Köklenmek Wortelen Drie generaties Turkse Zwollenaren vertellen



Vergelijkbare documenten
Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Verloren grond. Murat Isik. in makkelijke taal

Een Berbers dorp. Mijn zussen en ik mochten van mijn vader naar school. Meestal mochten alleen jongens naar school.

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd.

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

Heilig Jaar van Barmhartigheid

Verhaal: Jozef en Maria

De tijd die ik nooit meer

Alleen een plastic tasje

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

KIEZEN VOOR WERK: HANDLEIDING

Noot 12 Voorbeeldselectie van thema s en vragen voor zeven groepsgesprekken

IK OVERLEEFDE AUSCHWITZ

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

BIJLAGEN LESPAKKET 1.2

Lees Zoek op Om over na te denken

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Mijn mond zat vol aarde

Kies je route Trainingsmap voor de deelnemer Deze map is van:

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Boek1. Les 1. Dit is het verhaal van Maria. Dit is het verhaal van de engel. Dit is het verhaal van Jezus.

Jouw reis door de Bijbel. Uitgeverij Jes! Zoetermeer

Over schulden gesproken

Openingsgebeden INHOUD

GODS GEZIN. Studielessen voor 4-7 jarigen

Eerste nummer. Op kamers Eerst durfde ik de woonkamer niet naar binnen. Eetfobie. Het was moeilijk om te zien dat mijn nichtje van 5 meer at dan ik.


hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

LES 6. Nu zie je Hem wel, nu zie je Hem niet.

Interview met de heer J.W. Wesselius

Faux Pas Test (Volwassenen versie)

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

ISABEL EN BAS VAN RHIENEN (6)

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.

GROEPSOPDRACHT: Bespreek met elkaar welke relatieverbanden in de Bijbel genoemd worden:

EEN PRINS WORDT EEN HERDER

Een land waar. mensen goed geïnformeerd zijn over handicaps

Ervaringen van mensen met verstandelijke beperkingen of psychiatrische problemen met zelfstandig wonen en deelname aan de samenleving

Enkele vragen aan Kristin Harmel

Klein Kontakt. Jarigen. in april zijn:

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

WAAROM DIT BOEKJE? RESPECT

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

Welkom in de Open Hof

September 2008 Door: Charlotte Storm van s Gravesande. Bijbehorende foto's: zie onderaan de tekst. Hallo mede dierenvrienden,

We hebben verleden week nog gewinkeld. Toen wisten we het nog niet. De kinderbijslag was binnen en ik mocht voor honderd euro kleren uitkiezen.

Naam: DE BEELDENSTORM Ketters Luther en Calvijn

Leven in veiligheid. Artikel 1, Vluchtelingenverdrag van Genève, 1951

Hij had dezelfde soort helm op als in het beeld vooraf...2 Mijn vader was verbaasd dat ik alles wist...3 Ik zat recht overeind in mijn bed te

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

10. Gebarentaal [1/3]

DE KLEINE ONDERNEMER 50% KORTING HEEFT OOK KLEINGELD, ZEG MAAR.

Uitzicht op de heuvels 10 km van Kabaya Uitzicht op de heuvels ten noorden van Kabaya. Ongeveer 7 km van het dorp.

Zondag 19 januari Viering in de Week van Gebed. voor de eenheid van de christenen. Paulusgemeenschap en. Protestantse Gemeente de Eshof

Eerwraak. Naam: Paul Rustenhoven Klas: 4GTL1 Inlever datum : Titel: Eerwraak Schrijver: Karin Hitlerman. Blz 1.

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco.

André Rouvoet ChristenUnie. Foto: Marie Cecile Thijs

Bert staat op een ladder. En trekt aan de planten die groeien in de dakgoot. Hij verstopt de luidspreker en het stopcontact achter de planten.

Elke middag loopt Fogg van zijn huis naar de Club. Om een spelletje kaart te spelen. Er wordt altijd om geld gespeeld. En als Fogg wint, geeft hij

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02

Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan.

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje

Extra materiaal nummer 8.1 Groep 5&6

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

H E T V E R L O R E N G E L D

Apostolische rondzendbrief

Het onze Vader. Naam:

100 jaar geleden. t Is Oorlog! Een lesmap voor het vierde, vijfde en zesde leerjaar, door juffrouw Anita en de papa van Anna.

Wij maken ons nu klaar om voor 2 jaar naar Colombia te gaan. Maar voor die tijd zullen we teruggaan naar Senegal om wat te regelen.

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

F r a n c i s c u s. v a n. Leven met aandacht. w e g D e. Erfgoed Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

LES6. De wegloper belonen. Sabbat. Zondag Lees Lees 'De wegloper. Teken Teken een gympie en. Leer Begin met het uit je hoofd

Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd

Melkweg. Een dagje ouder. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Ouder worden

Praktische opdracht Geschiedenis Rolverdeling in het gezin

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

Almelo, 8 juli En dat is niet zo makkelijk voor iedereen want de meeste kinderen zijn gewend aan school, vrienden, azc, enz, enz.

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

Bijbellezing: Johannes 2 vers Bruiloftsfeest

Stichting Kinderpostzegels

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

LES 2. Invloed van je gezin. Lees. Lees. Maak Maak een voorbeeld van een dier. Leer. Bid Bid dat je een positieve invloed zal.

Joweria staat hier voor een muurschildering die de kinderen van KAYDA samen gemaakt hebben op een van de muren.

werkt voor en met bewoners in wijken en buurten

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het

Bijbel voor Kinderen. presenteert JACOB DE BEDRIEGER

Inhoud. Het leven van Escher. Weiland wordt vogel. Kringloop metamorfose. De wereld op z n kop.

Ten slotte wens ik je veel plezier bij het lezen. Hopelijk geeft het de kennis en de inspiratie om ook zelf met je kinderen aan de slag te gaan!

Boek 1 De jongen in de gestreepte pyjama

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

Werkboek Het is mijn leven

De Sociaal maatschappelijke dimensie

Informatiebrief voor de ouder(s)/verzorger(s) van de leerlingen van de Eliëzerschool en de Obadjaschool Cluster 4 (voor alle data geldt D.V.

Transcriptie:

Köklenmek Wortelen Drie generaties Turkse Zwollenaren vertellen Köklenmek Wortelen Drie generaties Turkse Zwollenaren vertellen Historisch Centrum Overijssel 2012

Köklenmek Wortelen Drie generaties Turkse Zwollenaren vertellen Historisch Centrum Overijssel 2012

Köklenmek Wortelen Drie generaties Turkse Zwollenaren vertellen Inhoudsopgave 3 Voorwoord 4 Bert de Vries Directeur Historisch Centrum Overijssel Inleiding 5 Herman Aarts Projectleider Turken van Zwolle Informatie - Turkije 7 - Gastarbeiders 24 - Islam 36 - Turkse Zwollenaren 47 - Turkse verenigingen en organisaties in Zwolle 66 - Hasan Gülşen, maatschappelijk werker 84 Interviews - Kemal Altay 8 - Şerif Taşdan 13 - Nuri Bakaryildiz 19 - Semra Schuurman Örsçek 26 - Ahmet Binici 32 - Azize Bilkoç-Cayan 38 - Gülşen Tanoğlu-Kara 43 - Elif Ceylan 48 - Hava Teğmen-Dirim 53 - Cuma Eser 59 - Hanife Aydin-Kahvecioğlu 68 - Ali Arslan 74 - Hasan Taşkıran 79 - Semra Adıgüzel 86 - Engin Dağ 91 - Peter Mul, politieman bij de vreemdelingendienst 95 Colofon 100 2 Köklenmek Wortelen Drie generaties Turkse Zwollenaren vertellen Inhoudsopgave 3

Voorwoord In Overijssel zijn in de twintigste eeuw en met name na de Tweede Wereldoorlog veel mensen komen wonen van buiten Overijssel, zelfs van buiten Nederland. Deze nieuwe Overijsselaars vormen nu een onderdeel van de identiteit van Overijssel en zijn een deel van onze geschiedenis. Het Historisch Centrum Overijssel wil de geschiedenis en streekcultuur van Overijssel documenteren en beschikbaar stellen voor komende generaties. Het project Turken van Zwolle is, na het project Molukkers van Zwolle, het tweede project dat voortkomt uit het meerjarenplan voor de projecten Cultureel erfgoed andere culturen uit het Fonds voor cultuurparticipatie, onderdeel Volkscultuur. Het Historisch Centrum Overijssel wil drie projecten realiseren in de periode 2009-2012. Het HCO heeft de overtuiging dat meer van elkaar weten en begrijpen tot een sterkere sociale cohesie in de Zwolse samenleving leidt. Een laagdrempelige kennismaking met elkaars culturele erfgoed, zonder politieke lading, is daarbij een stevige stap in de richting van cultureel burgerschap en lokale identiteit. Maar niet alleen het uitwisselen tussen bevolkingsgroepen van dit culturele erfgoed is van belang. Ook de uitwisseling van deze cultuuraspecten en tradities tussen de generaties binnen de eigen bevolkingsgroep is van grote waarde. Je achtergrond goed kennen en je cultuur begrijpen zijn ook van groot belang voor de individuele identiteit. Door het project Turken van Zwolle kan de Turkse bevolkingsgroep zijn cultureel erfgoed, tradities, normen en waarden uitdragen en hun geschiedenis delen met andere Zwolse burgers en met andere culturen in de gemeente Zwolle. Deze publicatie is gebaseerd op interviews met mensen van binnen de Turkse gemeenschap in Zwolle. Ik hoop dat met de publicatie de kennis over de geschiedenis en identiteit van de Turkse gemeenschap breder wordt verspreid en dat het HCO zijn rol als collectiebeheerder en het geheugen van Zwolle ook voor nieuwe gemeenschappen in Overijssel kan vormgeven. Deze publicatie draagt in mijn overtuiging in ieder geval bij aan een beter inzicht in de geschiedenis van de Turkse gemeenschap. Bert de Vries Directeur HCO Inleiding In de jaren zestig van de vorige eeuw kwamen duizenden Turkse mannen op uitnodiging van Nederlandse bedrijven naar ons land om vaak onderbetaald, vies en zwaar werk te doen. In die tijd was er door de snelle groei van de Nederlandse economie een tekort aan ongeschoolde arbeidskrachten. De eerste gastarbeiders kwamen uit de grote steden zoals Istanbul, Izmir en Ankara. Later kwamen ze vooral uit Centraal Anatolië en de Zwarte Zee regio. De Turken die zich in Zwolle vestigden werkten onder meer bij bedrijven in de omgeving van de stad. Bekende werkgevers waren de kippenslachterij van Friki in Wezep en Van Gelder Papierfabriek in Wapenveld. In Zwolle was Philips een bekende werkgever. De gastarbeiders dachten in eerste instantie naar Turkije terug te gaan. Menigeen had het plan om in korte tijd voldoende geld te verdienden om thuis een bedrijf op te zetten. Dat viel tegen en om hun gezin niet lang te hoeven missen kwamen de gezinsleden ook naar ons land. Dat leverde de nodige zorgen op, veel Turkse gezinnen betrokken oude, slechte woningen, de taal was een probleem, menigeen had last van heimwee of eenzaamheid en de Nederlandse samenleving was heel anders dan men gewend was. Toen duidelijk werd dat de Turkse gemeenschap in Nederland zou blijven werden organisaties van uiteenlopende aard opgericht, religieus, cultureel, educatief, maatschappelijk en emancipatorisch. De overheid financierde een deel van deze organisaties om te bevorderen dat de Turken hun draai in ons land zouden vinden. Uit de interviews in dit boekje blijkt de enorme verandering die er in het persoonlijke leven van de mensen heeft plaatsgevonden en hoe dat doorwerkt tot in de nu opgroeiende generaties. Het is heel bijzonder om te lezen hoe openhartig de geïnterviewden zijn geweest. Het HCO wil hen daarvoor bijzonder hartelijk dank zeggen. Uit hun verhalen wordt duidelijk hoe de Turkse mensen geworsteld hebben met allerlei zaken die in Nederland zo gewoon zijn. Inmiddels hebben velen en hun vrouwen, hun kinderen en kleinkinderen, hun plek gevonden in Zwolle. Het is opvallend dat veel Turkse Zwollenaren ondernemer zijn, mensen die op een inventieve manier een bedrijf runnen. Opvallend is ook het hoge percentage koopwoningen van Turkse Zwollenaren. 4 Voorwoord Inleiding 5

