Een analyse van de verschillende renteaftrekmethodes in de vennootschapsbelasting



Vergelijkbare documenten
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG

VpB 2010* Treasury Tax Update

Alles onder Controle!

Fiscale aspecten van groepsfinanciering van vastgoed

PRAKTIJKNOTITIE Fiscaal. 1. Inleiding. 2. De fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting Inleiding Voorwaarden vormen fiscale eenheid VPB

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

DE VERPLICHTE GROEPSRENTEBOX EN DE BEPERKINGEN VAN DE AFTREK VAN DE RENTE GETOETST AAN TWEE CRITERIA

Aanslagjaar Inkomsten 2014

Renteaftrek in de Vpb wat moeten we ermee?

Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! CROP.NL

Nieuwsbrief december 2012

Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! CROP.NL

Het ACE of CBIT systeem als alternatief voor het huidige stelsel van de vennootschapsbelasting

Wetsvoorstel Zorginstellingen en Deelnemingsrente vennootschapsbelasting. Cervus, juni 2012

Belastinghervorming internationale aspecten

Prinsjesdag Belastingplan september 2018 Bram Faber

De kunst van het bepalen van de optimale transactiestructuur

Vennootschapsbelastingtarief Tarief voor belastbaar bedrag t/m % 20% Tarief over het meerdere 25% 25%

Wet werken aan winst in Staatsblad

Checklist Deelnemingsvrijstelling

De Earningsstrippingregeling (ATAD 1)

Het uitblijven van de rentebox

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2

Beleggen binnen of buiten de vennootschap!

Het anti-belastingontwijkingspakket van de Europese Commissie bestaat uit:

In deze notitie onderzoeken we twee subvarianten van de defiscalisering (optie a), te weten:

Naar een evenwichtige behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting

Aanslagjaar Inkomsten 2012

DEELNEMINGSRENTE Dr. J. Vleggeert 1. 1.Inleiding

Belastingpakket 2019: huishoudens krijgen meer te besteden

Datum 5 december 2009 Betreft Stand van zaken mogelijke maatregelen in de vennootschapsbelasting

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Reactie Register Belastingadviseurs (RB) inzake de aangekondigde spoedmaatregelen inzake de fiscale eenheid vennootschapsbelasting

TAX ALERT 10 juli Internetconsultatie conceptwetsvoorstel implementatie ATAD1

Aanvulling Management en organisatie in Balans vwo in verband met de expliciteringen van de examencommissie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Fiscale workshop Renteaftrekbeperkingen

Fiscale gevolgen van een vermogensaftrek in Nederland

Het Bosalgat Anno 2013 hebben we eindelijk de oplossing gevonden om het gat te dichten of toch niet?

SRA-Praktijkhandreiking. Spoedreparatie fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Instelling. VP Accountants en Belastingsconsulenten. Onderwerp. Tweede taxshift in de maak: fiscale revolutie

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van over agressieve fiscale planning

DE IMPACT VAN DE NOTIONELE INTRESTAFTREK OP DE KAPITAALSTRUCTUUR EN TEWERKSTELLING VAN MULTINATIONALE ONDERNEMINGEN IN BELGIË

Tip! Het onderbrengen van het bedrijfspand in een aparte bv maakt een toekomstige bedrijfsoverdracht gemakkelijker te structureren en te financieren.

De impact van art. 13l Wet VPB 1969 op de renteaftrekproblematiek

HRo - Vennootschapsbelasting -- Deel 3

Wij wensen u veel leesplezier en nodigen u uit contact op te nemen via ewoud.deruiter@3rrrbelastingadviseurs.nl voor al uw vragen.

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende :

Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001

De renteaftrekbeperking bij externe acquisities in art. 10a Vpb

Staatssecretaris beantwoordt vragen spoedreparatie fiscale eenheid

TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN

Prinsjesdag 2018: de belangrijkste maatregelen voor Private Clients

Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting Belastingdienst /Directie Vaktechniek Belastingen.

NEDERBELGENMAIL DECEMBER 2017

Curaçaos fiscaal vestigingsklimaat Fiscaal aantrekkelijke investeringslichamen en regelingen

De werkkostenregeling internationaal belicht.

Rente-aftrekbeperking door art. 13l VPB

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP)

Eindexamen vwo economie I

Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier

Alle belastingbetalers

Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

Certificering budgettaire ramingen Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking

Het dichten van het Bosal-gat door artikel 13l Wet vennootschapsbelasting 1969 of door artikel 10d Wet vennootschapsbelasting 1969.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RENTEAFTREKBEPERKINGEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland

BACHELOR THESIS. Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Vpb) : Angela Aerts. Datum : november Prof. dr. J.A.G. van der Geld

Spoedreparatie in de Fiscale Eenheid Vennootschapsbelasting

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Buitenlandse activiteiten: hoe fiscaal te structureren? 08 February 2011

Belastingplan Bram Faber 20 september 2017

Er gaan stemmen op die stellen dat de terugwerkende kracht strijdig is met supranationaal recht (Eerste Protocol EVRM)

EUROPESE COMMISSIE. Brussel, 07.II.2007 C(2007)308 def. Steunmaatregel nr. C 4/2007 (ex N 465/2006) Nederland Groepsrentebox.

138 De Pensioenwereld in 2014

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn. Een lening (schuld) met een looptijd van langer dan een jaar. We bespreken 3 verschillende leningen:

Inhoud. Lijst van afkortingen 13. Studiewijzer 15. Inleiding belastingrecht 17. Deel 1 Inkomstenbelasting 24

Vereniging voor Belastingwetenschap 17 juni Rapport Studiecommissie Belastingstelsel

Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting.

