Preek over Lucas 15,1-7 (themadienst kerk en school): Wie is Hij?

Transcriptie

1 Preek over Lucas 15,1-7 (themadienst kerk en school): Voorzang: Psalm 121: 1, 2 en 4 Votum en groet Zingen: Psalm 100 Leefregels Zingen: Jezus is het Licht der wereld (O.v. K. 46, Themalied bovenbouw) Jezus is de Goede Herder Gebed bij de opening van het Woord Zingen: Hij is machtig, Hij is krachtig (Elly & Rikkert 75, Themalied onderbouw) Schriftlezing: Psalm 23 en Lucas 15,1-7 Zingen: Gezang 227 (Zingende Gezegend; mel. Gez. 216) Verkondiging van Lucas 15,1-7: Zingen: Gezang 75, en 14 Voorbede en dankzegging Zingen: Psalm voor Nu 23 Collecte Zingen: Wie is als Hij? (Opwekking 638) Zegen Amenlied: Gez. 255 : 4 en 1 (let op, andere volgorde.) Gemeente van onze Heer Jezus Christus! De Bijbel het boek van God staat vol van prachtige verhalen. Veel verhalen gaan over de Heer Jezus. Deze week hebben jullie op school daar ook weer een paar van gehoord. Zoals het verhaal van de storm op het meer. 1 De leerlingen van Jezus varen met Hem op het meer. Opeens komt er die geweldige storm. De wind gaat vreselijk tekeer. De golven zijn huizenhoog. Het zijn net grommende monsters die dat kleine bootje aanvallen. De leerlingen zijn ontzettend bang! Zo n storm hebben ze nog nooit meegemaakt. Zal dit wel goed gaan? Maar Jezus slaapt. Alsof er niets aan de hand is. De leerlingen begrijpen er niets van. Ze schudden Jezus wakker! Heer, we verdrinken! Wat moeten we doen? Jezus staat op. Hij hoort de loeiende storm. Hij ziet het kolkende water. En Hij roept: Stil jullie! Meteen houdt de storm op te loeien. De golven zakken in elkaar. Het water van de zee wordt zo glad als een spiegel. Het is net alsof Jezus een wild blaffende hond bestraft heeft. Koest jij! Af! Af! En de hond druipt af. De leerlingen kijken elkaar aan. Ze zeggen: Wie is Jezus eigenlijk? Dat hebben zo nog nooit meegemaakt. Iemand die met één woord een vreselijke storm beëindigt. Nog een verhaal dat jullie is verteld. 2 Jezus heeft een goede vriend die heel erg ziek is. Hoe heet die vriend nog maar? Ja, Lazarus. Zijn beide zussen, Martha en Maria, zorgen goed voor hem. Ze sturen ook iemand naar Jezus toe om Hem te zeggen dat Lazarus zo ziek is. Maar als Jezus komt is Lazarus al gestorven. Hij is zelfs al begraven. 1