Turkije Hoewel opleiding en scholing wat achterblijven en er nog sprake is van een taalachterstand, wordt er ook een snelle inhaalslag gemaakt. Het valt op dat jonge vrouwen bijvoorbeeld steeds vaker hoog opgeleid zijn. Uit de interviews blijkt ook hoe hecht de band met Turkije is, men voelt zich emotioneel nog steeds nauw verbonden met de streek of de plaats van herkomst en natuurlijk met de familie die er is blijven wonen. Vele ouderen kiezen er voor om de zomermaanden in Turkije bij familie te verblijven en gedurende het winter halfjaar in Nederland te wonen en daarmee van het beste van beide culturen te profiteren. Laten we wensen dat de razendsnelle economische ontwikkeling die Turkije momenteel doormaakt de basis vormt voor een voortzetting van de warme contacten tussen onze beide landen. Herman Aarts Projectleider Volkscultuur HCO De Republiek Turkije is in 1923 gesticht door Mustafa Kemal (Atatürk) als opvolger van het eeuwenoude Ottomaanse Rijk dat Istanbul als hoofdstad kende. De voorlopers van de Osmanen waren de uit Centraal Azië afkomstige Seldjoeken. Turkije ligt voor een klein deel in Europa, maar grotendeels in Azië Het land is ruim zestien keer zo groot als Nederland en telt zo n tachtig miljoen inwoners. Ankara is de hoofdstad van het land. Behalve Turken wonen er Koerden en andere minderheidsgroepen. In 1928 heeft Turkije de staatsgodsdienst afgeschaft. Vanwege het seculiere karakter van de staat is er geen verwijzing in de grondwet naar de islam opgenomen. De islamitische instellingen bleven echter wel aan de staat verbonden middels het presidium voor godsdienstzaken (Diyanet). Onder de huidige premier Erdoğan, vervult de islam een nadrukkelijke rol in de Turkse samenleving. Turkije hoort sinds tien jaar tot de snelst groeiende economieën van de wereld, met een gemiddelde groei van zeven procent per jaar. Structurele hervormingen en een succesvol macro-economisch beleid leidden tot deze voorspoedige ontwikkeling. Turkije is lid van de NAVO, lid van de G20, de twintig belangrijkste economieën van de wereld, en onderhandelt vanaf 2005 over toetreding tot de Europese Unie. 6 Inleiding Turkije 7

Kemal Altay Erzincan 1938 We treffen hem aan wandelend met zijn stok in zijn straat. Hij wacht op ons. Ondanks zijn grote gestalte en ondanks zijn problemen met lopen is hij een actief persoon, ik loop blind en mank zegt hij. Lopen doet hem goed. Omdat hij geen hobby s heeft weet hij zijn vrije tijd niet goed te gebruiken, zegt hij als we met de lift naar zijn woning gaan. Hij weet goed dat mensen ontmoeten en lezen heel belangrijk is. De ene helft Kemal Altay en echtgenote Hatay van het jaar is hij in Turkije, de andere helft is hij hier en dat bevalt hem goed. Hij is iemand die niet houdt van klagen en die positief aankijkt tegen het leven. Hij komt uit een dorp waar men leeft van veeteelt. Hij wilde daar weg omdat de winters er lang waren en ze dan door de sneeuw afgesloten waren van de buitenwereld. Hij woont al tweeëndertig jaar in Nederland en heeft vier kinderen. Ik ben naar Nederland gekomen in de negende maand van 1970. Toen ik in 1965 voor het eerst solliciteerde bij het arbeidsbureau in Erzincan wist ik niet dat het lot mij in Nederland zou brengen. Het had ook Duitsland kunnen zijn, de meeste arbeiders gingen daarheen, of naar Oostenrijk, Zwitserland of Frankrijk. Het was een loterij. Onze leefsituatie in Turkije was niet zo slecht volgens de opvattingen van die tijd. We hadden een paar lapjes grond van mijn vader geërfd, waarop we groente verbouwden. We hadden vijftig schapen en een stuk of wat stuks grootvee. Wat kan je meer verwachten in een dorp? De winters duurden erg lang bij ons. Vijf, zes maanden moesten we de dieren binnen houden en voer geven. Dat is zwaar werk. Het is heel zwaar om vijftig schapen en andere dieren op stal te houden en te voeren. Als de winter erg lang duurde raakte het voer op. Van onze buren of andere dorpelingen moesten we dan voer bijkopen. Dat kostte veel geld. We leefden van de verkoop van de lammeren. In de zomer maakten we kaas die we in het najaar verkochten. Onze kaas, die gemaakt wordt in een dierenhuid, is beroemd. Zo leefden we van de opbrengst van de lammeren en de kaas. Kemal Altay was, op zijn militaire diensttijd na, nooit buiten zijn streek geweest. Het vreemdeling zijn had hij alleen als soldaat ervaren. Hij verliet zijn geboortestreek niet uit noodzaak om zijn brood te verdienen. Er waren toen veel kennissen uit zijn dorp en stad die als arbeider naar Europa gingen. Een stuk of tien, twaalf dorpsgenoten wilden dat proberen en schreven zich in bij het arbeidsbureau. Vijf jaar later pas lukte het en kwamen de papieren. We werden bij elkaar gebracht in de Inönü basisschool in Erzincan. Daar waren tientallen, misschien wel meer dan honderd mensen. Allemaal van mijn leeftijd, twintigers en dertigers, dorpsjongens die have en goed verlieten. Die dag van de keuring zou een keerpunt zijn in ons leven. Twee artsen en een fabrieksvertegenwoordiger uit Nederland onderzochten ons. İnanç Kutluer vertaalde voor ons. We waren naakt als bij onze geboorte. We schaamden ons en waren verlegen. Van tot top teen werden we onderzocht. We kregen een gezondheidsverklaring. Dezelfde controle werd vier dagen later in Ankara nog eens uitgevoerd. Daar waren twee Turkse en twee Nederlandse artsen die ons helemaal onderzochten. Er was geen probleem, we bleken helemaal gezond. We waren zo blij als schoolkinderen die over waren gegaan. Ik herinner me nog als de dag van gisteren hoe verdrietig twee mannen, die niet goedgekeurd waren, hun schouders lieten hangen. We kregen honderd lira toegestopt. Vijf dagen daarna werden we verwacht, dan zouden we op het vliegveld Esenboğa op het vliegtuig stappen. Zonder tijd te verliezen keerden we terug naar Erzincan om afscheid te nemen van vrouw en kinderen. Met een klein koffertje, vol verwachtingen, maar ook gespannen gingen we opnieuw naar Ankara. Een nacht verbleven we in het hotel dat men ons aanwees. Onze groep bestond uit mensen die in Nederland in een kippenfabriek zouden werken. We wisten dus wat voor werk ons te wachten stond. Ik vond het fijn dat er in onze groep nog drie mannen uit mijn dorp waren. De volgende dag vertrokken we met een enorm vliegtuig van de KLM naar Nederland. Wat zou het nieuwe leven voor ons in petto hebben? Het vliegtuig landde eerst in Rome. We begrepen dat daar ook gastarbeiders die in Nederland zouden werken instapten. Toen Kemal Altay naar Nederland ging was hij getrouwd en had hij vier kinderen. Dat er uit zijn dorp nog tien, twaalf mensen naar Europa gingen gaf hem vertrouwen. Al zijn schapen had hij verkocht. De opbrengst gaf hij aan zijn familie, het meeste geld kreeg hij niet eens. Zijn vrouw Hatay stond zowel achter de beslissing van haar man om naar Europa te gaan, als achter zijn beslissing om de schapen te verkopen, ze had het hem zelfs voorgesteld. Ze was ook niet bang om met vier kinderen alleen achter te blijven in 8 Turkse Zwollenaren Kemal Altay 9

het dorp. In het dorp helpt en steunt iedereen elkaar, dat weet ik. zegt ze. Bovendien zijn er tientallen vrouwen in het dorp in dezelfde situatie. Om acht uur s avonds landden we in Amsterdam. Op het vliegveld ontmoeten we İnanç Kutluer en zijn vrouw en een functionaris waarvan ik begreep dat het de personeelschef van het bedrijf was. Zij handelden de formaliteiten af en we gingen meteen een bus in. Het was jammer dat we de omgeving niet goed konden zien. Het Nederland waar we zo benieuwd naar waren zagen we niet, want het was donker. De bus bracht ons, na een paar keer gestopt te zijn om mensen eruit te laten, naar Kampen. We bleven over met vijfentwintig tot dertig personen. We gingen naar de Oudestraat. Ons pension stond in deze straat en er woonden al Turkse arbeiders die voor ons waren aangekomen. Zij waren eerst naar Oostenrijk gegaan maar om de een of andere reden waren ze naar Nederland gekomen of gehaald. Met ongeveer honderd mensen woonden we in dat pension. In elke kamer waren we met twee of drie man. Ze gaven ons een voorschot van veertig gulden. Met mijn dorpsgenoten Ismail Dağ, Süleyman Deniz en Haydar Karadağ verbleef ik in dezelfde kamer. Het eerste wat we de volgende dag deden was in Kampen rondkijken om Nederland bij daglicht te zien. De stad kwam ons wat klein voor, klein maar leuk, de lage huizen die op elkaar leken, de grachten, de smalle straatjes. Met die veertig gulden kochten we wat kleding: een broek met jasje en een wit overhemd. We hadden niet veel kleding van huis meegenomen. Toen kwam de grote dag: we gingen werken, bij Friki in Wezep. Meteen bij binnenkomst kwam ons een scherpe, vieze geur tegemoet. We wenden snel aan die lucht, we klaagden niet. Zoals we ook niet klaagden over het pension, we wenden snel aan ons nieuwe leven. Ze gaven me werk aan de band. Mijn werk bestond uit het verwijderen van de lever van de kippen. Het was me nooit te veel. In die tijd werden er per dag honderdduizend kippen geslacht en twintigduizend daarvan gingen door mijn handen. Ik was jong en sterk. Ik deed mijn werk met plezier. Ik heb dat werk precies twintig jaar gedaan. Twintig jaar zonder onderbreking heb ik de levers uit de kippen gehaald. Als ik eens ziek was konden twee mensen het werk nog niet aan dat ik alleen deed, het aantal kippen dat ik verwerkte haalden ze niet. Per week kregen we honderdvierentwintig gulden, daarvan ging veertig gulden naar het pension. Over het pension gesproken, er schiet me iets te binnen. Ons eten werd gemaakt door Turkse koks, in de tijd dat we er woonden waren er drie koks. Het eten was goed. Zo hadden we na het werk geen omkijken naar het eten. In het pension leefden we meestal rustig samen, soms was er irritatie. Op een keer was er een meningsverschil over het vasten, maar dat werd al snel vergeten. Toen iedereen elkaar wat beter leerde kennen, namen de irritaties af. We werkten hard, maar spaarden niet veel. In die tijd was alles veel goedkoper, maar toch hielden we geen geld over. Wat we verdienden stuurden we naar huis, hoe moesten we dan sparen? Friki werkte met contracten om de arbeiders aan zich te binden. Friki betaalde zelfs de vliegtickets voor de zomervakantie. Natuurlijk werd dat later weer van het salaris afgetrokken. In die tijd was het niet zo moeilijk als nu om werk te vinden. Er waren veel arbeiders die overstapten naar fabrieken die beter betaalden of waar de arbeidsvoorwaarden beter waren. Zo verruilde ook Kemal Altay Friki voor korte tijd voor een textielfabriek in Twente. Maar hij had het niet naar de zin en keerde al snel terug naar de kippenfabriek. Hij miste zijn vrienden, zijn werk en zijn stad. In juli 1974 haalde ik mijn vrouw en kinderen hiernaartoe. Alleen zijn is moeilijk. Ook voor mijn gezin was het moeilijk. Zij konden hier komen, of ik zou teruggaan. Tenslotte heb ik hen gehaald. Ik had in Zwolle in de Westerveldstraat een kleine woning gevonden. Een oud huis met een gaskachel. Er was een kleine keuken, geen bad en het toilet was buiten. We betaalden eenendertig gulden huur per maand. We woonden daar een poosje, daarna in de Pieter Steynstraat, de Palestrinalaan en tenslotte in dit kleine appartement. Voor ons tweeën is het hier groot genoeg. De kinderen groeiden op, er waren geen problemen. Mijn vrouw heeft ook twaalf jaar in dezelfde fabriek gewerkt. We gingen samen naar het werk. Met de trein naar Wezep en vandaar lopend naar de fabriek. Hatay en ik werkten op dezelfde afdeling, naast elkaar. Hatay mengt zich in het gesprek. Naast mij werkte een Nederlands meisje met een lichte handicap. Ik sprak geen Nederlands maar we begrepen elkaar een beetje. Ze hield veel van mij. We hoorden dat ze was omgekomen bij een verkeersongeval. Ik was heel, heel verdrietig. Haar moeder heeft ons uitgenodigd voor de begrafenis. Natuurlijk zijn we gegaan. Haar moeder die ik voor het eerst zag omhelsde me mijn dochter hield veel van je, ze mocht je graag, dank je wel zei ze. Ik wist niet of ik blij moest zijn of verdrietig. Ik omhelsde die vrouw stevig. Kemal Altay neemt weer het woord. De Nederlanders zijn goede, behulpzame mensen, ze staan steeds aan de kant van het goede. Ook al begrijpen we elkaar maar voor twintig procent, we kunnen voor honderd procent met elkaar opschieten. Ik heb eens tegen mijn chef gezegd: Hoewel we moslims en christenen zijn, kunnen we het toch goed met elkaar vinden. Hij werd boos. dat zeg je niet goed, zei hij, het mensdom is begonnen met Adam en Eva, in die tijd waren we allemaal broers. Discriminatie komt 10 Kemal Altay Kemal Altay 11

