1 Dutch model 90/1 (i) A monetary model of the Netherlands (Een Monetair Model voor Nederland) Source: Een Monetair Model voor Nederland, Elmer Sterken, Centrum voor conjunctuur-en structuur oncerzoek, Reeks No.1, Unversity of Groningen, 1986, 87-102, Appendix A et simulation model 1. BA = a 1,1 BA -1 +a1,2 CR -1 +a1,3 kr2 + a 1,4 (π*-π) + a1,5 SWA + a1,4 gx 2. rbcr = [a2,1 BCR -1 + BCR + a2,2 rcr + a2,3 kr2 + a2,4 OL + a2,5 SWA + a2,6 qx]/0.01 3. CR = + a3,1 SK d -1 + a3,2 rbu + a3,3 rcr + a3,4 krl + a3,5 kr2 + a3,6 SWA + a3,7 qx 4. - = + a4,1 CR -1 + a4,2 - -1 + a4,3 rbcr + a4,4 qx + a4,5 dumh 5. - R = + a5,1 R -1 + a5,2 SK d -1 6. rsk = [ SK d + a6,1 rcr + a6,2 krl + a6,3 (π*-π) + a6,4 OL + a6,5 SWA + a6,6 qx]/0.02 7. rss = [a7,1 SS d -1 + SS d + a7,2 rbu + a7,3 krl
2 + 0.02749 kr2 + 0.319 (π*-π) - 0.145 qx]/0.015 8. ONV = BA + BCR + CR - + R + SK d + SSd - VM 9. BA = +a 9,1 BA -1 +a9,2 -BCR -1 +a9,3 (π*-π) +a9,4 inv + a9,5 dumbap 10. - BCR = + a10,1 BA + a10,2 -BCR -1 + a10,3 LG + a10,4 TDL + a10,5 rbcr + a10,6 u 11. rcr = [ - CR + a11,1 BA -1 + a11,2 LG-1 + a11,3 gx + a11,4 inv ]/ 0.02 12. r = -[ - L C + a12,1 LC-1 a12,2 gx a12,3 -BCR -1 a12,4 LG-1 + a12,5 qx]a12,6 13. - LG = + a13,1 BA -1 + a13,2 -BCR -1 + a13,3 -CR -1 + a13,4 TDL -1 + a13,5 rbcr + a13,6 rrc + a13,7 (π*-π) + a13,8 OL + a13,9 qx + a13,10 girdum 14. SK d = SKd 15. - LS d = + a15,1 LG-1 + a15,2 rss + a15,3 qx + a15,4 u
3 16. - TDK = + a16,1 -BCR -1 + a16,2 -TDK -1 + a16,3 rtdk + a16,4 qx + a16,5 inv + a16,6 dumtdk 17. - TDK = + a17,1 -CR -1 + a17,2 -TDL -1 + a17,3 rss + a17,4 rtdl + a17,5 inv-1 18. - SS d B VM-1 = + a18,1 B SS d -1 + a18,2 rbaus + a18,3 rss + a18,4 SSd 19. rtdk = a19,1 r TDL + a19,2 r RC + a19,3 r TDK-1 + a19,4 20. rtdl = a20,1 r TDK + a20,2 r RC + a20,3 r -1 + a20,4 21. π = a21,1 π $DM + a 21,2 r SK + a21,3 r ODD + a21,4 r US k * 22. π 1 = a 22,1π + a22,2 π -1 4 * * 23. π = (4π 1 + π-1)/3 4 24. SSs = (1-φ) FTK + (1-K) LA 25. SKs = φftk + K LA 26. VM = BA - BCR - CR + LC + LG + SK d + SSd + TDK + TDL 27. VM = MG + TDK + TDL 28. G = OB - BA BA + SS d B + STAT 29. M C V = G + SKd + SSd + - R - KT - ONV 30. liq = L C + LG + TDK + M 2 + KOS) 31. LC = M C + MC RO Yn 32. SK D = SK S - SK d - SKd 33. SS d = SS S - SS d - SSd - SSd B
4 Symbolen DNB = De Nederlandsche Bank IFS = International Financial Statistics (IMF-publicatie) = initie TB = tabel KOL = kolom REG = regel NB = DNB AB = Algemene Banken OGI = Overige goldscheppende instellingen OV = Overheid De monetaire data BA = netto buitenlands actief van de particuliere banken = verschil vorderingen en verpflichtingen ten opzichte van het buitenland en het houderschap van buitenlandse effecten van het bankwezen BA = netto buitenlands actief van de particuliere sector = gecumuleerd saldo kapitaalverkeer (kort- en langlopend) van de private sector (1950 = 0 als basis) BCR = kort bankkrediet (verhandelde hoeveelheid) = korte vorderingen van het bankwezen op de private sector BCR d = vraag naar kort bankkrediet BCR s = aanbod van kort bankkrediet CR d CR S G KT L C L G M C M CO C M G R SK d = vraag naar lang krediet = obligaties, onderhandse en hypothecaire leningen van het bankwezen = aanbod van lang krediet = goud en deviezen = netto totaal aan officiele goud- en deviezenreserves minus de tegenwaarde toegewezen trekkingsrechten en waarderingsverschillen op officiele reserves = herdisconteringen, voorschotten en beleningen = schulden aan DNB van het bankwezen = kas en tegoeden van het Rijk = vraag naar chartaal geld = vraag naar giraal geld = chartaal geld door de centrale bank in omloop gebracht = bankbiljetten in omloop = chartaal geld door de Rijksoverheid in omloop gebracht = munten en muntbiljetten in omloop = aanbod van giraal geld = girale tegoeden bij het bankwezen = kasvoorraad van de particuliere banken = munten, muntbiljetten en bankbiljetten bij banken en saldo's bij DNB = vraag naar schatkistpapier SK d = schatkistpapier bij de centrale bank = vorderingen op het Rijk op korte- en middellange termijn en op