2 Jezus zegt: Breng Mij naar zijn graf! Het graf is een gat in een rotswand met een zware steen er voor. Achter die steen ligt de gestorven Lazarus. Als Jezus voor dat graf staat moet Hij vreselijk huilen. Het doet Jezus zo n pijn verdriet als iemand sterft. Want dat hoort niet in de wereld die van God is. Maar het gebeurt toch telkens weer! Opeens zegt Jezus: Haal die steen voor het graf weg! De mensen kijken Hem stomverbaasd aan. Wat wil Jezus? Maar ze doen het toch. Dan roept Jezus luid: Lazarus, kom naar buiten! Maar dat kan toch helemaal niet? Lazarus is toch gestorven? Hij kan Jezus toch niet horen? Hij kan zich toch niet bewegen? Maar kijk! De gestorven Lazarus komt uit het graf naar buiten. Hij leeft! Jezus heeft hem uit de dood terug geroepen. Weer kijken de leerlingen en de anderen elkaar aan. Wie is Jezus toch? Hij lijkt zo n gewone man. Maar Hij doet zulke wonderlijke dingen. Wat is er zo bijzonder aan Jezus. Weten jullie het, jongens en meisjes? Ja, we hebben het al gezongen, hè? Jezus is de Zoon van God. En Hij lijkt sprekend op zijn Vader. Hij doet dezelfde dingen die God doet. Als je naar Jezus kijkt, weet je precies wie God is. 3 Ja, de leerlingen zijn vol bewondering. Ze zijn diep onder de indruk van wat Jezus doet. Maar dat is niet zo bij iedereen, hoor! Er zijn ook mensen die een hekel hebben aan Jezus. Zij vinden dat Hij dingen doet die niet kunnen. Die zij niet goed vinden. Daarom hebben ze een hekel aan Jezus. Zij zeggen ook heel vaak: Wie is Hij toch? Maar dat Hij de Zoon van God is nee, daar geloven ze helemaal niks van. Weet je hoe dat komt? Zij vinden dat Jezus met verkeerde mensen omgaat. Met mensen die slechte dingen doen. Met mensen die alles doen om maar rijk te worden. Die geld van andere mensen stelen. Met slechte vrouwen die de mannen van andere vrouwen afpakken. Met mensen die altijd in kroegen rondhangen en dronken zijn. Maar in de tempel of in de synagoge, de kerk daar komen ze niet. Ze leven alleen maar voor zichzelf. Nou, als je zelf netjes leeft, dan wil je met zulke mensen niets te maken hebben. Ze hóren ook helemaal niet in de kerk te komen. Laten ze maar mooi wegblijven. Je moet er toch niet aan denken dat je in de kerk naast een dief zit! Of naast zo n slechte vrouw, die met vreemde mannen kust! Vreselijk! 2

3 Maar Jezus zie je heel vaak bij die onfatsoenlijke mensen. Als ze een feestje geven, dat zit Hij gewoon tussen hen in. Dan voert Hij hele gesprekken met hen. En zit ook lekker met hen te eten en te drinken. Het lijkt wel of Hij dikke vrienden met hen is. De mensen van de kerk van toen ergeren zich daar vreselijk aan. Zijn leerlingen zeggen dat Hij door God gestuurd is. Nou, daar geloven ze helemaal niks van. Laat Hij zien wie God is? Nee, hoor! Zij geloven dat God heel anders is! God moet volgens hen helemaal niks hebben van dat zootje. Van die mensen die alles doen wat God verbiedt. Jezus weet dat wel dat er mensen die zo over Hem denken. Hij ziet wel hoe afkeurend ze kijken. Dat ze de neus voor Hem ophalen. Hij hoort hoe ze over Hem mopperen. Dat doen ze wel zo hardop dat Hij precies weet wat ze zeggen. Op een dag als ze weer zo boos op Hem zijn, blijft Hij bij hen staan. Mag ik jullie eens een verhaal vertellen? zegt Jezus. Nou ja, als Hij dat per se wil. Kom maar op met uw verhaal! Het gaat over een herder, zegt Jezus. 4 Die herder heeft honderd schapen, waar hij op moet passen. Elke dag trekt hij er met alle honderd op uit om eten voor hen te zoeken. Elke avond brengt hij ze weer terug naar de stal. Dan telt hij de schapen of ze er nog allemaal zijn. Maar op een avond telt hij er geen honderd, maar negenennegentig. Hij telt nog eens. En nog eens. Maar nee, er zijn er echt maar negenennegentig. Eén schaap is niet mee terug gekomen naar de stal. Het is eigenwijs bij de kudde weggelopen. Het heeft niet goed opgelet, toen de andere schapen met de herder meeliepen. Nu dwaalt het nog ergens buiten rond in het donker. Oei, als dat maar goed gaat! Zo n schaap helemaal alleen dat is levensgevaarlijk. Er kunnen zomaar wilde beesten komen en het schaap overvallen. Een leeuw of een wolf! Wat dom van dat schaap om niet met de anderen mee te gaan. Wat zal de herder doen? Zal hij zeggen: O, het is er maar eentje, hoor! Ik heb er nog negenennegentig over! Moet dat stomme schaap maar niet zo eigenwijs zijn om weg te lopen. Ik pieker er niet over er nog achteraan te gaan. Het was een lange dag vandaag! Ik ga lekker slapen! Zegt de herder dat? Geen denken aan! Hij doet de deur van de stal goed dicht. Dan kunnen de andere negenennegentig in elk geval niet weglopen. En hij gaat meteen op stap. Op zoek naar het verdwaalde schaap. In het donker gaat de herder alle plekjes langs waar hij die dag geweest is. En hij zoekt net zo lang tot hij het gevonden heeft. 5 In de verte hoort hij het beest blaten. Het is in een ravijn terecht gekomen. Maar gelukkig is er nog geen leeuw of wolf in de buurt om het te verscheuren. De herder is dolgelukkig. 3