De gemiddelde vermogenskosten en optimale vermogensstructuur

Inhoud. Inleiding belastingrecht 19. Deel 1 Inkomstenbelasting 26. Lijst van afkortingen 15. Studiewijzer 17

Algemene informatie hypotheken (starter)

4. Wat moet ik als lid doen om een lijfrenteschenking te verstrekken?

De waarheid over de notionele intrestaftrek

Artikel 15ad Wet Vennootschapsbelasting 1969 (de regeling inzake de overnameholding nader beschouwd)

Overnameholdingwetgeving

Antwoord van minister De Jager (Financiën) (ontvangen 16 november 2010)

Principe. Daarom heeft de wetgever 2 belangrijke beperkingen ingevoerd. Beperking 1: maximumstand rekening-courant

Reactie van het Register Belastingadviseurs op het ter consultatie voorgelegde document inzake de implementatie van ATAD 1

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013

IB-aspecten van het rapport van de Studiecommissie Belastingstelsel

Transcriptie:

Een analyse van de verschillende renteaftrekmethodes in de vennootschapsbelasting Door: Anoek Budding Studentnummer: 0206415 Datum: 1 november 2009 Opleiding: Fiscale Economie Studierichting: Fiscale Economie Afstudeervariant: Belastingheffing van concerns De faculteit Economie en Bedrijfskunde, Universiteit van Amsterdam Beoordelaar: dr. mr. H. Vermeulen

Inhoudsopgave Pagina 1 Inleiding 3 2 Theorie 4 2.1 Allowance for Corporate Equity 4 2.2 Comprehensive Business Income Tax 5 2.3 Vergelijking ACE en CBIT 6 3 Nederlandse verschillen eigen en vreemd vermogen 7 4 Belgisch variant: eigen vermogen is vreemd vermogen 9 5 Voorstel drie hoogleraren: vreemd vermogen is eigen vermogen 10 6 Duitse earningsstripping-regeling 12 7 Voorstel vennootschapsbelasting 2010 12 7.1 Verplichte groepsrentebox 13 7.2 Variant 1: specifieke renteaftrekbeperking 13 7.3 Variant 2: Earningsstripping-regeling 14 8 Vergelijking van de verschillende methodes van renteaftrek 15 9 Conclusie 15 10 Bibliografie 17 2

1 Inleiding In Nederland is er veel kritiek op het verschil van behandeling tussen eigen vermogen en vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting. Rentelasten op vreemd vermogen is in het algemeen aftrekbaar, de verschuldigde vergoedingen op eigen vermogen in het algemeen niet. Financieringsstructuren worden verstoord, omdat bedrijven geneigd zijn te investeren met het fiscaal aantrekkelijke, maar risicovolle vreemd vermogen. Dat er in de toekomst iets gaat veranderen in de fiscale behandeling van renteaftrek is wel zeker, maar hoe is nog de vraag. Dit verslag geeft een analyse van de verschillende renteaftrekmethodes in de vennootschapsbelasting. Er zijn twee manieren om de verstoringen in de financieringsstructuren te neutraliseren. De eerste methode is de Allowance for Corporate Equity (ACE). Dit houdt in dat alle vermogen als vreemd vermogen wordt behandeld. De tweede methode is de Comprehensive Business Income Tax (CBIT): alle vermogen wordt als eigen vermogen behandeld. Geen enkel land voert één van deze methodes in zijn puurste vorm uit. In dit verslag zal eerst zal naar de renteaftrek in Nederland worden gekeken. Op dit moment is er in Nederland een duidelijk verschil tussen de behandeling van vreemd en eigen vermogen, tevens is er sprake van uitholling van de belastinggrondslag door de overnames van deelnemingen met overmatig vreemd vermogen als gevolg van het Bosal-arrest. Vervolgens zal naar België worden gekeken waar ze een variant van de ACE-methode uitvoeren, door een aftrek van de boekwaarde van het eigen vermogen op de vennootschapsbelastinggrondslag toe te staan: de notionele interestaftrek. Daarna zal het voorstel van de drie hoogleraren, Engelen, Vording en Van Weeghel besproken worden. Het voorstel houdt in dat vreemd vermogen als eigen vermogen moet worden behandeld door een combinatie van een variant van de verplichte groepsrentebox, een renteaftrekbeperking voor de financiering van deelnemingen en een verbetering van de deelnemingsvrijstelling. In Duitsland wordt vreemd vermogen ook, althans deels behandeld als eigen vermogen, maar dan in de earningsstrippings-regeling variant. In dit verslag wordt verder nog aandacht besteed aan het voorstel vennootschapsbelasting 2010 door het ministerie van Financiën. Zij stellen een combinatie voor van de groepsrentebox met specifieke aftrekbeperkingen of met een variant van de earningsstrippings-regeling. Uiteindelijk zullen de verschillende renteaftrekvarianten met elkaar vergeleken worden, waarop een conclusie zal volgen. 3

2 Theorie Op dit moment bestaat er in Nederland een fiscale discriminatie tussen vreemd en eigen vermogen. Vreemd vermogen is wel aftrekbaar, eigen vermogen niet. Dit leidt tot een voorkeur van bedrijven voor financiering met vreemd vermogen. In hoofdstuk 3 zullen de gevolgen van deze discriminatie worden besproken. In dit hoofdstuk worden de twee behandelingen van vermogen besproken die discriminatie tussen financieringsstructuren kunnen voorkomen. De eerste behandeling is de Allowance for Corporate Equity (ACE). Dit houdt in dat je al het vermogen behandelt als vreemd vermogen. Je zou er ook voor kunnen kiezen om al het vermogen te behandelen als eigen vermogen. Dit wordt Comprehensive Business Income Tax (CBIT) genoemd. Deze twee uiterste behandelingen worden hierna afzonderlijk besproken. 2.1 Allowance for Corporate Equity Gelijke behandeling van vreemd en eigen vermogen kan worden bereikt door een aftrek op eigen vermogen toe te staan, voor het normale, risicovrije rendement. Deze methode staat bekend als Allowance for Corporate Equity (ACE). Voordelen van de ACE zijn: Fiscaal neutrale behandeling van financieringsmiddel: het maakt niet meer uit of er met vreemd of eigen vermogen wordt gefinancierd, voor beide is een aftrek mogelijk. Stimulering van de investeringen: doordat de financiering goedkoper is geworden door de aftrek ook op eigen vermogen toe te staan, kan het (verwachte) rendement op de investeringen lager zijn om rendabel te blijven. Hierdoor zullen bedrijven eerder geneigd zijn om tot een investering over te gaan, wat weer een goede stimulans voor de economie is. Een nadeel van de ACE is: De grondslagversmalling voor de vennootschapsbelasting: aangezien de overheid een aftrek toestaat op eigen vermogen, zullen de belastingopbrengsten afnemen. Hierdoor gaan in het algemeen de belastingtarieven omhoog. Dit leidt echter weer tot een onaantrekkelijk vestigingsklimaat en grensoverschrijdende winstverschuivingen (CPB, 2008). 4

