Omgevings- en persoonlijkheidsfactoren bij het ontstaan van seriemoordenaars



Vergelijkbare documenten
NEDERLANDSE SAMENVATTING

Nederlandse samenvatting

Het ontstaan en de instandhouding van een seriemoordenaar

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet?

Nederlandse samenvatting

Samenvatting: Summary in Dutch

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG SABINE HELLEMANS PROF. DR. ANN BUYSSE

DNA DATABANKEN ALS BRON VOOR CRIMINOLOGISCH ONDERZOEK. Sabine De Moor

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Samenvatting (summary in Dutch)

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie

When Things are Getting out of Hand. Prevalence, Assessment, and Treatment of Substance Use Disorder(s) and Violent Behavior F.L.

Samenvatting, conclusies en discussie

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

6 Psychische problemen

Samenvatting (Dutch Summary)

Bloody Mary Op zoek naar Bloody Mary - studiedag forensische systeem therapie 6/21/2017

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Nederlandse Samenvatting

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Marrit-10-H :05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Nederlandse Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

Nederlandse samenvatting

Iedereen ervaart wel eens lichamelijke klachten. Soms is hiervoor een duidelijke oorzaak, zoals een beschadiging of een ontsteking, maar vaak is er ge

Nederlandse samenvatting

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Samenvatting. Adviesaanvraag

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Bij holebi s in Vlaanderen. Alexis Dewaele, Sabine Hellemans & Ann Buysse - UGent

Factsheet Risicofactoren voor kindermishandeling

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

Publiekssamenvatting PRISMO. - De eerste resultaten-

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Presentatie Huiselijk Geweld

Seksuele gezondheid van holebi s

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Verslag sessie 3: seksueel grensoverschrijdend gedrag

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Borderline, waar ligt de grens?

Nederlandse Samenvatting


Nederlandse samenvatting. Chapter 11

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind. Prof. Dr. Stijn Vanheule Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Citation for published version (APA): van Vugt, E. S. (2011). Moral development and juvenile sex offending. Oisterwijk: Boxpress.

Gezondheidsvaardigheden in de Nederlandse volwassen bevolking Het doel van het eerste deel van dit proefschrift, was te onderzoeken in hoeverre

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

Onderzoeksbulletin. Recidive bij jongeren in de ambulante forensische ggz. Joan van Horn, Jaap van Slageren & Mara Eisenberg

Praten over pedofiele gevoelens van jongeren

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Achtergronden en aanpak jeugdige zedendelinquenten

Nederlandse samenvatting

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Samenvatting 21580_rietdijk F.indd :09

1 Inleiding Wat is er met me aan de hand? 15. Typerend beeld 16 Kenmerken 18 Diagnostiek 30 Hoe vaak komt het voor? 35 Samenvatting 37

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Samenvatting. Samenvatting. Samenvatting

DISRUPTIEVE GEDRAGSSTOORNISSEN

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland

Kennislink.nl. Reizende criminelen langer uit handen van de politie. Slechts kwart van misdrijven opgehelderd

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in

5 Samenvatting en conclusies

Jenny Houtepen, Jelle Sijtsema & Stefan Bogaerts. Universiteit van Tilburg, B-CCENTRE

A c. Dutch Summary 257

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Instrument Risicotaxatie Seksueel grensoverschrijdend gedrag

NEDERLANDSE SAMENVATTING. (Dutch Summary)

When things are getting out of hand: Prevalence, assessment, and treatment of substance use disorder(s) and violent behavior Kraanen, F.L.

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Trendonderzoek: Alcoholkennis bij jongeren tussen 12 en 25 jaar

PILOT GEZONDHEIDSONDERZOEK 15/16-JARIGEN

Transcriptie:

Omgevings- en persoonlijkheidsfactoren bij het ontstaan van seriemoordenaars Wat onderscheidt hen van normale moordenaars? Universiteit van Amsterdam Afdeling Psychologie Bachelorthese Auteur: Sabine Noom Collegekaartnummer: 0579793 Begeleidster: Joyce Vromen Datum: 19-06-20

Inhoudsopgave Samenvatting 3 Inleiding 4 Omgeving en leren 7 Persoonlijkheid en gedrag 10 Verschillen tussen seriemoordenaars en normale moordenaars 14 Discussie 18 Literatuurlijst 20 2

Samenvatting Hoewel seriemoorden al honderden jaren lang voorkomen, bevindt het onderzoek naar seriemoordenaars zich nog in het beginstadium. De afgelopen jaren hebben met name case study s geleid tot de ontwikkeling van diverse theorieën over het ontstaan van seriemoordenaars. In dit literatuuroverzicht ligt de focus op omgevingsfactoren en persoonlijkheidsfactoren. Vernedering door ouders, frustraties en seksueel misbruik komen tijdens de kinderjaren en adolescentie van seriemoordenaars vaak voor. Brandstichting en wreedheid tegen dieren kunnen als waarschuwingssignalen voor volwassen seriemoorden worden opgevat. Seriemoordenaars plegen hun moorden op locaties die op hun eigen woonplek lijken. Seriemoordenaars blijken tevens meer psychopatisch, meer seksueel sadistisch en meer antisociaal dan normale moordenaars te zijn. Seriemoordenaars plannen hun daden meer, maar zijn daarentegen ook impulsiever dan de normale moordenaar. 3

