p1605a Terneuzen, 21/2/16 Léven met de vrijgevige God Liturgie Votum en groet Gezang 103 : 1,2,3 GK De Tien Woorden gevolgd door Matteüs 22,37-40 Gezang 103 : 4,5,6,9 GK Gebed De kinderen gaan naar de kidsclub Schriftlezing Jesaja 25,6-12 Lucas 15,1-3.11-32 Psalm 51 : 5,7 Preek over Lucas 15,11-32 Léven met de vrijgevige God Psalm 65 : 1,2,3 Dankzegging en voorbede Collecte Lied 459 : 1,2,3 LvK Zegen Gemeente van de Heer Jezus Christus, Léven met de vrijgevige God. Daar gaat het vandaag over. En daar hebben we het ook tijdens het gemeenteproject dat de afgelopen week van start is gegaan over over het leven dat er is dankzij Gods vrijgevigheid. Léven met de vrijgevige God. Daar gaat het over in het verhaal dat Jezus vertelt. Een bekend verhaal, misschien wel te bekend. Onbekend maakt onbemind zo wordt wel eens gezegd. Maar te bekend kan ook veroorzaken dat we het verhaal misschien wel koesteren, er een vertrouwd gevoel bij krijgen, maar intussen vergeten dat we ermee aan de slag hebben te gaan. Wat doen wij met het verhaal over die verloren zoon? Welke impact heeft dat verhaal op ons leven en dan vooral: op ons leven met God? Misschien goed om vanuit dit perspectief te luisteren, opnieuw te luisteren naar het verhaal dat Jezus vertelt. Een vreemd verhaal. Een verhaal dat velen van ons kennen onder de naam De gelijkenis van de verloren zoon. Dat op zich is al een vreemde naam. Al was het alleen maar omdat Jezus zegt: Iemand had twee zonen (Luc. 15,11). Zo opent Jezus het verhaal. Twee zonen. Twee verloren zonen.
2 Dus niet één de man die het echt helemaal verkeerd doet als hij bij zijn vader het deel van zijn bezit opeist en het vervolgens verkwanselt in een leven vol feesten en vrouwen. Nee, er zijn twee verloren zonen. Een onbeschaafde en een beschaafde. Een immorele en morele. Een a-religieuze en religieuze. Een brutale en een brave. Een verloren zoon die zijn heil ver weg zoekt en een verloren zoon die geen oog heeft voor het geluk dichtbij. Afgelopen donderdag ging het tijdens de gesprekken er onder meer over in wie wij ons herkennen in de oudste of in de jongste. Dat leverde verrassender gesprekken op dan ik had verwacht. Er waren er en daar had ik zelf herkenning bij die zichzelf herkenden in de oudste zoon. Er waren er ook die meer herkenning hadden in de jongste. Voor dat laatste hoef je overigens echt niet een hoerenloper of een feestbeest te zijn om bij jezelf te ontdekken dat je leven niet gericht is op God, maar op jezelf, op je eigen geluk en genot, op je eigen plezier en vermaak. En dan kan het zijn dat mensen die zich in de oudste herkennen zomaar ook iets van die jongste in zichzelf ontdekken. Beide mannen zijn verloren zonen. De een omdat hij het zoekt in het geluk van een leven zonder God. Die jongste eist zijn bezit op. Ik ben daar zelf niet zo stellig over als Keller het is in zijn boek De vrijgevige God. Keller stelt dat de jongste zijn vader dood wenst. Dat hij het deel van de erfenis wil hebben (als jongste kreeg hij een-derde, de oudste kreeg namelijk twee-derde). Dat kan allemaal waar zijn, maar belangrijker is dat deze jonge man zich losmaakt van zijn vader. Hij wil het geld, het vermogen, het leven van zijn vader. De jongste vraagt dus van zijn vader om zijn leven in stukken te scheuren, zo stelt Keller terecht. Een verloren zoon. Een man die zich losscheurt van thuis. Een man die zijn vader met een verscheurd hart achterlaat. Een man die een vermogen heeft verkregen, maar intussen het hart van zijn vader heeft gekwetst. Geen goed woord over deze man. Of beter: geen goed woord over zijn gedrag. Een verloren zoon. Je bent verloren, een loser, als je gaat voor je geluk, als je gaat voor je genot, als je gaat voor alles wat Jan en alleman belangrijk vindt in dit leven en intussen vergeet wat je afkomst is, wie je vader is, wie God is, wat Hij jou heeft beloofd, met welk merkteken je op je voorhoofd rondloopt. Dan ben je pas echt een loser. Dat moet die jongste gemerkt hebben. Gemerkt in de kroeg. Gemerkt op het voetbalveld of wat er in zijn tijd maar aan sportvermaak was. Gemerkt op de feestjes waar hij kwam. Gemerkt in de relaties die hij had. Gemerkt op zondag, gemerkt op maandag.