Kortom, er is sprake van een uitruil van een neutrale financieringskeuze en een stimulering van de investeringen tegen een hogere belastingtarief. 2.2 Comprehensive Business Income Tax Een andere manier om gelijke behandeling van vreemd en eigen vermogen te bereiken kan door de renteaftrek af te schaffen in de vennootschapsbelasting. Dit is voorgesteld en tevens uitgewerkt door de US Treasury in 1992. In dit voorstel wordt onderscheid gemaakt tussen CBIT-ondernemingen, zoals ondernemingen en financiële instellingen en niet-cbitondernemingen, zoals huishoudens, overheid en buitenlandse bedrijven die uit landen komen waar de CBIT niet is ingevoerd. Rente die door CBIT-ondernemingen wordt ontvangen van niet CBIT-ondernemingen zijn belast, hierdoor zullen met name banken belastinggeld gaan innen. Dubbele heffing wordt voorkomen door de ontvangsten van rente door CBITondernemingen van andere CBIT-ondernemingen vrij te stellen of te verrekenen. In het US Treasury-voorstel wordt de inkomstenbelasting op kapitaalinkomen afgeschaft. De CBITmethode zorgt er dus voor dat het ontvangen van rente belastbaar is, tenzij in een eerdere schakel al belasting is geheven, en het betalen van rente niet aftrekbaar is. Voordelen van de CBIT-methode zullen zijn: Fiscaal neutrale behandeling van financieringsmiddel: het maakt niet meer uit of er met vreemd of eigen vermogen wordt gefinancierd, voor beide is er geen aftrek meer mogelijk. Een grondslagverbreding: de belastinginkomsten van de overheid nemen toe, aangezien rentekosten niet meer aftrekbaar zijn van de winst, maar rentebaten wel belastbaar zijn. Hierdoor gaat over het algemeen de belastingtarieven omlaag, terwijl de overheid hetzelfde inkomen genereert. Het vestigingsklimaat wordt gunstiger. Een nadeel van de CBIT is: Investeringen nemen af: de kapitaalkosten zijn toegenomen doordat rente niet meer aftrekbaar is, hierdoor moet het (verwachte) rendement op investeringen hoger zijn om rendabel te zijn. Hierdoor zullen bedrijven minder snel geneigd zijn om tot een investering over te gaan en wordt de economie minder gestimuleerd. 5

Kortom, er is sprake van een uitruil van een neutrale financieringskeuze en een verlaging van het belastingtarief tegen een anderzijds grotere verstoring in de investeringsbeslissingen (CPB 2009). 2.3 Vergelijking tussen ACE en CBIT Als een overheid zijn vennootschapsbelasting wilt veranderen richting ACE of CBIT kan zij de volgende gevolgen verwachten: ACE CBIT Financieringsbeleid Neutraal Neutraal Locatiekeuze (op basis van tarief) Ongunstig Gunstig Investeringskeuze Gunstig Ongunstig Winstallocatie van multinationals Ongunstig Gunstig Vermogensallocatie van Multinationals Meer eigen vermogen Vreemd vermogen neutraal Minder vreemd vermogen Eigen vermogen neutraal In paragraaf 2.1 en 2.2 is al uitgebreid besproken wat het effect van ACE en CBIT is op het financieringsbeleid, de locatiekeuze en de investeringskeuze. Beide renteaftrekmethodes hebben een neutrale invloed op het financieringbeleid. De ACE-methode is gunstig voor de investeringskeuze, maar ongunstig voor de locatiekeuze. De CBIT-methode heeft een gunstige invloed op de locatiekeuze maar een ongunstige invloed op de investeringskeuze. Een ander effect van de ACE- en de CBIT-methoden is de winstallocatie van multinationals. Over het algemeen zullen multinationals geneigd zijn om de winst sneller aan Nederland toe te rekenen, als Nederland een CBIT-methode zal gaan uitvoeren. Door de lagere tarieven is Nederland gunstiger geworden, echter een multinational zal zeker rekening houden met het feit dat vreemd vermogen duurder is geworden en hierdoor toch mogelijk uitwijken naar andere landen. Indien Nederland een ACE-methode zal invoeren geldt het omgekeerde. Multinationals zullen winsten minder snel aan Nederland toe rekenen door de hogere tarieven, maar omdat eigen vermogen goedkoper is geworden kan toch gekozen worden voor Nederland. 6