Inleiding Silence of the lambs is één van de meest spannende, ijzingwekkende psychologische thriller die ooit geproduceerd is, aldus Tim Dirks in een review over de desbetreffende film (Greatest Films, 2008). Dit is een gedeelde mening die men in veel recensies zal tegenkomen. De Amerikaanse film werd in 1991 uitgebracht en is gebaseerd op het gelijknamige boek van Thomas Harris. Het verhaal gaat over een zeer intelligente seriemoordenaar en kreeg wereldwijde bekendheid. Seriemoorden was toen geen nieuw en uitsluitend Amerikaans fenomeen. In de tweede helft van 1880 was Jack the Ripper al een bekende seriemoordenaar. Hij wordt nu als beroemdste seriemoordenaar aller tijden beschouwd. Hoewel de term seriemoordenaar tot de jaren 80 weinig bekendheid had, bestaan seriemoorden al honderden jaren lang. De eerste gedocumenteerde seriemoorden stammen al uit de 15e eeuw (Wet, 2005). Hoewel seriemoorden een vrij zeldzaam fenomeen blijven, is het aantal seriemoorden de laatste 20 jaar toegenomen (Castle & Hensley, 2002). Een deel van deze toename is te wijten aan de toegenomen media-aandacht. Mensen raken geïntrigeerd door geweldplegingen die monsterlijk, afwijkend of misdadig zijn (Wet, 2005). Daarnaast maken moderne technieken het mogelijk om de seriemoorden op te lossen (Singer & Hensley, 2004). De verhoogde aandacht en publiciteit bracht speculatie rondom mogelijke oorzaken en verklaringen van de moorden op gang. Onderzoek naar seriemoorden zit nu nog in zijn kleutertijd. Studies hebben zich met name gericht op motivatie en oorzaken, in combinatie met biologische, sociologische en psychologische factoren. Er bestaan zeer diverse theorieën over seriemoorden die een breed en uiteenlopend gebied beslaan. Rondom de theorieën bestaat nog veel onduidelijkheid en onvolledigheid. Seriemoorden is een term die in het algemeen wordt gebruikt om moorden te beschrijven die opeenvolgend of in herhaling zijn begaan (Castle & Hensley, 2002). Het definiëren van seriemoorden is ingewikkeld, door meningsverschillen over het aantal moorden dat iemand een seriemoordenaar maakt. De definitie is door de jaren heen dan ook vaak gewijzigd. Tegenwoordig wordt veelal de definitie van Gerberth en Turco (1997) gebruikt: De seriemoorden worden door een individu gepleegd, die meerdere mensen (minstens drie) door de tijd heen vermoord, gewoonlijk vreemden, met een cooling- off periode tussen de 4

moorden. Deze laatste definitie wordt in dit paper aangehouden. Uit de literatuur blijkt dat het gedrag van seriemoordenaars vaak een sadistische, seksuele ondertoon weerspiegelt (Geberth & Turco, 1997). Sadisme wordt gekenmerkt door seksuele drang of gedrag waarin het lijden en de vernedering van een ander voor de dader seksueel opwindend is (Gray, Watt, Hassan & MacCulloch, 2003). Verder laat divers onderzoek een relatie tussen psychopathie en seriemoordenaars zien. Het is daarom van belang om ook hier aandacht aan te besteden. Psychopathie wordt vaak omschreven als een gebrek aan empathie. Empathie is de capaciteit om jezelf geestelijk in een ander te plaatsen en voor te stellen wat de andere persoon emotioneel ervaart (Morana, Stone & Abdalla-Filho, 2006). Hare (1999) zorgt voor een rijkere definitie van psychopathie: Een psychopaat is een persoon zonder een geweten, waarvan het leven op zijn/haar eigen tevredenheid is gericht, vaak ten koste van anderen, en die persoon heeft een gebrek aan empathie en aan capaciteiten om warme, liefdevolle relaties te onderhouden. Ondanks het feit dat seriemoordenaars al eeuwenlang bestaan, hebben zij nog maar weinig aandacht in de wetenschapsliteratuur gekregen. Onderzoek beweegt zich op een breed terrein. In dit literatuuroverzicht zal de focus op omgevingsfactoren en persoonlijkheidsfactoren liggen. Bij omgevingsfactoren moet gedacht worden aan omgevingsfactoren uit de jeugd van seriemoordenaars. Stimuleerde hun omgeving het leren van gewelddadig gedrag? Ook huidige omgevingsaspecten beïnvloeden het gedrag van seriemoordenaars. Bij persoonlijkheidsfactoren moet gedacht worden aan kenmerkende persoonlijkheids- /psychische factoren die seriemoordenaars in de volwassenheid vertonen. Onderzoek met betrekking tot andere onderzochte variabelen, zoals organische oorzaken, wordt hier buiten beschouwing gelaten. In eerder onderzoek werd verondersteld dat psychopaten fundamenteel verschillen van andere criminelen (Hare,1999). Er blijkt een relatie tussen psychopathie en ernstige geweldplegingen te bestaan. Dit verband komt meerdere malen uit de wetenschapsliteratuur naar voren. Uit een specifieke studie naar seriemoordenaars bleek dat bijna 90% van hen voldeden aan de criteria voor psychopathie (Morana, Stone & Abdalla-Filho, 2006). Psychopathie kan bij onderzoek naar seriemoordenaars dus niet genegeerd worden. De vraag is hoe je de mate van psychopathie in forensische settings het beste kan meten. Naast psychopathie zijn er andere persoonlijkheids-/psychische factoren die het gedrag van seriemoordenaars kunnen verklaren. Het is echter niet voldoende om seriemoordenaars alleen aan de hand van psychische factoren 5

te verklaren (DeFronzo, Ditta, Hannon & Prochnow, 2007). Onderzoekers moeten verder dan het individu zelf kijken; naar zijn/haar directe omgeving, en naar culturele en structurele kenmerken van de maatschappij. Eerder onderzoek liet al zien dat seriemoordenaars in hun jeugd vaak mishandeld of getraumatiseerd zijn en slecht contact met hun ouders hadden (Singer & Hensley, 2004). Veel seriemoordenaars vertoonden als kinderen gedrag die men als waarschuwingssignalen voor latere pathologie zou kunnen interpreteren. Om welk gedrag gaat het en wat uit hun omgeving maakt hen zo? Dit kan meer binnen het omgevingsperspectief geplaatst worden. Het is belangrijk dat onderzoekers proberen om seriemoordenaars beter te begrijpen en te ontdekken welke factoren bijdragen aan het ontstaan van de seriemoorden. Zodra dergelijke factoren zijn geïdentificeerd, kunnen effectieve behandelingen worden ontwikkeld. Hopelijk kan waarschuwingsgedrag vroeg gesignaleerd worden en kan ingegrepen worden alvorens de seriemoorden plaatsvinden. Afgelopen jaren zijn diverse theorieën over het ontstaan van seriemoordenaars ontwikkeld. Als de focus specifiek bij omgevings- en persoonlijkheidsverklaringen komt te liggen, welke factoren blijven dan over die een duidelijke rol spelen bij het ontstaan van seriemoordenaars? Het is nuttig te kijken hoe seriemoordenaars van normale moordenaars verschillen. In dit literatuuroverzicht worden normale moordenaars gedefinieerd als individuen die in hun leven slechts één moord hebben gepleegd. De vraagstelling van dit literatuuroverzicht luidt als volgt: Welke omgevings- en persoonlijkheidsfactoren spelen een rol bij het ontstaan van seriemoordenaars? En wat onderscheidt hen van normale moordenaars? Doordat wetenschappelijk onderzoek naar seriemoordenaars zich in het beginstadium bevindt, is de hoeveelheid literatuur beperkt. Bovendien is onderzoek naar seriemoordenaars lastig. Seriemoorden komen immers zelden voor en seriemoordenaars zijn niet te manipuleren of in hun natuurlijke omgeving te observeren. Onderzoekers hebben daarom voornamelijk voor de casestudy methode gekozen. In de eerste paragraaf worden kenmerkende omgevingsfactoren uit de jeugd van seriemoordenaars besproken. In de tweede paragraaf worden kenmerkende persoonlijkheidsfactoren besproken, gebaseerd op het gedrag van seriemoordenaars. Ten slotte wordt in de derde paragraaf gekeken naar verschillen tussen seriemoordenaars en normale moordenaars. 6

