Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Grondonderzoek 13 1.1 Wat kan er mis zijn met de grond? 14 1.2 Vervuilde grond 14 1.3 Bodemziekten 15 1.4 Bodemprofiel en bodemstructuur 18 1.5 Resultaten van het onderzoek 21 1.6 Afsluiting 23 2 Zand, klei, humus en kalk 25 2.1 Zandgrond 25 2.2 Kleigrond en zavelgrond 29 2.3 Humus en kalk 32 2.4 Afsluiting 36 3 Structuur, profiel en groeiomstandigheden 37 3.1 Bodemstructuur 37 3.2 Groeifactoren 43 3.3 Oogsten en bewerken 44 3.4 Welke eisen stellen de gewassen? 45 3.5 Afsluiting 46 4 Beheer van de grond 48 4.1 Organische stof 49 4.2 Groenbemesters 52 4.3 Bodemleven 55 4.4 Afsluiting 59 5 Grond en grondbewerkingswerktuigen 60 5.1 Een goed zaai-, plant- of pootbed 61 5.2 Verschillende vormen van grondbewerking 64 5.3 Afsluiting 67 6 Plantenvoeding en voedingselementen 69 6.1 Plantaardige productie 70 6.2 Hoofdelementen en spoorelementen 71 6.3 Voedingsstoffen in de bodem 72 6.4 Opname door de plant 73 6.5 Voedingselementen in de bodem 75 6.6 Afsluiting 76 INHOUD 9
7 Kali 78 7.1 Functie van kalium 78 7.2 Kaliumovermaat en kaliumtekort 79 7.3 Kaliopname en kalifixatie 81 7.4 Kalimeststoffen 82 7.5 Tijdstip van bemesten 83 7.6 Kaliadvies 84 7.7 Afsluiting 84 8 Fosfor 86 8.1 Functie voor de plant 86 8.2 Fosfaatovermaat en fosfaattekort 87 8.3 Processen in de bodem 88 8.4 Fosfaatmeststoffen 90 8.5 Hoeveelheid, tijdstip en wijze van bemesten 90 8.6 Afsluiting 91 9 Stikstof 93 9.1 Functie voor de plant 93 9.2 Stikstoftekort en stikstofovermaat 94 9.3 Processen in de bodem 94 9.4 N-bemestingsadvies 100 9.5 Aanvullende advisering 102 9.6 Meststoffen 103 9.7 Tijdstip van bemesten en hoeveelheid 104 9.8 Afsluiting 105 10 Overige voedingselementen 107 10.1 Magnesium 108 10.2 Zwavel 108 10.3 Spoorelementen 109 10.4 Afsluiting 112 11 Samengestelde en vloeibare meststoffen 113 11.1 Blends 113 11.2 Samengestelde meststoffen 115 11.3 Vloeibare meststoffen 116 11.4 Afsluiting 119 12 Organische meststoffen en bemonstering 120 12.1 Soorten organische bemesting 120 12.2 Werking van organische meststoffen 122 12.3 De wijze van toedienen van mest 125 12.4 Mestwetgeving 126 12.5 Afsluiting 132 10 BODEM, BEMESTING EN TEELTPLAN
13 Bemestingsplan opstellen 133 13.1 Grondonderzoek en het analyseformulier 133 13.2 Streefniveau 135 13.3 De begrippen zuur en basisch 136 13.4 De functie van calcium 136 13.5 Invloed ph op de opneembaarheid van voedingsstoffen 138 13.6 Gewenste ph 138 13.7 Verzuring van de grond 140 13.8 Kalkbalans 141 13.9 Meststoffen 141 13.10Tijdstip van bemesten 142 13.11Afsluiting 142 14 Mineralenbalans opstellen 144 14.1 Heffingen 144 14.2 Bedrijfsniveau 145 14.3 Forfaitaire aangifte of verfijnde aangifte 145 14.4 Afsluiting 147 15 Teeltplan en gewassen 149 15.1 De teelten op het bedrijf 149 15.2 Vruchtwisseling 151 15.3 Selectie 157 15.4 Afsluiting 165 16 Teeltplan en mechanisatie 167 16.1 Werken met bedieningssystemen 169 16.2 Toepassingen van bedieningssystemen 176 16.3 Onderhoud uitvoeren aan bedieningsorganen 181 16.4 Afsluiting 185 17 Teeltplan en machines 186 17.1 Inventariseren van machines en werktuigen 186 17.2 Logistiek in de berging 187 17.3 Machinekosten 188 17.4 Afsluiting 191 18 Teeltplan en saldo 192 18.1 De opbouw van het inkomen 192 18.2 Het saldo van een gewas 193 18.3 Algemene kosten en bedrijfssaldo 198 18.4 Afsluiting 199 19 Teeltplan en arbeid 200 19.1 Taaktijden 200 19.2 Arbeidsfilm 201 19.3 Optimaliseren 203 19.4 De bedrijfssituatie 204 19.5 Afsluiting 204 INHOUD 11
Bijlage 1 Effectieve organische stof van diverse gewassen 205 Bijlage 2 Effectieve organische stof van diverse mestsoorten 206 Bijlage 3 Bemestingsonderzoek groenteteelt 207 Bijlage 4 Bemestingsonderzoek boomteelt 208 Bijlage 5 Scheikundige namen van de voedingselementen 209 Bijlage 6 Enkelvoudige en samengestelde meststoffen 210 Bijlage 7 Spoorelementen-meststoffen 212 Bijlage 8 Kalkmeststoffen 213 Bijlage 9 Organische meststoffen 214 Bijlage 10 Stikstof als % van Ntot 215 Bijlage 11 Werking van stikstof 216 Bijlage 12 Werkzame meststof in opeenvolgende jaren 217 Bijlage 13 N-bemesting van spruitkool 218 Bijlage 14 Stikstof-bijmestmonster 219 Trefwoordenlijst 221 12 BODEM, BEMESTING EN TEELTPLAN