van onruststokers. Als er bloed gegeven moet worden aan een zieke, wordt er dan gekeken of het bloed van een christen of een moslim is? Hij heeft gelijk, daar wordt niet op gelet. Eigenlijk ben ik het wel met hem eens. Op een dag ben ik naar een kerkdienst geweest. Ik weet nog dat het een katholieke kerk was. Ik was benieuwd naar de kerk en de dienst. Man en vrouw zaten naast elkaar, iedereen was gekleed in nette kleren. Dat vond ik erg mooi. Wat zij deden deed ik ook. Met boeken in hun handen, wiegend naar links en rechts, zongen ze psalmen. Daarna werd er iets te eten uitgedeeld. Sommige dingen leken op wat Alevieten doen in de cem. Bij de cem wordt er bijvoorbeeld ook eten uitgedeeld, mannen en vrouwen zijn samen in één ruimte, ze bidden samen en doen de semah (religieuze dans). Het geloof is belangrijk voor mij. Ik probeer op dit moment de bijbel (hij laat het boek zien) te lezen en te begrijpen. Ik hou ook van de christelijke heiligen zoals Maria, Jezus en Mozes, ik respecteer ze. Volgens mij is democratie het cement van de Alevieten. Tolerantie en gelijkheid zijn belangrijk voor de Alevieten. Het mens-zijn komt op de eerste plaats. De Alevieten hadden eerst geen cem-huizen of verenigingen. Wij zeiden zelfs niet dat we Alevieten waren. De mensen voelden een leegte van binnen. De laatste jaren worden er verenigingen en cem-huizen opgericht en wordt die leegte langzaam gevuld. Ik heb geen rol gespeeld bij die ontwikkelingen, maar ik ondersteun ze en denk mee. Misschien kunnen nu de Alevitische rituelen zoals de cem, de vasten en Asure beter georganiseerd worden. Ik vind het erg belangrijk dat mensen hun eigen cultuur kunnen voortzetten. Ik heb er geen spijt van dat ik naar Nederland ben gekomen. Dat was goed zowel voor ons als voor de kinderen. Goed bekeken heeft Nederland ons en onze kinderen niet veranderd. Ik ben dezelfde persoon gebleven, ik ben niet veranderd. Mijn kleinkinderen zijn wat Nederlandser, hun Turks is niet zo goed. Dat zij zo, volgens mij doen ze het goed. Ze zoeken ons regelmatig op, dat is belangrijk. We hebben genoeg geld om rond te komen, we hebben te eten en te drinken, elk jaar gaan we naar Turkije, wat wil je nog meer. We blijven daar niet langer dan zes maanden. We missen onze kleinkinderen, onze buren en dit land. Er zijn twintig gezinnen in dit appartementengebouw, met iedereen kunnen we het goed vinden. Als we naar Turkije gaan geven we de sleutel aan de buren. Onze buren zijn goede mensen. Het grootste deel van onze tijd is voorbij, er rest nog weinig. De ouderdom is gekomen, het werk is gedaan. Voor de toekomst heb ik geen verwachtingen, als we gezond zijn is dat genoeg. Şerif Taşdan Erzincan, 1940 De ramen van de woonkamer van het nieuwe appartement aan de Klooienberglaan, waar Şerif Taşdan en zijn vrouw sinds een jaar wonen, bieden een weids uitzicht over het Zwarte Water. Voor het raam staan rijen plastic bekertjes met piepkleine tomaten- en paprikaplantjes. Over een paar weken zullen ze gepoot worden in de volkstuin van het echtpaar. In september 1971 kwam Şerif naar Nederland om te gaan werken bij Friki. In 1973 haalde hij zijn vrouw Sabriye en drie kinderen op. De oudste dochter trouwde dat jaar en bleef in Turkije. Het gezin ging in de Westerveldstraat wonen, later huurde het een flat aan de Assendorperdijk. In Nederland werd nog een vijfde kind geboren. Zijn vrouw heeft nooit buitenshuis gewerkt. Şerif Taşdan Şerif werkte in verschillende fabrieken. In 1992 begon hij voor zichzelf, hij opende samen met zijn dochter een bakkerij aan de Molenweg. Al na korte tijd verkocht hij de zaak omdat hij te weinig verstand bleek te hebben van het bakkersvak. Şerif Taşdan is een van de grondleggers van de Ulu moskee. Van 1976 tot 1980 was hij voorzitter, in de jaren negentig werd hij opnieuw in die functie gekozen. Şerif heeft alleen lagere school. Ook zijn kinderen hebben geen voortgezette opleiding. De kleinkinderen hebben wel doorgeleerd, één werkt op een bank, een ander is vliegtuigtechnicus. Voor hen heeft Şerif een plakboek gemaakt met foto s en verhalen uit zijn leven. In dat boek zit ook een certificaat van een computercursus die hij onlangs heeft gevolgd. Hij is van mening dat je nooit te oud bent om te leren. Ik ben naar Nederland gekomen om economische redenen. In Turkije zat ik in de handel, ik verkocht schoenen. De zaken gingen op een bepaald moment minder goed. Ik had vrienden die in Nederland en Duitsland werkten, zij hadden geld. Dat wilde ik ook. Ik heb mijn winkel verkocht en ben naar Nederland gegaan om een beetje geld te verdienen. Mijn vader was daar heel verdrietig om. Ook ik vond het heel moeilijk om weg te gaan en mijn vrouw, mijn kinderen, mijn vader en stiefmoeder achter te laten want ik had nog nooit in een vreemd land gewerkt. Maar het was nodig om 12 Kemal Altay Şerif Taşdan 13

economische redenen. Ik wilde mijn kinderen een goede toekomst geven. In onze cultuur dragen de ouders de kosten wanneer hun kinderen gaan trouwen. Dat kost veel geld. Tot op de dag van vandaag zijn we hier gebleven. Nu beleef ik de moeilijkste periode van mijn leven. We zijn een half jaar in Turkije en een half jaar hier. Als we in Turkije zijn bellen de kleinkinderen iedere keer op: wanneer komen jullie weer? Hier in Nederland is er niemand meer van mijn leeftijd, niemand die mij begrijpt, het zijn allemaal jonge mensen. Mijn oude vrienden zijn overleden of naar Turkije getrokken. Ik heb hier weinig te doen. Steeds thuis zitten is niets voor mij. Daarom heb ik een volkstuin gehuurd. Een hobby, daar ontspan ik van. Mijn gezondheid is ook niet heel goed, mijn bloeddruk is hoog en ik heb last van mijn hoofd. Ik kwam naar Nederland met een jaarcontract van Friki. Het werk was wel zwaar. Ik stond achter de lopende band en haalde de lever uit de kippen. Maar er werd niet gediscrimineerd. Ze gaven iedereen het werk dat hij aankon en keken niet of je Turk, Nederlander of Pakistan was of dat je zwart werkte. Op een gegeven moment was ik wel een beetje boos. Ik had me in mijn vinger gesneden en daar werd geen aandacht aan besteed. Maar ik had getekend voor een jaar en dat jaar moest ik afmaken. Daarna heb ik drie jaar bij een plasticfabriek in Kampen gewerkt. Toen weer een jaar bij Friki en daarna heb ik zeventien jaar bij de vleesfabriek van Meesters in Wijhe gewerkt. Mijn zoon is daar later chef geworden en ik werd assistent-ploegleider. De Nederlanders vroegen: waarom hebben jullie een buitenlander aangesteld als chef? De leiding zei: degenen die het beste dit werk kunnen doen, laten we het doen, het maakt niet uit waar iemand vandaan komt. Ik vind de Nederlandse cultuur prettig. In een trein bijvoorbeeld is iedereen heel rustig, men praat zacht of leest een boek. Er zijn hier veel dingen die het leven comfortabel maken. Zo zou het in alle landen moeten zijn. Het is in Nederland gemakkelijker om kinderen op te voeden dan in Turkije want er zijn meer mogelijkheden voor studie. Er zijn geen belemmeringen want de overheid financiert. Ik wilde dat mijn kinderen de acht uur per dag die ze vrij waren goed besteedden. Ik had een programma voor de kinderen gemaakt: een uur tv kijken, een uur buitenspelen, een uur praten met elkaar. In huis was het verboden om Nederlands te spreken. Dat leerden ze al op school. Goed Turks praten is belangrijk, dan hebben ze geen tolk nodig als ze naar Turkije gaan. Als ouders moet je tijd maken voor de kinderen. Hoe kun je je kinderen hun eigen cultuur leren als vader en moeder allebei werken? Helaas zijn er gezinnen waar de ouders geen tijd hebben voor de kinderen. In het begin was het moeilijk voor mij in Nederland vanwege de taal. Een vriend van me woonde in Twello en ik moest naar hem toe. Ik ging met de trein. In Deventer stapte ik uit en vroeg naar het adres. Het was het eerste jaar dat ik hier was en ik kende geen Nederlands. Dus heb ik het in het Turks gevraagd. Een Nederlandse man probeerde het uit te leggen, hij praatte en praatte, maar ik begreep hem niet. Hij maakte me duidelijk dat ik moest wachten. Hij heeft zijn auto opgehaald, liet me instappen en bracht me naar het adres van mijn vriend. Dat ben ik nooit vergeten. Ik heb het iedereen in Turkije verteld. Een beetje bang was ik wel, ik kende de man immers niet, waar zou hij me naartoe brengen? Er had van alles kunnen Şerif met familie gebeuren, nietwaar? Ik had de man om zijn adres willen vragen om hem later met een cadeautje of zo te kunnen bedanken, maar ik kon zelfs geen dankjewel zeggen in het Nederlands. Er zijn ook mensen die niet groeten en de andere kant opkijken als ze me tegenkomen. In het trappenhuis hier en ook wel op de volkstuin. Op het werk gebeurde dat soms ook. Ik pakte een keer een collega bij de arm en zei: we werken hier samen onder één dak, we zijn buren. Je hebt gelijk, zei die collega, sorry. Over de dokters in Nederland ben ik niet zo tevreden. Ik was een keer in de moskee toen mijn bloeddruk heel erg opliep. Ik ben toen meteen naar de dokter gegaan. Ik kon een afspraak maken voor de volgende dag. De volgende dag zou ik wel dood kunnen zijn. Ik had op dat moment een hoge bloeddruk, waarom werd die niet gemeten? Ik ben toen naar het ziekenhuis gegaan om daar mijn bloeddruk te laten meten. Nu heb ik zelf een bloeddrukmeter gekocht. Ik wilde ook naar het ziekenhuis om mijn hoofd te laten onderzoeken, maar ik kreeg geen verwijzing. De dokter zegt altijd: alles is in orde. Ik kwam in Nederland vlak voordat de ramadan zou beginnen. In ons pension in Kampen woonden vijfentachtig mannen, vijfendertig van hen waren van plan te vasten. Ik heb hun namen opgeschreven en ben met die lijst naar de personeelschef van Friki gegaan. Ik heb geregeld dat er voor het eten zou worden gezorgd bij het verbreken van de vasten en voor zonsopgang. Met twintig man hebben we uiteindelijk de hele maand gevast. Wij kregen voor het suikerfeest aan het eind van de ramadan van de fabriek een pakje cadeau met daarin snoepgoed en chocola. Ook werden we met een busje naar Deventer gebracht waar we konden bidden in een kerkzaal. 14 Şerif Taşdan Şerif Taşdan 15

