Economie en handel. Assistent keuken



Vergelijkbare documenten
Nederlands. Woordenschat Dienstverlening en zorg

NEDERLANDS Spreken en gesprekken voor 1F Deel 4 van 5

Verhoudingen in verband

Ik en de maatschappij. Gezondheid

REKENEN METEN EN MEETKUNDE Inhoud. voor 1F

Seksuele vorming. Seksuele veiligheid

Ik en de maatschappij. Planten en dieren thuis

Ik en de maatschappij. Meedoen en meepraten

Ik en de maatschappij. Lichaam en geest

Assistent verkoop/retail

PRAKTISCHE SECTORORIËNTATIE. Economie en Handel

Ik, leren en werken. Aan het werk

REKENEN METEN EN MEETKUNDE. Meetkunde voor 1F Deel 1 van 2

Nederlands. Woordenschat Basis

Ik en de maatschappij. Vrije tijd

ECONOMIE EN HANDEL Assistent Logistiek. Deel 3 van 6 Verzamelt goederen/producten/ emballage/verpakkingsmaterialen

Voorbereidende interne stage

Nederlands. Woord/zin. Voor 1F Deel 2 van 3

Ik en de maatschappij. Zorgen voor je leefomgeving

Begeleide interne stage

REKENEN VERHOUDINGEN Verhoudingen voor1f

Ik en de maatschappij. Online

Woordenschat Plant en groene leefomgeving

Ik en de maatschappij. Geldzaken

Rekenen verhoudingen. Procenten voor 1F

Economie en handel. Assistent logistiek. Deel 1 van 6 Ontvangt Goederen/producten

Economie en handel. Plusdeel Assistent bediening

Ik en de maatschappij. Reizen

Nederlands. Woord/zin. Voor 1F Deel 3 van 3

Lengte, omtrek en oppervlakte

REKENEN. Meetkunde voor 1F Deel 2 van 2

Economie en handel. Assistent logistiek. Deel 5 van 6 Voert handelingen op goederen/producten uit

Economie en handel. Assistent logistiek. Deel 6 van 6 Inventariseert de voorraad/magazijninventaris

Assistent installatie- en constructietechniek

Ik en de maatschappij. Kiezen en kopen

Ik en de maatschappij. Ik en wij

Nederlands Luisteren Voor 1F Deel 2 van 2

Seksuele vorming. Anticonceptie en zwangerschap

Ik en de maatschappij. Rondkomen

Grafieken en tabellen

Begeleide externe stage

Economie en handel. Assistent logistiek. Deel 4 van 6 Maakt goederen/producten verzendklaar

Ik en de maatschappij. Regels en wetten

Ik en de maatschappij. Klussen in huis

Assistent plant of (groene) leefomgeving

Praktische sectororiëntatie. Dienstverlening en zorg

Nederlands. Woordenschat Techniek

NEDERLANDS. Schrijven. voor 1F Deel 3 van 5

Ik en de maatschappij. Samen maar verschillend

Loopbaanoriëntatie -begeleiding

Ik en de maatschappij. Uiterlijke verzorging

NEDERLANDS Taalverzorging 1F Woord/zin Deel 1 van 3

Assistent bouwen, wonen en onderhoud

Assistent verkoop en retail

Praktische sectororiëntatie. Techniek

Ik en de maatschappij. Democratie

Certificaat B-VCA. Deel 1 van 3

Economie en handel. Assistent logistiek. Deel 2 van 6 Maakt goederen/producten gereed voor opslag en slaat deze op