de lagere overheid op korte termijn door de centrale bank 5
6 SK d SK d SK s SS d SS B d = schatkistpapier bij particuliere banken = vorderingen op het Rijk op korte- en middellange termijn en op de lagere overheid op korte termijn door de particuliere banken = schatkistpapier in handen van de particuliere sector = vorderingen op het Rijk en de lagere overheid als deel van de secundaire liquiditeiten = aanbod van kortlopende overheidsschuld = vraag naar langlopende overheidsschuld = vraag naar langlopende overheidsschuld door het buitenland = gedecumuleerde reeks netto beursverkopen van Nederlandse staatsobligaties aan het buitenland (met als basis 1983 16 miljard) SS d = langlopende overheidsschuld in handen van de centrale bank SS d SS d SS s TDK d TDK s TDL d TDL s = obligaties van het Rijk en lagere overheid plus onderhandse leningen aan het Rijk en de lagere overheid = langlopende overheidsschuld in handen van het bankwezen = obligaties van het Rijk en lagere overheid plus onderhandse leningen aan het Rijk en lagere overheid van het bankwezen = totale vaste schuld van de Rijksoverheid plus het gecumuleerde (1950=0) beroep op de kapitaalmarkt door de lagere overheid minus SS d B, SSd en SSd = aanbod van langlopende overheidsschuld = vraag naar kortlopende termijndeposito's en spaartegoeden = kortlopende termijndeposito's plus oneigenlijk spaargeld plus valutategoeden = aanbod van kortlopende termijndeposito's en spaartegoeden = vraag naar langlopende termijndeposito's en spaartegoeden = langlopende termijndeposito's plus eigenlijk spaargeld plus spaarbewijzen aan toonder en obligaties en onderhandse leningen door het bankwezen = aanbod van langlopende termijndeposito's en spaartegoeden ONV = overige netto verpflichtingen van de centrale bank, Wordt als restpost berekend. ONV = overige netto verpflichtingen van de particuliere banken. Wordt als restpost berekend. VM = vermogen van de particuliere banken (= M G + TDK d + TDL d ) VM = vermogen van de particuliere sector (Wordt als restpost berekend.) π = wisselkoers van de U.S. Dollar t.o.v. de gulden π* = verwachte (driemaands) wisselkoers van de U.S. dollar t.o.v. de gulden π $DM = wisselkoers van de U.S. dollar t.o.v. de D-Mark φ = percentage van het financieringstekort dat met kortlopende schuld gefinancierd wordt. K = percentage van de liquiditeitsafroming dat aan een toename van de kortlopende overheidsschuld wordt toegekend C = opslag op het promessedisconto = het door DNB ingestelde tarief (categorie I) voor contigentsoverschreidingen