Nadat ik bij Friki weg ben gegaan hebben we in 1973 hier in Zwolle een Islamcomité opgericht. De gemeente heeft ons een plek gegeven. In de Oranjeschool op de Eekwal waar nu de Mediamarkt staat, kregen we een ruimte toegewezen. We moesten deze met drie groepen moslims gebruiken, met de Surinamers, de Marokkanen en de Turken. De Surinamers spraken Nederlands, dat verstonden wij niet en zij verstonden ons niet. Dat was lastig, daarom zijn we uit elkaar gegaan. Wij hebben toen de Turkse Islamitische Vereniging opgericht. In 1978 hebben we een pand in Assendorp kunnen kopen voor onze eigen moskee. Ik heb iedereen lid van de vereniging gemaakt en geld ingezameld. Later is er een vrouwen- en een jeugdafdeling bij gekomen. In het begin hadden we geen imam. Twee mannen, Ekici en Küçükev, die hier ook als arbeiders waren gekomen, waren in Turkije imam geweest. Zij gingen voor in het gebed en lazen de koran. De dochter van Şerif in Erzincan na de aardbeving van 1992 Ik ben naar de gemeente gegaan om subsidie voor de moskee te vragen. De ambtenaar, meneer Tersteeg, zei: we geven alleen voor culturele activiteiten, de koran onderwijzen aan kinderen is geen culturele activiteit. Maar we verspreiden ook de Nederlandse en Turkse cultuur, zei ik. We organiseerden culturele avonden, gaven taalles en later ook computerles. Voor de jongerenvereniging heb ik bij de gemeente vijfendertigduizend gulden subsidie gekregen. Daarmee kochten we meubilair, een televisie en een videorecorder. Ook heb ik het Julianafonds aangeschreven en heb nog eens hetzelfde bedrag gekregen. We wilden activiteiten organiseren om de jongeren binnen te halen. Zij kwamen niet naar de moskee. We hebben ze gevraagd wat ze wilden. Ze wilden graag iets met sport. Er was in Zwolle al een Turkse voetbalclub genaamd 19 mei (de nationale sportdag), maar die club was niet meer actief vanwege financiële problemen. In overleg met de gemeente hebben wij in 1987 Ulu Spor kunnen oprichten. De naam paste bij Ulu moskee (Ulu betekent machtig, groot). Ik ben ook voorzitter geweest van de sportclub. We kregen subsidie en al het eerste jaar zijn we kampioen geworden. De club heeft nu verschillende teams. Door de sport konden we de jongeren bereiken en zorgen dat ze op het goede pad bleven. De jongeren van toen bidden nu ook en ze gaan op bedevaart. Zoals je ziet op deze foto s hebben we veel gedaan samen met Nederlanders. Met christenen en joden werkten we samen. Dat is nog steeds zo. Op feestdagen hebben we bijvoorbeeld gezamenlijke maaltijden. We leven hier in Nederland dus we moeten ook de Nederlandse cultuur leren kennen, dat is heel belangrijk In die tijd deed de Diyanet ( het Turkse presidium voor godsdienstzaken) nog niets voor ons. Zij kwamen pas ergens in de jaren tachtig. Jarenlang was ik lid van de Federatie van Turks- Nederlands Islamitische Culturele Verenigingen in Utrecht. Samen konden we dingen regelen. Op een gegeven moment stuurde de Diyanet ons imams uit Turkije. Wij moesten voor hen per maand duizend Deutsche Mark betalen en ook nog voor hun woonruimte zorgen. Dat was heel moeilijk op te brengen. Met de Federatie zijn we toen naar Turkije gegaan. We hebben voor de moskee gezorgd, zorgen jullie nu voor de imams, zeiden we. De imam wordt nu door de Diyanet betaald. In Zwolle hebben we samen met de andere moslims gezorgd voor de islamitische begraafplaats op de Kranenburg. Degenen die niet in Turkije begraven kunnen of willen worden, kunnen hier begraven worden. In 1987 besloot de Tweede Kamer de oproep tot gebed vanuit moskeeën toe te staan en gelijk te stellen aan klokgelui. In 1990 heeft Şerif in zijn hoedanigheid van voorzitter een verzoek bij de gemeente ingediend om op vrijdag op te mogen roepen tot het gebed. Enkele buurtbewoners kwamen in actie en riepen de buurt op massaal bezwaar aan te tekenen tegen de geluidsversterking. Ik ben naar de gemeente gegaan en heb hen uitgelegd dat ik respect heb voor alle religies. Dat in mijn land ook kerken zijn en dat ik geen last heb van de klokken op zondag. Wat hebben jullie weinig geduld, heb ik gezegd. Maar één keer per week op vrijdagmiddag drie minuten onze oproep tot gebed is al te veel. Het was moeilijk om dit de gemeente goed uit te leggen. Ik heb er een tolk bijgehaald, maar die wist te weinig van de religie om het duidelijk te kunnen maken. We hebben helaas nooit de ezan kunnen houden. Eigenlijk hadden we er wel recht op, maar het is nooit gebeurd. Mij is wel eens gezegd dat ik veel wil. Ik vind dat ik niet veel vraag, alleen maar dat waar ik recht op heb. Şerif Taşdan is drie keer op bedevaart naar Mekka geweest. De tweede keer was hij door de Diyanet aangesteld als reisleider voor de Nederlandse Turken. Toen het westen van Turkije in 2000 getroffen werd door een aardbeving, heeft hij zich ook ingezet voor hulp aan de slachtoffers. Er werd een inzamelingsactie in Zwolle gehouden en met het geld werd voedsel gekocht, een deel werd besteed aan een 16 Şerif Taşdan Şerif Taşdan 17

gezondheidscentrum. Şerifs geboorteplaats Erzincan was in 1992 ook al getroffen door een aardbeving. Het huis van Şerifs oudste dochter is daarbij verwoest. Ik ben heel tevreden over mijn komst naar Nederland. Hier heb ik iets kunnen betekenen wat ik in Turkije niet had kunnen doen. Daar was ik niet zo actief, ik was jong en ik was de hele dag druk met mijn schoenenzaak. Hier had ik vrije tijd en die heb ik altijd goed gebruikt. Een dag heeft vierentwintig uur. Je slaapt acht uur, je werkt acht uur, dan blijft er nog acht uur over. In het café zat ik nooit. Ik heb steeds gekeken hoe ik kon helpen en wat ik kon doen voor de gemeenschap. Geld verdienen stond voor mij niet op de voorgrond. Ik ging naar bijeenkomsten en vergaderingen om ideeën uit te wisselen. Ik heb mezelf geleerd om in het openbaar te spreken. Iemand zei eens tegen me: ze zouden jou minister van Buitenlandse Zaken moeten maken. Je bent zo goed in het voeren van de dialoog. Ik heb respect voor alle godsdiensten. Een mens is een mens, ik zie geen verschil. Als je je voor de gemeenschap inzet moet je geen onderscheid maken. Als je iedereen als gelijke behandelt, houdt iedereen van je, dan heb je succes. Er zijn in Zwolle ook Alevieten. Ik respecteer hen ook. Ik zal ook nooit tegen iemand zeggen: waarom bid je niet? Bidden doe je voor jezelf, alleen aan Allah ben je verantwoording schuldig. Nuri Bakaryıldız Kayseri 1942 Gasten die bij de familie Bakaryıldız op bezoek komen worden vriendelijk verzocht de schoenen uit te trekken. Ze hoeven niet op kousenvoeten de kamer binnen te gaan want ze krijgen een paar pantoffels aangereikt; een Turkse traditie die door de familie in ere wordt gehouden. Nuri leidt de gast voorkomend naar binnen en verzekert zich ervan dat deze comfortabel zit. Met zijn vrouw Müzeyyen woont hij in een ruime bungalow in het Aapark in Zwolle. Nuri was een van de eerste gastarbeiders die naar Zwolle kwam en hij werd een succesvol zakenman. Zijn naam is een Nuri Bakaryildiz met echtgenote Müzeyyen en zoon Ilker begrip in de stad. Wekelijks adverteerde hij met zijn autowasstraat in de Peperbus. De autobezitter wiens kenteken op de foto stond kon een gratis wasbeurt voor zijn auto krijgen. Het was één van de vele ideeën die Nuri hielp zijn zaken goed te laten draaien. Service en klantvriendelijkheid deden de rest. Al jong was ik bezig met kopen en verkopen. Ik ben opgegroeid in Ankara. Toen ik zes jaar was ging mijn vader voor zaken terug naar mijn geboorteplaats Kayseri. Hij bleef een hele poos weg. In die tijd waren zelf geknoopte tapijten aan de muur in de mode, wij hadden die ook. Op een gegeven moment merkte ik dat er steeds tapijten verdwenen. Mijn moeder verkocht ze om aan geld te komen. Oh, dacht ik, zo kun je dus geld verdienen. Ik ben in een kraampje op de markt gaan werken. Zes jaar oud was ik en ik moest op sinaasappelkistjes staan om bij de weegschaal te kunnen. In Turkije was het normaal dat jonge kinderen werkten, je werd heel anders volwassen dan hier. Ik heb naast school altijd gewerkt. Mijn cijfers waren maar net voldoende omdat ik nooit tijd had om huiswerk te maken. Met mijn boeken onder de arm ging ik zo van school naar het werk. Het geld dat ik verdiende was voor mijn moeder. Mijn vader kwam niet terug, hij bleek overleden te zijn in Kayseri. Ik heb mijn moeder altijd financieel geholpen. Toen ze hertrouwde en haar man ziek werd, 18 Şerif Taşdan Nuri Bakaryıldız 19