Partie Kleine kaart. Werkboek

REKENEN Getallen en bewerkingen. voor 1F Deel 2 van 2

Nederlands. Luisteren. Voor 1F Deel 1 van 2

Praktische sectororiëntatie. De 4 sectoren

Nederlands. Woordenschat Dienstverlening en economie

Assistent installatie- en constructietechniek

Zelfstandige Externe Stage

Assistent dienstverlening en zorg

Assistent installatie- en constructietechniek

Certificaat B-VCA. Deel 2 van 3

Spreken en gesprekken voor 1F

Verbeteren en vernieuwen van de dienstverlening in de keuken

Werken als kok in een sterrenrestaurant

Cursus. Sociale kaart

Training. Methodisch verzamelen van informatie

Cateringwerkzaamheden uitvoeren

Training. Interdisciplinair samenwerken

Assistent verkoop/retail

Training. Werven, coördineren en begeleiden van vrijwilligers

Algemene beroepsvaardigheden. Werkboek

Werken als gastheer-vrouw in de catering

Training. Zakelijk communiceren

HORECA EN BAKKERIJ REKENEN IN DE KEUKEN EN DE BAKKERIJ TENDENS WERKBOEK REKENEN IN DE KEUKEN EN DE BAKKERIJ

Loopbaanoriëntatie -begeleiding

Werken binnen commercieel groen

Werken aan communicatie 1

Getallen en bewerkingen

Keuzevak Milieu, hergebruik en duurzaamheid. Duurzaam consumeren en produceren

Cursus. Ouderen ondersteunen om langer zelfredzaam te zijn

Seksuele vorming Ik Sova. Ik.indd 1 29/09/14 07:58

Partie Warme voorgerechten. Werkboek

Partie Menukoken. Werkboek

Werken als specialistisch banketbakker

Ondernemen en de webshop 1

4. Een vervolgopleiding kiezen

Rekenen Meten en meetkunde. voor 1F

3. Een opleidingsdomein kiezen

Cursus. Omgaan met pesten en ingrijpende gebeurtenissen

Loopbaanoriëntatie -begeleiding

Basisvaardigheden Nederlands Deel 2

Project. Ondernemerschap in welzijnswerk

Training. BMC-vaardigheden gericht op dagbesteding deel 1 (creatief)

Transcriptie:

Economie en handel Assistent keuken

Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur: Wout Verveer Eindredactie: Jacobien Ubbink Titel: Plusdeel Assistent keuken ISBN: 978 90 3724 219 5 Eerste druk/eerste oplage Edu Actief b.v. 2016 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl). De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Edu Actief, te vinden op www.edu-actief.nl. 2

Inhoud Voorwoord 4 Hoofdstuk 1 Menukaarten 6 Hoofdstuk 2 Recepten en hoeveelheden 10 Hoofdstuk 3 Mise-en-place maken 17 Hoofdstuk 4 Verklein- of opdeeltechnieken 22 Hoofdstuk 5 Verhittingsapparatuur en warme bereidingstechnieken 32 Hoofdstuk 6 Convenienceproducten 43 Hoofdstuk 7 Zuivelproducten 53 Hoofdstuk 8 Vleeswaren 62 Hoofdstuk 9 Eieren en eierbereidingen 66 Hoofdstuk 10 Soepen en bouillons 74 Hoofdstuk 11 Aardappelen 81 Hoofdstuk 12 Groenten 84 Hoofdstuk 13 Soorten groenten 97 Hoofdstuk 14 Salades 113 Hoofdstuk 15 Fruit 122 Hoofdstuk 16 Desserts 128 Hoofdstuk 17 Eindopdracht 142 3

Voorwoord Dit leer-werkboek gaat over het werken als assistent keuken. Je leert over warenkennis, technieken en bereidingen. Het is een verdieping op de 4 leer-werkboeken voor assistent horeca, voeding of voedingsindustrie. Picto In dit boek zie je bij sommige opdrachten een picto. Een pictogram geeft je informatie over de opdracht. Hierna lees je wat de picto s betekenen. Bij dit picto ga je nadenken over een opdracht. Je denkt na over wat je straks gaat doen. Je gaat de opdracht voorbereiden. Bij dit picto ga je de opdracht uitvoeren. Je gaat bijvoorbeeld iets maken. Of je gaat iets doen. Bij dit picto ga je evalueren. Je controleert of je de opdracht goed hebt gedaan. Wat ging er goed en wat ging er minder goed? Wat vond je van de opdracht? Wat kon je eerst niet, wat je nu wel kunt? Wat ga je de volgende keer anders doen? Bij dit picto ga je reflecteren. Je denkt na over wat je hebt geleerd. En wat dat betekent voor je toekomst. Wat ga je nu doen? Hoe gaat het verder? 4