3 Veel belangrijker nog dan de onrechtmatige manier waarop hij aan z n geld gekomen is (hoe dat ook mag zijn gegaan) is het feit dat hij erop los leeft, dat alles in zijn leven draait om hem zelf: I, me and myself dat was zijn leven Dan ben je echt een verloren zoon. Maar dat was die ander ook. Die oudste in wie sommigen zich herkennen. Die brave hendrik. Altijd op het bedrijf. Altijd in touw. Altijd beschikbaar. Niet alleen een brave hendrik, maar eigenlijk ook een saaie piet. Iemand die nooit buiten de lijntjes kleurde, die altijd deed wat er van hem verwacht werd, bang als hij was om iets te doen wat niet mocht. Zo zegt hij het zelf. Z n broer is thuis gekomen. Het feest is begonnen. Een groots feest, beschouw het rustig als een soort dorpsfeest, iets met het karakter van een grootse receptie ter gelegenheid van de thuiskomst van de jongste. Maar hij, de oudste, is niet van de partij. Hij blijft thuis. Voor hem hoeft het niet. Als z n vader hem op andere gedachten probeert te brengen blijkt de ware reden: hij voelt zich gekwetst, achtergesteld: Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht (Luc. 15,29-30). Let eens op wat hij zegt en vergelijk het er eens mee hoe je er zelf over denkt. Op geen enkele manier weet hij de uitgestoken hand van vader te waarderen. Integendeel die hand wordt bruut afgewezen. Op geen enkele manier weet hij zijn broer te waarderen. Integendeel hij heeft het over die zoon van u. Niet over m n broer, maar over die zoon. De verachtelijkheid spat ervan af. Wat hij zegt klopt allemaal over het verkwanselen van vermogen, over zijn escapades met hoeren (let op het meervoud). Het klopt... Maar hoezeer het ook klopt een excuus om niet op het feest te komen, om thuis te blijven van het avondmaal van de heer is het niet. Op geen enkele manier. Wat er zo fout is aan dit gedrag van de oudste? De feiten kloppen toch? Het klopt, maar tegelijk maakt het onmiskenbaar duidelijk hoe deze oudste tegen zijn broer aankijkt. En nog meer maakt het duidelijk hoe hij aankijkt tegen zijn vader. Zijn vader? Feitelijk is deze vader voor hem niet meer dan z n baas. De man voor wie hij werkt. Degene in wiens dienst hij staat. Maar z n vader?
4 Het kan zomaar zijn dat je zo tegen God aankijkt. Als de god (ik schrijft het nu maar even met een kleine letter, al kunt u dat niet zien) bij wie je in dienst bent, de baas voor wie je wat doet in ruil voor het loon dat er tegenover staat, je werkgever voor wie je de uren dat je in zijn dienst staat je inzet, maar die niet meer is dan dat. Zo in de trant van: ik doe wat u vraagt, dan zorgt u ervoor dat ik in de hemel kom; ik volg de regels op, want dan hoef ik straks aan het eind van mijn levensloop niet bang te zijn om afgewezen te worden door u Als dat je god is Dan is hij niet je vader. Dan sla je zijn uitgestoken hand af. Dan zeg je niet anders dan: god (en je beseft niet eens dat de hoofdletter al lang verdwenen is) god, u kunt me meer willen God, ik kies m n eigen weg. God, ik doe wat ik doe. God, uw feest zal mij een zorg zijn Dan ben je niet anders dan een verloren zoon. Een loser. ** Wonderlijk verhaal. Over twee mensen die verloren zijn. Wie je dus ook bent, wat voor beeld je ook hebt van jezelf, hoe je ook antwoordt op de vraag in wie jij je het meest herkend dat neemt niet weg dat je een loser bent, iemand die reddeloos verloren is. Wacht even voordat je nu afhaakt, ophoudt te luisteren want het verhaal houdt hier niet op. Maar laat het alsjeblieft, alstublieft, tot je dóórdringen: of ik nou een nette jongen ben of iemand die zich kapot moet schamen vanwege alles wat hij op z n kerfstok heeft verloren zijn we allemaal. Verloren. Er zijn mensen die het geprobeerd hebben: om het bestaan van de jongste waarin ze op de een of andere manier verzeild waren geraakt los te laten, ermee te kappen en dat te doen door te gaan leven op de manier van de oudste zoon. Daar red je het niet mee. Je redt het er echt niet mee. Je redt het niet als je zit met een soort jongste-zoon-syndroom, zo van: ik ben te slecht voor God, ik ben het niet waard bij God binnen te mogen, ik kan maar beter een stap terug doen als het gaat om het feest dat Hij voor mij aanricht. Dan heb je niet begrepen wat Jezus vertelt, wat Hij bedoelt. Dan ben je te vroeg opgehouden met luisteren. Dat geldt trouwens niet anders en niet minder als je last hebt van het oudste-zoonsyndroom. Als je denkt dat jouw werk in de kerk en buiten de kerk, als je meent dat jouw inzet voor mensen in de kerk en buiten de kerk jou een beter, een verdienstelijker persoon maken dan een ander. Dan ben je ook te vroeg opgehouden met luisteren. Je redt het alleen als je de vader kent. De vader in het verhaal van Jezus. De vader. Machtig te horen hoe deze vader op de uitkijk staat. Hoe zijn hart geraakt is als hij zijn jongste terug ziet komen.