Met de vermogensallocatie van Nederland wordt bedoeld hoe de verhouding eigen vermogen / vreemd vermogen zal veranderen in Nederland indien er gekozen wordt voor een ACE- of CBIT-methode. Bij de ACE-methode zal vreemd vermogen niet veranderen ten opzichte van ons huidige systeem, het blijft aftrekbaar, echter het eigen vermogen zal wel toenemen, aangezien hiervoor een extra voordeel kan worden behaald. Bij de CBIT-methode zal juist het eigen vermogen niet veranderen ten opzichte van ons huidige systeem. Eigen vermogen blijft niet aftrekbaar, maar het vreemd vermogen zal afnemen, aangezien daarvan de rentelasten niet meer aftrekbaar zijn. 3 Nederlandse verschillen eigen en vreemd vermogen In Nederland is vreemd vermogen aftrekbaar, zoals de rente op leningen van banken, maar eigen vermogen niet, zoals de uitkering van dividend. Om te voorkomen dat met name multinationals alleen maar vreemd vermogen verstrekken aan Nederlandse vestigingen zijn in de Wet op de vennootschapbelasting verschillende artikelen in het leven geroepen om de aftrek van met name groepsrente te beperken. Zo is in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting, ook wel bekend als de deelnemerschapslening, bepaald dat leningen die winstafhankelijk en achtergesteld zijn bij de gewone crediteuren en verder geen vaste looptijd hebben of een looptijd van meer dan 50 jaar, zullen worden behandeld als eigen vermogen. Dit houdt in dat de rente van aftrek wordt uitgesloten. Artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting, ook wel bekend als de antiwinstdrainageregeling, beperkt de aftrek van groepsrente die zien op winstuitdelingen of teruggaaf van gestort kapitaal, kapitaalstortingen en de verkrijging van een belang in een verbonden lichaam. Tegenbewijs is echter wel mogelijk indien zowel de besmette transactie als de lening in overwegende mate zakelijke motieven heeft of afkomstig is van een land waar naar Nederlandse maatstaven een redelijke belasting naar winst wordt geheven over de daarop betaalde rente. Artikel 10b van de Wet op de vennootschapsbelasting beperkt de aftrek van rente van laagrentende of renteloze geldleningen afkomstig van een gelieerde lichaam bij een looptijd van meer dan tien jaar of onbepaalde looptijd. Verder beperkt artikel 10d van de Wet op de vennootschapsbelasting, ook wel bekend als de thincap-regeling, de renteaftrek van het te veel aan vreemd vermogen. Er zijn twee berekeningen om te bepalen of er sprake is van een te veel aan vreemd vermogen. Indien het gemiddeld vreemd vermogen meer bedraagt dan drie maal het gemiddeld eigen vermogen 7

plus Euro 500.000, wordt de rente die op het meerdere ziet in aftrek beperkt. Er is nog een tweede berekening om eventueel onder de thincap-regeling uit te komen. Een belastingplichtige kan er ook voor kiezen om de concernratio toe te passen. De concernratio is de verhouding van het gemiddeld vreemd vermogen in relatie tot het gemiddeld eigen vermogen van het concern. Het te veel aan vreemd vermogen is volgens de concernratio het vreemd vermogen van de belastingplichtige wat boven de concernratio maal het eigen vermogen van de belastingplichtige uitkomt. Dit te veel aan vreemd vermogen wordt weer in aftrek beperkt (Bouwman, 2007). Door al deze beperking ontstaat er dubbele belastingheffing. De crediteur wordt belast over de (gecorrigeerde) vergoeding, de (gecorrigeerde) rente wordt echter bij de debiteur van aftrek uitgesloten. Tevens wordt de ongelijke behandeling tussen vreemd en eigen vermogen over het algemeen als verstorend gezien. De aftrekbaarheid van vreemd vermogen leidt tot een prikkel om investeringen met schulden te financieren. Empirisch onderzoek heeft aangetoond dat door deze prikkel bedrijven een hogere schuldquote hebben. De prikkel wordt groter naarmate de belastingvoet hoger is. Een verhoging van de vennootschapsbelasting met 10 punten leidt tot een toename van de schuldquote van 1,8% bij binnenlandse bedrijven en een toename van de schuldquote van 2,4% bij internationaal opererende bedrijven. Het grote nadeel van een hoge schuldquote is dat bedrijven kwetsbaarder zijn voor faillissement. Tevens hebben jonge bedrijven een nadeel ten opzichte van gevestigde bedrijven, aangezien financieringsinstellingen zoals banken, minder snel of tegen hogere rente aan startende bedrijven lenen dan aan volwassen bedrijven, zeker in een tijd van kredietcrisis. Ook leidt de aftrekbaarheid van rente tot een versmalling van de belastinggrondslag. Dit wordt nog eens versterkt door multinationals die de rentelasten in landen als Nederland kunnen aftrekken maar de opbrengsten verschuiven naar landen met relatief lage tarieven (van der Horst en de Mooij, 2009, p. 949). Zo is de bijdrage aan de opbrengst van de vennootschapsbelasting van internationaal opererende ondernemingen met 15% gedaald tussen 2004 en 2006 (Engelen, Vording en van Weeghel, 2008, p. 896). Het ministerie van Financiën (2009) kaart naast de ongelijke behandeling van vreemd en eigen vermogen ook nog twee andere problemen aan van de huidige wetgeving. Het eerste probleem heeft betrekking op overnames van Nederlandse onderneming, die overmatig met schulden worden gefinancierd. Vervolgens wordt er doorgaans een fiscale eenheid aangevraagd. Door de renteaftrek van de schulden betaalt de fiscus indirect mee aan de overnames. Het bekende voorbeeld is HEMA, een goedlopend bedrijf wat altijd winsten heeft 8

