderopvang vanuit deze groep sterk toenemen. Te meer daar het gemiddelde aantal kinderen per gezin voor deze groep grofweg het dubbele is van het aantal kinderen in autochtone gezinnen. Aangezien allochtone kinderen relatief vaak een peuterspeelzaal bezoeken, kan de behoefte om de peuterspeelzaal ook te gebruiken als opvangvoorziening vanuit deze groep sterk stijgen. Tevens blijkt het gebruik van de informele kinderopvang voor nul tot vier- jarige sterk af te nemen. Dit wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een toename van het gebruik van de formele kinderopvang waaronder opvang door een gastouder. Het gebruik van formele gastouders heeft de laatste jaren een vlucht genomen doordat kinderoppas door familie ook onder de Wet kinderopvang kan plaatsvinden. Het minder gebruik kunnen maken van informele kinderopvang kan ook leiden tot een grotere behoefte van ouders om de peuterspeelzaal als opvangvoorziening te gebruiken. Ouders hebben in toenemende mate de behoefte om zelf een zogenaamd dagarrangement voor hun kind(-eren) samen te stellen. Hiervoor doen ze een beroep op verschillende voorzieningen. Om te kunnen werken zoeken ze een opvangvoorziening in de vorm van bijvoorbeeld een oppas, gastouder of kinderdagverblijf. Maar ze vinden het ook belangrijk dat hun kind kan spelen met buurtgenootjes en goed voorbereid naar school gaat. Hiervoor maken ze dan graag gebruik van de peuterspeelzaal. Een flexibel en op elkaar afgestemd aanbod van de verschillende voorzieningen maakt dat ouders daadwerkelijk keuze vrijheid hebben en hun eigen arrangement kunnen samenstellen. Verder blijkt dat ouders, vooral moeders, tijdens de eerste levensjaren van hun kind hier graag zelf voor willen zorgen. Het liefst gaan ze weer aan het werk na het verstrijken van de babyfase. Opmerkelijk is dat zij hier (nog) niet naar handelen. De vraag naar dagopvang is de afgelopen jaren namelijk sterk gestegen en blijft de komende jaren ook toenemen. Indien gehoor wordt gegeven aan de vraag uit de samenleving om net als in het 1 Bron: Nieuwsbrief LPP 2 Bron: Sectorvisie kinderopvang ING Economisch Bureau 9

buitenland het ouderschapverlof te verruimen zullen aanzienlijk meer kinderen op oudere (peuter)leeftijd de dagopvang instromen. 2.2 De rol van de gemeente en de Wmo Met de invoering van de Wmo hebben gemeenten de verantwoordelijkheid gekregen om op negen prestatievelden een samenhangend beleid te ontwikkelen en uit te voeren en hierop resultaten neer te zetten. Peuterspeelzalen kunnen hierbij op de volgende twee prestatievelden een belangrijke rol spelen voor gemeenten. 1. bevordering van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten. 2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met het opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden. Peuterspeelzalen zullen hun aanbod c.q. dienstverlening dusdanig moeten samenstellen dat deze in de behoeften van gemeenten voorziet en past in het jeugdbeleid. Alleen dan zullen gemeenten bereid zijn te investeren in peuterspeelzaalwerk. In 2006 is de uitgave peuterspeelzalen: midden in het maatschappelijke veld verschenen, waarin nader wordt ingegaan op de rol van het peuterspeelzaalwerk binnen onder andere de Wmo (MOgroep, 2006). 