onderhield ik hem ook. Ook ander familieleden steunde ik. Een neefje heeft later op mijn kosten aan de universiteit Twente gestudeerd en is ingenieur geworden. Na de middelbare school, een soort MTS, werd ik taxichauffeur. Je moest daarvoor een technische opleiding hebben want professionele chauffeurs moesten zelf hun auto kunnen repareren. Dat was noodzaak, de auto s waren oud, de jongste taxi was toch zeker vijf jaar. Het was mijn ideaal om een groot taxibedrijf op te zetten naar Amerikaans voorbeeld, met van die yellow cars. Ik ben gek op Amerikaanse auto s. Een Chevrolet bouwjaar 1956 vind ik het mooiste, aan dat type heb ik veel goede herinneringen. Op 8 maart 1965 kwam ik naar Nederland. Je kunt wel zeggen dat ik bezeten was van geld verdienen. Ik wilde een auto kopen en dan terug naar Turkije. Eerst werkte ik in een machinefabriek in Hengelo, later kwam ik in Wapenveld bij de papierfabriek terecht. Het werk beviel niet. Het was eentonig en saai en ik was niet gewend aan afgesloten ruimtes, in Turkije was ik altijd buiten. Het loon in de papierfabriek was wel erg goed. In de drieploegendienst verdiende ik honderd tweeënvijftig gulden netto per week. Ik had spijt dat ik naar Nederland gekomen was. Ik kende de taal niet en miste kennis van de cultuur. Eén van de dingen die ik vreemd vond hier waren vrouwen op de fiets. Dat waren we in Turkije niet gewend. De hekelende, satirische grapjes die mensen tegen me maakten vond ik verschrikkelijk. Iemand vroeg me: hebben jullie eigenlijk ook auto s in Turkije? Ik zei: nee, we hebben geen auto s, we rijden op kamelen, als je deh zegt, loopt hij, als je chus zegt, stopt hij. Drie dagen later zei die man: jullie hebben wel auto s. Hoe kan zo iemand zo n vraag stellen? Een man met een hoge functie nog wel Hij was betrokken bij de bouw van de grote brug over de IJssel. Om te pesten was het, dat voelde ik. Een andere keer vroeg iemand me in een bar: wat zeggen jullie tegen een lantaarnpaal? Elektrik diregi, antwoordde In de winkel van de benzinepomp ik. O, zei hij, wij zeggen niets tegen een lantaarnpaal. Als je zulke grapjes maakt tegen iemand die de taal niet goed kent, win je altijd. Het is vernederend en het zorgt voor afstand. In Turkije zou je nooit zulke dingen zeggen tegen een gast. Gastvrijheid is heel belangrijk voor ons, als je in een dorp bent en je hebt honger, dan geeft men je brood. In die tijd was ik ook geïrriteerd door een ander kwestie. Ik werkte bij een betonfabriek en ik had een idee ontwikkeld om een machine te verbeteren waardoor het werk in de drieploegendienst met vierentwintig man personeel minder kon worden gedaan. Ik had een perspectieftekening op A5 gemaakt. Technisch tekenen was het enige vak waarin ik op school goede cijfers had gehaald omdat je er geen huiswerk voor hoefde te doen. Het idee werd gebruikt maar ik heb er niks voor gekregen. Boos ben ik uit Nederland naar Londen vertrokken. Ik ging als bordenwasser en als ober werken, tot ik ruzie kreeg met de bazin van het restaurant omdat ik zei dat Londen vies was en Nederland schoner. Kennissen in Zwolle vroegen ook of ik terug wilde komen. Dat heb ik gedaan en toen is mijn derde leven begonnen. In Zwolle werkte Nuri voor verschillende bazen en bedrijven. Hij was betrokken bij de oprichting van het Turks Cultureel Centrum, deed de meest uiteenlopende cursussen en verbeterde zijn Nederlands. Toen hij net in Nederland was leerde hij veel van de kinderen die in zijn straat speelden. Later gebruikte hij woordenboeken. Omdat er geen Turks-Nederlandse woordenboek bestond, moest hij een woord eerst opzoeken in een Turks-Engels en daarna in een Engels-Nederlands woordenboek. Zijn woordenschat groeide. Maar om de grammatica onder de knie te krijgen was er meer nodig. De tweeëntachtig jarige katholieke Zuster Laurence, die hij via via had leren kennen, leerde hem hoe de zinsopbouw in elkaar zat en hoe hij gebruik kon maken van t Kofschip. Nuri met klanten bij de pomp aan de Heinoseweg 20 Nuri Bakaryıldız Nuri wilde graag eigen baas worden, onafhankelijk zijn en uiteindelijk lukte hem dat ook. Op 30 april 1974 opende hij zijn eigen benzinepompstation aan de Heinoseweg. Nuri Bakaryıldız 21

Ik had als bediende gewerkt bij de pomp aan de Diezerpoortenplas en later ben ik tot bedrijfsleider opgeklommen bij een benzinepomp aan de Brink. Ik had daar de omzet flink omhoog gebracht en daarom gunde de oliemaatschappij mij een eigen pomp. Ze gaven me een renteloze lening. In 1982 opende ik ook een autowasstraat, een paar jaar later kwamen er pompen bij in Kampen en wasstraten in andere plaatsen. Eerlijkheid vind ik belangrijk bij het zaken doen, ik heb nog nooit iemand bedrogen. Ik hou wel van geld verdienen, maar hebberig ben ik niet. Ik denk sociaal en vind dat anderen ook mee moeten kunnen doen. Verschillende jongens die bij mij werkten heb ik op weg geholpen met het opzetten van een eigen zaak. In de jaren negentig heb ik mijn bedrijven verkocht. Mijn gezondheid was niet goed, ik had maag- en hartproblemen en ik vond het ook niet meer lonend. Te veel administratie, te veel uren werken, maar vooral: de problemen met het personeel. Als baas heb je niks te vertellen. Het personeel wordt heel erg beschermd en soms is dat ten onrechte. Ik had een Nederlandse jongen in dienst die aan de pomp werkte. Als hij dienst had gehad, was er regelmatig een tekort van honderd gulden. Na drie keer sprak ik hem erop aan. Hij gaf toe dat hij problemen had thuis. Ik vond dat hij niet in orde was en dat hij daarom niet goed kon functioneren en stuurde hem met ziekteverlof. Daar was ik voor verzekerd. De volgende dag had ik een brief in de bus van zijn advocaat. Ik zou hem ten onrechte hebben ontslagen. Ik vind dat onrechtvaardig. Jongens die net uit Turkije komen accepteren makkelijker dat jij de baas bent. Maar na een paar jaar zijn zij ook anders. Na de verkoop van zijn bedrijven deed Nuri vier jaar niets. Hij genoot van de mooie reizen die hij samen met zijn vrouw maakte naar Noord Afrika en naar Europese landen. In 1971 was hij getrouwd met de twaalf jaar jongere Múzeyyen uit Giresun aan de Zwarte Zee. Voor mijn trouwen had ik wel Nederlandse vriendinnen gehad. Er was sprake van cultuurverschillen, bijvoorbeeld op het gebied van geld. Ze wilden het inkomen beheren en ik zou zakgeld krijgen. In zulke dingen botste het. Ik wilde trouwen met een vrouw uit Turkije. De zus van Müzeyyen is de vrouw van mijn broer, zij gaf mij het advies om met Müzeyyen te trouwen. Ik had haar wel eens ontmoet maar toen zat ze nog op de lagere school. Ik naar Giresun om haar te zien. In negen dagen heb ik haar gezien, haar hand gevraagd en de bruiloft georganiseerd. Sneller kan haast niet. Ze droeg een hoofddoek, dat moest van haar vader. Ik ben niet gewend aan vrouwen met een hoofddoek. Kijk, daar hangt de foto van mijn moeder, zij droeg er ook geen. Müzeyyen deed de hoofddoek buiten af en bij de deur van haar ouderlijk huis deed ze hem weer op voor haar vader. In Nederland heeft ze zelfs nog een minirok gedragen. In Zwolle gingen Nuri en zijn jonge vrouw in een flat aan de Beethovenlaan wonen. Müzeyyen zegt dat het voor haar in het begin heel moeilijk was, ze was eenzaam. Later hielp ze haar man regelmatig in de winkel bij de pomp. Müzeyyens worsteling met de Nederlandse taal inspireerde haar man tot het schrijven van een boek met de titel Verbeter uw Nederlands. Nuri s leerboekje is officieel goedgekeurd door de universiteit van Leiden. Nuri hoopt dat er binnenkort weer een boek van hem zal verschijnen: zijn in het Nederlands geschreven autobiografie van driehonderdzesenzestig pagina s waar hij de afgelopen vier jaar aan gewerkt heeft. Nuri de Turk, zal het waarschijnlijk gaan heten, met in de ondertitel het woord: succes. Het schrijven van zijn autobiografie is een van de projecten die hij aanpakte na de verkoop van zijn bedrijven. Want hij is geen man om niets te doen, dan slaat de verveling toe. Hij pakte ook nieuwe zakelijke projecten op. Zo is hij bezig geweest met de verkoop van een compleet vuilverwerkingssysteem aan Turkije. Het is hem niet gelukt, men vond het product te prijzig en er was geduchte concurrentie. Maar er speelde volgens Nuri ook nog iets anders mee, de manier van zakendoen in Turkije is anders en ik was dat ontgroeid. Hier is men een Pietje precies, alles moet op tijd, daar is men royaal met de tijd. In zaken ben ik toch meer Nederlander dan Turk. Privé is het fifty-fifty. Bij Turken ben ik Turk, bij Nederlanders Nederlander. Nuri s zoon Ilker ( geboren in 1989) trad in de voetsporen van zijn vader met de keus voor een studie International Business Mangement in Groningen. Ilker, die bij het gesprek is komen zitten, beantwoordt de vraag of zijn vader hem daarin heeft gestimuleerd negatief. Mijn vader wilde dat ik watermanagement zou doen, maar ik wilde de handel in. Dat wilde ik al van jongs af aan en ik vind dat je moet doen wat je leuk vindt. Nuri: Mij was watermanagement geadviseerd omdat daar toekomst in zit, het grootste deel van de wereld bestaat uit water. Ilker ziet het als een voordeel dat hij twee culturen van dichtbij kent. Mijn vader heeft me de Turkse normen en waarden meegegeven, maar ik ben in Nederland opgegroeid. Daardoor zie ik twee denkwijzen, twee manieren om handel te drijven. In de handel is oog hebben voor cultuur heel belangrijk, dat zorgt ervoor dat je de mensen op een goede manier kunt aanspreken. Kleine dingen maken of je succesvol kunt zijn. Als je elkaar niet begrijpt kun je geen zaken doen. Nuri ziet dat de generatie van zijn zoon vernederlandst is. Ze hebben betere banen dan hun vaders, ze kennen de taal en de cultuur. Discriminatie is er nog steeds, maar die is nu meer gecamoufleerd. Er blijft altijd een verschil, maar dat is geen probleem. We leven kort, wat heb je aan onrust? De wereld heb je geleend van je kinderen. De mooiste spot die ik op de Nederlandse tv zag dateert van een tijdje geleden. Een zwart en een wit kindje spelen samen met als motto: als je samen kunt spelen, kun je ook samen leven. Daar kan ik me helemaal in vinden. 22 Nuri Bakaryıldız Nuri Bakaryıldız 23