Voorwoord Bij dit picto ga je in gesprek. Om een opdracht na te bespreken kun je de StruX-kaarten gebruiken. Bij dit picto ga je iets bekijken op de website van StruX. Dit kan bijvoorbeeld een foto, formulier of film zijn. Volg deze stappen. 1. Ga naar www.strux.nl 2. Klik op de knop deelnemer. 3. Klik op Economie en handel. 4. Klik op de foto van dit leer-werkboek. 5. Klik op de link van de opdracht. Misschien werk je met een portfolio. In je portfolio stop je bewijsstukken. Als je dit picto ziet, kun je een bewijsstuk toevoegen. Bespreek dit met je begeleider. Beeldwoordenboek In dit boek staan gekleurde woorden. Gekleurde woorden moet je kennen. Het zijn belangrijke woorden. Deze woorden kun je opzoeken in het beeldwoordenboek. Ga naar beeldwoordenboek.strux.nl. 5

Hoofdstuk 1 Menukaarten Dit hoofdstuk gaat over menu- en drankenkaarten. Die zijn het visitekaartje van het bedrijf. Menu- en drankenkaarten Het eerste wat een gast in een restaurant doet is het bekijken van de menukaart. Uit welke gerechten kun je kiezen, zijn er keuzemenu s, wat is de prijs? Menukaarten zijn er in allerlei soorten. Van een eenvoudig geplastificeerd A4 tje in een standaardje op tafel tot in leer gebonden kaarten. De menukaart is het visitekaartje van het bedrijf. Met de menukaart laat het bedrijf zien wat het te bieden heeft. Als gastheer/gastvrouw moet je weten wat begrippen als spijs, gerecht, gang en menu betekenen. Spijs Spijs is voedsel of etenswaren. Dus alles wat eetbaar is. Een spijskaart is een ander woord voor menukaart. Gerecht Een gerecht is een spijs of een combinatie van spijzen. Deze worden als 1 geheel geserveerd. Een enkelvoudige spijs is een gerecht dat je eet zonder dat er andere spijzen bij komen of horen. De meeste snacks zijn enkelvoudige spijzen. Een kroket of een halve kip bijvoorbeeld, of een kop tomatensoep of een pannenkoek. Wanneer je brood en boter bij de kroket serveert, of frites en appelmoes bij de kip, is het een combinatie van spijzen. Deze gerechten kunnen een volledige maaltijd vormen. 6

Hoofdstuk 1 Menukaarten Gang Een gang is een zelfstandig onderdeel van een maaltijd. Een gang kan bestaan uit een enkel gerecht of een combinatie van gerechten. Deze worden dan als 1 geheel geserveerd. Meestal praten we over het aantal gangen waaruit een maaltijd of menu bestaat, bijvoorbeeld een 3-gangenmenu. De meest eenvoudige maaltijd bestaat uit 1 gang. Meestal is dit alleen een hoofdgerecht. Een zeer uitgebreide maaltijd kan uit 12 of meer gangen bestaan, maar dat komt niet zo vaak meer voor. Hoe groter het aantal gangen, hoe kleiner de porties per gang zijn. Menu Een menu: 1. heeft minstens 3 afzonderlijke gangen 2. die samen een volledige maaltijd vormen 3. en in de juiste volgorde worden geserveerd. Opdracht 1 Leg uit waarom een menukaart belangrijk is voor een restaurant. Opdracht 2 Spijzen zijn: etenswaren/dranken Een spijskaart is een ander woord voor: menukaart/drankenkaart Een voorbeeld van een enkelvoudige spijs is: kip met frites/een kroket Een gang is een: menu/onderdeel van een maaltijd Een menu heeft minstens: 2/3 gangen 7