Omgeving en leren Tot op heden heeft het meeste academische onderzoek zich gericht op motivaties van seriemoordenaars die tot het seriemoorden zou hebben geleid. De maatschappij kiest ervoor om seriemoordenaars als krankzinnig te etiketteren. De meeste seriemoordenaars blijken dit echter niet te zijn. De overgrote meerderheid weet waar ze mee bezig zijn en kent het verschil tussen goed en slecht op het moment van de moord (Castle & Hensley, 2002). Het is dus begrijpelijk dat men wilde onderzoeken welke motivaties seriemoordenaars dan hadden om bewust de moorden te plegen. Motivaties geven echter nog geen antwoord op de vraag wáárom en hóe seriemoordenaars geworden zijn zoals ze nu zijn. Er is, onterecht, te weinig aandacht voor verklaringen van het gewelddadig en agressief gedrag van seriemoordenaars (Singer & Hensley, 2004). Wat is er vroeger gebeurd dat het huidige gedrag kan verklaren? De relatie tussen de achtergrond en omgeving van seriemoordenaars en het seriemoorden in de volwassenheid is veelvoudig onderzocht. Het is bij seriemoordenaars van belang om vernedering te kunnen meten (Hartling & Luchetta 1999). Vernedering wordt gedefinieerd als het diepe dysfore gevoel van iemand die het gevoel heeft dat hij/zij belachelijk wordt gemaakt of op een of andere manier wordt gekleineerd. Uit een relationeel/cultureel model van ontwikkeling blijkt dat vernedering diepgaande negatieve gevolgen kan hebben. Volgens dit model zijn relaties noodzakelijk voor het welzijn van mensen. Vernedering zou een bron van relationele scheiding kunnen zijn die tot talrijke vormen van psychologische- of gedragsproblemen leidt, waaronder seriemoorden. Het doel van het onderzoek was een instrument te ontwikkelen wat de interne ervaring van vernedering in het verleden en de angst voor vernedering in de toekomst kan meten. Met de Humiliation Inventory werden 253 seriemoordenaars onderzocht. Over het algemeen scoorden alle seriemoordenaars hoog. Vrouwen bleken hoger te scoren dan mannen. Dit is een onverwachte bevinding, aangezien de meeste seriemoordenaars mannen zijn (Kraemer, Lord & Heilbrun 2004). Omdat vernedering als een risicofactor voor seriemoorden wordt beschouwd, zouden de mannen hoger op de Humilitiation Inventory moeten scoren dan vrouwen. Een verklaring zou kunnen zijn dat vrouwen eerder uitkomen voor gevoelens van vernedering dan mannen. In de werkelijkheid zouden mannen meer vernedering kunnen ervaren, zonder dit te rapporteren. De onderzoekers veronderstellen verder dat het instrument geschikt is bij preventie en behandeling bij diverse psychopathologie. 7

Ook ander onderzoek levert bewijs voor vernedering in de jeugd van seriemoordenaars. Dit bewijs kan worden aangevuld met informatie over de gevolgen van vernedering op het gedrag van die kinderen. Hoe gingen seriemoordenaars in hun jeugd met vernedering om en wat voor gevolgen had dit op langere termijn? De relatie tussen brandstichting in kinderjaren en/of adolescentie en volwassen seriemoorden is onderzocht (Singer & Hensley, 2004). In het onderzoek waren drie casussen opgenomen. Allereerst werd geconcludeerd dat bij de seriemoordenaars vroeger sprake was van enorme frustratiegevoelens en vernedering. Dit zou voornamelijk door hun ouders zijn veroorzaakt. De seriemoordenaars hebben het gevoel in hun vroege kinderjaren onderworpen te zijn geweest aan traumatische niveaus van ouderlijke afwijzing. Alle drie de seriemoordenaars hielden zich bezig met brandstichting om hun frustraties kwijt te kunnen raken. Brandstichting gaf de seriemoordenaars een bevredigend gevoel, maar deze bevrediging was echter van korte duur. Dit zorgde ervoor dat ze telkens opnieuw zulke acties ondernamen om hun frustraties kwijt te raken. Vanaf het moment dat brandstichting niet meer voldoende bevrediging gaf, werd overgegaan op geweld jegens mensen. Uiteindelijk leidde dit tot het plegen van seriemoorden. In een ander onderzoek lag de focus tevens op vernedering en de gevolgen van vernedering op het gedrag van seriemoordenaars. In dat onderzoek werd echter ander gedrag bestudeerd dan in voorafgaand onderzoek. Hier werd namelijk de relatie tussen wreedheid tegen dieren in kinderjaren en seriemoorden in de volwassenheid onderzocht (Wright & Hensley, 2003). Dit gebeurde in het kader van de sociale leertheorie. In het onderzoek waren vijf casussen opgenomen. Ook bij deze seriemoordenaars bleek tijdens de kinderjaren sprake van lange periodes van vernedering met enorme frustraties als gevolg. De seriemoordenaars richtten zich op dieren om hun woede kwijt te raken, omdat zij de dieren als zwak en kwetsbaar zagen. Na een reeks agressieve handelingen tegen dieren, verhoogden de seriemoordenaars geleidelijk de wreedheid van hun handelingen om hun bevrediging te bereiken. Uiteindelijk gingen zij over op geweld jegens mensen, met als eindresultaat het plegen van seriemoorden. Het is nu duidelijk dat vernedering in de jeugd kan leiden tot frustraties en uiteindelijk tot seriemoorden in de volwassenheid. Onderzoek naar de achtergrond van seriemoordenaars laat ook andere familieproblemen zien (Beasley, 2004). Zeven seriemoordenaars werden vergeleken om overeenkomsten en verschillen te achterhalen. De seriemoordenaars hadden het gevoel vroeger slachtoffer te zijn geweest van kindermishandeling. Van familieproblemen bleek in de meeste gevallen sprake te zijn. Het wordt niet duidelijk om welke specifieke 8