7 CO Inc kr1 kr2 LA OB FTK r r BU r BAC r BADM r BAus r BCR r r CR r RC r SK r SS r TDK r TDL = consolidatie van de overheidsschuld = incidentele opslagen op het promessedisconto = door het bankwezen ingestelde opslagen = vereist kas- en liquiditeitspercentage = van 1954 tot 1963 en in 1972-1973 (medio) geldt een vereist kaspercentage en van medio 1973 tot (november) 1979 is een verplicht liquiditeitspercentage van kracht = kredietrestrictie variabele = discrete variabele van 0 tot 1 naar kwartalen dat een directe kredietrestrictie-regeling van kracht is = liquiditietsafroming = LA = SK S + SS S - KT - FTK = overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans = omvang van het financieringstekort = het financieringstekort van het Rijk en de lagere overheid = aandelenrendement = rendement op aandelen van binnenlandse ondernemingen = buitenlandse interestvoet = (0.5) * r BAUS + (0.5) r BAC = kapitaalmarktinterestvoet in Zwitserland = interestvoet op langlopende overheidsschuld in Zwitserland = kapitaalmarktinterest in BRD = interestvoet op langlopende overheidsschuld in de BRD = kapitaalmarktinterest in VS = interestvoet op langlopende overheidsschuld in de V.S. = interestvoet op korte bankkrediet = debetrente bij banken op voorschotten in rekening-courant anders dan tegen effecten = promessedisconto van DNB = interestvoet op lang bankkrediet = een gemiddelde van: - kapitaalmarktrentevoet op bankleningen (jaargemiddelden), - rentevoet op anderhandse leningen aan nutsbedrijven (jaargemiddelden); - rentevoet op hypothecaire leningen (jaargemiddelden); = interestvoet op giraal geld = creditrente op gewone rekening-courant tegoeden bij banken = interestvoet op schatkistpapier = rentevoet op driemaandse leningen aan de lagere overheid = interestvoet op staatsobligaties = interestvoet op staatsleningen met een resterende looptijd van 8 jaar en langer = interestvoet op kortlopende termijndeposito's en spaartegoeden = interestvoet op driemaands termijndeposito's = interestvoet op langlopende termijndeposito's en spaartegoeden = een gemiddelde van: - creditrente op gewone spaartegoeden bij banken;
8 SWA W - interestvoet op 1-jaar termijndeposito's; - interestvoet op 2-jaar termijndeposito's; = dollarswaps = wereldhandel = wereldimporten in miljarden dollars
9 Y n = netto nationaal inkomen tegen marktprijzen q x = bezettingsgraad van de produktiecapaciteit = quotient van de feitelijke produktie en de produktiecapaciteit ol = oltropvariabele = toeneming voorraden en onderhanden werk plus het saldo op de oopende rekening van de betalingsbalans als percentage van het netto national inkomen tegen marktprijzen u = werkloosheidspercentage = werkloosheid als percentage van de afhankelijke ^ beroepsbevolking dumh = dummy in de vergelijking van de herdisconteringen, voorschotten en beloningen :1970 en 1982 : 1; 1978 : -1, overige jaren 0 dumbap = dummy in de vergelijking van het buitenlands actief van de particuliere sector : 1970,1971,1980: 1; 1972,1974,1976: -1, overige jaren 0 dumtdk = dummy in de vergelijking van de kortlopende termijndeposito's en spaartegoeden : 1973, 1974, 1976 : 1; overige jaren 0 r ODD = officieel duits disconto r US k = geldmarktinterestvoet in de U.S. STAT = statistische verschillen in de vergelijking van G (no 28) liq = liquiditeitsquote = secundaire liquiditeitenmassa als quotient van het netto national inkomen tegen marktprijzen M 2 = secundaire liquiditeitenmassa in handen van DNB KOS Inv VR = girale tegoeden en kortlopende termijndeposito's bij DNB = vordering op het Rijk en de lagere overheid op korte termijn = korte vorderingen op het Rijk en lagere overheid als deel van de secundaire liquiditeitenmassa = netto investeringen in vaste activa door bedrijven = toeneming voorraden en onderhanden werk
10 (ii) The main Structure of CESAM Monetary submodel Expenditure Utilization rates Rest of the Capacity Employment Labor supply world Labor productivity Unemployment Wage and price formation Government