1 Grondonderzoek Oriëntatie De Nederlander rijdt graag en veel in de auto. De files bewijzen dat. En vaak krijgt de auto vlak voor de reis naar Zuid-Frankrijk nog even een vakantiebeurt in de garage. We willen er zeker van zijn dat alles het goed doet wanneer we zo n lange reis gaan ondernemen. Omdat er zoveel auto s rondrijden en het aantal verkeersongelukken nog steeds veel te hoog is, vindt de overheid dat alle auto s in goede staat moeten verkeren. Daarom moeten auto s jaarlijks een APK-keuring ondergaan. Koop geen tweedehands auto zonder een keuringsrapport van een betrouwbare garage, waarin aangegeven staat dat er met de auto niets mis is. Met de grond waarop je gewassen gaat verbouwen, is het niet anders. Voordat je een teelt start, wil je natuurlijk graag weten hoe de toestand van de grond is. Verbouw je gewassen die elders verder geteeld worden (pootgoed, onderstammen of plantmateriaal), dan wil de koper van dit materiaal zeker weten dat het opgekweekt is op grond die geen besmettelijke ziekten bevat. De grond mag bijvoorbeeld absoluut geen aaltjes bevatten. Dit kan aangetoond worden door onderzoek in een erkend laboratorium. Als blijkt dat je grond is vervuild met schadelijke stoffen, dan kun je daar als gebruiker zelf last van krijgen. Als je je grond wilt verkopen, dan zal ook de nieuwe eigenaar de garantie willen hebben dat de grond schoon is. Fig. 1.1 We willen de garantie dat de grond geen ziekten bevat. GRONDONDERZOEK 13
1.1 Wat kan er mis zijn met de grond? De opbrengst van gewassen kan van jaar tot jaar en van bedrijf tot bedrijf erg verschillen. Voor open teelten is het weer tijdens het groeiseizoen natuurlijk een hele belangrijke factor. De vakbekwaamheid van de teler of kweker is ook van belang. Maar de kwaliteit van de grond, dus de mate waarin de grond geschikt is voor jouw teelt, bepaalt de opbrengst in hoge mate. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de vakbekwaamheid van de teler of kweker vaak ook bepalend is voor de kwaliteit van de grond. kwaliteit van de grond De kwaliteit van de grond kun je onderscheiden naar de: chemische kwaliteit; fysische kwaliteit; biologische kwaliteit. Chemische kwaliteit bodemvruchtbaarheid De chemische kwaliteit van de grond wordt bepaald door de bodemvruchtbaarheid en de mate van vervuiling met schadelijke stoffen. De bodemvruchtbaarheid kan van nature goed zijn, zoals bijvoorbeeld bij jonge zeekleigronden, maar moet wel onderhouden worden. Een van nature wat minder rijke grond kan door goede bemesting wel op een hoger (streef)niveau gebracht worden. Deze zaken betreffende bodemvruchtbaarheid kun je terugvinden in andere literatuur. Ze komen in dit boek verder niet meer aan de orde. Fysische kwaliteit De fysische kwaliteit van de grond wordt door de samenstelling en de structuur van de bodem beïnvloed. Het gaat hier onder andere om zaken als aan- en afvoer van water, draagkracht en bewerkbaarheid. Biologische kwaliteit bodemleven Voor de biologische kwaliteit van de grond is het bodemleven uiterst belangrijk. Een goed ontwikkeld en gevarieerd bodemleven heeft een positieve werking op de grond. Sommige aaltjes, schimmels, bacteriën of andere vormen van bodemleven hebben juist een negatieve werking. 1.2 Vervuilde grond bodemverontreiniging Onder het motto zand erover is er in het verleden veel rommel, waaronder chemisch afval, onder de grond verdwenen. In 1980 werd bij Lekkerkerk een ernstig geval van bodemverontreiniging ontdekt. Deze ontdekking was de eerste van een hele reeks gevallen en was de aanleiding tot het opstellen van de Wet bodembescherming. Eén van de gevolgen van deze wet is dat grondeigenaren verantwoordelijk zijn voor het schoonmaken, het saneren, van vervuilde grond. De kosten daarvan kunnen bijzonder hoog zijn (wel tot 40.000 euro per ha). Het is daarom ook logisch dat de koper van een stuk grond zeker wil weten dat de grond niet verontreinigd is en daar een officieel 14 BODEM, BEMESTING EN TEELTPLAN