problemen het gaat. Fysiek en seksueel misbruik werd echter nauwelijks gerapporteerd. Slechts twee seriemoordenaars bleken vroeger door hun ouders fysiek mishandeld te zijn. Het is echter niet uit te sluiten dat individuen fysiek en/of seksueel misbruik hebben verdrongen of dat ze het om een of andere reden bij het interview hebben verzwegen. Mogelijk ligt het aantal fysiek en/of seksueel misbruikte seriemoordenaars dus hoger dan het gevonden resultaat. Ten slotte bleken drie seriemoordenaars zich vroeger hebben overgegeven aan wreedheid jegens dieren. Voorgaande onderzoeken hebben zich op individuele omgevingsfactoren gericht, die kenmerkend voor de jeugd van seriemoordenaars blijken te zijn. Om omgeving in een breder perspectief te plaatsen, moet men niet alleen naar de directe omgeving van seriemoordenaars kijken. Onderzoek naar de culturele en structurele kenmerken van de maatschappij is tevens van belang (DeFronzo, Ditta, Hannon en Prochnow, 2007). Het lijkt nuttig om vanuit dit perspectief naar seriemoordenaars te kijken, aangezien er tussen de staten van de V.S. aanzienlijke frequentieverschillen bestaan in de activiteiten van seriemoordenaars. Eerst, werden 151 mannelijke seriemoordenaars gematched aan de staat waarin zij hun grootste aantal moorden pleegden. Vervolgens werden de seriemoordenaars gematched aan de staat waar zij de langste socialisatieperiode tijdens hun kinderjaren beleefden. Ruim de helft van de seriemoordenaars pleegden de meeste moorden in de staat waar zij als kinderen gesocialiseerd waren. Zowel in de staten waar de meeste moorden gepleegd werden, als in de staten waarin de seriemoordenaars opgroeiden werden relaties gevonden tussen een aantal variabelen en het aantal gepleegde moorden. Hoe hoger het percentage bevolking dat in stedelijke gebieden leeft, hoe hoger het percentage gescheiden mensen en hoe hoger het percentage huishoudens met slechts één persoon, des te meer seriemoorden in die staat werden gepleegd. Zowel de socialisatie, de achtergrond, van individuen als de huidige omgeving zelf hebben dus invloed op de locaties waar de meeste seriemoorden gepleegd worden. Ook ander onderzoek laat een verband zien tussen huidige omgevingskenmerken en locaties waar seriemoorden gepleegd worden (Lundrigan & Canter, 2001). In deze studie is gebruik gemaakt van gepubliceerde informatie over 126 Amerikaanse en 29 Britse seriemoordenaars die sinds 1960 veroordeeld zijn. De meerderheid van de moordenaars werkte binnen een gebied dat dicht bij hun huis was. Zij kozen voor locaties die op de eigen woonplek leken. Daarnaast bleken de meeste seriemoordenaars slechts een kleine afstand af te leggen om hun lijken te dumpen. Rationeel gezien is dit een rare bevinding. Men zou verwachten dat 9

seriemoordenaars ver van hun huis moorden en het lijk verstoppen, aangezien het risico dan kleiner is dat ze uiteindelijk gearresteerd worden. Misschien kiezen zij voor vertrouwde en bekende locaties zodat zij de weg kennen en weten wat rustige plekken zijn. Al met al laat onderzoek binnen het omgevingsperspectief een relatie zien tussen vroegere en huidige omgevingsfactoren en het gedrag van seriemoordenaars. Wanneer naar de achtergrond van seriemoordenaars wordt gekeken, blijkt dat er in de kindertijd vaak sprake was van vernedering en frustraties. Dit leidde tot brandstichting of wreedheid tegen dieren. Deze gedragingen zou men als waarschuwingssignalen kunnen opvatten voor latere homicide jegens de mensheid. De vraag waarom sommige kinderen zich richten op brandstichting en anderen op wreedheid tegen dieren komt nu vanzelfsprekend op. Toekomstig onderzoek zou zich hierop kunnen richten. Als omgeving in een breder perspectief wordt geplaatst, blijken er relaties te bestaan tussen locaties en de frequentie gepleegde moorden. De meeste seriemoorden worden in stedelijke gebieden gepleegd. Seriemoordenaars kiezen vaak voor locaties die op hun eigen woonplek lijken. Toekomstig onderzoek zou zich verder kunnen richten op het wáárom kiezen zij voor die locaties?. Wanneer de politie een actieve seriemoordenaar op het oog heeft, zal het nuttig zijn als men ongeveer weet waar hij/zij zal toeslaan. Persoonlijkheid en gedrag Het is onvolledig om bij onderzoek naar seriemoordenaars alleen naar hun omgeving te kijken. Wanneer je hun homicide gedrag wilt verklaren, dient men ook naar kenmerken van het individu zelf te kijken. Onderzoek toont immers aan dat seriemoordenaars persoonlijkheidsfactoren hebben die kenmerkend voor hen zijn. Psychische problematiek is hier nauw aan verbonden. In de DSM-IV wordt een link tussen psychische problematiek en geweldpleging gelegd. Het gedrag van individuen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis leidt regelmatig tot roekeloze onverschilligheid en geweldpleging (DSM-IV-TR, 2000). Hoe kan het gedrag van seriemoordenaars verklaard worden? Het is van belang om bij onderzoek binnen het persoonlijkheidsperspectief naar het gedrag van seriemoordenaars te kijken. Aan de hand van gedrag is het immers mogelijk te achterhalen welke persoonlijkheidskenmerken zij hebben en of er sprake is van psychische problematiek. 10