2.3 Peuterspeelzalen Peuterspeelzalen kunnen trots zijn op de sterke professionaliseringsslag die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Mede gestimuleerd door het project Sterk Peuterspeelzaalwerk van de MOgroep. De bedrijfsvoering is versterkt en de kwaliteit van de dienstverlening verbeterd. Er is en wordt steeds meer geïnvesteerd in VVEprogramma s en een inhoudelijke aansluiting bij het basisonderwijs. Veel peuterspeelzalen zijn betrokken bij de brede schoolontwikkeling en vinden hierin een plek. Naast de samenwerking met scholen vindt er ook een intensivering plaats van de samenwerking met andere partijen die actief zijn rond het jonge kind. Peuterspeelzalen zijn zich steeds meer bewust van hun functie en rol in het maatschappelijke veld en handelen hiernaar. Hoewel het belang van peuterspeelzaalwerk door zowel ouders als landelijke en lokale overheid wordt onderkend en ervaren neemt het aantal kinderen dat gebruik maakt van deze voorziening af. Dit wordt mede veroorzaakt door het ontbreken van een structurele financiering waarmee peuterspeelzaalwerk kan worden neergezet als basisvoorziening voor alle kinderen. Peuterspeelzalen zijn en blijven voorlopig sterk afhankelijk van de gemeente lijke prioriteiten. Met een meer markt- en vraaggeoriënteerde benadering proberen peuterspeelzalen hiervoor een oplossing te vinden. Veel peuterspeelzalen weten hun positie te versterken door te fuseren met andere organisaties. Fusies vinden zowel plaats met organisaties binnen de branche als met organisaties buiten de branche. In dit laatste geval zijn het met name de kinderopvang- en welzijnsorganisaties waarmee gefuseerd wordt. In mindere mate geldt dit voor het onderwijs. Fusies vinden vooral plaats ter versterking van de bedrijfsvoering. Bij fusies met organisaties buiten de branche speelt het kunnen voorzien in een geïntegreerd aanbod zoals dagarrangementen ook een belangrijke rol. 10

2.4 Kinderopvang De kinderopvang is lange tijd door de overheid gezien als arbeidsmarktinstrument. Het stelt ouders in staat werk en zorg voor hun kind(eren) te combineren, wat een voorwaarde is voor economische ontwikkeling. Steeds meer onderzoeken wijzen uit dat kinderopvang ook goed is voor de ontwikkeling van kinderen. Het leidt tot minder onaangepast gedrag op latere leeftijd en betere studieresultaten. De kinderopvang profileert zich dan ook steeds sterker op dit punt. Hiermee geeft zij aan eenzelfde functie te vervullen als de peuterspeelzalen waar de ontwikkeling van het kind centraal staat. De overheid onderkent de toegevoegde waarde van kinderopvang en investeert hier sterk in. De kosten van de kinderopvang zijn de laatste jaren voor ouders aanzienlijk afgenomen. Zeker voor ouders met een relatief laag inkomen is de kinderopvang steeds toegankelijker geworden. Waar voorheen ouders met een laag inkomen voornamelijk gebruik maakten van peuterspeelzalen en informele kinderopvang ontstaat er nu een beweging van deze groep richting de kinderopvang. In het verleden bood de kinderopvang mondjesmaat vroeg- en voorschoolse educatie (VVE) programma s aan. Zij financierden dit (grotendeels) uit eigen middelen. VVE was altijd min of meer een exclusief domein van de peuterspeelzalen. De laatste twee jaar is er echter een sterke groei geweest van door de gemeente gesubsidieerde VVE binnen de kinderopvang. Hiermee begeven zij zich steeds nadrukkelijker op terrein van de peuterspeelzalen. De kinderopvang wordt geconfronteerd met sterke stijging van de vraag naar kindplaatsen. Volgens een gematigd scenario neemt de vraag naar dagopvang de komende vier jaar toe met 7% en de vraag naar bso met 12% 3. Een dreigend tekort aan geschikte vestigingslocaties en personeel staat een groei in de weg. Door middel van onder andere samenwerking met peuterspeelzalen wordt door een aantal kinderopvangorganisaties getracht hier oplossingen voor te vinden. Daarnaast starten kinderopvangorganisaties ook zelf peuterspeelzalen. Van alle kinderopvangorganisaties beschikt 11% over peuterspeelzalen. 