schonegrond-verklaring bewijs van wil hebben. Dit bewijs, de zogenaamde schonegrond-verklaring, is ook nodig wanneer een ondernemer een bouwvergunning aanvraagt voor zijn grond. Naast de problemen bij aanvraag van vergunningen en de kosten voor sanering is het natuurlijk onplezierig gewassen te verbouwen op vervuilde grond. Niet alle stoffen zijn even schadelijk, maar in het ergste geval remmen ze de groei van je gewassen. Het kan voor mens of dier soms zelfs schadelijk zijn om de gewassen op te eten! Een bekend voorbeeld is de vervuiling met het element koper. Het voer voor mestvarkens bevatte vroeger veel koper om een hogere voederconversie (rendement van het voer) te krijgen. De mest van deze varkens was daarom ook relatief rijk aan koper. Als grasland ermee werd bemest, bleek het gras een dusdanig hoog kopergehalte te krijgen dat weidende schapen er ziek van werden en soms zelfs doodgingen. 1.3 Bodemziekten Onder de ziekteverwekkers en plagen die kunnen optreden in open teelten, zijn veel micro-organismen en insecten die kunnen overleven in de grond. De veroorzakers van de ziekten kunnen bacteriën, schimmels of andere bodemorganismen zijn. Zo is de aandacht al geruime tijd gericht op een nieuwe variant van de schimmel Phytophthora, de veroorzaker van de aardappelziekte. Deze kan in tegenstelling tot vorige varianten wél in de grond overleven. plantparasitair schadelijke bodemorganismen Van de in de bodem levende organismen nemen de aaltjes een belangrijke plaats in. Het overgrote deel van de aaltjes is onschadelijk en heeft een nuttige functie. Echter, het kleine deel dat plantparasitair is, kan behoorlijk veel schade aanrichten, voornamelijk aan de wortels. Aangezien veel aaltjes met levend materiaal of met aanhangende grond van het ene naar het andere perceel verplaatst kunnen worden, mag de grond waarop dergelijke gewassen verbouwd worden, geen schadelijke aaltjes bevatten. Aaltjes komen veel voor en ze zijn redelijk goed aan te tonen. Daarom is het zinvol de grond op het voorkomen ervan te laten onderzoeken. Eén van de instanties die zich met het onderzoek naar schadelijke bodemorganismen bezighoudt, is het Bedrijfslaboratorium voor grond- en gewasanalyse te Oosterbeek. Vragen 1.1 Zeker als je plantmateriaal verbouwt dat bedoeld is voor vermeerdering of voor export is het verplicht grondonderzoek te doen naar bodemziekten. Maar ook als je gewassen verbouwt die bedoeld zijn voor consumptie of verdere verwerking is het, als de ontwikkeling van het gewas daartoe aanleiding geeft, verstandig onderzoek te laten doen naar de aard van de ziekte. Er zijn vele mogelijkheden. Probeer te ontdekken welke mogelijkheden er op dit gebied zijn bij het Bedrijfslaboratorium voor grond- en gewasanalyse (Blgg) te Oosterbeek. Ga naar de website (www.blgg.nl) en beantwoord de volgende vragen voor de sector akker- en tuinbouw. a b c Welke soorten onderzoeken kan het Blgg uitvoeren op het gebied van bodemziekten? Welke soorten aaltjes die voor jouw sector van belang zijn, kunnen aangetoond worden? Het Blgg is in staat de soort en de hoeveelheid aaltjes te bepalen. Wat kunnen de onderzoekers jou als teler aan de hand daarvan nog meer vertellen? BODEMZIEKTEN 15
d e f Wanneer kun je voor een schonegrond-verklaring volstaan met een summier onderzoek naar bodemverontreiniging en wanneer is een uitgebreid onderzoek vereist? Noem eens twee voorbeelden van stoffen waarop de grond wordt onderzocht voor een schonegrond-verklaring. Vergelijk jouw antwoorden met die van een klasgenoot en probeer het over eventuele verschillen eens te worden door nogmaals de website te bekijken. De kans op schade door aaltjes is erg verschillend per gewas en per aaltjessoort. Ook de mate waarin aaltjes zich op gewassen vermeerderen, varieert enorm. Een overzicht daarvan is te zien in figuur 1.2. 16 BODEM, BEMESTING EN TEELTPLAN