Bij 90 seriemoordenaars is onderzocht of hun gedrag over hun reeks homicides consistentie vertoonden (Bateman & Salfati, 2007). Gedragsconsistentie is nodig om homicides aan elkaar te kunnen linken om vervolgens aan één unieke dader te linken. Het onderzoek moest duidelijk maken of het effectiever is om individuele gedragingen of groeperingen van gedrag te bestuderen. Met deze studie werd geprobeerd het classificeren van seriemoorden te bewerkstelligen. Voor het onderzoek werden alle seriemoordenaars uit het Homicide Investigation and Tracking system van Seattle geselecteerd. Allereerst wezen de resultaten erop dat de seriemoordenaars over hun serie homicides geen consistent gedrag vertoonden. Dit betekent dat er binnen het gedrag van één moordenaar veel variatie door de tijd heen was. Mogelijk komt dit doordat de moorden in verschillende situaties en omstandigheden plaatsvonden, waaraan de daders zich voortdurend moesten aanpassen. Daarnaast is elke potentiële slachtoffer anders. De een is sterker, de ander gilt meer. Ook dit vereist flexibiliteit in het gedrag van de dader. Resultaten lieten ook zien dat zowel individueel gedrag als groeperingen van gedrag ineffectief zijn om seriemoordenaars van elkaar te onderscheiden. Dit zou kunnen betekenen dat seriemoordenaars qua persoonlijkheidsfactoren veel overeenkomsten vertonen. Of zij verschillen zodanig van elkaar, dat het onmogelijk is om hen in een aantal classificaties te delen. Er zouden in ieder geval andere manieren moeten komen om homicides aan elkaar te linken en daders van elkaar te onderscheiden. Dit wordt gedaan in het onderzoek naar de georganiseerde/gedesorganiseerde dichotomie (Canter, Alison, Alison & Wentink,2004). Deze dichotomie is een bekende classificatie bij onder andere seriemoordenaars. De georganiseerde dader wordt omschreven als iemand die een ordelijk leven leidt dat wordt weerspiegeld in de manier waarop hij zijn daden pleegt. De misdaadscènes van gedesorganiseerde daders worden daarentegen omschreven als een weerspiegeling van algemene wanorde en weinig planning voorafgaande de moord. De 100 Amerikaanse casussen werden geselecteerd uit het archief van the Centre for Investigative Psychology. Voor beide categorieën werd er een lijst met karakteriserende variabelen opgesteld. Tussen de daders bleek geen duidelijk onderscheid te kunnen worden gemaakt. Er werd geconcludeerd dat hoogstwaarschijnlijk alle seriemoordenaars een aantal georganiseerde en een aantal gedesorganiseerde aspecten vertonen. Ook dit classificatieonderscheid lijkt dus niet erg nuttig, terwijl het zo n bekende dichotomie is. Misschien bestaat het onderscheid in de werkelijkheid wel, maar zijn de gehanteerde criteria niet scherp genoeg om de twee typen van elkaar te kunnen discrimineren. 11

Het lijkt tot nu toe niet erg zinvol om je te richten op classificaties en typen van seriemoordenaars. Men kan dus geen (sub)groepen gebruiken om verschillen in persoonlijkheids- en pathologieaspecten te onderzoeken. Onderzoek zal zich dus moeten richten op individuen, niet op groepen of types. Dit werd gedaan in een studie naar 68 mannelijke seriemoordenaars (Geberth & Turco, 1997). De relatie tussen mannelijke seriemoordenaars en de antisociale persoonlijkheidsstoornis en seksuele sadisme werd onderzocht. Data bestond uit foto s van de misdaadscènes, politie rapporten, psychiatrische/psychologische rapporten en biografisch materiaal. Bijna bij elke moord bleek sprake van seksueel geweld te zijn. Bij de seriemoordenaars werden aanwijzingen voor agressief en antisociaal gedrag tijdens hun kinderjaren gevonden. Dit escaleerde tot in de volwassenheid en zij begonnen tevens elementen van seksueel sadisme te vertonen. De seriemoorden toonden vaak een patroon van dominantie, controle, vernedering en sadistisch seksueel geweld. De seriemoordenaars kenden geen schuld of schaamte en toonden een totaal gebrek aan berouw. Het gedrag van de seriemoordenaars wees op psychopathische seksuele sadisten. Zij pleegden moorden omdat zij hiervan hielden en bevredigden hiermee hun psychologische wensen. Uit de studie van Geberth en Turco bleek dat psychopathie kenmerkend is voor seriemoordenaars. Hiermee is psychopathie in dit literatuuroverzicht geïntroduceerd. Onderzoek dat dieper op psychopathie ingaat wordt nu besproken. Verscheidene studies hebben al aangetoond dat psychopathie sterk aanwezig is bij geweldplegers, waaronder seriemoordenaars. Bij 35 mannelijke geweldplegers in een forensische setting is psychopathie gemeten (Laurell & Daderman, 2007). Hiervoor is The Psychopathy Checklist Revised (PCL-R; Hare, 1991) gebruikt. De PCL-R wordt momenteel beschouwd als meest valide en nuttigste hulpmiddel bij het meten van psychopathie. Met forensische psychiatrische dossiers en oordelen van het gerechtshof is de mate van psychopathie retrospectief geschat. Bijna de helft van de geweldplegers kon als psychopathisch gediagnosticeerd worden. Het aantal psychopaten in deze studie staat in verhouding met het aantal psychopaten dat in andere studies is gevonden. De onderzochte populatie in deze studie bestond echter niet alleen uit seriemoordenaars maar ook uit andere geweldplegers. Het is aannemelijk te veronderstellen dat het aantal psychopaten hoger zou zijn wanneer de steekproef uitsluitend uit seriemoordenaars zou bestaan. Het aantal psychopaten was misschien ook hoger uitgevallen indien psychopathie direct bij de veroordeling gemeten was, in plaats van retrospectief. De 12

gebruikte dossiers bevatten hoogstwaarschijnlijk niet alle gegevens die relevant zijn bij het schatten van psychopathie. Ook met een ander onderzoek naar seriemoordenaars is bewijs geleverd voor de aanwezigheid van psychopathie (Beasley, 2004). Dit bewijs is aangevuld met informatie over middelengebruik. Zeven seriemoordenaars werden vergeleken om overeenkomsten en verschillen te achterhalen. Psychopathie werd ook in deze studie gemeten met de PCL-R. Vier seriemoordenaars bleken psychopaten te zijn. Dit bleken, zoals verwacht, de daders met de grootste criminele achtergronden te zijn. Daarnaast gaven vier daders aan een verhoogde hoeveelheid alcohol of drugs te hebben gebruikt in associatie met een aantal of elk van hun moorden. Dergelijk middelengebruik komt vaak voor bij individuen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis (Kokkevi, Richardson, Florescu, Kuzman & Stergar, 2007). Het middelengebruik zou dus weer een aanwijzing voor de aanwezigheid van de antisociale persoonlijkheidsstoornis kunnen zijn. Het is nu duidelijk dat veel seriemoordenaars psychopaten zijn. Seriemoordenaars lijken tevens antisociaal en seksueel sadistisch te zijn. Om er zeker van te zijn dat deze factoren ook daadwerkelijk kenmerkend voor de groep seriemoordenaars zijn, mogen de factoren niet in dezelfde mate in de gezonde populatie voorkomen. Met behulp van vragenlijsten is bij 50 gezonde studenten de prevalentie van karakteristieken van seksueel sadistische seriemoordenaars onderzocht (Gray, Watt, Hassan & MacCulloch, 2003). De karakteristieken bestonden uit gedragskenmerken (moeilijk of antisociaal gedrag) en ervaringskenmerken (klinische symptomen, zoals hoofdpijn en nachtmerries). Uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat het met name de gedragskenmerken zijn die bij seriemoordenaars aanwezig zouden moeten zijn. Er werd geconcludeerd dat geen enkele gedragskenmerk meer in de gezonde groep aanwezig was dan bij de seriemoordenaars. De meeste kenmerken bleken dus effectief bij het discrimineren tussen seksuele moordenaars en gezonde volwassenen. Dit gold met name voor chronisch liegen, compulsieve masturbatie, agressie, stelen en wreedheid tegen kinderen en dieren. In de studie was een extra vragenlijst opgenomen om te controleren voor een gevreesde antwoordtendens van de proefpersonen. Van sociaal wenselijke antwoorden bleek geen sprake te zijn, wat de betrouwbaarheid van de resultaten ten goede komt. Kortom, uit onderzoek blijkt dat het zeer lastig is om een geschikt classificatiesysteem te ontwikkelen die seriemoordenaars duidelijk in typen kan groeperen. Tot op heden is dit nog 13