2.5 Harmonisatie Het kabinet heeft onder het motto Samen leven, samen spelen het beleidsvoornemen om peuterspeelzalen en kinderdagverblijven te harmoniseren. Hiermee wil zij segregatie in de kinderopvang/peuterspeelzalen tegengaan, de kwaliteit verhogen en de aansluiting op het eerste jaar van de basisschool verbeteren. Het draagt bij aan de ambitie een sluitend systeem van voorzieningen te realiseren voor nul tot vier-jarigen. Hierbinnen kunnen (taal)achterstanden bij kinderen vroegtijdig worden onderkend en aangepakt. Harmonisatie heeft betrekking op regelgeving en financiering van kinderopvang, peuterspeelzalen en VVE. Ten aanzien van regelgeving betreft het voornamelijk kwaliteitsregelgeving, toezicht en handhaving, en versterken regierol van gemeenten voor de voorschoolse educatie. Belangrijke uitgangspunten bij de harmonisatie zijn: keuzevrijheid voor ouders, diversiteit in de uitvoering, één kader van kwaliteitseisen met ruimte voor maatwerk per voorziening, behoud van huidig recht ouders op kinderopvangtoeslag en behoud laagdrempelige karakter peuterspeelzaalwerk. Het kabinet brengt in het voorjaar van 2008 een hoofdlijnennotitie uit en komt met wetsvoorstellen in het najaar 3 Bron: Sectorvisie kinderopvang ING Economisch Bureau 2007 11

2008. Realisatie van benodigde wetswijzigingen worden voorzien per 1 januari 2010 met uitzondering van de financiële onderdelen. Deze zullen naar verwachting later volgen. 2.6 Stimuleringsmaatregel Het kabinet heeft voor 2008 een subsidieregeling getroffen die de samenwerking tussen peuterspeelzalen en kinderopvangorganisaties moet stimuleren. Hiermee hoopt zij een impuls te geven aan haar streven om te komen tot één voorziening voor nul tot vier-jarigen. De regeling is ondergebracht bij de bestaande stimuleringsregeling kinderopvang. Het agentschap van SZW voert de subsidieregeling uit. De aanvraagtermijn voor de subsidie ter stimulering van de samenwerking tussen peuterspeelzalen en kinderopvang loopt van 1 september tot 1 oktober 2008. Het maximale subsidiebedrag bedraagt 35.000 per project. De subsidieaanvrager mag maximaal twee aanvragen doen. De subsidie geldt ook voor peuterspeelzalen en kindercentra die tot dezelfde organisatie behoren maar op verschillende locaties gevestigd zijn. De subsidieregeling kinderopvang 2008 geeft peuterspeelzalen tevens de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor projecten gericht op verbetering van de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk. De aanvraagtermijn hiervoor loopt van 16 juni tot 16 juli 2008. Het maximale subsidiebedrag hiervoor bedraagt 250.000. De volledige subsidieregeling kinderopvang is te vinden op de ledensite van MOgroep W&MD (www.mogroep.nl) in het dossier peuterspeelzaalwerk / ontwikkelingen. 2.7 Vorming Centra Jeugd en Gezin Het huidige kabinet zet fors in op de realisering van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). In 2011 moet in elke gemeente een laagdrempelig CJG zijn. Het CJG is bedoeld voor alle kinderen en hun ouders van nul tot achttien jaar en moet informatie, advies en ondersteuning bieden voor lichte en zwaardere opvoedingsvraagstukken. De MOgroep heeft samen met andere landelijke partners een factsheet ontwikkeld. Deze is te vinden op de ledensite van de MOgroep W&MD (www.mogroep.nl) in het dossier jeugd. De factsheet wordt door veel gemeenten gehan teerd bij de invulling van het CJG. Uit een quickscan van de MOgroep (quickscan ketensamenwerking peuterspeelzalen 2006) is duidelijk geworden dat de peuterspeelzaal een directe partner zal zijn van het CJG als het gaat om doorverwijzing van ouders en kinderen naar het CJG. Ook kan de peuterspeelzaal een belangrijke signaleringsplaats zijn en kunnen medewerkers van de peuterspeelzalen direct betrokken zijn bij de vorming van de zogenaamde zorgadviesteams (ZAT) rondom het CJG. 12