Hoofdstuk 1 Menukaarten Menukaarten 8

Hoofdstuk 1 Menukaarten Er zijn verschillende soorten kaarten. Bijvoorbeeld: Lunchkaart De gerechten op deze kaart kunnen alleen tijdens lunchtijd worden besteld. Daarna wordt de menukaart vervangen door bijvoorbeeld de à-la-carte-kaart. Kleine kaart Op deze kaart staan lunchgerechten en bittergarnituren. Over het algemeen zijn dit eenvoudige gerechten. De à-la-carte-kaart Op deze kaart vind je de gerechten gegroepeerd op hun plaats in het menu. Bijvoorbeeld de voorgerechten, visgerechten, vleesgerechten en nagerechten. Gelegenheidsmenukaarten Op deze kaart staat een vast menu. Bijvoorbeeld ter gelegenheid van een feest of feestdag: een bruiloft, een belangrijke bijeenkomst of het kerstdiner. Opdracht 3 Op de kleine kaart staan en Een gast stelt zelf zijn menu samen uit verschillende gerechten op de menukaart. Welke kaart heeft hij dan? Opdracht 4 Schrijf 4 soorten menukaarten op. 1. 2. 3. 4. Bedenk bij elke menukaart welke gerechten hierop zouden kunnen staan. Tip! Kijk eens bij restaurants bij jou in de buurt of op internet. Dit hoofdstuk ging over menu- en drankenkaarten. 9

Hoofdstuk 2 Recepten en hoeveelheden Dit hoofdstuk gaat over het bepalen van hoeveelheden. Het gaat over het afmeten van vloeistoffen, het wegen van producten en het berekenen van de juiste hoeveelheden. Het bepalen van hoeveelheden Als kok moet je vaak meten, wegen en de juiste hoeveelheden berekenen. Dat moet een kok foutloos kunnen. Heel veel recepten moet je omrekenen van een standaardhoeveelheid naar de gewenste hoeveelheid of naar een aantal porties. Daarna moet je de juiste hoeveelheden afmeten of afwegen. Opdracht 1 Het meten, wegen en berekenen van de juiste vaak terugkerende taak voor de kok. Heel veel recepten moet je standaardhoeveelheid naar de gewenste hoeveelheid. van een is een Meten Meten wordt vaak gebruikt voor het afmeten van vloeistoffen. Je gebruikt de juiste vloeistofmaat of maatbeker. Zorg er bij het meten voor dat de maatbeker goed vlak staat. Op de schaalverdeling kun je de inhoudsmaat aflezen. Meten is niet zo heel precies. Voor het meten van inhoudsmaten gebruiken we de maten: 1 liter (l) = 10 deciliter () = 100 centiliter (cl) = 1.000 milliliter (ml) of 1.000 kubieke centimeter (cc) 10

Hoofdstuk 2 Recepten en hoeveelheden Opdracht 2 Neem een maatbeker van 1 l en een beker van 20 cl. Vul de beker met water. Giet het water in de maatbeker en lees de hoeveelheid af. Kijk tot welk streepje het water staat. Hoeveel deciliter is dit? Ik lees het precies/ongeveer af.. Opdracht 3 Neem een lege frisdrankfles van 1,5 liter. 1,5 liter betekent: 1 liter en cl 1 liter en 1 liter en liter. Vul de lege fles met water. Doe de inhoud in een maatbeker van 1 liter. Hoeveel water houd je over? 11

Hoofdstuk 2 Recepten en hoeveelheden Opdracht 4 Reken om in een andere maat. 1 l = 0,5 l = 0,4 l = 2,3 l = 0,3 l = 3 = cl 4,2 l = 42 = cl 2 l = 4 l = 1,7 l = 0,6 l = 2,9 l = 0,2 l = cl 1/4 l = cl 9 = l 5 = l 7 = l 1 = cl 5 = cl 1/2 liter = 1/4 liter = Opdracht 5 Schrijf de hoeveelheden in de juiste volgorde. Van klein naar groot. Reken alle hoeveelheden eerst om in cl. Bij de eerste is dit al gedaan. 30 cl 70 cl 0,4 l 1,75 l 130 cl = 30 cl 70 cl 40 cl 175 cl 130 cl = 30 cl 300 ml 70 cl 0,6 l 0,75 l 650 ml = = 12