niet gelukt. Het zou onderzocht moeten worden of de gehanteerde criteria bij bestaande classificatiesystemen scherp genoeg zijn om tussen groepen te kunnen discrimineren. Wanneer seriemoordenaars individueel worden onderzocht, blijkt er vaak sprake te zijn van psychopathie, seksueel sadisme en een antisociale persoonlijkheid. Seksueel sadistische seriemoordenaars blijken zich aan de hand van een aantal gedragskenmerken te onderscheiden van de normale populatie. Verschillen tussen seriemoordenaars en normale moordenaars Jaarlijks vinden er in de grote steden van Amerika zo n 10.000 moorden plaats (Bureau of Justice Statistics). Ook in Nederland worden er jaarlijks veel mensen vermoord. Volgens het CBS zijn in de afgelopen tien jaar gemiddeld 230 mensen per jaar slachtoffer geworden van moord of doodslag. In 2005 werden in totaal 198 mensen van het leven beroofd, wat neerkomt op vier moorden per week. Gezien het feit dat seriemoorden een zeldzaam fenomeen is, kan geconcludeerd worden dat de meeste moorden door normale moordenaars zijn gepleegd. Wie gaat over de grens van één moord heen en wordt een seriemoordenaar? Over de normale moordenaar is veel bekend en veel geschreven. Het is dus mogelijk om op basis van de bestaande literatuur een vergelijking te maken tussen seriemoordenaars en normale moordenaars. Hoe verschillen deze groepen van elkaar? Onderzoek laat onder andere verschillen in demografische kenmerken van moordenaars en hun slachtoffers zien (Kraemer, Lord & Heilbrun, 2004). Eerst, is fundamentele demografische informatie verzameld over seriemoordenaars en hun slachtoffers, de relatie tussen hen, en de redenen van de daders om de misdaden te begaan. Vervolgens zijn deze gegevens vergeleken met dat van normale moordenaars. Data was onder andere afkomstig uit FBI dossiers, databases en secundaire bronnen zoals de media. De gegevens lieten zien dat seriemoordenaars veelal jonge, blanke mannen zijn. Jong wordt in deze studie gedefinieerd als iemand rond de 30 jaar. Ook bij de normale moordenaars zijn de mannen oververtegenwoordigd. Dit is echter een kleiner percentage dan bij de groep seriemoordenaars. Qua leeftijd en etniciteit verschilden beide groepen niet van elkaar. Verder blijken slachtoffers van seriemoordenaars voornamelijk jonge, kwetsbare vrouwen te zijn. Bij normale moordenaars betreft het vooral mannelijke slachtoffers. Seriemoordenaars blijken meestal onbekende individuen te doden, terwijl normale moordenaars vaak 14

minnaars/minnaressen en kennissen vermoorden. Deze verschillen in geslacht en relatie suggereren dat beide soorten daders een verschillende reden hebben om de moorden te plegen. Dit blijkt daadwerkelijk zo te zijn. De meeste seriemoordenaars werken vanuit een seksueel motief, terwijl normale moordenaars vaak uit woede handelen. Daarnaast zijn er verschillen gevonden betreffende de locatie van de misdaad. Normale moorden vinden veelal in het huis van de slachtoffer plaats, terwijl seriemoordenaars in allerlei verschillende locaties toeslaan. Het gegeven dat normale moordenaars uit woede en in het huis van slachtoffers handelen zou een aanwijzig kunnen zijn dat zij hun moorden van te voren niet plannen. Seriemoordenaars zouden daarentegen meer planmatig te werk gaan. Onderzoek zou deze hypothese moeten vaststellen. Ten slotte blijken de meeste slachtoffers door normale moordenaars te zijn doodgeschoten. Daarentegen kiezen de seriemoordenaars vaak voor een persoonlijker contact bij het doden, namelijk wurging. Dit is te begrijpen binnen het kader van gebrek aan empathie, wat voor veel seriemoordenaars opgaat. Ook het volgende onderzoek (Beauregard & Proulx, 2002) is gericht op kenmerken van seriemoordenaars en normale moordenaars. De focus ligt hier echter niet op demografischeen slachtofferkenmerken, maar op kenmerken van de gepleegde moorden. De profielen van 36 normale seksuele moordenaars werden onderzocht en uiteindelijk vergeleken met dat van seksuele seriemoordenaars. De gegevens over de seriemoordenaars waren afkomstig uit een ander onderzoek. Seriemoordenaars bleken hun daden vooraf meer te plannen dan normale moordenaars. Dit levert bewijs voor de hypothese dat voortvloeide uit het voorgaande onderzoek van Kraemer, Lord en Heilbrun. Verder liet ook deze studie zien dat seriemoordenaars met hun daden seksuele fantasieën trachten te vervullen. Ten slotte concludeerden de onderzoekers dat seriemoordenaars gewelddadiger te werk gaan dan normale moordenaars. Het wordt echter niet duidelijk hoe de onderzoekers gewelddadigheid definiëren. Dus in welk opzicht seriemoordenaars gewelddadiger zijn blijft onduidelijk. Het is nu bekend op welke demografische kenmerken seriemoordenaars en normale moordenaars van elkaar verschillen. Ook is duidelijk dat serie- en normale moordenaars bij het moorden verschillend te werk gaan en andere typen slachtoffers vermoorden. Met deze verschillen is echter nog niks gezegd over de achtergrond en persoonlijkheid van de moordenaars. Dergelijke informatie is interessant, omdat verschillen in achtergrond en persoonlijkheid hoogstwaarschijnlijk bijdragen aan de ontwikkeling van serie- dan wel 15