3. Uitgangspositie 3.1 Peuterspeelzalen In Nederland zijn op dit moment naar schatting zo n 1.727 instellingen die peuterspeelzaalwerk aanbieden. Onder regulier peuterspeelzaalwerk wordt verstaan het bieden van speelgelegenheid aan kinderen van twee (of twee en een half) tot vier jaar gedurende een dagdeel van maximaal drie en een half uur, tijdens (meestal) twee dagdelen per week gedurende ongeveer veertig weken per jaar met als doel om hun ontwikkeling te bevorderen en samen te spelen 4. In totaal exploiteert het peuterspeelzaalwerk naar schatting 4.200 peuterspeelzalen met een totale capaciteit van 235.658 kindplaatsen 5. Eén kindplaats bestaat hierbij uit twee dagdelen. Het overgrote deel van de instellingen is zelfstandig. Verder maken instellingen onderdeel uit van welzijns- en kinderopvangorganisaties en onderwijsinstellingen. Schatting aantal en percentage instellingen peuterspeelzaalwerk Zelfstandige organisaties Welzijnsorganisaties Kinderopvangorganisaties Onderwijsinstellingen Totaal # % # % # % # % # % 984 57 234 14 328 19 181 10 1.727 100 Het aandeel zelfstandige organisaties laat de afgelopen jaren een duidelijke daling zien ten gunste van de andere drie categorieën. De functies die peuterspeelzalen vervullen en het aanbod dat zij hierop ontwikkelen kan grofweg worden opgedeeld in drie groepen, ook wel ambitieniveaus genoemd 6 : Ambitieniveau 0. functies: spelen en ontmoeten. Ambitieniveau 1. functies: spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren. Ambitieniveau 2. functies: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen (VVE). 4 Handreiking peuterspeelzaalbeleid, SGBO 2004 5 Bron: Regioplan oktober 2007 6 MOgroep expertmodellen 2007 13

Uit een onderzoek van de MOgroep komt grofweg de volgende verdeling naar voren ten aanzien van de functies die peuterspeelzalen in 2005 vervulden. Ambitieniveaus Organisatietype 0 1 Combi 1/2 2 Zelfstandige organisatie 6% 32% 3% 59% Welzijnsorganisatie 33% 29% 38% Kinderopvangorganisatie 52% 5% 43% Totaal 3% 38% 11% 48% Peuterspeelzalen brengen een vaste- of inkomensafhankelijke bijdrage in rekening bij ouders. De gemiddelde vaste ouderbijdrage bedraagt in 2006 zo n 36 euro per maand. Dit komt overeen met een uurprijs van ongeveer 1,70 euro. De gemiddelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage bij een modaal inkomen is 48 euro per maand wat overeenkomt met een uurprijs van 2,25 euro. De gemiddelde minimum inkomensafhankelijke ouderbijdrage is 19 euro per maand oftewel zo n 0,90 euro per uur 7. De bekendheid van peuterspeelzalen bij ouders met kinderen in de leeftijd van twee tot vier jaar is zeer hoog en bedraagt maar liefst 95%. Bij allochtonen dit ligt percentage iets lager. Het feit dat peuterspeelzalen ook VVE kunnen aanbieden is minder bekend. Zo n 80% van de laagopgeleiden is hiervan op de hoogte. Bij de hoog opgeleiden is dit slechts 64% 8. De sterke punten van het peuterspeelzaalwerk zijn: laagdrempeligheid; toegankelijkheid voor alle kinderen; grote bekendheid; hoge mate van klanttevredenheid; sterke betrokkenheid van ouders; professionaliteit leidsters, met name op het gebied van ontwikkelingsstimulering; imago dat de peuterspeelzaal er is voor het kind; groepen kinderen met min of meer dezelfde leeftijd; verankering in het (buurt)netwerk (o.a. onderwijs en gemeente); convenanten en samenwerking met jeugdgezondheidszorg. Als minder sterke punten van het peuterspeelzaalwerk kunnen genoemd worden: relatief hoge ouderbijdrage voor lage inkomens in relatie tot de kinderopvang; professionaliteit van de bedrijfsvoering; weinig investeringsmogelijkheden door geen of beperkt eigen vermogen; de afbakening van de doelgroep tot kinderen van twee tot vier jaar; door gemeentelijk beleid is peuterspeelzaal aanbodgericht en heeft weinig mogelijkheden tot meer vraaggericht werken. 7 Bron: Regioplan oktober 2007 8 Bron: Sardes, Voorschoolse educatie: waarom wel, waarom niet 2007 14