Gastarbeiders In de jaren zestig van de vorige eeuw ontstond er in Nederland in verschillende bedrijfstakken een groot tekort aan ongeschoolde arbeidskrachten. De snelle economische ontwikkeling na de Tweede Wereldoorlog had de vraag naar arbeidskrachten sterk doen stijgen. Het bedrijfsleven, dat in Nederland niet genoeg personeel kon vinden, richtte de blik op landen met een overschot aan jonge mannen. In eerste instantie werden mensen geworven in Zuid Europa, daarna zocht men naar goedkope en tijdelijke arbeidskrachten in islamitische landen als Turkije en Marokko. In 1964 sloot Nederland een wervingsovereenkomsten met Turkije. De eerste gastarbeiders kwamen uit de grote steden van Turkije, latere migranten kwamen vaak uit Anatolië en het gebied van de Zwarte Zee. In Turkije waren veel kleine boeren en landarbeiders in de jaren vijftig van de vorige eeuw hun middelen van bestaan kwijtgeraakt en naar de grote steden getrokken. Velen verdienden er slechts een karige boterham met tijdelijk werk of als handelaar. Gastarbeid in Europa bood een welkome mogelijkheid om aan de armoede te ontsnappen. De mannen kwamen aanvankelijk alleen langs officiële weg, op uitnodiging van bedrijven, naar Nederland, maar al snel bemiddelden Turkse werknemers zelf ook wanneer er nieuwe arbeidskrachten nodig waren. Familieleden en dorpsgenoten konden zo delen in de mogelijkheden die Nederland bood. De meeste Turkse arbeiders kwamen om zo snel mogelijk en zo veel mogelijk geld te verdienen. Niet alleen om het gezin en de familie in Turkije te onderhouden, maar ook om hun droom om ooit een eigen zaak, winkel of bedrijf te bezitten in het vaderland te kunnen realiseren. Veel Turken waren bereid sneller en langer te werken dan wettelijk was toegestaan. Een aantal gastarbeiders, met name van de allereerste lichting, keerde daadwerkelijk terug naar Turkije, maar de meesten vestigden zich voorgoed in Nederland. zijn gezin naar Nederland te laten overkomen. Ook hun echtgenotes drongen daar vaak op aan, ze hadden al te lang in hun eentje het gezin draaiend moeten zien te houden; de mannen moesten hun plichten als echtgenoot en vader weer op zich nemen. Toen duidelijk werd dat de Turkse gemeenschap in Nederland zou blijven, werden allerlei organisaties op maatschappelijk, cultureel, politiek en religieus terrein opgericht. De Nederlandse overheid financierde een deel van hen. Veel mensen hebben de keus om zich definitief in Nederland te vestigen niet bewust gemaakt. Steeds leefde op de achtergrond het idee: ooit gaan we terug. De Turkse gastarbeiders die zich vanaf de jaren zestig in Zwolle vestigden werkten aanvankelijk vooral bij kippenslachterij Friki in Wezep en bij Van Gelder Papierfabriek in Wapenveld. De steenfabriek in Windesheim wierf zelf mensen in Turkije. De directeur van de fabriek wilde dat later niet meer, hij vond het mensonterend om mensen uit te zoeken op basis van hun lichamelijke kracht. Velen van hen kwamen uit het oosten van Turkije (Erzincan, Erzurum en Gaziantep). Aan het werk bij Friki In 1973 maakte de oliecrisis een eind aan de vraag naar ongeschoolde arbeiders. De gastarbeiders begonnen overbodig te worden, maar teruggestuurd werden ze niet. Voor nieuwe migranten werden de grenzen wel gesloten. De meeste mannen wilden hun rechten in Nederland niet opgeven voor een onzeker bestaan in Turkije. De politieke en economische situatie in Turkije was in die jaren ronduit slecht. Het sparen in Nederland was ook minder gemakkelijk gegaan dan verwacht en het ontbrak de meeste mannen nog steeds aan voldoende middelen om een eigen zaak op te zetten. Het wonen in pensions was ook niet ideaal. Daarom koos vrijwel iedereen ervoor om 24 Gastarbeiders Gastarbeiders 25

Semra Schuurman-Örsçek Izmir 1943 Semra Schuurman was de eerste Turkse vrouw die in Zwolle kwam wonen. Ze was niet gekomen om te werken, ze kwam vanwege de liefde. Met haar schouderlange blonde haar, witte broek en lichte make-up oogt ze jonger dan haar kalenderleeftijd. Ze woont met haar man in de buurt van de Agnietenplas in Zwolle. In de woonkamer staan veel foto s van kinderen en familie, aan de wand enkele zelfgeschilderde stillevens, op de televisie is een Turks muziekprogramma te zien. Semra is een bekende persoon voor veel Turkse Semra Schuurman Zwollenaren. Samen met haar Nederlandse man Gerard, die een administratiekantoor had, stond ze klaar om landgenoten die om hulp vroegen te helpen. Sinds ze zestien jaar geleden ziek werd, doet ze het wat kalmer aan, maar haar mooie grote tuin onderhoudt ze nog zelf. Achterin, naast een kleine moestuin, staat een hok met het konijntje van haar kleinzoon op wie ze past. Semra s dochter studeerde Turks aan de universiteit van Leiden en werkt momenteel in Ankara als sociaal attaché. Ze woont daar nu met haar Turkse man en twee kinderen. Haar zoon heeft een eigen zaak. Semra praat graag, ze zegt het zelf ook. Vooral maatschappelijke onderwerpen houden haar bezig: de situatie in het Midden- Oosten, de positie van de moslims in Nederland. Ze volgt de ontwikkelingen kritisch. Mijn broer was in 1964 voor een Franse firma naar Nederland gekomen om een gasleiding aan te leggen bij Dalfsen. De Turkse jongens gingen vaak naar café Piet. Daar ontmoette mijn broer de familie Schuurman. Hij kreeg verkering met hun dochter. Wij Turken zijn trots op ons land en willen het graag laten zien. Dus nodigde mijn broer zijn schoonfamilie uit om ons in Turkije te bezoeken. Mijn schoonzus kwam samen met haar broer en zus. Mijn man was die broer. Volgens hem werd hij meteen verliefd op me. Op 17 maart 1966 zijn we getrouwd en op 13 april zijn we samen met de trein naar Nederland gegaan. In München moesten we overstappen. In onze coupe zat een man met een houten koffer. Ik denk dat hij naar het Westen reisde om werk te zoeken. Zijn koffer ging open, hij had daarin brood, kaas en misschien ook olijven, dat weet ik niet meer precies. Hij bood mij eerst iets aan. Die man, zo vol hoop, ik zie hem nog voor me. Wat zou er van hem terecht gekomen zijn? Ach, misschien is hij wel heel blij en gelukkig geworden. Toen ik die gastarbeiders zag in de trein vroeg ik me af of het zo slecht ging met Turkije dat we naar het buitenland moesten voor werk. Je kunt zeggen wat je wilt van Erdogan, maar nu hebben ze het in Turkije ook goed. Semra is opgegroeid in het kosmopolitische Izmir. Haar ouders waren moslims uit Thessaloniki in Griekenland die naar Turkije waren verhuisd. Haar vader had, in de woorden van Semra, een Ottomaanse opvoeding gehad. Hij was een heer. Volgens Semra had hij veel respect voor haar moeder, ook omdat zij de koran uit haar hoofd kende. Hij bezat zelf niet die vaardigheid. Semra s vader was aannemer van beroep, het gezin had het goed. Haar vader stierf al op jonge leeftijd en haar oudste broer nam de vaderrol op zich. Semra vond hem conservatiever dan haar vader. Van hem mocht ze niet studeren nadat ze het lise (algemene middelbare school) had afgerond. Trouwen met een Nederlander mocht ze wel. Haar broers hadden vertrouwen in Gerard Schuurman. Semra s leven had zich tot dan grotendeels thuis afgespeeld, op een reisje naar Istanbul na was ze nooit ergens anders geweest. Soms dacht ik: waar ben ik aan begonnen? Het leek wel of ik in een droom terecht was gekomen. Nederland was niet zoals ik me had voorgesteld. Ik dacht dat hier alles mogelijk was, maar dat was niet zo. Europa was niet het Europa zoals ik het me had voorgesteld. Het was mijn grote wens om te studeren. Maar in Zwolle was geen universiteit en ik kende de taal niet. Dat ging dus niet. Later heb ik de MAVO nog wel gedaan. Ik moest ook vechten voor mezelf. Een buurmeisje ging trouwen en haar moeder zei tegen me: Leuk hè, in een witte jurk. Dat hebben jullie in Turkije niet. Ik meteen naar huis om mijn trouwfoto, met mij in witte bruidsjurk, te halen. Je werd gezien als iemand uit een derdewereldland, maar ik kwam uit Izmir, een stad met internationale allure. Wij volgden bijvoorbeeld de mode op de voet. Maar als Turkse migrant moest je je plaats weten en niet te veel zeggen. Je moest luisteren. Semra vertelt dat ze zich vaak geraakt voelt door de manier waarop er over Turken en moslims geschreven en gesproken wordt in de media. Discriminatie maakt haar boos. Onlangs maakte ze mee dat ze niet geholpen werd in een bekend Zwols café omdat haar schoonzuster een hoofddoek droeg. Men vond dat geen passende kledij. Semra heeft er melding van gemaakt. In de jaren zestig toen Semra naar Nederland kwam was er sprake van woningnood. Semra s man kon geen huurhuis vinden en kocht een woning op de Pierik. Maar dat huis was nog niet beschikbaar, zo woonden we een half jaar bij mijn schoonouders in de Celebesstraat. Later op de Pierik woonden we samen met mijn broer en zijn vrouw. Wij woonden op de begane grond en zij op de eerste etage. Op de overloop hadden 26 Semra Schuurman-Örsçek Semra Schuurman-Örsçek 27