normale moordenaar. In dit kader is onderzocht bij welke moordenaars de kans groter is dat zij uiteindelijk meerdere slachtoffers doden (Delisi & Scherer, 2006). Voor deze studie waren 654 moordenaars uit de Verenigde Staten geselecteerd. Deze groep moordenaars bestond zowel uit individuen die één moord hebben gepleegd (494) als uit individuen die meerdere moorden hebben gepleegd (160). In deze laatste groep zaten seriemoordenaars, massamoordenaars en spree moordenaars. Het essentiële verschil tussen deze classificaties is de periode dat tussen de moorden zit. De moordenaars die meerdere moorden pleegden bleek grotere continuïteit in antisociaal gedrag te vertonen dan de moordenaars die één moord op hun geweten hadden. Daarnaast werd geconcludeerd dat moordenaars die in combinatie met een moord tevens hebben ingebroken of het slachtoffer hebben verkracht, eerder zullen overgaan op het doden van meerdere slachtoffers. Dit gold eveneens voor degenen die vroeger al eens iemand hadden verkracht. Bij deze studie moet men zich echter realiseren dat de resultaten mogelijk anders uitvallen indien alleen naar seriemoordenaars wordt gekeken. Het lijkt immers vanzelfsprekend dat seriemoordenaars, massamoordenaars en spree moordenaars andere redenen hebben om hun daden te plegen. Hoogstwaarschijnlijk verschillen zij ook in achtergrond en persoonlijkheid. Dat is uiteindelijk hetgeen waarin je in deze studie geïnteresseerd bent. Onderzoek zou zich dus beter specifiek op seriemoordenaars kunnen richten. Ook Baltiere en Andrade (2007) keken naar de persoonlijkheid van serie- en normale moordenaars. Zij vullen dit aan met informatie over het verleden van beide groepen. De onderzoekers maakten een directe vergelijking tussen serie- en normale moordenaars. Er is gekeken naar alcohol en drugsgebruik, impulsiviteit, en geschiedenis van seksueel misbruik. Met behulp van interviews en vragenlijsten werden 198 veroordeelde mannen onderzocht. Seriemoordenaars bleken impulsiever en in hun verleden frequenter seksueel misbruikt te zijn dan normale moordenaars. Seksueel misbruik in de kindertijd staat mogelijk een adaptieve gezonde ontwikkeling in de weg. Dit zou iemand vatbaarder kunnen maken voor de ontwikkeling tot seriemoordenaar. Daarnaast lieten de resultaten zien dat de seriemoordenaars over het algemeen hoger waren opgeleid dan de normale moordenaars. Alcohol consumptie bleek tussen beide groepen niet te verschillen, wat men echter wel verwachte. Dit gegeven zou er echter weer op kunnen wijzen dat seriemoordenaars vaker stoornissen in impulsiviteit hebben dan de normale moordenaars. Hun impulsieve homicide gedrag kan nu immers niet door de alcohol zijn gestimuleerd. 16

Ook ander onderzoek levert bewijs voor de kenmerkende persoonlijkheidsfactoren van seriemoordenaars (Hill, Habermann, Berner & Briken, 2007). Naast persoonlijkheidsfacoren werd gekeken of serie- en normale moordenaars verschillen in psychologische problematiek. Data bestond uit psychiatrische rapporten over 166 mannen die tussen 1945 en 1991 moorden hadden gepleegd. Deze steekproef bestond uit seksuele moordenaars (157) en seksuele seriemoordenaars (9). Seksuele moordenaars konden voornamelijk gekarakteriseerd worden door een hoge mate van As 1 en As 11 stoornissen. Daarnaast bleek bij hen hoge alcoholconsumptie voor te komen. De seriemoordenaars werden gekenmerkt door een hoge mate van seksueel sadisme, antisociale- en schizoïde persoonlijkheidsstoornis, impulsiviteit en voyeurisme. Bij de seriemoordenaars bleek tevens meer psychopathie voor te komen dan bij de normale seksuele moordenaars. Van hoge alcoholconsumptie bleek hier geen sprake te zijn. Alcoholconsumptie lijkt de impulsieve moord van normale moordenaars te verklaren, terwijl algemene impulsiviteit het seriemoorden van seriemoordenaars lijkt te induceren. Al met al blijken seriemoordenaars over het algemeen jonge, blanke mannen te zijn. Op verschillende gebieden onderscheiden zij zich van normale moordenaars. Zo blijken zij hun moorden anders uit te voeren en kiezen zij voor een andere soort slachtoffer. Seriemoordenaars plannen hun daden meer, maar zijn daarentegen ook impulsiever dan de normale moordenaar. Het zou kunnen zijn dat seriemoordenaars hun moorden van te voren plannen, maar hun slachtoffers vervolgens impulsief uitkiezen. Middelengebruik speelt hierbij geen rol. Seriemoordenaars blijken tevens gewelddadiger, meer seksueel sadistisch, meer antisociaal en meer psychopathisch te zijn. Ook zouden zij in hun verleden vaker zelf seksueel misbruikt zijn. 17

Discussie Vernedering, frustraties en seksueel misbruik tijdens kinderjaren en adolescentie kan tot geweld en uiteindelijk tot terugkerende homicide jegens mensen leiden. Het gedrag van seriemoordenaars lijkt te variërend om in klassen te kunnen groeperen. Seriemoordenaars zijn over het algemeen meer psychopathisch, meer seksueel sadistisch en meer antisociaal dan gezonde mensen en normale moordenaars. Zij plegen hun daden om andere redenen en kiezen daarbij andere slachtoffers en locaties uit. Bij de moorden blijken seriemoordenaars planmatiger, maar deels ook impulsiever te werk te gaan. Bij onderzoek naar seriemoordenaars kunnen een aantal kanttekeningen worden geplaatst. Allereerst is het zeer lastig om dit fenomeen goed te onderzoeken. Seriemoorden komen immers zelden voor en de daders zijn niet te observeren op het moment van de misdaad. Daarnaast wordt voor goed onderzoek vaak sterke waarde gehecht aan het uitvoeren van manipulaties om vervolgens de effecten daarvan te evalueren. Ook dit is hier niet mogelijk. Om deze redenen is in het bestaande onderzoek naar seriemoordenaars veelal gebruik gemaakt van de (retrospectieve) case study methode. De meest relevante onderzoeken zijn voor dit literatuuroverzicht geselecteerd en zodoende is er toch veel duidelijk geworden. Nog een probleem betreffende de methodologie is het feit dat bij onderzoek geregeld politiedossiers en andere documenten worden gebruikt. Deze gegevens zijn mogelijk niet geschikt voor psychologisch onderzoek. Politierapporten worden immers niet voor dit doeleinde opgesteld, waardoor ze niet alle relevante gegevens bevatten die nodig zijn. De resulaten van de onderzoeken zouden daardoor uiteindelijk incompleet of gekleurd kunnen zijn. Een ander kritiekpunt is dat veel onderzoeken zich hebben gericht op seksuele seriemoordenaars in plaats van seriemoordenaars, waarbij het seksuele motief ontbreekt. Mogelijk hebben beide categorieën andere achtergronden en andere persoonlijkheden. Uit de literatuur komt echter naar voren dat veel seriemoordenaars seksueel sadistisch zijn. De gevonden resultaten zijn dus in ieder geval van toepassing op een groot deel van de gewenste onderzochte populatie. Hierdoor komt de generalisatie nauwelijks in gevaar. Verder hebben de onderzoeken zich voornamelijk gericht op mannen, wat tevens tot generalisatieproblemen zou kunnen leiden. Jongens en meisjes worden vaak verschillend opgevoed, wat uiteindelijk ook invloed heeft op het volwassen gedrag. Sekse verschillen in het gedrag en de persoonlijkheid van seriemoordenaars is dus aannemelijk. Ook hier geldt echter het argument dat de overgrote meerderheid van seriemoordenaars mannen zijn, dus dat de gewenste 18