3.2 Klanten In Nederland zijn ongeveer 400.000 kinderen in de voorschoolse leeftijd van twee en drie jaar. De trend laat zien dat dit aantal de komende jaren iets afneemt 9. Leeftijd 2006 2007 2008 2009 2010 2 jaar 200.902 193.486 187.140 184.665 181.671 3 jaar 202.201 200.292 193.144 186.920 184.526 2-3 jarigen 403.103 393.778 380.284 371.585 366.197 0-3 jarigen 784.234 765.440 746.248 733.794 726.698 Van de twee en drie jarigen gaat ongeveer de helft naar een peuterspeelzaal. Zo n driekwart van hen bezoekt de peuterspeelzaal twee dagdelen. Een kwart van de twee en drie jarigen (100.000) behoort momenteel tot de zogeheten doelgroepkinderen die aanmerking komen voor VVE programma s. Uit de landelijke VVE-monitor blijkt dat de helft van deze kinderen via peuterspeelzalen en de kinderopvang wordt bereikt met taalstimuleringsprogramma s. Uit het trendonderzoek kinderopvang van 2006 komt naar voren dat de werksituatie van ouders nauwelijks van invloed is op de keuze om kinderen naar een peuterspeelzaal te laten gaan. Dit wordt bevestigd door een onderzoek van de MOgroep onder leden die peuterspeelzalen exploiteren. Ook het opleidingsniveau en het inkomen van ouders heeft nauwelijks invloed op de keuze voor peuterspeelzalen. Enkel ouders die alleen basisonderwijs hebben gevolgd maken relatief meer gebruik van de peuterspeelzaal. Huishoudens met een maandinkomen van meer dan 5.000 euro blijken het minst gebruik te maken van de peuterspeelzaal (25%) 10. Dit alles bevestigt de bevindingen van peuterspeelzalen dat een grote groep ouders (zo n 60%) met kinderen op de peuterspeelzaal in aanmerking komt voor de kinderopvangtoeslag. De belangrijkste redenen voor ouders om hun kinderen een peuterspeelzaal te laten bezoeken zijn: Het geeft de kinderen een voorbereiding voor de basisschool. Kinderen spelen met leeftijdgenootjes en oefenen sociale vaardigheden. Kinderen leren andere kinderen uit de buurt kennen waar ze later mee naar school gaan. Het gaat immers vaak om een wijkgerichte voorziening. Daarnaast is er een redelijk grote groep ouders waarvoor aandacht voor- en hulp bij (taal)ontwikkeling een belang rijke reden is (48% laag opgeleid, 32% hoog opgeleid) 11. Tijd voor andere activiteiten zoals werk, ontspanning en aandacht voor andere kinderen is voor ouders ook een reden om hun kind(-eren) naar de peuterspeelzaal te brengen. Relatief weinig ouders (12%) geven aan de peuterspeelzaal te gebruiken als opvangvoorziening. Dit is opvallend weinig omdat veel ouders die gebruik maken van de peuterspeelzaal werken. Peuterspeelzalen constateren dat steeds vaker opa s en oma s en gastouders de kinderen brengen en halen. Hieruit kan de conclusie worden 9 Bron: CBS 10 Bron: Regioplan oktober 2007 11 Bron: Sardes, Voorschoolse educatie: waarom wel, waarom niet 2007 15