we een keukentje voor hen gemaakt. De douche moesten we delen. Die had mijn man er nog zelf in gemaakt. In veel huizen was helemaal geen douche. Ik had geen wasmachine en ging altijd de was doen bij mijn schoonouders. Ik ging te voet naar hen toe. Op een keer zag ik Turkse vrouwen bij het zwembad op de Turfmarkt. Ik sprak ze aan, want ik wilde graag in contact komen met landgenoten. Ik moest toch wat te doen hebben. Die vrouwen woonden helemaal in Epe. In het zwembad kon je toen douchen als je dat thuis niet kon. Iemand vertelde me dat er een Turks gezin in Nijverdal woonde dat daar in de textielindustrie werkte. Wij daar naartoe. Het bleek te gaan om een echtpaar zonder kinderen met wie we bevriend raakten. Ook op de markt kwamen we regelmatig Turken tegen die bij de papierfabriek in Wapenveld werkten. Zo leerden we steeds meer mensen kennen. Ik begon soms voor hen te tolken. Zelf heb ik min of meer spelenderwijs Nederlands geleerd. Op een gegeven moment wilde ik op cursus maar daar konden ze me niet helpen. Mijn woordenschat was wel groot, maar ze vonden dat ik krom praatte. Met mijn kinderen sprak ik ook Nederlands. Vroeger kreeg je het advies van de school om dat te doen zodat de kinderen geen taalachterstand zouden oplopen. Maar mijn kinderen hebben daardoor bepaalde dingen verkeerd geleerd. In het begin waren er bijna geen vrouwen, ik zat dus altijd tussen de mannen. Mijn broer vond dat maar niks. Als je zo gek bent op Turken, waarom ben je dan naar Nederland gekomen? vroeg hij me op een keer. Mijn man hielp ook. Hij schreef bijvoorbeeld brieven aan allerlei Nederlandse instanties. De mannen lieten me de brieven zien van hun vrouwen uit Turkije. We zitten hier met de kinderen, wanneer kom je ons ophalen? schreven ze. Om hun vrouw over te kunnen laten komen moesten ze een huis hebben. Ik ging met hen mee naar de woningbouwvereniging om te tolken. Als hun gezin hier was ging ik er naartoe. Soms kon ik hen aan spullen helpen die Nederlandse kennissen over hadden. Iedereen die hulp nodig had wist ons te vinden. Ik werd regelmatig gebeld door het ziekenhuis met de vraag of ik kon komen wanneer ze Turkse patiënten hadden die de taal niet spraken. Ook voor de vrouwen tolkte ik vaak. Op het consultatiebureau was een speciaal spreekuur voor Turkse vrouwen waar ik als tolk optrad. Op een keer belde een man mij op. Zijn vrouw moest bevallen en volgens hem wilde de vroedvrouw niet komen. Ik ernaartoe. Ondertussen was er ook iemand van de woningbouwvereniging gekomen. Die Turkse man bleek steeds het verkeerde telefoonnummer gebeld te hebben. Hij had niet het nummer van de vroedvrouw gedraaid, maar dat van de woningbouwvereniging. Die hadden iemand gestuurd om te kijken wat er aan de hand was, zo vaak had hij gebeld. Omstreeks 1980 begon de Turkse gemeenschap in Zwolle Op het consultatiebureau, Straussplein zich te organiseren. De Stichting Buitenlandse Werknemers uit Deventer had daarbij een voortrekkersrol. Er werd een Turks Comité Buitenlandse Werknemers gevormd en Semra werd door de Turkse Zwollenaren tot voorzitter gekozen. Een bijzondere keuze waar niet iedereen zich in kon vinden. Sommige mannen vonden dat een vrouw geen voorzitter kon zijn. Semra besloot af te treden om tweedracht te voorkomen. De Deventer Stichting kwam met een oplossing, er werd een vrouwencomité opgericht en daarvan kon Semra wel voorzitter zijn. Na enige tijd legde Semra ook die functie neer. Om de betrokkenheid van de vrouwen van de gastarbeiders te vergroten leek het haar verstandiger dat iemand voorzitter werd die beter aansloot bij de groep. Het Turks Comité organiseerde cursussen voor de vrouwen. Er waren lessen Nederlands, alfabetisering en naailessen. De cursussen vonden plaats in het Trefcentrum in de Diezerpoort aan de Holtenbroekerweg. Via Nederlandse vrouwenverenigingen werden Nederlandse vrijwilligers geworven om taallessen te verzorgen. Een deel van deze vrouwen was politiek actief, sommigen voor de PvdA, maar er waren ook VVD ers bij. Semra had geprobeerd om de Turkse vrouwen te overtuigen van het nut van Nederlandse taallessen. Ze dacht dat de vrouwen wel begrepen dat ze de taal moesten leren zodat ze zichzelf zouden kunnen redden. Maar op de eerste les kwam er bijna niemand. Dus ging Semra de vrouwen opzoeken. De een zei dat ze niet kon omdat ze bezoek had dan neem je die maar mee, was Semra s oplossing. Een ander was ziek, heb je een afspraak bij de dokter gemaakt? vroeg Semra. Nee? dan kun je wel hier komen. Ik chanteerde ze een beetje door te zeggen dat ik niet meer zou helpen als ze niet kwamen, maar het werkte wel. 28 Semra Schuurman-Örsçek Semra Schuurman-Örsçek 29

Naailes in het Trefcentrum Semra deed er alles aan om de contacten tussen Nederlandse en Turkse vrouwen te stimuleren. Dat vond ze belangrijk voor de integratie. De Nederlandse vrouwen leerden hun cursisten niet alleen de taal, maar ze vertelden ook over Nederlandse gewoonten. Er werd Sinterklaas gevierd zodat de mensen begrepen wat het feest inhield. Ook waren er Nederlanders die de klompendans demonstreerden. Tijdens de lessen nam vaak iemand een Nederlands gerecht mee. Op de laatste bijeenkomst van het seizoen kookten de Turkse vrouwen. Het liep prima, aldus Semra. Maar toen bedacht men dat er geprofessionaliseerd moest worden. Toen kwam er ineens zo n vrouw de vrijwilligers vertellen hoe ze met Turken moesten omgaan. Terwijl ze elkaar al jarenlang kenden. Volgens Semra liep Zwolle voorop als het om cursussen ging en om de contacten met Nederlanders. Dat merkte ze wanneer ze landelijke bijeenkomsten in Utrecht bezocht. Volgens haar kwam dat doordat de groep in Zwolle relatief klein was. Ze herinnert zich nog levendig dat Turkse kinderen meededen aan de activiteiten en de optocht toen in 1980 gevierd werd dat Zwolle zevenhonderdvijftig jaar stadsrechten had. De contacten met de gemeente waren goed. Maandelijks vergaderde het Turks Comité met mensen van het welzijnswerk, de woningstichting en de vreemdelingenpolitie in het gebouw van de welzijnsinstelling in de Koestraat. De lijnen waren kort. Problemen konden snel worden opgelost. Huisvesting was een belangrijk aandachtspunt. Een jongere die trouwde met een partner uit Turkije had woonruimte nodig om een verblijfsvergunning te krijgen. De gemeente Zwolle accepteerde daarbij ook de ouderlijke woning als passende woonruimte voor het jonge stel, mits die groot genoeg was. Niet overal waren de gemeenten zo gemakkelijk, aldus Semra. Volgens Semra waren in het begin alle Zwolse Turken één. Het maakte niet uit of iemand soenniet was of aleviet, Turk of Koerd. Op bruiloften werd de hele gemeenschap uitgenodigd. Pas later, toen er steeds meer mensen kwamen, had men elkaar niet meer nodig en ging men zich richten op de eigen groep. Semra was zelf soennitisch, maar dat speelde geen rol in de contacten. Haar positie in de Turkse gemeenschap was een bijzondere. Ik werd vaak meer als man dan als vrouw behandeld. Op een keer was ik samen met mijn man en nog een echtpaar uitgenodigd bij een Turks gezin. Ik was de enige vrouw aan tafel. Ik ging de keuken in om te kijken waar de anderen bleven. Tot mijn verbazing zag ik de vrouwen op de grond zitten eten. Ik voelde me wat gekwetst omdat ze mij niet hadden gevraagd. De vrouwen vonden dat ze mij niet in de keuken konden laten zitten. In hun ogen hoorde ik meer bij de mannengemeenschap. Als het nodig was kwam Semra op voor de vrouwen. Vrouwen zeiden soms tegen een agressieve man: ik zal het aan Semra abla (oudere zus) vertellen. Een vrouw die na de vakantie door haar man was achtergelaten in Turkije belde mij op. Ze kon geen kant op want haar man had haar paspoort meegenomen naar Nederland. Ik naar het huis van die man. Hij was niet thuis, ik heb een brief door de bus gedaan waarin ik schreef: haar paspoort breng je naar mij. Als je het niet doet ga ik naar de politie. Achteraf denk ik, ik leek zelf de politie wel. Maar hij heeft het paspoort toch naar mij gebracht. Een andere keer kwam er een echtpaar bij ons op bezoek. De vrouw had twee bont en blauwe ogen. Ze wees naar haar man: dat heeft hij gedaan. Mijn man stond toen op en ging voor hem staan en zei Wat ben jij een kleine man, als je wilt vechten, doe het dan met een man. Zo n zwakke vrouw sla je niet. Die man heeft het nooit weer gedaan. Volgens Semra deden zich niet zo vaak dat soort problemen voor, over het algemeen waren de mannen van de eerste generatie niet gewelddadig. Wat wel vaak voorkwam waren buitenechtelijke relaties. Mannen die getrouwd waren met een vrouw in Turkije gingen hier met een Nederlandse vriendin bij vrienden op bezoek. Dat vond ik niet kunnen. Ik heb meteen gezegd: mooie Turkse cultuur hebben jullie. Soms voelt Semra spijt dat ze naar Nederland is gekomen. Niet vanwege haar gezin, in de huiselijke sfeer is ze gelukkig. Maar ze maakt zich zorgen om de toekomst. Mensen vragen me wel eens: ze zullen ons er toch niet uitzetten? Ik heb altijd gezegd: nee, dat doen ze niet. Maar tegenwoordig weet ik het niet meer. Ik woon hier al vijfenveertig jaar en ik hou van Nederland. Maar men geeft ons het gevoel dat dit ons land niet is. Dan vraag je je wel eens af wat je hier eigenlijk doet. Maar terug kan ik niet. Voor mij is Turkije een vreemd land geworden. 30 Semra Schuurman-Örsçek Semra Schuurman-Örsçek 31

Ahmet Binici Nazilli 1944 Ahmet Binici was in Zwolle betrokken bij het Turks Cultureel Centrum, bij Ulu Spor, het tijdschrift Tanım en een aantal stichtingen. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij de oprichting en ontwikkeling van diverse organisaties. We ontmoeten Ahmet in het wijkcentrum Holtenbroek. Ik heb de middelbare school niet helemaal afgemaakt. Dat wijt ik aan de problemen thuis, de hardheid van mijn leraren en mijn voorliefde voor het voetbal. Toen ik zestien, zeventien jaar was ben ik begonnen met werken bij Sümerbank (een grote Turkse onderneming) en met Ahmet Binici trainen voor het voetbalelftal van Sümerbank. Van mijn eerste maandloon betaalde ik de hypotheek van de winkel van mijn vader en kocht ik wat spullen voor het huis. Ik deed dat zonder dat mijn vader er van wist. Mijn vader was erg boos toen hij dat ontdekte en hij joeg me het huis uit. Tot ik in militaire dienst moest verbleef ik in een andere stad in een pension voor arbeiders. Nadat ik uit dienst kwam ben ik eerst hetzelfde werk gaan doen, later heb ik mijn werk opgezegd en ben professioneel gaan voetballen bij Nazillispor en Muğlaspor. Ik was inmiddels zesentwintig jaar en ik begreep dat ik niet altijd door kon gaan met voetballen. Ik heb me ingeschreven bij het arbeidsbureau om in Nederland te gaan werken. Daar zocht men mensen om in de textiel te werken. Er kwam een positief antwoord van het arbeidsbureau. Hij werd opgeroepen om een test te doen op het gebied van textiel en werkvaardigheden. Daarna werd hij voor een medische keuring naar Ankara gestuurd. Ahmet ontmoette daar andere arbeiders die naar het buitenland zouden gaan. Zonder naar Nazilli terug te keren vertrok hij met de KLM vanaf vliegveld Esenboğa naar Nederland. In Amsterdam werden we met een autobus van het vliegveld afgehaald, er was een tolk uit Adana en ook de personeels- chef van het bedrijf was er bij. Het was avond en mijn hart maakte een sprongetje toen ik langs de weg verlichtte voetbalvelden zag en mensen die op de groene velden trainden. Kon ik daar maar bij zijn, kon ik daar maar voetballen dacht ik bij mezelf. Bij elk verlicht veld dat ik zag hoopte ik dat het onze plaats van bestemming was, maar iedere keer gingen we verder. Was onze bestemming een dorp, een stad? Het is vast een achtergebleven gebied waar niet zulke groene, verlichtte sportvelden zijn, dacht ik. Tenslotte kwamen we in Almelo bij een oud pension, een vroegere fabriek, waar we ons settelden. Het pension hoorde bij de Twentse Textielfabriek. We zaten met acht man op een kamer. Ons eten werd gemaakt door een Turkse kok. Het bad, het toilet en de keuken gebruikten we gezamenlijk. Het leek wel een ziekenhuis, een steenkoud gebouw. In het pension woonden allemaal Turken en ook in de fabriek werkten veel Turkse arbeiders. De fabriek bood ons een contract aan van een jaar met een proeftijd van twee maanden. Ik werkte daar een jaar braaf en zonder klagen. Maar ik hield niet van het werk en ook niet van de werksfeer. Hoe kon ik er ook van houden, het was een ongezonde omgeving, stoffig werk en we kregen weinig betaald. We verdienden afhankelijk van de ploeg waarin we werkten: in de ochtendploeg was het vijftig, de middagploeg vijfenzeventig en de nachtploeg honderdtien gulden per week. Elke woensdag kregen we ons geld. Op donderdag overspoelden we het postkantoor om het geld naar onze familie in Turkije te sturen. Bijna geen van de Turken had een rijbewijs, daarom kocht iedereen een bromfiets, een mobilette. Het leek wel alsof we een gemotoriseerde eenheid waren. Die winter nam ik twee autorijlessen, maar ik ging er niet mee door omdat ik het te duur vond. Ik wist een betere manier. Ik kocht voor honderdvijfentwintig gulden een oude auto om mezelf te leren autorijden. Met horten en stoten leerde ik rijden. Tenslotte kreeg ik er plezier in. Op een zondag kwamen er vrienden uit Rijssen, we kropen met zijn allen in mijn wagentje om naar Amsterdam te gaan. Vrolijk gingen we de snelweg op, midden op de drukke weg ging de kabel van het gaspedaal kapot. Met moeite losten we het probleem op en gingen opnieuw op weg. Toen gingen alle lampen van de auto uit en even later hield de politie ons aan, zonder rijbewijs en zonder paspoort! Die politiemannen waren goede mensen, ze werden niet boos en vernederden ons niet. Ze sleepten onze auto naar Barneveld en namen ons in hun eigen auto mee naar Amsterdam. Een maand later kreeg ik een boete van honderdvijftig gulden. Eigenlijk was het geen boete, het waren de kosten van de vernietiging van de auto. Voor mij was het ook leergeld. Direct nadat zijn contract bij de Twentse Textielfabriek was afgelopen ging Ahmet Binici naar Van Gelder Papierfabriek in Wapenveld. Ahmets voetbalvrienden in Almelo werkten daar en vroegen hem bij hen te komen. Net als zijn vrienden ging hij wonen in het pension in de Wilhelminastraat in Zwolle. Beheerder Ahmet Bilkoç gaf hem een kamer met twee rustige mannen met wie hij het goed zou kunnen vinden. Lang is hij 32 Ahmet Binici Ahmet Binici 33