gemaakt totdat het is overgenomen door een nieuwe eigenaar. Sinds de overname heeft HEMA een schuld van ruim 1 miljard Euro, waarop 63 miljoen aan financieringslasten werd betaald. Zonder deze lasten zou HEMA winst hebben gemaakt (Financieel Dagblad, 2008). Het andere probleem wat door het ministerie van Financiën (2009) wordt aangekaart heeft betrekking op het Bosal-arrest. De deelnemingsvrijstelling stelt opbrengsten uit zowel binnenlandse als buitenlandse deelnemingen vrij om dubbele belastingheffing te voorkomen. Door de uitvoering van het Bosal-arrest zijn de rentekosten die zijn ontstaan door een verwerving van een deelneming aftrekbaar van de Nederlandse winst. Hierdoor ontstaat er een mismatch. Kosten van een deelneming zijn aftrekbaar terwijl de opbrengsten van de deelneming vrijgesteld zijn. Deze mismatch kan nog eens versterkt worden door verschillen in de effectieve belastingtarieven. De Wet op de vennootschapsbelasting wordt op het gebied van renteaftrekbeperkingen als een vermolmd bouwsel gezien. De verschillende artikelen die op dit gebied zien met de vele leden die weer uitzonderingen of alternatieven geven, zorgen ervoor dat de renteaftrek in de huidige vennootschapsbelastingstelsel als complex wordt ervaren. Bovendien zoals uit de problemen die hierboven zijn beschreven blijken de aftrekbeperkingen niet altijd evenwichtig en soms onvolkomen te zijn (Engelen, Vording en van Weeghel, 2008, p. 891). 4 Belgische variant: eigen vermogen is vreemd vermogen In België is vanaf belastingaanslag jaar 2007 een variant van de ACE-methode ingevoerd. Dit wordt de notionele interestaftrek genoemd. Ook België had als doel de fiscale discriminatie tussen vreemd en eigen vermogen te voorkomen. Alle onderneming die aan Belgische vennootschapsbelasting zijn onderworpen kunnen ervoor kiezen om een notionele interestaftrek van hun belastbaar inkomen toe te passen door een fictieve rente over het gecorrigeerd eigen vermogen te bereken. Het eigen vermogen wordt onder andere gecorrigeerd met de fiscale nettowaarde van deelnemingen en herwaarderingsmeerwaarden. Het tarief van de notionele rente bedraagt in het jaar 2010 4,473% (voor midden en klein bedrijf zelfs 4,973%). Dit percentage is gebaseerd op de rente van 10-jarige lineaire Belgische staatsobligaties (Federale Overheidsdienst Financiën, 2009). Stel dat een bedrijf een gecorrigeerd eigen vermogen heeft van Euro 10.000 en een winst voor belastingen van Euro 500. Dit bedrijf heeft dan recht op een notionele interestaftrek van 4,473% x Euro 10.000 = Euro 447,30. De winst voor belastingen bedraagt dan nog maar Euro 52,70 in plaats van Euro 500. 9

Indien een bedrijf een negatief eigen vermogen heeft, heeft het geen zin om te opteren voor de notionele interestaftrek. Een vennootschap kan dan opteren voor de vrijstelling wegens de investeringsreserve. Dit is een tijdelijke belastingvrijstelling, de investeringsreserve wordt pas belastbaar indien een onaantastbaarheidvoorwaarde wordt verbroken. Een dergelijke voorwaarde is bijvoorbeeld een dividenduitkering of het ontbinden van de vennootschap. Evenals de gevolgen van de ACE-methode, creëert België een verlaging van de effectieve belastinggrondslag en een hoger rendement na belastingen op investeringen. Tevens heeft België als doel om kapitaalintensieve investeringen te stimuleren en hierdoor de werkgelegenheid te laten stijgen. Dit is in de praktijk echter nog niet gebleken (Cools, 2009, p. 415). Belgisch kamerlid Van der Maelen (HLN, 2009) zegt dat in het aanslagjaar 2008 België 10 miljard euro aan de notionele interestaftrek heeft toegekend. Vooral de financiële sector profiteert van de notionele renteaftrek, in 2007 ging ongeveer 18% van het totaal naar deze sector. Verder verwacht Van der Maelen dat de kosten van de notionele interestaftek zal stijgen aangezien de rente op staatsobligaties stijgt. De Belgische overheid streeft naar budgettaire neutraliteit. Dus tegenover de notionele interestaftrek staan een reeks van compensatiemaatregelen (Janssens, 2007). 5 Voorstel drie hoogleraren: vreemd vermogen is eigen vermogen Op 28 augustus 2008 publiceerde het Weekblad Fiscaal Recht een voorstel van drie hoogleraren, Engelen, Vording en Van Weeghel, die mogelijk van grote invloed is op de vennootschapsbelasting 2010 (zie hoofdstuk 7). In dit artikel wordt geconcludeerd dat er veel kritiek is op de fiscale behandeling van rente en dat deze binnen afzienbare tijd opnieuw zal moeten worden gewijzigd. Zo willen zij vreemd vermogen behandelen als eigen vermogen door de invoering van een verplichte groepsrentebox, indien gestopt wordt met de huidige renteaftrekbeperkingen. Tevens willen ze de uitholling van de belastinggrondslag tegen gaan die is ontstaan door het eerder besproken Bosal-arrest en de overnames van Nederlandse bedrijven met overnameholdings. De extra opbrengsten die de belastingdienst hierdoor verkrijgt moet weer worden besteed aan een verbetering van het fiscale vestigingsklimaat. Als voorbeelden worden genoemd de afschaffing van de dividendbelasting en een verlaging van de vennootschapsbelasting naar 20%. De variant op een verplichte groepsrentebox die de hoogleraren voorstellen houdt een defiscalisering van de groepsrente in, door een eenvoudige geformuleerde aftrekbeperking, 10