getrokken dat peuterspeelzalen weldegelijk door veel ouders als onderdeel van hun opvangarrangement wordt gebruikt. 3.3 Overheid Het kabinet stelt tot doel dat in 2010 100% van alle doelgroepkinderen worden bereikt met VVE programma s. Zij stelt hiervoor extra middelen ter beschikking, zowel voor peuterspeelzalen als de kinderopvang. Deze middelen worden via gemeenten uitgezet. Daarbij wil het kabinet de regierol van gemeenten op het vlak van de VVE versterken. 3.4 Ketenpartners Peuterspeelzalen zijn actief in de keten van samenwerking rond het jonge kind. Hierin vervullen zij een preventieve, signalerende en doorverwijzende rol. Dit gebeurt door leidsters die zonodig zelf de kinderen bijsturen en contacten onderhouden met de ketenpartners. Actieve interventies in de zin van hulpverlening laten zij uitvoeren door de ketenpartners. De belangrijkste zijn maatschappelijk werk, consultatiebureaus, integrale zorgteams, MEE-teams, huisartsen en Bureau Jeugdzorg 12. Scholen zijn een belangrijke partner als het gaat om de doorgaande leerlijn. Samenwerking vindt plaats op casusniveau via kinderbesprekingen en op organisatieniveau waarbij bijvoorbeeld de doorgaande leerlijn wordt besproken en de uitvoering van programma s zoals VVE. Leidsters van peuterspeelzalen nemen soms deel aan casusoverleggen als buurtnetwerken en zorgadviesteams. 3.5 Financiers (gemeenten) Sinds 1 januari 2007 valt peuterspeelzaalwerk onder de Wmo. Hierdoor blijven peuterspeelzalen vallen onder de verantwoordelijkheid van gemeenten en maken zij onderdeel uit van het jeugdbeleid van de gemeenten. Gemeenten financieren, stellen kwaliteitseisen op en houden toezicht. Niet alleen voor ouders en kinderen vervullen de peuterspeelzalen dus een functie, maar ook voor gemeenten. Dit komt mede tot uiting in de subsidieverlening van gemeenten aan peuterspeelzalen. Peuterspeelzalen vervullen de volgende functies voor gemeenten: bijdragen aan sociale cohesie; vindplaats en doorwijzen van zorgkinderen en ouders; opvoedingsondersteuning in de preventieve sfeer; zorgdragen voor een doorgaande leerlijn; partner in Centrum voor Jeugd en Gezin(CJG) en zorgadviesteams (ZAT). 12 Bron: Resultaten ketenonderzoek peuterspeelzaalwerk, MOgroep 2006 16

3.6 Concurrentie De formele kinderopvang wordt in toenemende mate een concurrent van de peuterspeelzalen. Belangrijkste oorzaken hiervan zijn het groeiend aantal ouders dat onder de Wet kinderopvang valt, de afnemende kosten van de kinderopvang, toename beschikbaarheid door uitbreiding van het aantal locaties, de uitbreiding van het VVE aanbod en de profilering van de branche dat kinderopvang goed is voor de ontwikkeling van het kind. Met dit laatste punt verbreedt de sector kinderopvang haar oorspronkelijke doelstelling opvang verlenen aan kinderen waardoor de combinatie arbeid en zorg mogelijk wordt gemaakt die wezenlijk afwijkt van die van de peuterspeelzalen. Kinderopvangorganisaties streven nu ook pedagogische doelen na en geven hier vorm en inhoud aan via een uitgebreid pedagogisch beleidsplan. Verschillen in de oorspronkelijke doelstelling leiden tot de volgende kenmerkende verschillen tussen beide sectoren: openingstijden en omvang van een dagdeel; al of niet open zijn tijdens schoolvakanties; regels ten aanzien van leeftijd van kinderen; aanwezigheid van slaap- en eetvoorzieningen; kosten. In Nederland zijn ruim 1.800 kinderopvangorganisaties actief, waarvan zo n 1.400 voornamelijk dagopvang (nul tot vier jarigen) en bso (vier tot twaalf jarigen) aanbieden. In totaal exploiteren zij naar schatting 3.250 centra waar dagopvang wordt aangeboden met een totale capaciteit van ruim 120.000 kindplaatsen 13. Eén kindplaats bestaat hierbij uit tien dagdelen. Na een gestage stijging van het aantal kindplaatsen (93.345 in 2001) is het capaciteit in 2006 iets afgenomen ten opzichte van 2005. Van alle huishoudens (ouders) met kinderen in de leeftijd van nul tot twaalf jaar maakt 43% gebruik van formele en/of informele kinderopvang. Van huishoudens met enkel nul tot vier jarigen is dit 61%. Een