5 Hoe hij hem om de hals valt. Hoe hij hem kust. Hoe hij en dat is misschien wel het meest bijzonder op hem af rent. Hij rent. Eerder stond er dat de vader zijn teruggekeerde zoon tegemoet loopt. Maar het gaat om méér dan lopen. In het oude Oosten rende een vader niet. Dat deden kinderen, moeders. Maar oude mensen en ook vaders die renden niet. Deze vader doet dat wel. Hij rent op zijn zoon af. Het is mooi te zien hoe Lucas verderop in zijn evangelie hetzelfde woord gebruikt voor Petrus als hij naar het graf van Jezus rent (Luc. 24,12). Petrus heeft maar één doel: Jezus zoeken. En hoewel als je het leest in Lucas 24 hij op zoek is naar een dode Jezus, niet naar de levende Christus hij rent erop af. Zo ook de vader in het verhaal van Jezus: hij rent op zijn zoon af, blij en bewogen als hij is, vol verlangen om zijn zoon weer in het hart te sluiten. Wij hebben een Vader (en weer: u kunt het niet zien, maar hier gebruik ik een hoofdletter) die ruimhartig is. Ruimhartig voor jongste zonen. Ruimhartig voor zondaren die de weg terug weten te vinden. Ruimhartig voor hoerenlopers, fraudeurs, feestbeesten, drugsgebruikers, verslaafden, echtbrekers en andere bedriegers die opstaan om naar hun vader te gaan (Luc. 15,18, vert. 51). Ruimhartig. Vrijgevig zo heet het in het boek van Keller, zo heet het ook in het gemeenteproject dat we hebben. Vrijgevig het is niet alleen lastig, zo niet onmogelijk, om het Engelse woord dat Keller gebruikt is weer te geven in onze taal. Het is nog veel lastiger om in woorden te vatten hoe groot het hart van God is. Hoeveel ruimte er in dat hart is. Ruimte voor losers. Ruimte méér dan er vaak ruimte is in ons hart, of we nou lijken op de oudste of op de jongste. En dat brengt ons bij het gedrag van de vader ten opzichte van de oudste. Die woedend was. Niet te weinig. Die er niet bij wil zijn bij het feest dat vader (!) aanricht ter ere van zijn broer. Die daar zo zijn reden voor meent te hebben om zijn gedrag te rechtvaardigen. Hoor hoe liefdevol vader reageert. Zelf werd hij niet aangesproken als vader, maar deze vader betaalt niet met gelijke munt terug. Integendeel: mijn jongen zo klinkt het. Mijn jongen. Wat een liefde. Wat een vrijgevigheid een indrukwekkende schildering die niet te vatten valt in een lijst van woorden. Mijn jongen Wat er volgt is er de uitwerking van: Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden (Luc. 15,31-32).
6 Het laat zien wie God is voor mensen die verloren zijn. De vrijgevige God voor de jongste. Nog vóórdat hij de toespraak die hij bedacht heeft toen hij paste op de varkens (vieze, onreine beesten!) goed en wel heeft kunnen stellen, heeft hij al blijk gegeven van zijn oneindige liefde. De jongen wilde betalen. Laat me uw dagloner worden. Op de een of andere manier heeft hij aangeven dat hij in elk geval een poging heeft willen doen om zijn vader terug te betalen. Maar niets van dat alles als je let op de reactie van de vader. Jij dagloner? Helemaal niet! Je bent mijn zoon, je blijft mijn zoon. En niet anders geldt het voor die andere zoon. Die dacht dat hij werknemer was, wat mij betreft directeur of hoe dat tegenwoordig maar mag heten in het bedrijf van zijn vader. Niets van dat alles zo blijkt uit dat wat zijn vader zegt. Jij bent niet mijn directeur jij bent mijn zoon. ** Verloren zonen. U en ik. Niemand uitgezonderd. Niemand. Laat niemand hier denken dat hij meer waard is dan een ander. Net zomin trouwens als hier iemand hoeft te denken minder te zijn dan wie dan ook. Wat ons verbindt is dat we allemaal verloren zonen en dochter zijn. Verloren Jezus maakt het duidelijk. Hij maakt het duidelijk in de gelijkenis die wij kennen als de gelijkenis van de verloren zoon, maar die gaat over twee verloren zonen. Maar vergeet alstublieft niet dat het verhaal van Jezus nog meer gaat over een vader, de vader, zijn Vader (ik gebruik weer een hoofdletter). Jezus vertelt het je. Jezus laat het je zien. Jezus is het die de weg baant naar zijn Vader. Wie Hem heeft gezien heeft de Vader gezien (Joh. 14,9). Wie luistert naar wat Hij (Jezus) te vertellen heeft, die is welkom op het feest van de Vader. Amen.