Hoofdstuk 2 Recepten en hoeveelheden Opdracht 6 Ga naar www.strux.nl en klik op de link bij deze opdracht. Bekijk de receptkaart Heldere groentebouillon. Reken het recept om voor 50 personen (couverts). Schrijf dit recept hier op. Hoeveelheid voor 50 personen liter gram gram gram gram gram gram Grondstof runderbouillon wortel knolselderij komkommer paprika peterselie quenelles Opdracht 7 Onderzoek hoeveel soep je per gast serveert. Je kunt dat bijvoorbeeld doen door water in een soepkom te schenken en deze hoeveelheid te wegen. Per gast serveer je ca cc (gram) soep. Je hebt 1 liter soep. Voor hoeveel gasten kun je soep serveren? Voor gasten. Opdracht 8 In deze opdracht meet je hoeveelheden af. 1. Was je handen. Zet alles klaar. Je hebt nodig: maatbeker vloeistof die je af wilt meten. 13

Hoofdstuk 2 Recepten en hoeveelheden Bekijk de maatstreepjes op de maatbeker. 1 liter = 10 deciliter () = 100 centiliter (cl) = 1.000 milliliter (ml) 2. 3. 4. 5. Pak de vloeistof. Schenk de vloeistof in de maatbeker. Controleer op ooghoogte de hoeveelheid. De maatbeker moet recht en stevig staan. Kijk bij de juiste maatverdeling. Meet af: ½ liter, daarna 1, 25 cl, 400 ml. Vul de maatbeker om de juiste hoeveelheid te krijgen. Ruim alles op. Opdracht 9 Praktische opdracht Overleg met je docent of je leermeester of je de taak Handen wassen en desinfecteren gaat uitvoeren. Je vindt de taak op www.strux.nl. Wegen Wegen is veel nauwkeuriger dan meten. Voor het wegen van gewichten is de standaard: 1 kilogram (kg) = 1.000 gram (gr) 1 kg = 10 ons 1 ons = 100 gram Om te wegen gebruik je een weegschaal. Vaak is dat een digitale weegschaal. Het is handig als een weegschaal een tarraknop heeft. Hiermee kun je de weegschaal steeds op 0 zetten. Zet een bak waarin je wilt afwegen op de weegschaal, tarreer de weegschaal (op nul stellen door de tarraknop in te drukken) en weeg af. Weegschalen hebben een bepaald bereik en zijn niet allemaal even precies. Kies de weegschaal die past bij de hoeveelheid die je moet afwegen. 14

Hoofdstuk 2 Recepten en hoeveelheden Opdracht 10 1 kg en 400 gr = 1.400 gr 1 kg en 600 gr = gr 1.200 gr = 1,2 kg 1.200 gr = kg 3 kg en 700 gr = gr ½ kg = gr 1 kg en 200 gr = gr 2 kg en 100 gr = gr 3 kg en 200 gr = gr 3 ons = gr 7,5 ons = kg 6 ons + ½ kilo = gr Opdracht 11 Maak een krat producten klaar. Het krat met producten moet meer dan 1 kg wegen, maar minder dan 5 kg. Gebruik producten uit de keuken. Welke producten stop je in het krat? Opdracht 12 3 kg + 900 gr = gr 1 kg 500 gr = gr 10 kg + 100 gr = gr 5 kg 200 gr = gr 5 kg + 350 gr = gr 6 kg 100 gr = gr Opdracht 13 Ga naar www.strux.nl en klik op de link van deze opdracht. Bekijk de receptkaart Huzarensalade 15