4 Hij rent op het geluid af. Hij roept al van ver dat hij er aan komt. Kijk, daar is het al! Het schaap komt opgelucht op de herder af. 6 Nou, de herder is zo blij dat hij het schaap meteen op zijn schouders tilt. Hij wil het zo snel mogelijk naar de stal terug brengen. Naar de andere negenennegentig schapen. Dan zijn ze weer allemaal bij elkaar. Want dat wil de herder graag: alle schapen bij elkaar! Ook het schaap dat wegliep. Als hij thuis komt en het schaap in de stal heeft gebracht, gaat hij weer op pad. Hij gaat bij al zijn buren en zijn vrienden langs. Ik geef vanavond een feestje! zegt de herder. O ja, waarom dan? vragen zijn vrienden en de buren. Omdat ik een schaap kwijt was. Maar ik heb het weer terug gevonden. Daar ben ik zo blij mee, dat ik jullie graag wil trakteren! Dat is het verhaal dat Jezus vertelde. Aan al die mensen die het erg vonden dat hij omging met slechte mensen. Begrijpen jullie wel wat ik bedoel? zegt Jezus. Begrijpen jullie nu waarom ik altijd die mensen opzoek? Begrijpen jullie het, jongens en meisjes? Waarom was Jezus zo graag bij mensen die lelijke dingen deden? Omdat Hij zich zorgen maakte om hen. Hij was er heel ongerust over, dat ze zo verkeerd leefden. Ze waren net als dat schaap dat was weggelopen. Dat had zomaar verkeerd kunnen aflopen. Dan was het verscheurd door een leeuw of een wolf. Dat wilde die herder niet. Maar Jezus wil ook niet dat het verkeerd afloopt met mensen die verkeerd leven. Als ze zo blijven doorgaan, komen ze in handen van Gods grote vijand: de satan. Die geniet er van als mensen slecht leven. Dat ze het leven van anderen en van zichzelf kapot maken. Die probeert zoveel mogelijk mensen bij God vandaan te trekken. Maar als je niet bij God blijft gaat je leven voor eeuwig kapot. Dat gaat Jezus aan het hart. Hij is als een herder die alle schapen in de stal wil zien. De stal dat is de kerk. Jezus zegt niet: Als je zulke verkeerde dingen doet, ga dan maar weg! Dan willen we je hier niet zien! Nee, Hij zegt: Hou toch alsjeblieft op met die verkeerde dingen! Maar hoe slecht je ook bent, God zoekt jou! Kom er ook maar bij! Ja, zegt Jezus, iedere keer als iemand naar Mij luistert is het feest in de hemel. God en de engelen hangen de vlag uit. Weer iemand die gered is. Halleluja! Wie is Jezus? Uit het verhaal van vanmorgen weten we dat Hij de goede Herder is. Met een groot hart voor iedereen die bij God is weggelopen. Want Jezus is net als God. Als je ziet hoe Hij is, weet je ook hoe God is. Jezus is de goede Herder, die altijd weer zoekt naar het weggelopen schaap. Hij zoekt net zo lang tot Hij ze weer heeft terug gevonden. En Hij vraagt aan ons: Doen jullie mee? Zoeken jullie met Mij mee? Willen jullie Mij helpen? En als je zelf bij Jezus wegloopt, reken maar dat Hij achter je aan gaat. Ik hoop dat je dan heel blij zult zijn als Hij je weer gevonden heeft. Want Jezus is de goede Herder. 4

5 Jezus is de Zoon van God AMEN. 5