populatie onderzocht is. Toekomstig onderzoek zou zich wel op sekse verschillen kunnen richten. Daarnaast zou toekomstig onderzoek naar culturele verschillen kunnen kijken. Binnen een maatschappij blijken er verschillen in frequentie van seriemoorden te zijn. Het is interessant te onderzoeken of er tussen landen ook verschillen in seriemoorden bestaan, en door welke culturele verschillen dat komt. Vanzelfsprekend is er ook nog veel meer onderzoek naar de bestaande theorieën over seriemoordenaars nodig. Het is belangrijk om het fenomeen seriemoordenaars uit zijn research kinderjaren te helpen. Hopelijk is men uiteindelijk in staat om potentiële seriemoordenaars vroegtijdig te herkennen om preventiemaatregelen toe te kunnen passen. Voorkomen is immers bezig dan genezen. Niet in alle gevallen zal men in staat zijn om waarschuwingssignalen op tijd te detecteren. Mogelijk blijven kinderen daardoor in een omgeving leven waarin ze voortdurend vernederd, gekleineerd en misbruikt worden. Dit staat een gezonde geestelijke ontwikkeling in de weg, wat uiteindelijk tot seriemoorden kan leiden. Onderzoeksresultaten zijn van belang om goede behandelingsstrategieën te ontwikkelen. Het is immers niet voldoende om seriemoordenaars op te sluiten en te straffen. Hun psychische problematiek maakt de kans op recidiveren groot. Seriemoordenaars moeten leren hun impulsiviteit te bedwingen en moeten hun problematische achtergrond kunnen verwerken. Vanzelfsprekend profiteert ook het forensisch onderzoek van alle gegevens en inzichten over seriemoordenaars. Jack the Ripper kon destijds niet worden opgepakt, maar door onderzoek en moderne technieken van de laatste jaren is de politie en FBI steeds beter in staat om serie- en normale moordenaars op te pakken. 19

Literatuurlijst American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (3th ed.). Washington, DC: American Psychiatric Association. Baltieri, D. A. & Andrade, A. G. (2007). Comparing serial and nonserial sexual offenders: alcohol and street drug consumption, impulsiveness and history of sexual abuse. Revista Brasileira Psiquiatria, 30, 25-31. Bateman, A. L. & Salfati, C. G. (2007). An examination of behavioral consistency using individual behaviors or groups of behaviors in serial homicide. Behavioral Sciences and the Law, 24, 527-544. Beasley, J. (2004). Serial murder in America: Case studies of seven offenders. Behavioral Sciences and the Law, 22, 395-414. Beauregard, E. & Proulx, J. (2002). Profiles in the offending process of nonserial sexual murderers. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 46, 386-399. Canter, D. V., Alison, L. J., Alison, E., & Wentink, N. (2004). The organized/disorganized typology of serial murder. Psychology, Public Policy, and Law, 10, 293-320. DeFronzo, J., Ditta, A., Hannon, L., & Prochnow, J. (2007). Male serial homicide the influence of cultural and structural variables. Sage Publications, 11, 3-14. Delisi, M. & Scherer, A.M. (2006). Multiple homicide offenders offense characteristics, social correlates, and criminal careers. Criminal Justice and Behavior, 33, 367-391. Dirks, T. (2008). Greatest Films. Retrieved May 15, 2008, from http://www.filmsite.org/sile.html 20

Geberth, V. J. & Turco, R. N. (1997). Antisocial personality disorder, sexual sadism, malignant narcissism, and serial murder. Journal Forensic Science, 42, 49-60. Gray, N. S., Watt, A., Hassan, S. & MacCulloch, M. J. (2003). Behavioral indicators of sadistic sexual murder predict the presence of sadistic sexual fantasy in a normative sample. Journal of Interpersonal Violence, 18, 1018-1034. Hartling, L. M. & Luchetta, T. (1999). Humiliation: Assessing the impact of derision, degradation, and debasement. The Journal of Primary Prevention, 19, 259-278. Hill, A., Habermann, N., Berner, W., & Briken, P. (2007). Psychiatric disorders in single and multiple sexual murderers. Psychopathology, 40, 22-28. Kokkevi, A., Richardson, C., Florescu. S., Kuzman, M., & Stergar E. (2007). Psychosocial correlates of substance use in adolescence: A cross- national study in six European countries. Drug and Alcohol Dependence, 86, 67-74. Kraemer, G. W., Lord, W. D., & Heilbrun, K. (2004). Comparing single and serial homicide offenses. Behavioral Sciences and the Law, 22, 325-343. Laurell, J. & Daderman, A. M. (2003). Psychopathy (PCL-R) in a forensic psychiatric sample of homicide offenders: Some reliability issues. International Journal of Law and Psychiatry, 30, 127-135. Lundrigan, S. & Canter, D. (2001). Spatial patterns of serial murder: An analysis of disposal site location choice. Behavioral Sciences and the Law, 19, 595-610. Morana, H. C. P., Stone, M. H., & Abdalla-Filho, E. (2006). Personality disorders, psychopathy, and serial killers. Revista Brasileira Psiquiatria, 28, 74-79. Singer, S. D. & Hensley, C. (2004). Applying social learning theory to childhood and adolescent firesetting: Can it lead to serial murder? International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 48, 461-476. 21

Wet, J. A. (2005). A psychological perspective on the personality development of the serial murderer. University of Pretoria, Faculty of Humanities. Wright, J. & Hensley, C. (2003). From animal cruelty to serial murder: Applying the graduation hypothesis. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 47, 71-88. 22