die het huidige artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting zou moeten vervangen. Dit voorgestelde artikel sluit alle aan verbonden lichamen betaalde rente van aftrek uit, met uitzondering van rente die is verschuldigd aan een verbonden lichaam die eigenlijk ziet op een schuld die is aangegaan jegens een derde. De artikelen 10a, 10b en 10d van de Wet op de vennootschapsbelasting kunnen dan vervallen. Door de defiscalisering van de groepsrente ontstaat een nationaal consistent systeem, want de betaalde groepsrente komt niet meer in aftrek van de winst, maar de ontvangen rente wordt ook niet belast bij de ontvanger. Hierin verschilt de defiscalisering van groepsrente met de CBIT-methode. Bij CBIT is de ontvangen rente nog wel belast, nadat het gecorrigeerd is op rente waarover eerder bij andere CBIT-bedrijven al belasting is geheven. Bij de defiscalisering van groepsrente geldt binnen het concern de fictie dat de financiering met eigen vermogen heeft plaats gevonden, met als uitzondering het geval dat een belastingplichtige financiert met vreemd vermogen van een derde (CBS, 2008, p. 5). Heithuis (2008, p. 1070) merkt op dat door de defiscalisering van groepsrente, vreemd vermogen sneller verplaatst zal worden naar buitenlandse dochtermaatschappijen aangezien de ontvangen rente in Nederland niet belast is, maar in het buitenland mogelijk wel aftrekbaar. Het probleem van overmatige financiering van vreemd vermogen verplaats je dan naar het buitenland. Sinds het Bosal-arrest is de rente die ziet op een lening die is aangegaan ter verkrijging van een deelneming in een verbonden lichaam aftrekbaar. Daarom stellen de hoogleraren voor om het probleem bij de oorzaak aan te passen door de aftrek van rente te beperken die zien op het verkrijgen van een deelneming en daarbij geen onderscheid te makken tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven. Volgens Hofland en Lorié zal de beperking van een renteaftrek op zowel groepsleningen als op leningen die zien op de verkrijging van deelnemingen, een negatieve invloed hebben op de investeringen in Nederland, ondanks een uitruil tegen een verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting. Zo berekenden zij dat bij een verlaging van de vennootschapsbelasting van 25,5% naar 20% maar met beperkingen van de renteaftrek het effectieve tarief 32,1% zal bedragen. Dit houdt dus zelfs een effectieve tariefsverhoging in. (2009, p. 648). 11

6 Duitse earningsstripping-regeling In Duitsland is een variant van de CBIT-methode ingevoerd, namelijk de earningsstrippingregeling. In 1994 is al begonnen met een verandering van het belastingsysteem naar een variant van de CBIT-methode. Dit is vervolgens in 2001, 2004 en 2008 verder doorgevoerd. De huidige regeling houdt in dat er limieten worden gesteld aan de aftrekbaarheid van rente bij een belastingplichtige die in een groep is geconsolideerd. De aftrek van rente mag maximaal 30% van de EBITDA (Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortisation) bedragen. Echter wil er sprake zijn van een aftrekbeperking dan moeten de rentelasten de rentebaten wel met meer dan Euro 1.000.000 overschrijden (www.steurlichesinfo-center.de). Onlangs heeft de Duitse Bundestag, vanwege de kredietcrisis, nog ingestemd met een verhoging van de drempel naar Euro 3.000.000 (NOB, 2009, p. 9). Indien er rente niet in aftrek kan worden genomen, dan mag dit in volgende jaren gecompenseerd worden. Tevens is er nog een tweede mogelijkheid om aan de aftrekbeperking te ontsnappen, indien de belastingplichtige kan aantonen dat zijn verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen boven de verhouding van het concern blijft. Het Duitse vennootschapsbelasting tarief is sinds de invoering van een variant van de earningsstripping-regeling per 1 januari 2008 van 25% verlaagd naar 15%. Door de nog aanwezige lokale heffingen die Duitsland kent is de effectieve belastingdruk van ongeveer 38% verlaagd naar ongeveer 29,8% (Deloitte, 2007). Echter deze maatregel wordt juist zwaarder bij bedrijven met tegenvallende winsten. Hier zal eerder de maximale aftrek van 30% van de EBITDA worden bereikt dan bij bedrijven met hoge winsten. Door naar de EBITDA te kijken pakt de maatregel verschillend uit voor verschillende bedrijfstakken. Bedrijven met grote investeringen en hoge afschrijvingen hebben over het algemeen een hogere EBITDA dan bedrijven met kleine investeringen en lage afschrijvingen (NOB, 2009). Verder is uit empirisch onderzoek gebleken dat de schuldfinanciering in Duitsland sinds een aanscherping van de CBIT methode in 2001 significant is afgenomen, terwijl de investeringen niet noemenswaardig zijn veranderd (CPB, 2008, p. 7). 7 Voorstel vennootschapsbelasting 2010 Het ministerie van Financiën heeft op 14 juni 2009 een consultatiedocument gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat de vennootschapsbelasting 2010 wordt gewijzigd, onder andere op het gebied van de renteaftrek. Dit consultatiedocument is een soort concept wetswijziging, 12

het is nog niet gezegd dat de voorstellen die in dit document zijn gepubliceerd ook daadwerkelijk ingevoerd zullen worden. Het is een manier om zo open mogelijk de verschillende mogelijkheden met alle betrokken partijen in kaart te brengen aldus Staatssecretaris van Financiën De Jager (2009, p. 944). In dit verslag wordt alleen gekeken naar de potentiële wijzigingen die betrekking hebben op de renteaftrek in de vennootschapsbelasting. Deze wijzigingen zijn: De invoering van een verplichte groepsrentebox; Variant 1: Renteaftrekbeperking met betrekking tot deelnemingsrente en excessieve rente bij overnames; Variant 2: Earningsstripping-maatregel. Deze wijzigingen worden hierna in bovenstaande volgorde besproken. 7.1 Verplichte groepsrentebox De verplichte groepsrentebox die de minister van Financiën voorstelt houdt in dat rente die ziet op groepsleningen niet aftrekbaar zijn tegen het normale vennootschapsbelasting tarief maar tegen een effectief tarief van 5%. Ook de ontvangsten van rente op groepsleningen zullen dan maar tegen een effectief tarief van 5% belast worden. Door een lagere belasting op de ontvangsten van rente op groepsrente maakt Nederland zich aantrekkelijker voor multinationals (BDO, 2009). Het NOB (2009) vraagt zich echter af of een effectief tarief van 5% wel laag genoeg is om multinationals in Nederland te laten vestigen, of behouden, aangezien er landen zijn met een nog lager tarief. Tevens richt het schade aan de operationele bedrijfsleven aangezien zij juist rentelasten hebben. Verder was nog de vraag of de Europese Commissie deze regeling goed zou keuren, aangezien zij eerder de vrijwillige groepsrentebox hebben afgedaan als ongeoorloofde staatssteun. Echter op 8 juli 2009 heeft de Europese Commissie de verplichte groepsrentebox goedgekeurd. 7.2 Variant 1: specifieke renteaftrekbeperking In het consultatiedocument worden er twee varianten gegeven om specifieke rente problemen zoals het Bosal-gat op te lossen. De eerste variant is de specifieke renteaftrekbeperking. Hierin is geregeld dat de deelnemingsrente en de excessieve rente bij overnames in aftrek 13