kwart van de nul tot vier jarigen bezoekt een kinderdagverblijf en zo n 4% gaat naar een gastouder. Verder blijkt dat 25% van de nul tot vier jarigen een onbetaalde oppas heeft en 9% een betaalde oppas 14. Gemiddeld bezoekt een kind een kinderdagverblijf zo n achttien uur per week. Een nul tot vier jarige die gebruik maakt van een oppas doet dit gemiddeld zo n acht tot negen uur per week. Het gebruik van de oppas (informele kinderopvang) neemt de laatste jaren sterk af. Een klein aantal van de nul tot vier jarigen dat gebruik maakt van kinderopvang doet dit in een combinatie van formele en informele kinderopvang (16%). Verder is het zo dat hoe hoger ouders zijn opgeleid, hoe vaker zij kiezen voor formele opvang. Als ouders kiezen om gebruik te maken van kinderopvang dat zijn de belangrijkste redenen om te kiezen voor een kinderdagverblijf het stimuleren van de sociale vaardigheden van het kind (68%) en de kwaliteit van de kinderopvang (55%). Ouders die kiezen voor een oppas doen dit vanwege de huiselijke omgeving (57%), de flexibiliteit (41%) en de prijs (40%) 15. 13 Bron: Buitenhek Management & Consult 14 Bron: Tweedemeting trendonderzoek kinderopvang 2006 15 Bron: Regioplan oktober 2007 17

Indien niet-gebruikers van kinderopvang toch gebruik moeten gaan maken van kinderopvang voor hun nul tot vier jarige kind, dan blijkt maarliefst 69% te kiezen voor een onbetaalde oppas, 40% een betaalde oppas en 29% kiest voor het kinderdagverblijf 16. Toch is de verwachting dat de vraag naar formele kinderopvang de komende jaren sterk stijgt vanwege de volgende ontwikkelingen: de gunstige conjuncturele ontwikkelingen; stijging in het arbeidsaanbod van vrouwen; inhaalslag bij de BSO (motie Aartsen / Bos); gedaalde prijzen voor ouders; stijging van kwaliteit met name door gebruik van educatieve programma s (VVE); vervanging van informele opvang door formele opvang. Door met name een gebrek aan geschikte locaties en personeel zal de sector moeite hebben om aan de toenemende vraag te kunnen voldoen. De kosten van de kinderopvang voor ouders zijn inkomensafhankelijk. Daarnaast nemen de kosten voor ouders af bij een tweede en volgend kind. Ouders ontvangen via de belastingdienst een kinderopvangtoeslag (tegemoetkoming in de kosten). Hiervoor moeten zij wel onder de Wet Kinderopvang vallen. De gemiddelde uurprijs voor dagopvang bedraagt volgens OC&W in 2007 5,45. Voor ouders met een modaal gezinsinkomen bedragen de kosten (eigen bijdrage) zo n 0,70 euro per uur voor het eerste kind en 0,25 euro voor een tweede en volgend kind. Kinderopvangorganisaties brengen zo n tien tot elf uur per dag in rekening en hanteren veelal de eis dat kinderen minimaal twee dagen het kinderdagverblijf bezoeken. Hiermee nemen de netto kosten op jaarbasis aanzienlijk toe. Netto kosten per jaar peuterspeelzaal en dagopvang bij modaal gezinsinkomen* Peuterspeelzaal ink.afh. ouderbijdrage Peuterspeelzaal vaste ouderbijdrage Kinderdagopvang 1ste kind 528,- (2,25 per uur) 396,- (1,70 per uur) 764,- (0,70 per uur) 2de kind 528,- (2,25 per uur) 396,- (1,70 per uur) 273,- (0,25 per uur) * Peuterspeelzaal 240 uur per jaar (2 dagen per week, 3 uur per dag, 40 weken per jaar) * Dagopvang 1092 uur per jaar (2 dagen per week, 10,5 uur per dag, 52 weken per jaar) 3.7 Conclusies en kansen voor peuterspeelzaalwerk Uit de afname van het aantal zelfstandige peuterspeelzaal organisaties lijkt geconcludeerd te kunnen worden dat peuterspeelzalen meerwaarde zien in schaalvergroting en/of het opgaan in een andere organisatie zoals welzijn, kinderopvang of school. Het kabinet streeft naar 100% bereik van doelgroepkinderen met VVE programma s. Een groot aantal peuterspeelzalen biedt deze programma s nog niet aan (werken vooral op ambitieniveau 1). Hier liggen dus nog uitbreidingsmogelijkheden. 16 Bron: Regioplan oktober 2007, meerdere antwoorden mogelijk 18