niet in het pension gebleven, hij had andere plannen. Hij huurde een woning in de Frans Halsstraat voor tachtig gulden per maand. Ik richtte het huis in met tweedehands meubels. Al werkte ik in de ploegendienst, toch voetbalde ik ook bij ZAC. Natuurlijk kon ik daar niet lang mee doorgaan. Ik haalde mijn rijbewijs en kocht meteen een Opel Record. Ik had mijn rijbewijs nog maar achttien dagen toen ik met vakantie naar Turkije ging. Ik had een huis, een baan, een auto, wat bleef er nog te wensen over? Ik wilde trouwen, maar wist niet met wie, er was niemand om mee te trouwen. In de streek waar ik vandaan kwam gingen we op zoek naar een mogelijke bruid. Op een paar plaatsen ontmoeten we een meisje, maar ik vond geen van de meisjes leuk. Tenslotte stelde mijn zus een meisje voor. Ze was de dochter van de buurman. We gingen erheen, ik zag het meisje, vond haar leuk, we praatten met elkaar, konden het met elkaar vinden en zo geschiedde. Na een korte verloving van zes weken trouwden we en vertrokken we naar Nederland. Ik was alleen weggegaan en ik kwam als deel van een stel terug. Binnen twee jaar kregen we een dochter en een zoon. In 1975 verhuisden we naar de Albert Cuypstraat, vanaf die dag wonen we daar, nu al weer zesendertig jaar. Omdat het zo dicht bij de stad is zijn we er blijven wonen. We geven weinig om luxe en mijn vrouw heeft het er naar haar zin. In de jaren zeventig hield de stichting IJssel Vecht Delta zich bezig met de sociale en culturele behoeften van migranten. Het was een gemeentelijke instelling. Om de Turken te kunnen vertegenwoordigen naar de gemeente, de werkgevers en andere organisaties werd het Turks Cultureel Centrum opgericht. Ik zat ook in die organisatie en droeg verschillende ideeën aan. Elke maand was er een vergadering met een comité van de gemeente waar we onze problemen konden voorleggen. In die tijd waren onze zorgen en problemen heel anders dan tegenwoordig. Elke zondag kwam er iemand met een projector uit Enschede en dan werd er een Turkse film vertoond. Daar kwamen heel wat mensen op af. In die tijd hadden we nog geen video en er waren geen Turkse televisiekanalen. Voor het gebed op de feestdagen haalden we een hoca uit Kampen en later uit Almelo. We hebben zelfs nog werk gezocht voor een hoca die zich in Zwolle vestigde. In het begin deden we het gebed in de onderste ruimte van het Trefcentrum. Binici zette zijn voetballiefde voort in Zwolle. Met een groep vrienden uit de buurt bleef hij voetballen. Ze kregen het idee om een voetbalclub te vormen. Het voorstel werd positief ontvangen door zowel het Turks Cultureel Centrum als door de gemeentelijke commissie. Ze kregen een startbijdrage van drieëntwintighonderd gulden. Binici ging samen met Cevat Özdemir naar een sportzaak en kocht alles wat nodig was voor een voetbalclub. De club kreeg de naam 19 mei en ze werden ingeschreven in de amateurcompetitie. Enige tijd later scheidde de voetbalclub zich af van het Turks Cultureel Centrum. Later werd Binici vrijwilliger en bestuurder bij Ulu Spor. Ik hou er niet van om niets te doen te hebben en geen doel te hebben. Bezig zijn, iets voor elkaar krijgen is goed. Fotografie is mijn hobby, ik heb een groot dia-archief. Thuis heb ik een donkere kamer waar ik mijn negatieven afdruk. Tijdens bijeenkomsten en op bijzondere dagen was ik altijd de fotograaf, ik heb zelfs voor een tijdschrift gewerkt. Nu doe ik het niet veel meer. We brachten in Zwolle een tijdschrift uit getiteld Umut (hoop). We schreven over onderwerpen die interessant waren voor de mensen hier. Dat was geen gemakkelijk werk. Er waren toen nog geen computers zoals nu. Na Umut brachten we het tijdschrift Tanım uit, dat een wat bredere opzet had. Het bleef langer bestaan en had meer inhoud. Naast nieuws en informatie brachten we ook cultuur, kunst en literatuur. Ik typte stukken, was fotograaf en samen met de eindredactie deed ik de eindopmaak. Het kostte veel tijd, maar we deden het met plezier. Het is een mooie herinnering. Ik weet niet goed of ik blij moet zijn dat ik naar Nederland ben gekomen. Ik zeg soms tegen mezelf dat het goed is dat ik hier woon. Ik kon niet doorgaan als voetballer in mijn vaderland en Sümerbank bestaat niet meer. Maar soms bekruipen me andere gedachten. Ik voel me als een droog blad in de wind. Net als ik zijn mijn voorouders door de wind van hot naar her geblazen. Mijn voorvaderen zijn in de Osmaanse tijd van Karaman naar Kosovo verbannen. Mijn opa is in Kosovo geboren, mijn vader in Istanbul. Mijn vader heeft zich in Nazilli gevestigd en daar ben ik geboren. Ik ben naar Nederland gemigreerd, mijn kinderen zijn hier geboren. Waar kom ik eigenlijk vandaan? Ik ben Turk, Nederlander, een wereldburger. Maar dat is niet wat pijn doet. Het doet mij verdriet dat ik niet bij mijn familie ben, waar vind ik mijn ooms, mijn neven? In Karaman, in Kosovo, in Istanbul of in Nazilli? Het is een leven in ballingschap, ik zie mezelf als een economische balling. We kunnen niet terug, en dat is niet alleen vanwege onze kinderen en kleinkinderen. Ook Turkije vindt het fijn dat we in Europa wonen en wil niet dat we terug komen. Wat Nederland wil begrijp ik niet goed. Terug? Blijven? In de zomer zijn we in Turkije, in de winter in Zwolle. Als je het van een afstand bekijkt lijkt het een mooi leven, maar dat is in feite niet zo. Dat heen en weer gaan heeft niet mijn voorkeur. We zijn net trekvogels, we trekken niet voor ons plezier, het zijn de omstandigheden die ons daartoe dwingen. We zijn eigenlijk vreemden in twee landen. 34 Ahmet Binici Ahmet Binici 35

Islam Vrijwel alle gastarbeiders die vanuit Turkije naar Nederland kwamen waren moslim. Moslims geloven in één God, Allah. Hij wordt gezien als de schepper van de hemelen en de aarde en van alles wat zich er tussen bevindt. De betekenis van het Arabische woord islam is totale overgave aan Allah. Volgens moslims is de islam de vervolmaking van alle religies. Het Jodendom en het Christendom worden gezien als eerdere manifestaties van de ene ware religie, het monotheïsme van de islam. Vooor de moslims is Jezus niet de zoon van God, maar een profeet. Voor hen is Mohammed de laatste en belangrijkste profeet, hij is de gezant van God. Mohammed leefde van 570 tot 632 in het huidige Saoedi-Arabië en kreeg openbaringen van Allah, die later opgetekend werden in de koran. Naast de koran zijn de overleveringen en verhalen over de profeet Mohammed een belangrijke bron van religieuze kennis. Gelovigen dienen te leven volgens de vijf zuilen van de islam. Deze bestaan uit de geloofsbelijdenis, het gebed dat vijf keer per dag verricht moet worden, het geven van liefdadigheidsbelasting, vasten in de maand Ramadan en het volbrengen van de bedevaart naar Mekka. Daarnaast zijn er tal van regels en voorschriften die vrijwel elk gebied van het leven beslaan. Vrijdag is voor moslims de belangrijkste dag van de week, ze komen dan bijeen in de moskee om samen het gebed te verrichten en te luisteren naar een preek. Een alevitische cem in Zwolle Binnen de islam zijn er twee richtingen: de soennieten en de sjiieten. De meerderheid van de moslims (vijfentachtig procent) is soenniet. Sjiieten, aanhangers van Mohammeds schoonzoon Ali, wonen vooral in Iran en Irak. De twee stromingen verschillen vooral van mening over de manier waarop vorm moet worden gegeven aan het leiderschap binnen de gemeenschap. Turkse Nederlanders zijn overwegend soennitisch. Maar een grote minderheid, een kwart tot een derde, is Aleviet. Zij worden gerekend tot de sjiieten. Behalve islamitische en christelijke elementen, zijn er elementen uit het sjamanisme (natuurgodsdienst) terug te vinden in het Alevtisme. Alevieten leven niet volgens de gebruikelijke islamitische regels. Ze vasten niet tijdens de Ramadan maar op andere dagen, ook gaan ze niet naar de moskee, maar houden op gezette tijden religieuze bijeenkomsten die cem worden genoemd. In hun humanistische filosofie staat de mens centraal. Vrijdaggebed in de Ulu moskee in Holtenbroek De Zwolse soennitische Turken zijn verenigd in de Ulu moskee. De Alevieten hebben de Turks Alevitische Culturele Vereniging Zwolle opgericht. Er zijn ook veel Turkse Zwollenaren die niet aangesloten zijn bij een religieuze vereniging. 36 Islam Islam 37