worden beperkt. Wanneer een deelneming wordt gekocht met behulp van geldleningen dan worden de rente die ziet op deze lening in aftrek beperkt. De financieringskosten worden pas in aftrek beperkt, indien ze een drempel van Euro 250.000 overschrijden. Zoals het ministerie van Financiën heeft voorgesteld, zal dit worden geregeld in artikel 13l van de Wet op de vennootschapsbelasting. De aftrekbeperking van excessieve rente bij overnames houdt het volgende in: bij een splitsing, fusie of het vormen van een fiscale eenheid met een overgenomen vennootschap, kunnen de rentelasten alleen in aftrek worden genomen van de winsten van de overnemende vennootschap. Deze regeling zal alleen in werking treden, indien de overname bovenmatig met vreemd vermogen is gefinancierd. Dat wil zeggen met een verhouding vreemd vermogen / eigen vermogen van meer dan 3 / 1. Tevens is er weer een drempel van Euro 250.000. Dit zal worden geregeld in het nieuwe artikel 14a, lid 7, artikel 14b, lid 6 of artikel 15ad van de Wet op de vennootschapsbelasting. Het NOB (2009) vraagt zich af of een specifieke regeling wel wenselijk is, aangezien groepsrente door de groepsrentebox toch maar tegen 5% aftrekbaar is. Ze besteden verder geen aandacht aan het feit dat bij de bovengenoemde problemen het niet altijd om groepsrente gaat, maar vaak om leningen van derden zoals van banken. Deze leningen vallen niet in de verplichte groepsrentebox en zijn dus nog steeds voor het gehele bedrag aftrekbaar. 7.3 Variant 2: earningsstripping-regeling Een alternatief van de eerste variant kan de earningsstripping-regeling zijn. Deze variant is vergelijkbaar met de Duitse variant. In deze variant is de rente aftrekbaar tot 30% van de EBITDA-winst. Dit is de winst voor aftrek van rente, belastingen, afschrijvingen en amortisatie. Ook hier geldt weer een drempel van Euro 250.000. Dus alleen de rentekosten boven dit bedrag kunnen in aftrek worden beperkt. Tevens kan, vergelijkbaar met de thin capitalisation-regeling aftrekbeperkingen worden voorkomen, indien de vennootschap niet zwaarder is gefinancierd met vreemd vermogen dan de geconsolideerde groep. Dit zal worden geregeld in het nieuwe artikel 10d van de Wet op de vennootschapsbelasting. NOB (2009) wijst erop dat evenals in Duitsland, bedrijven met tegenvallende winsten extra geconfronteerd kunnen worden met een aftrekbeperking. Ook noemen ze als nadeel dat deze regeling voor verschillende bedrijfstakken anders zal uitpakken. Bedrijven met veel afschrijvingen hebben na verhouding een hogere EBITDA, dan bedrijven met weinig tot geen 14

afschrijvingen. Tevens vindt de NOB de drempel van Euro 250.000 te laag, ten opzichte van Duitsland. 8 Vergelijking van de verschillende methodes van renteaftrek Als je de verschillende renteaftrek methodes met elkaar vergelijkt kun je vooral over België en Duitsland conclusies trekken aangezien daar de methodes ook daadwerkelijk worden uitgevoerd en de resultaten van de methodes meetbaar zijn. De theorie zegt over ACEmethodes dat er sprake is van een uitruil van hogere belastingtarieven tegen een stimulering van investeringen. Over CBIT methodes zegt de theorie dat er sprake is van het omgekeerde namelijk een uitruil van een verlaging van de belastingtarieven tegen een verstoring van de investeringsbeslissingen. Bij België en Duitsland komt de theorie echter niet overeen met de werkelijkheid. Duitsland heeft lagere tarieven gekregen en in België zijn er verschillende compensatiemaatregelen ingevoerd waardoor de fiscus op andere manieren belastinggeld int. Tot zover klopt de theorie nog. Echter, de investeringen zijn in Duitsland niet aantoonbaar gedaald en de investeringen zijn in België niet significant gestegen. Het lijkt er dus op dat de Duitse variant van de CBIT-methode wel van de lusten profiteert maar geen of weinig hinder heeft van de lasten. Bij België lijkt het erop dat haar variant van de ACE-methode meer lasten heeft en minder voordelen haalt dan wat van te voren is beoogd. Uiteraard kunnen verschillende factoren deze conclusie hebben beïnvloed en kan hier niet blindelings vanuit worden gegaan. Het huidige Nederlandse renteaftrek methode leidt tot vele ongewenste situaties. De voorstellen die de drie hoogleraren en het ministerie van Financiën hebben gedaan om de huidige Nederlandse wetgeving te wijzigen zijn beide varianten van de CBIT-methode. Op basis van de vergelijking met België en Duitsland lijkt dit een verstandige keuze. Of Nederland nu de voorkeur moet geven aan defiscalisering van groepsrente of de keuze voor een groepsrentebox is moeilijk te zeggen. Alle mogelijkheden hebben zo zijn voor- en nadelen. Hoe deze in de praktijk zullen uitwerken is slechts koffiedik kijken. 9 Conclusie In Nederland zal waarschijnlijk het huidige renteaftrek systeem binnenkort veranderen. Op dit moment is er een verschil van behandeling tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. Dit leidt tot een risicovol gedrag van bedrijven. Er zijn twee methodes die eigen vermogen en 15