De vraag naar dagopvang voor nul tot vier jarigen neemt de komende jaren sterk toe. Door gebrek aan locaties en personeel kunnen kinderopvangorganisaties moeilijk aan deze vraag voldoen. Peuterspeelzalen beschikken over locaties en personeel en kunnen zodoende in dit gat springen door ook opvang aan te gaan bieden. Hiermee spelen zij tevens in op de harmonisatie wens van het kabinet. De peuterspeelzaal kan hierbij haar functie en expertise ten aanzien van de ontwikkeling van kinderen centraal blijven stellen en zich hierop profileren. De mogelijkheid tot kinderopvang kan hierbij als extra voordeel worden meegenomen. Kinderopvangorganisaties doen ook aan ontwikkelingstimulering maar worden nu nog voornamelijk beschouwd organisaties die de opvang centraal stellen. Tevens kunnen peuterspeelzalen zich profileren als voorziening waar alleen peuters worden opgevangen. Veel kinderopvangorganisaties kennen alleen verticale opvanggroepen met nul tot vier jarigen. Ouders vinden het aanbod voor hun peuters hier vaak onttoereikend. Daarnaast is er een groep (traditionele) ouders waarvoor de opvang van hun baby een brug te ver is. Maar opvang op peuterleeftijd gekoppeld aan de positieve aspecten van het peuterspeelzaalwerk is wel haalbaar voor hen. Zeker daar waar ouders hun opvangbehoefte graag willen invullen via informele opvang (oppas) maar moeite hebben hierin volledig te voorzien liggen interessante mogelijkheden voor combinaties met peuterspeelzalen. Maar ook de combinatie met gastouderopvang biedt mogelijkheden. Door de grote vraag naar dagopvang en vanuit commerciële doelstellingen verkopen veel kinderopvangorganisa ties bij voorkeur hele dagopvangplaatsen en plaatsen voor meerdere dagen per week aan ouders van wie de kinderen langere tijd het kinderdagverblijf zullen bezoeken. Ze bieden beperkt halve dagopvang en flexibele plaatsen aan. Voor bepaalde doelgroepen zoals inburgeraars die behoefte hebben aan kortdurende opvang gedurende korte tijd is het hierdoor vaak moeilijk een plaats te krijgen op een kinderdagverblijf. Peuterspeelzalen zouden voor dit soort doelgroepen een flexibel aanbod kunnen ontwikkelen. Hiermee spelen zij in op een grote vraag waar relatief weinig aanbod tegenover staat. Peuterspeelzalen kunnen financieel aantrekkelijker gemaakt worden voor een grote groep ouders. Hiervoor moe ten peuterspeelzaalinstellingen hun peuterspeelzalen omvormen tot zogenaamde peutercentra die voldoen aan de eisen die gesteld worden voor opname in het gemeentelijke register kinderopvang. Ouders die in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag conform de Wet kinderopvang kunnen dan via de belasting een deel van de kosten terug ontvangen. In paragraaf 5.2.4 punt III wordt deze constructie verder toegelicht. De vraag naar BSO neemt een sterke vlucht. Scholen en kinderopvangorganisaties kunnen moeilijk aan de vraag voldoen. Peuterspeelzalen kunnen zich op dit terrein gaan begeven, zeker gezien het feit dat hun locaties veelal niet voor peuterspeelzaalwerk in gebruik zijn op het moment dat er behoefte is aan voor- en naschoolse opvang en opvang in de vakantieweken van de school. Peuterspeelzalen maken onderdeel uit van het jeugdbeleid van gemeenten. Belangrijk is dat gemeenten dit ook daadwerkelijk zien en ervaren. Uitdragen van (mogelijke) rol en toegevoegde waarde van peuterspeelzalen binnen dit beleid en oog voor behoeften van gemeenten zijn hiervoor noodzakelijk. 19

20