vreemd vermogen hetzelfde behandelen. De ACE-methode behandelt eigen vermogen als vreemd vermogen door een aftrek op eigen vermogen toe te staan. De CBIT-methode behandelt vreemd vermogen als eigen vermogen door renteaftrek af te schaffen. Het grote verschil tussen de gevolgen van de ACE- en de CBIT-methode is dat bij ACE-methode investeringen worden gestimuleerd tegen een uitruil van hoger tarief en bij de CBIT-methode een laag belastingtarief kan plaats vinden tegen een verstoring van de investeringen. In Nederland is er door het huidige renteaftrek systeem sprake van dubbele belastingheffing, lastige regelgeving en situaties waarin renteaftrek wel mogelijk is maar niet wenselijk. Tevens is er sprake van discriminatie tussen de behandeling van vreemd en eigen vermogen. België behandelde voor 2007 vreemd en eigen vermogen ook verschillend. Nu hebben zij de notionele interestaftrek ingevoerd, een variant van de ACE-methode. Drie hoogleraren hebben voorgesteld om de renteaftrek te behandelen door groepsrente te defiscaliseren en de rente die zien op het verkrijgen van een deelneming in aftrek te beperken in de deelnemingsvrijstelling. Vreemd vermogen wordt dan behandeld als eigen vermogen net zoals nu in Duitsland gebeurt. Daar wordt echter vreemd vermogen gelijk gesteld met eigen vermogen door de aftrek van rente aan een limiet te stellen. Ook het ministerie van Financiën heeft een voorstel gedaan om onze huidige wetgeving te veranderen in een meer CBIT-achtig systeem. Zij willen een verplichte groepsrentebox gecombineerd met specifieke aftrekbeperkingen of een earningsstripping-systeem, die net zoals in Duitsland de aftrek van rente aan een limiet stelt. Als naar de systemen van België en Duitsland gekeken wordt valt op dat de Belgische notionele interestaftrek veel geld kost. Dit wordt weer terug verdiend via verschillende compensatiemaatregelen. Dit is in lijn met de verwachtingen echter de investeringen nemen niet toe zoals verwacht. Bij Duitsland geldt juist het omgekeerde daar nemen de investeringen niet aanzienlijk af, maar wel is het effectieve tarief omlaag gegaan. Dat Nederland zijn huidige renteaftrek methode wil wijzigen naar een CBIT-methode lijkt een verstandige keuze. Welk variant het beste zal zijn is slechts gissen. 16

10 Bibliografie - BDO (2009), Vpb 2010: Aanpassing regels renteaftrek. - Bouwman, J.N. (2007), Wegwijs in de vennootschapsbelasting, SDU, Amersfoort, tiende druk. - Centraal Planbureau (2008), Defiscalisering rente. - Centraal Planbureau (2009), Renteaftrek in de VpB. - Cools, A. (2009). Belgische notionele interestaftrek: een stand van zaken. Weekblad Fiscaal recht, 6806, 411 418. - Deducting interest costs as operating expenses (interest barriers). Opgehaald: 5 september 2009, van http://www.steuerliches-info-center.de/en/003_menu_links/002_ist/004_ BestKoerp/035_Zinsaufwendungen/index.php - Deloitte (september 2007). Bent u klaar voor de hervorming van het Duitse belastingrecht? - Engelen, F.A., Vording, H., en Weeghel, S. van (2008). Wijziging van belastingwetten met het oog op het tegengaan van uitholling van de belastinggrondslag en het verbeteren van het fiscale vestigingsklimaat. Weekblad Fiscaal recht, 6777, 891-906. - Europese Commissie (8 juli 2009), State aid: Commission endorses Dutch Groepsrentebox tax break scheme, Brussel, IP/09/1100. - Federale Overheidsdienst Financiën (2009). Notionele interestaftrek: uniek en innoverend belastingvoordeel in België. N. Daoût, Brussel. - Heithuis, E.J.W. (2008). Voorstellen Enegelen cs voor VPB 2010: ei van Columbus? Weekblad Fiscaal recht, 6782, 1067-1077. - HLN (3 september 2009). Van der Maelen pleit voor afschaffing notionele interestaftrek voor banken. - Hofland, D.A., en Lorié, J.A. (2009). Macro-economische overwegingen pleiten tegen de verplichte groepsrentebox en defiscalisering groepsrente. Weekblad Fiscaal recht, 6813, 647 653. - Hooft van Huysduynen, M en Rolvink F (6 augustus 2008), Hema zucht onder schuld. Financieel Dagblad. - Horst, A. van der, en Mooij, R.A. de (2009). Een macro-economische analyse van renteaftrek in de VPB. Weekblad Fiscaal recht, 6822, 948 953. - Jager, J.C. de (2009). De toekomst van de vennootschapsbelasting. Weekblad Fiscaal recht, 6822, 944, 945. - Janssens, R. (2007). Tax incentives: analyse van de impact van de notionele interestaftrek. Katholieke Universiteit Leuven. - Meulemeester, J. (2006) KMO-investeringsreserve of notionele interestaftrek: wat te kiezen? Tax&Legal Deloitte Fiduciaire. - Ministerie van Financiën (2009). Mogelijke aanpassingen in de vennootschapsbelasting. - NOB (30 juli 2009), Brief aan de staatssecretaris van Financiën. 17